Darwin en karma
Is er een verband tussen de evolutieleer en het concept karma?
Van zodra de naam Darwin
genoemd wordt, weet iedereen dat het over de evolutietheorie gaat.
Het volgende zinnetje dat door ieders hoofd gaat is ‘the
survival of the fittest’,
wat niet zelden vertaald wordt als ‘de wet van de sterkste’.
Charles Darwin had het oorspronkelijk over ‘the
survival of the best fitting’
waarmee hij bedoelde dat wie het best was aangepast aan de heersende
of de veranderende levensomstandigheden, het meest kans had om te
overleven. Een invloedrijke tijdgenoot van hem verbasterde dit tot
‘the survival of
the fittest’ daarmee
suggererend dat de meest fitte en sterke exemplaren van een soort het
meest kans maakten om te overleven. En dit opende de weg voor nog
meer misvattingen, zoals de legitimatie van theorieën over rassen-
en klassensuperioriteit.
Nochtans
had Darwin het bij het rechte eind met zijn oorspronkelijke
formulering: de kern van de evolutieleer draait om
aanpassingsvermogen, niet om de mate van kracht of vitaliteit op
zich. Een zeer plastisch voorbeeld hiervan zien we in totalitaire
samenlevingen:
Samenlevingen die geregeerd
worden door een dictatoriale alleenheerser en zijn acolieten, worden
gekenmerkt door een heersende klasse die vooral uitblinkt in
agressie, corruptie en gebrek aan empathie. Zij maken het meest kans
om te overleven, zolang hun alleenheerschappij overeind blijft
tenminste. Maar zijn dat de meest vitale mensen in hun samenleving?
Zijn zij de sterksten? Het gaat vrijwel altijd om mensen met een
psychische handicap (gebrek aan empathie!) en ernstige
persoonlijkheidsstoornissen zoals paranoia, grootheidswaanzin en
psychopate neigingen. Dit alles gaat zeer vaak gepaard met een
decadente levensstijl en alle bijbehorende lichamelijke kwalen en
zwakheden. Door hun manier van zijn, zijn ze echter het best
aangepast aan functioneren aan de top van een repressief systeem.
Diezelfde samenlevingen worden
gekenmerkt door een groot percentage aan volgzame mensen die zich
aanpassen aan en neerleggen bij het onrecht. Daardoor maken ze het
meest kans om te overleven. Ook zij zijn niet de sterkste en de
meest fitte elementen uit die samenleving maar de best aangepaste.
De sterkste en meest vitale
onderdanen van een dictatoriaal regime, zijn diegenen die intelligent
en moedig genoeg zijn om het onrecht aan te klagen en die fit genoeg
zijn om hier ook fysiek tegen in opstand te komen. Zij maken echter
weinig kans om te overleven, want ze worden systematisch vervolgd
door de heersende klasse. Enkel in de zeldzame gevallen dat een
dergelijk regime omver wordt geworpen, maken de sterke en geestelijk
fitte mensen die de revolutie overleven meer kans om te overleven en
nakomelingen op de wereld te zetten. Op dat ogenblik zijn zij het
best aangepast aan de nieuwe situatie, daar waar ze voordien de minst
aangepasten waren met de kleinste overlevingskans.
Als
we het hier over Darwiniaanse evolutie hebben, dan gaat het wel
degelijk over het aanpassingsvermogen van de mens, niet over zijn
fysieke kracht, agressie en /of vitaliteit. Dat een agressieve
menselijke ingesteldheid tot evolutionair voordeel zou leiden, is een
grove misvatting. Elk voordeel op korte termijn dat hier soms het
gevolg van is, is de voorbode van gigantische nadelen op lange
termijn. Belangrijk hierbij dat een duurtijd van enkele eeuwen
binnen het begrip ‘korte termijn’ valt als we het over de
evolutie van langlevende soorten hebben. Met lange termijn wordt
hier op minstens enkele duizenden jaren bedoeld. Met deze opmerking
in gedachten kunnen we helderder kijken naar wat er de voorbije paar
duizend jaar is in gang gezet, namelijk het ontstaan van
imperialistische, kapitalistische, patriarchaal geleide samenlevingen
die zowel de andere menselijke samenlevingsvormen onmogelijk maken
als het met respect samenleven met de andere levensvormen op aarde.
Resultaat: de mensheid loopt het risico zichzelf te vernietigen en in
zijn val het gros van al het andere leven op aarde mee te sleuren.
Voorbeelden hiervan zijn:
De
oorlogen die steeds vernietigender van karakter worden, met als
apocalyptisch beeld bij uitstek het gebruik van kernwapens, waardoor
de wereld op slag onleefbaar zou worden voor de meeste soorten die
nu bestaan, de mens inbegrepen.
De
extreme wereldwijde milieuvervuiling en habitatvernietiging waarmee
we het onszelf onmogelijk dreigen te maken om op lange termijn als
soort te blijven floreren.
De
mensheid is even goed onderhevig aan natuurlijke selectie als alle
andere levensvormen op aarde, Tezelfdertijd speelt de mens ten
opzichte van veel van de andere levende wezens in onze huidige tijd
een erg bepalende rol: zij die zich het best weten aan te passen aan
hoe wij de wereld inrichten, maken momenteel immers de meeste kans om
te overleven. Wat dat betreft is de mens uitgegroeid van een klein
radertje tot een groot tandwiel in het functioneringsmechanisme van
het Aardewezen.
Maar
als het over evolutie en selectie gaat binnen de menselijke
populatie, dan gaat het al lang niet enkel meer over louter
lichamelijke kenmerken en de achterliggende genetica. De selectieve
druk ligt bij ons vooral op gedragskenmerken en ingesteldheid, op
cultuurelementen dus. De genetische basis hiervoor is hierbij niet
de meest bepalende factor omdat deze bij de meeste mensen zodanig
breed is dat er een zeer breed spectrum aan mogelijke gedragspatronen
tot uitdrukking kunnen komen, zowel deze die op een egoïstische en
asociale ingesteldheid gebaseerd zijn als deze die respect,
solidariteit en altruïsme als basis hebben. Wat tot uitdrukking
komt en wat niet, wordt grotendeels bepaald door de cultuur waarin
men opgroeit en de individuele ervaringen die men opdoet.
Dit
wil overigens niet zeggen dat er geen genetische kenmerken zouden
zijn waarop natuurlijke selectie van toepassing zou zijn. Ik denk
hier bv aan autisme, hoogsensitiviteit en aan psychopathie. Deze
extreme vormen van anders functioneren dan de gemiddelde mens, hebben
wel degelijk een genetische basis en hierop weegt de natuurlijke
selectie.
Op korte termijn (pakweg de
voorbije tienduizend jaar) heeft de natuurlijke selectie in het
voordeel gespeeld van psychopathie en in het nadeel van
hoogsensitiviteit. Hiërarchisch georganiseerde patriarchale
maatschappijvormen worden in veel gevallen geleid door mensen met een
psychopate persoonlijkheidsstructuur. Zij kennen zichzelf allerlei
voordelen toe variërend van exclusieve materiële welstand tot het
alleenrecht op voortplanting. Maar op lange termijn wordt hierdoor
het sociale weefsel zodanig ontwricht dat samenleven en samenwerken
onmogelijk dreigt te worden en er terug dringend nood is aan empathie
om als groep te kunnen overleven. Komt daarbovenop nog het gebrek
aan respect voor het leefmilieu en de andere levensvormen die eigen
is aan psychopathie en dan zien we dat dit leidt tot een gigantisch
evolutionair nadeel op lange termijn.
Wat hoogsensitiviteit betreft
zien we de tegenovergestelde dynamiek: honderdduizenden jaren lang
was deze menselijke eigenschap evolutionair voordelig.
Hooggevoeligen zijn immers beter in staat om samen te werken en om
intuïtief contact te houden met groepsleden die zich op verre
afstand bevinden dan de gemiddelde mens. Onder de patriarchale
régimes van de laatste tienduizend jaar, vormt de ingesteldheid van
hoogsensitieve mensen echter een bedreiging voor de gevestigde
hiërarchieën en het bijbehorende korte-termijndenken dat tot
uitputting van de aardse hulpbronnen leidt naast nog heel wat andere
negatieve gevolgen. Bijgevolg komen hoogsensitieven vaak in de hoek
te staan waar de klappen vallen. Recent is er echter een tendens die
weer in de omgekeerde richting gaat, omdat hoogsensitiviteit nu
eenmaal een voordeel is bij het oplossen van de wereldwijde problemen
die veroorzaakt zijn door de dominantie van door psychopaten geleide
culturen.
Het
is ook niet zo dat de natuurlijke selectie gebeurt ten opzichte van
ofwel cultureel bepaalde patronen ofwel genetische aanleg. Er is een
grote interactie tussen de twee. Twee voorbeelden:
Mensen
met autisme zijn genetisch in de onmogelijkheid om met heftige
emoties om te gaan. Ze ontwikkelen daardoor allerlei strategieën
om emotionele confrontaties te vermijden en installeren als het ware
een emotie-afschermende cocon. Hierdoor kunnen ze blijven
functioneren in situaties waarin andere mensen door hun emoties
overmand zouden worden.
Naarmate een samenleving meer niches creëert waarin deze manier
van functioneren een voordeel is, halen meer autisten voordeel uit
hun afwijkende functionaliteit. Typische sociale niches die hen
voordeel bieden zijn het leger, waar ze het houvast van starre
regels krijgen, administratieve jobs waarbij even starre regels
gevolgd moeten worden, wetenschappelijk onderzoek en topchirurgie.
Bij de laatste twee zijn emoties ongewenst omdat ze de rationele
denkprocessen verstoren en in beide gevallen is er daarenboven
waardering voor obsessieve interesses in een erg afgebakend
vakgebied.
In
de oorspronkelijke kleinschalige samenlevingen waar iedereen elkaar
kende en nodig had, werd psychopathie niet geduld. Mensen die met
deze eigenschap geboren werden, pasten zich noodgedwongen aan de
heersende normen en waarden aan, zo niet werden ze uitgestoten.
Hierdoor kwam hun psychopathie ook minder tot uitdrukking.
Mijn
persoonlijke definitie van karma is: je trekt datgene aan wat je
nodig hebt om te blijven evolueren. Dit kan gaan over stimulansen en
kansen, om mogelijkheden die jou de kans bieden iets nieuws bij te
leren of je ergens verder in te bekwamen. Maar even goed gaat het om
het aantrekken van confrontaties waardoor je genoodzaakt wordt om de
draad terug op te pikken van leerprocessen waarop je geblokkeerd was.
Karma zorgt ervoor dat we niet kunnen blijven stilstaan en
voortdurend blijven evolueren. Hierbij gaat het zowel om louter
aardse thema’s zoals leren met het lichaam omgaan en het
overlevingsinstinct ontwikkelen, als om zeer Wezenlijke thema’s
zoals de ontplooien van de intuïtie, het ontwikkelen van
creativiteit en het opbouwen van kennis.
Wat
de mensheid als geheel vanuit karmisch oogpunt aantrekt is de kans en
de stimulans om ontwikkelingen door te maken op aarde. De aarde
biedt ons kansen van diverse aard: de louter aardegebonden
kwaliteiten die we hier kunnen ontwikkelen zijn voor heel veel Wezens
nieuw en vormen dus een karmische uitdaging; de mogelijkheid om
Wezenlijke kwaliteiten neer te zetten op aarde, geeft een nieuwe
dimensie aan wat we in Wezen reeds aan vaardigheden en kennis hadden
ontwikkeld voordat we ons met de aarde verbonden. Creativiteit is
hierbij de drijvende kracht. Ook het ontwikkelen van die
creativiteit vormt een karmische uitdaging. De karmisch gestuurde
groeiprocessen van individuele mensen, vormen de motor achter de
evolutie van de mensheid als geheel.
Terug
naar Darwin. Welke mensentypes hebben het meest persoonlijk succes
en geven dus het gemakkelijkst hun genen en hun cultuur door aan de
volgende generaties? Een eerste categorie zijn de mensen die
beantwoorden aan de van cultuur tot cultuur verschillende normen voor
schoonheid en vitaliteit. Een tweede categorie zijn diegenen die in
staat zijn om leiding te geven in moeilijke omstandigheden of die een
imago creëren waar een uitstraling van kracht, superioriteit en
macht aan vast hangt. Zij hoeven er niet eens goed uit te zie (al is
dat ook een pluspunt), als ze de schijn maar kunnen ophouden van
rijkdom, macht en invloed, komen ze wel aan de bak. Dat laatste is
een typisch fenomeen van recente tijden. En tenslotte heb je de
mensen die uitblinken in Wezenlijke ontwikkeling op creatief, sociaal
en/of intellectueel vlak. Bij deze categorie verdwijnen de
uiterlijke kenmerken soms helemaal op de achtergrond zonder dat dit
afbreuk doet aan hun aantrekkelijkheid als partner, al geldt ook voor
hen dat conform zijn aan de heersende schoonheidsnormen een pluspunt
is.
De
natuurlijke selectie ondersteunt op lange termijn de karmische
leerprocessen die van zuiver aardse aard zijn. Schoonheidsnormen
zijn weliswaar lang niet altijd identiek aan deze voor gezondheid en
lichamelijke vitaliteit, maar dat wordt er wel onbewust op
geprojecteerd. Deze normen evolueren overigens mee met de mate waarin
onze kennis over lichamelijke gezondheid groeit.
Het middeleeuwse
schoonheidsideaal van een bleke huid – wat wees op voldoende
welstand om niet in de zon te hoeven werken – is bv al lang
verlaten, evenals het ideaal van de extreem magere vrouw uit de
vorige eeuw. De huidige normen komen dichter bij deze die op
gezondheid wijzen: een slanke, gespierde lichaamsbouw met een
huidskleur die duidt op voldoende tijd die in de buitenlucht wordt
doorgebracht.
Mensen
met leidinggevende kwaliteiten zijn vaak de trekkers van
maatschappelijke evoluties die ieders ontwikkelingskansen ten goede
komen.
Narcisten,
machiavellisten en psychopaten die een schijn van kracht en
leiderschap neerzetten (ondanks vaak erg weinig inhoud) kunnen op
korte termijn bogen op een groot voortplantingssucces en ook hun
ingesteldheid gaat er op grote schaal in als zoete koek. Op lange
termijn echter dragen ze slechts bij tot de potentiële
zelfvernietiging van de mensheid. Vanuit de karmische wetmatigheden
bekeken gaat hun korte-termijnsucces hand in hand met het karmisch
aantrekken van confronterende leerprocessen. Een voorbeeld:
Een veelvoorkomend karmisch
leerproces dat louter met de integratie van onze aardse kant te maken
heeft, is het leren accepteren van en omgaan met grenzen. Elk
menselijk en ander Wezen heeft in oorsprong de ervaring gehad een
deel te zijn van een Groot Geheel en heeft daarbij een verweven
bewustzijn ervaren waarin geen sprake was van grenzen. Als mens op
aarde functioneren, is daarentegen een erg moeizame bedoening indien
je niet over een besef van eigen grenzen beschikt. Het karmisch
aantrekken van een levenssituatie waarin je gedomineerd wordt door
een narcist die jouw grenzen niet respecteert, staat ten dienste van
het aanpakken van dit groeiproces. Een narcist is iemand die tijdens
vorige incarnaties evenmin voldoende besef van zijn eigen grenzen had
en daardoor zodanig vaak aan de slachtofferkant van de samenleving
terechtkwam dat hij een schaduwdeelpersoonlijkheid heeft opgebouwd
die nu zelf wil domineren. De positieve intentie van deze Schaduw is
het slachtofferschap te doorbreken. In zijn huidige incarnatie maakt
hij deze positieve intentie waar door zelf te domineren. Maar
daarmee lost hij zijn probleem nog niet op; dat kan immers pas als
hij zijn karmisch leerproces aangaat en op een verantwoorde manier
met zijn eigen grenzen en die van anderen leert omgaan. Dit
leerproces houdt een traject in dat meerdere opeenvolgende levens in
beslag kan nemen. Zowel de narcist als zijn slachtoffer worden door
de confrontatie met elkaar met hetzelfde leerthema geconfronteerd.
Het feit dat ze elkaar aantrekken is in die zin karmisch.
Ook
bij karma geldt in het bovenstaande geval dat wat op korte termijn
voordelen lijkt op te leveren, leidt tot problemen op lange termijn.
En deze problemen moeten vroeg of laat aangepakt worden. Om de link
met de evolutietheorie nog duidelijker te maken, kunnen we ons
voorbeeld meer in detail uitwerken:
De narcist was in dit geval
een garagist en verkoper van tweedehandse auto’s. Zijn jeugdvriend
kwam uit een kansarm gezin en werkte occasioneel voor hem. Door zijn
onzekerheid op sociaal vlak, was hij maar moeilijk in staat om
contacten te leggen en al helemaal niet met vrouwen. Hij bleef dan
ook lang vrijgezel, terwijl zijn tegenpool (de garagist) al op jonge
leeftijd huwde en kinderen had. Diens partner was een hoogsensitieve
vrouw. Zoals zo vaak gebeurt, voelen narcisten zich sterk
aangetrokken tot partners met een goed ontwikkeld empathisch
vermogen. Als kind hebben ze geleden onder een gebrek aan emotionele
betrokkenheid en dit moet gecompenseerd worden met onbegrensde
aandacht voor hun persoon. En wie is beter in het aanvoelen van hun
noden dan een hoogsensitief persoon?
Het huwelijk liep na verloop
van tijd spaak en de vrouw zocht begrip en steun bij de verlegen
jeugdvriend van haar man. Ze herkende in de verhouding tussen hem en
haar man dezelfde scheefgroei als in haar eigen relatie. De
gesprekken met haar waren voor de jeugdvriend de aanzet om
therapeutische hulp te zoeken en stap voor stap zijn eigenwaarde op
te bouwen en zijn eigen grenzen te leren respecteren. Ook tussen hem
en de garagist kwam het hierdoor uiteindelijk tot een breuk.
Later nam de zoon de zaak van
zijn vader over, maar hij verwierp het gebrek aan moraal waarmee zijn
vader geld verdiende door zijn klanten op subtiele en minder subtiele
manieren te bedriegen. Hij zette het bedrijf met succes verder
vanuit een respectvolle ingesteldheid en zonder gesjoemel.
Wat
we in dit voorbeeld zien, is een selectiemechanisme dat in het
voordeel werkt van integere, Wezenlijke gedragspatronen. Op lange
termijn geeft dit de mensheid het meeste kans om succesvol te blijven
overleven op aarde. In dit voorbeeld gaat het niet om een genetische
selectie, maar om een selectief voordeel voor een louter cultureel
bepaalde ingesteldheid.
Vanuit
een primitieve, instinctieve reflex worden mensen gemakkelijk
aangetrokken tot zelfzekere persoonlijkheden die op een ontspannen
manier leiderschapskwaliteiten aan de dag leggen. Of dit pretenderen.
In kleinschalige samenlevingen vallen degenen die enkel maar de
schijn hoog houden al snel door de mand, maar in een hiërarchisch
georganiseerde grootschalige samenleving kan dit lang duren. Wanneer
de ballon dan toch eindelijk doorprikt wordt, kunnen dergelijke
figuren vaak niet zo snel van hun troon worden gestoten. Dus lijken
ze een evolutionair voordeel te hebben: ze kunnen zich een
comfortabel leven permitteren en trekken veel kansen aan om
nakomelingen op de wereld achter te laten en om hun gedragspatronen
aan de volgende generaties door te geven.
Maar
naarmate meer mensen hun bedrog doorzien, groeit de groep die een
Wezenlijke aversie voelt tegenover hun gedragspatronen. Zij worden
net afgestoten door de lege schijn van rustig leiderschap en voelen
walging in plaats van aantrekking. Op die manier groeit de groep van
mensen die steun verlenen aan en zich aangetrokken voelen tot
integere en bescheiden medemensen met leidinggevende kwaliteiten, bij
wie deze kwaliteiten gebaseerd zijn op verantwoordelijkheidsbesef,
bekwaamheid en empathie. Hierdoor ontstaat er langzaam maar zeker
een verschuiving wat betreft het evolutionair voordeel en komen de
narcisten en aanverwanten in de hoek terecht van de verstotelingen,
terwijl integere en gewetensvolle mensen steeds betere
overlevingskansen krijgen en hun invloed op de volgende generaties
laten gelden.
Tegenovergestelde
voorbeelden zijn nog steeds legio in onze kapitalistische
maatschappij, waarbij op egoïsme gestoelde gedragspatronen
doorgegeven worden. Op korte termijn lijken deze tot meer
overlevingssucces te leiden, maar op lange termijn worden hierdoor de
overlevingskansen van de mensheid als geheel ondergraven. De
tegenreacties hierop komen er onder impuls van Wezenlijk inzicht in
hoe het leven op aarde zichzelf heeft georganiseerd en onder invloed
van karmische leerprocessen. Via Wezenlijke keuzes evolueert op
lange termijn ook het menselijk instinct en komt het meer en meer in
harmonie met onze Wezenlijke waarden. Mensheid en Aardewezen groeien
zodoende naar elkaar toe.
Zoals
gezegd gaat het bij de evolutie van de mens al lang niet meer om
louter genetische variatie waarop geselecteerd wordt, maar om een
selectie van culturele waarden en de bijbehorende gedragspatronen.
Darwiniaanse selectie leidt bij menselijke populaties tot een
voordeel op lange termijn voor die culturele ingesteldheid die de
mensheid niet alleen nu maar ook in de verre toekomst de meeste
overlevingskansen biedt. Wie een levenssteil ontwikkelt die
gebaseerd is op degelijke inzichten in de ecologische samenhang op
aarde en bijdraagt tot een cultuur die ernaar streeft om in evenwicht
te leven met de andere levensvormen op aarde, draagt bij tot de
aanpassing van de mensheid aan de aarde. Hieruit vloeien meer
overlevingskansen uit voort én meer Wezenlijke ontwikkelingskansen.
Op de lange termijn werken evolutie en karma dus in dezelfde
richting.
Er
is echter nog een onderbelicht aspect aan de evolutietheorie omdat
hier in de tijd van Darwin nog weinig over geweten was, namelijk hoe
de subtiele vormen van samenwerking tussen uiteenlopende
levensvormen, de evolutie voortstuwen. Deze manifesteren zich vooral
in stabiele ecosystemen, maar we vinden dit principe ook terug in een
groep van de oudste en eenvoudigste landorganismen: de korstmossen.
Voorbeelden
hiervan zijn oude bossen: in de wortelzone bevinden zich tal van
mycelia (schimmelnetwerken) die de wortels van alle soorten bomen,
struiken en kruiden die hier van nature samenleven met elkaar
verbinden. Via dat netwerk worden voedingsstoffen en water
verdeeld, van het ene individu naar het andere overgeheveld en onder
verschillende soorten verdeeld. Waar de ene soort veel van heeft,
wordt aan andere soorten doorgegeven die er weinig van hebben.
Vergelijkbare voorbeelden vinden we in oude graslanden,
heidegebieden en wellicht in nog veel andere ecosystemen.
Korstmossen
zijn niet wat ze op het eerste zicht lijken te zijn. Eigenlijk zijn
het een soort mini-ecosysteempjes waarin een laagje ééncellige
groenwieren ingebed zit tussen twee lagen schimmeldraden. De wieren
en de schimmels kunnen kunstmatig uit elkaar gehaald worden en elk
afzonderlijk in leven blijven en zich voortplanten, maar gezamenlijk
doen ze het beter. Hun samenwerking zorgt voor betere
overlevingskansen want korstmossen zijn uitzonderlijk taai en tegen
heel wat extreme omstandigheden bestand. Wat bij korstmossen op
kleine schaal gebeurt, gebeurt in stabiele ecosystemen op grote
schaal.
In
dit rijtje horen nog andere samenwerkingsverbanden thuis zoals onze
darmflora en onze huidflora. Hier gaat het om samenlevingsverbanden
van bacteriën die in onze darmen ons eten helpen verteren en ons
helpen gezond te houden. Op onze huid zorgen ze voor een
beschermlaag. Zowel wij als de bacterieculturen zijn hierdoor beter
aangepast aan het overleven op aarde.
We
hebben het in een van de eerste hoofdstukken ook reeds gehad over
het belang van de samenwerking tussen mensen en honden voor de
evolutie van de mens. Ook dit is een voorbeeld van hetzelfde
principe dat in de biologie symbiose wordt genoemd, een
samenlevingsverband tussen verschillende organismen waar alle
betrokken partners beter van worden.
Wat
we hier dus zien is dat samenwerking over de grenzen van soorten heen
voor alle betrokken organismen voordelig is, zowel om te overleven
als om zich voort te planten en zich te verspreiden. Ecosystemen die
op die manier functioneren, zijn veel flexibeler om verandering op te
vangen dan de afzonderlijke soorten en dit komt de overlevingskansen
op lange termijn van alle samenstellende soorten ten goede. Deze
symbiotische samenwerking is een van de sterkste krachten die de
evolutie voortstuwt. Daar waar de concurrentie van soorten onder
elkaar en het individuele aanpassingsvermogen van soorten aan hun
omgeving de stuwende kracht vormen achter de evolutie in jonge
ecosystemen, wordt het belang van de symbiotische samenwerking tussen
grote aantallen organismen steeds belangrijker naarmate de situatie
ingewikkelder wordt en er steeds meer mogelijkheden tot samenwerking
ontstaan. Hoe langer de aarde bestaat, hoe diverser het leven op
aarde wordt en hoe groter het belang van deze tweede evolutiekracht
wordt.
Dergelijke
verregaande vormen van symbiotische samenwerking vertonen duidelijke
parallellen met traditionele karma-opvattingen. Deze gaan er
namelijk van uit dat karma de menselijke groei in de richting stuurt
van samenwerking tussen alle mensen op basis van spirituele
verbondenheid en empathie. In de biologische evolutietheorie gaat
het om het in harmonie samen leven tussen organismen van verschillend
pluimage, bij karma gaat het om het in verbondenheid en harmonie
samenleven van mensen van verschillende culturen, rassen en standen.
De logica hierachter is dat de aarde voor steeds meer mensen een
verschrikkelijke plek wordt indien empathie uit onze samenlevingen
verdwijnt. Empathische samenwerking daarentegen leidt tot het
ontstaan van samenlevingen waarin mensen zich goed voelen. Bijgevolg
blijven de betrokken Wezens gemotiveerd om te blijven reïncarneren
en daardoor blijven ze ook evolueren. In het tegenovergestelde geval
geraken menselijke Wezens gedemotiveerd en proberen ze hun verdere
reïncarnatiecyclus te ontlopen, waardoor ook hun door de aarde
gestimuleerde groeiprocessen stilvallen.
Hier
komt nog bij dat mensen zich het best aarden en thuis voelen indien
hun samenlevingen geïntegreerd zijn in een aards ecosysteem,
waardoor er ze dus deel uitmaken van de symbiotische samenleving
tussen alle levensvormen in het ecosysteem.
We
kunnen de link tussen de evolutietheorie en karma ook vanuit een
filosofisch oogpunt benaderen. Het uitgangspunt hierbij is dat het
geheel van alles wat bestaat - dat we voor het gemak ‘het
Opperwezen’ noemen - voortdurend in verandering is. Het innerlijke
transformatieproces van dit allesomvattende geheel leidt automatisch
tot even intense transformaties binnen de kleinere gehelen die er
deel van uitmaken. Zowel mensheid als aarde zijn kleinere eenheden
binnen dat oneindig grote geheel. Opbouw- en afbouwprocessen,
voortdurende beweging en transformatie, zijn een absolute voorwaarde
voor het ontstaan en in stand houden van bewustzijn. Zonder
veranderingen vervaagt bewustzijn onherroepelijk tot het uitdooft.
En dat is blijkbaar niet de richting waar het Grote Geheel voor
kiest.
Het kiest duidelijk voor een voortdurende verversing van het
bestaande bewustzijn onder invloed van diversifiëring, groei en
transformatie. Bijgevolg ontstaan er wetmatigheden (evolutie en
karma) waaraan de kleinere gehelen (Aarde en Mensheid ) onderhevig
zijn en die een logisch uitvloeisel zijn van die keuze. Karma leidt
tot een aanpassing van de mensheid aan de keuze van het Opperwezen om
voortdurend te blijven evolueren. Darwiniaanse evolutie is de
vertaling van diezelfde keuze met betrekking hoe het leven op aarde
zich ontwikkelt.
Wat
karma betekent voor de mensheid, betekenen de evolutiewetten voor de
levende planeet aarde.
***********************************************************************************