zondag 11 april 2021

Reputatiegevoeligheid en roddels

Karm Psych 4 I: Onze Erfenis van Moeder Aarde (52)

Reputatiegevoeligheid en roddels

In de oorspronkelijke menselijke samenlevingen, kwam het overleven als groep op de eerste plaats. Dit bleef zo gedurende bijna driehonderdduizend jaar en het zit dan ook ingebed in ons sociaal overlevingsinstinct. Geïntegreerd zijn in een groep was voor elk individu een basisvoorwaarde om te kunnen overleven. Eveneens ingebed in ons aards overlevingsinstinct en consequent hiermee zit de behoefte om gewaardeerd te worden door de andere groepsleden en deze appreciatie koste wat kost niet kwijt te spelen. De mate waarin een individu waardering kreeg, was afhankelijk van zijn reputatie. Een positieve reputatie kon je opbouwen door te delen, iets waardevols aan de groep bij te dragen, te streven naar harmonie en vooral door jezelf niet boven of buiten de groep te plaatsen door eigen behoeften op het groepsbelang te laten voorgaan. Vanuit die biologische, instinctieve achtergrond zijn we allemaal nog steeds enorm reputatiegevoelig. In reactie op een negatieve reputatie dreigde immers altijd uitsluiting, met sociaal isolement en eenzaamheid als gevolg en uiteindelijk in de meeste situaties ook de dood.

Een ontaarde vorm van het opbouwen van een positieve reputatie door gul te geven, is nog springlevend in de cafécultuur. In stamcafés waar dezelfde gasten elkaar steeds weer ontmoeten, ontstaan spontaan groepjes die elkaar trakteren. Wie daaraan niet meedoet, wordt al rap met de nek aangekeken. De populariteit van zij die het vaakst trakteren kan steile hoogtes bereiken. Het wrange hieraan is, dat de populairste drinkebroers thuis vaak losse handjes hebben, als ze al niet systematisch hun ganse maandloon erdoor jagen en hun gezin in armoede dompelen. En dat terwijl die neiging tot geven en delen net ontstaan is om de familiegroep en al zeker de eigen partner en kinderen te helpen overleven.


De positieve intentie van roddelen – wat in essentie niets anders is dan het doorgeven van weetjes over andere groepsleden aan elkaar – was om de reputatie van onze medemensen te evalueren. Roddelen in de zin van kwaad spreken over een ander, is een relatief recent fenomeen. In de kleinschalige samenlevingen van weleer, konden feiten gemakkelijk gecheckt worden en leugens werden al snel ontdekt en weerlegd. In de modernere samenlevingen waarin lang niet iedereen elkaar kent, laat staan dat we allemaal van elkaar weten wat we wanneer doen, faalt dit natuurlijk controlesysteem. Het gevolg hiervan is dat onze instinctieve neiging tot roddelen maar al te vaak gekaapt wordt door het doorvertellen van leugens. Eens een leugen met succes is gelanceerd, kan hij zich maar al te gemakkelijk verspreiden. Gevolg: onterechte reputatieschade voor diegene over wie geroddeld wordt.

Nu zijn er weinig dingen waaraan we ons instinctief zo sterk ergeren als aan leugenachtige roddels. Logisch ook, als je beseft waartoe deze kunnen leiden. De energie die we bijgevolg steken in het proberen rechtzetten van leugens die via de roddelmolen zijn verspreid, is vaak totaal niet in verhouding tot de mate waarin onze reputatie erdoor wordt geschaad en tot de concrete gevolgen van deze reputatieschade. Maar ons sociaal overlevingsinstinct gebiedt ons er alles aan te doen om onze reputatie te herstellen, omwille van de potentieel dodelijke gevolgen die een slechte reputatie in oorspronkelijke samenlevingen had.

Anderzijds, ook in onze huidige samenleving kunnen leugenachtige roddels nog zeer ernstige gevolgen hebben, al leiden ze zelden tot totale uitsluiting en de dood. Narcisten en psychopaten maken handig gebruik van deze zwak geworden schakel in ons sociaal overlevingssysteem om reputaties te beschadigen en hier zelf voordeel uit te halen. Zelf zijn ze maar om één ding bezorgd: hun eigen reputatie zo hoog mogelijk houden, ongeacht hoeveel leugens ze hier desnoods voor dienen te verspreiden. De handigste manipulatieve leugenaars zijn degenen die roddels verspreiden die onmogelijk gecontroleerd kunnen worden, of die aansluiten bij eerder gelanceerde roddels. Tezelfdertijd zorgen ze ervoor dat de buitenwereld zo weinig mogelijk over henzelf te weten komt, zodat ze hun eigen reputatie zorgvuldig kunnen opbouwen op basis van door henzelf bedachte fictie.

Als er iets is waaraan we ons instinctief evenveel ergeren als aan onterechte reputatieschade, is het wel aan positieve imago’s die evenzeer op leugens en manipulatie zijn gebaseerd en die hiervoor misbruik maken van de menselijke neiging tot roddelen.

Het onder controle krijgen van onze instinctieve drang om met elkaar te praten over derden en op basis daarvan iemands reputatie te evalueren, is erg moeilijk. We hebben een zeer wezenlijk besef nodig van hoe moeilijk het is om waarheid en leugen van elkaar te onderscheiden in een leefwereld waar we vaak weinig tot niets van elkaar weten. Een even wezenlijk besef van de mogelijke negatieve gevolgen van ongecontroleerde roddels kan ons al een flink stuk op weg helpen om onze neiging tot praten over elkaar in te tomen. Maar dat dit niet binnen ieders bereik ligt wordt geïllustreerd door het volgende voorbeeld:

Een jonge vrouw had net het kind van haar ex op de wereld gezet. Twee maanden nadat ze bij haar partner weg was, bleek ze zwanger te zijn van hem. Ze vroeg zich af waarom ze dit bizarre lot aantrok. Een reading op de vorige-levensgeschiedenis die ze met hem deelde, bracht een vorige-levenstrauma aan het licht dat hierop meer licht wierp. In een streng patriarchale samenleving van pakweg tweeduizend jaar geleden waren ze eveneens man en vrouw geweest. Ook toen was ze zwanger geweest van een kind van hem, maar de roddels gingen de ronde dat ze het met een andere man had aangelegd en dat het kind dat ze droeg van haar minnaar was en niet van haar echtgenoot. Toen ze hoogzwanger was, werd ze door haar echtgenoot om die reden vermoord. Het kind kwam echter nog ter wereld, weliswaar levenloos, maar duidelijk herkenbaar als een kind van haar echtgenoot. Vanwege het onrecht dat hij haar op die manier had aangedaan, had ze als het ware nog een kind van hem te goed, het kind dat ze in haar huidige leven samen met hem verwekt had, vlak voor ze besloot bij hem weg te gaan.

Ondanks dat deze vrouw tijdens een vorige leven het slachtoffer was geworden van leugenachtige roddels die haar reputatie onterecht hadden beschadigd, ondanks dus dat ze in wezen die herinnering met zich meedroeg, ontpopte ze zich in haar huidige leven zelf tot een niemand ontziende roddelaarster en besmeurde ze de reputatie van heel wat mensen uit haar sociale omgeving.

De extreme tegenreactie die veel mensen vertonen door per definitie niets te geloven van wat ze via anderen over iemand te weten te komen, in combinatie met een principiële ingesteldheid van ‘niet mogen oordelen’, werkt evenmin. We hebben ons instinctief beoordelingsvermogen nodig om in te schatten hoe andere mensen in elkaar zitten en in welke mate we elkaar kunnen vertrouwen. Wie zich principieel geen oordeel mag vormen over een ander, zet de deur wagenwijd open voor mensen die daar misbruik van maken, met name narcisten en psychopaten.

In plaats van blind op roddels te vertrouwen die steeds weer herhaald worden en in plaats van deze even blind te verwerpen en je geen oordeel over een ander mogen vormen, is het noodzakelijk dat we onze wezenlijke intuïtie laten samenwerken met ons rationeel denkvermogen, om zo goed als mogelijk in te schatten hoe de mensen met wie we omgaan en moeten samenwerken in elkaar zitten. Hierbij mogen we absoluut niet blind zijn voor elkaars schaduwkanten en voor de impact die deze hebben op ons functioneren. Maar we mogen ons evenmin overgeven aan het instinctief toekennen van een reputatie op basis van roddels.

  

Rechtvaardigheidsbewustzijn

Zoals alle sociale diersoorten beschikt ook de mens over een instinctief rechtvaardigheidsbesef. Aangezien voedsel delen en elkaar wederzijds beschermen basisvoorwaarden zijn om als groep te kunnen overleven, zijn we genetisch voorgeprogrammeerd om inbreuken op deze basisprincipes te registreren en hier vervolgens tegen in te gaan. Op egoïstisch gedrag wordt dan ook van nature heftig gereageerd. Wie zich bezondigt aan zich keer op keer herhalend zelfzuchtig gedrag, kan rekenen op ernstige terechtwijzingen (reputatiebeschadiging!) en ten slotte op uitgestoten worden.

Met betrekking tot autoriteit en leiderschap ligt het iets subtieler. We kunnen een ander autoriteit toedichten op basis van diens kwaliteiten en levenservaring, maar niemand mag zich zomaar opwerpen als leider, door te pretenderen beter te zijn en op basis van die pretenties autoriteit op te leggen aan de groep. Daartegen komen we instinctief in opstand.

De stelselmatige achterstelling en onderdrukking van vrouwen tegenover mannen, is een relatief recent fenomeen. Het is pas ontstaan na het op grote schaal invoeren van landbouw en privébezit, tijdens de laatste vijf- à tienduizend jaar van onze geschiedenis. Tijdens de ongeveer driehonderdduizend jaar menselijk bestaan dat daaraan is voorafgegaan, bestond dit niet. Mannen en vrouwen waren gelijkwaardig, want beide geslachten waren afhankelijk van elkaar. Vandaar ook dat geen enkele vrouw zich zomaar schikt in een onderdanig lot, of zich daar minstens niet emotioneel goed bij voelt. Bij sociale diersoorten waarin het normaal is dat de groep overheerst wordt door één of enkele dominante mannetjes, voelen de vrouwelijke dieren zich comfortabel in hun rol. Niet zo bij mensen dus. Ook dat is het gevolg van ons instinctief rechtvaardigheidsbewustzijn.

Over roddels en leugens die onterechte reputatieschade veroorzaken hebben we het reeds in het vorige hoofdstukje gehad, evenals over lege schijn en holle imago’s die opgebouwd worden ter verheerlijking van zichzelf, zonder dat daaraan waardevolle menselijke kwaliteiten ten grondslag liggen. Ons instinctief rechtvaardigheidsbewustzijn steigert bij het ontdekken van dergelijke leugens.

Ons rechtvaardigheidsbewustzijn is de motor achter elke revolutie, groot of klein. Het is de drijfveer die de mensheid als geheel aanzet tot pionierswerk ter verbetering van ons gezamenlijk lot. Ons instinctief rechtvaardigheidsbewustzijn is tevens de aardse, instinctieve factor die het nauwst aansluit bij ons wezenlijk verbondenheidsbesef. Het belangrijkste verschil tussen de solidariteit die voortvloeit vanuit het wezenlijk besef dat alle mensen verweven zijn met elkaar en deel uitmaken van een overkoepelende Eenheid en de solidariteit die het resultaat is van ons instinctief rechtvaardigheidsbewustzijn, is dat dit laatste van nature beperkt is tot de eigen groep. Zijn wezenlijke tegenpool omvat de gehele mensheid en bij uitbreiding alle leven op aarde. Hoe meer wezenlijk bewustzijn iemand heeft, hoe spontaner de instinctieve zorgzaamheid voor de eigen groep zich uitbreidt tot ver buiten de grenzen van die groep.


Geen instinctief besef van persoonlijk bezit

In onze oorspronkelijke manieren van leven was geen plaats voor privébezit. Voor nomaden en halfnomaden is het nu eenmaal niet bepaald handig om bij elke verhuis vanalles en nog wat mee te moeten zeulen. In verhouding tot de driehonderdduizend jaar geschiedenis van Homo sapiens, dateren vervoersmiddelen zoals paarden, karren of ossenwagens uit vrij recente tijden. Deze lieten wel al wat meer toe om bezittingen mee te nemen tijdens verplaatsingen, maar in grote lijnen was de mens nog steeds wars van privébezit. Er bestonden van nature wel groepsterritoria waarbinnen een bepaalde clan zich verplaatste om voedsel te verzamelen en tijdelijk te verblijven, maar dat land werd nooit beschouwd als het bezit van de stam. Het idee dat men persoonlijk eigenaar kan zijn van een stuk grond is een concept dat pas is uitgedacht nadat de landbouw quasi overal zijn intrede had gedaan.

Kleine kinderen vertonen tal van instinctieve handelingen die voortkomen uit ons overlevingsinstinct. Het oprapen en verzamelen van takken en stukjes hout is er één van. Dit sluit aan bij onze afhankelijkheid van hout om vuur te maken en tijdelijke onderkomens te bouwen. Maar zorgvuldig omgaan met bezit, zit van nature in geen enkel kind, evenmin als het respecteren van andermans bezit. Zulke dingen moeten met veel moeite en herhaling aan elk kind aangeleerd worden. Het kunnen omgaan met het concept privé-eigendom is een culturele verworvenheid, waar we onszelf en anderen permanent moeten aan herinneren. In tegenstelling tot het delen van voedsel bv, behoort het respecteren van andermans bezit niet tot onze instinctieve reflexen. Vandaar dat we in dat verband zoveel wetten en regels in het leven roepen, evenals strenge controlemechanismen en –instellingen. Van zodra deze laatste wegvallen, neigen we ertoe om spontaan te gebruiken of mee te nemen wat op ons pad komt en lopen we waar we willen zonder ons iets aan te trekken van afsluitingen of verbodsbordjes. Het zit simpelweg niet in onze eerste natuur.

Wat wel in onze natuur zit, is het zorgvuldig bewaken en bewaren van kleine bezittingen waaraan we onze identiteit ontlenen. Bij natuurvolkeren waren dit de wapens, werktuigen, amuletten en sieraden die men altijd bij zich had en nooit ergens achterliet. Het respect voor dergelijke symboolgeladen kleinoden, hoort wel bij onze oeroude reflexen. In onze huidige tijd vertaalt dit zich niet langer in wapens en niet enkel in persoonlijke juwelen, maar in een handtas met persoonlijke spulletjes zoals autosleutels, een portefeuille met geld, creditcards en identiteitskaart en een smartphone. Voor velen hoort de auto hier ook bij. Hier gaan we dan weer op een neurotisch-zorgzame manier mee om. Deze neiging zien we al bij zeer kleine kinderen: bijna elke peuter heeft een fopspeen, een lievelingsknuffel, een knuffeldekentje of zelfs een of ander banaal voorwerp waarvan hij onafscheidelijk is.

Het etaleren van deze kleinoden refereert eveneens aan oeroud gedrag: hiermee leggen we een claim op de omgeving waarin we ons bevinden, net zoals jagers-verzamelaars een tijdelijke claim konden leggen op een rijk voedselgebied. Dit verklaart waarom veel mensen hun portefeuille en hun autosleutels duidelijk zichtbaar op een kast of een tafel leggen van zodra ze ergens toekomen.


Doordat in ons instinctief gedrag geen programmatie aanwezig is met betrekking tot het omgaan met bezit, loopt ons gedrag op dat vlak maar al te gemakkelijk uit de hand. Het meest voorkomende gevolg hiervan is het verzamelen en oppotten van veel te veel bezittingen, tot op het punt dat we eronder gebukt gaan van de stress. We moeten immers voor al onze bezittingen zorgen, wat niet alleen gepaard gaat met veel kopzorgen, maar wat tevens veel energie kost. Die energie kunnen we nu niet spenderen aan het beleven van ons leven.

De tegenreactie komt ook voor en wordt niet zelden ingeleid door een psychose of door een religieuze verlichtingservaring: alle persoonlijk bezit wordt afgezworen. Hiermee keren we terug naar het beginpunt van de menselijke ervaring op aarde, naar een oeroude emotionele comfortzone. Maar intussen is onze cultuur zodanig geëvolueerd dat er in de praktijk geen terugkeer meer mogelijk is naar de oeringesteldheid ten opzichte van privébezit, naar de afwezigheid ervan dus.

Een voorbeeld hiervan betreft een man die in reactie op enkele persoonlijke trauma’s terechtkwam in wat we een religieuze psychose kunnen noemen. Tijdens een ervaring van spirituele verbondenheid die ontstond na een periode van extreem slaapgebrek in combinatie met vluchtneigingen ten opzichte van de realiteit van zijn leven, trof hem het inzicht dat privébezit een cultureel waanbeeld is en dus niet echt bestaat. In reactie hierop stelde hij zijn huis open voor iedereen die er gebruik van wilde maken en betaalde hij geen facturen meer voor elektriciteit of water. Ook dat was immers vrij voor iedereen om naar believen gebruik van te maken. Een jaar later hadden de schulden zich zodanig hoog opgestapeld, dat alles wat hij bezat dreigde in beslag genomen te worden. Van dit lot werd hij gered door zijn financieel daadkrachtige vader.

In een wereld waarin een groot deel van de sociale organisatie is opgebouwd rond het concept privébezit, is het onmogelijk om zich als individu of zelfs als kleine groep aan deze overheersende cultuur te onttrekken. Je hoort er simpelweg niet meer bij, wat leidt tot instinctieve angst- en onveiligheidsgevoelens. Buitengesloten worden is nog steeds het ergste lot dat een mens kan overkomen. Ook is er om ons heen een overdaad aan potentieel bezit, wat gepaard gaat met onmogelijk te negeren verleidingen. De mens is nu eenmaal ongeëvenaard nieuwsgierig en wordt steeds weer getriggerd door nieuwe ervaringen, simpelweg omdat ze mogelijk zijn. In onze huidige tijd worden nieuwe ervaringen systematisch mogelijk gemaakt in combinatie met het verwerven van nieuwe bezittingen. Voor alles is immers geld nodig en /of de aanschaf van nieuwe apparaten.

Het leren omgaan met bezit is wellicht een van de grootste uitdagingen die op ons af zijn gekomen gedurende onze recente geschiedenis. Het belangrijkste houvast hierbij is volgens mij dat enkel die bezittingen van werkelijke waarde zijn die ten dienste staan van de mogelijkheid onszelf te ontwikkelen. Bezit en individuatie dienen hand in hand te gaan. Daarbij inbegrepen is alle basiscomfort dat ons ruimte en vrije tijd bezorgt om andere leerprocessen aan te gaan. Van zodra dit basiscomfort deze vrijheid beperkt, hebben we er duidelijk te veel van. Hoeveel en welke bezittingen een positieve bijdrage leveren aan onze mogelijkheden tot zelfontwikkeling, is afhankelijk van mens tot mens en dit kan in elke levensfase anders liggen.

Tijdens de adolescentie zijn heel wat mensen gebaat met een minimum aan bezittingen en verantwoordelijkheden, omdat dit hen de kans geeft al reizend belangrijke levenservaringen op te doen. Tijdens latere levensfasen kan net het bezitten van een huis, een auto en alle bijkomende comfort voor diezelfde mensen van belang zijn omdat dit andere groeiprocessen mogelijk maakt.

Bezit dat voor de één een hoop ballast vormt waaraan tijd en energie verloren gaat, kan voor de ander waardevol zijn in functie van zijn individuatieproces.

Een verzamelaar van violen bv, die zelf geen muziek kan spelen, stopt heel veel tijd, geld en energie in iets waar hij in wezen niets mee is. Diezelfde verzameling muziekinstrumenten kan voor een amateurinstrumentenbouwer een bron van creatieve zelfontwikkeling vormen, waarbij dit hem niet alleen de kans geeft instrumenten te leren herstellen en bespelen, maar tevens de mogelijkheid biedt om andere mensen te ontmoeten die bv op zoek zijn naar een betaalbaar instrument. Die mensen kunnen nu door hem gesteund worden in hun zelfontplooiing.

**********************************************************************************

 Deze teksten maken deel uit van een nog te verschijnen boek, getiteld

Karmsiche Psychologie Deel 4 - Aarde en Schaduw,  Hoofdstuk I: Onze Erfenis van Moeder Aarde

 

Van Karmische Psychologie zijn reeds twee delen verschenen:

Deel 1- In Dialoog met het Onbewuste omvat een introductie tot de aura-chakrapsychologie, een uitgebreide bespreking van de psycho-energetica, een hoofdstuk over de aard, de zin en de betekenis van dromen, een visie vanuit de reïncarnatiepsychologie op karma, trauma’s, het oertrauma en de menselijke persoonlijkheid in het algemeen.

Deel 2 - Individuatie en Healing behandelt het individuatieproces doorheen de levens, de reïncarnatiecyclus en bevat heel wat informatie over healingmethodes en regressietherapie.

Van Karmische Psychologie zijn er ook nog twee delen in voorbereiding:

Deel 3 - Relaties, Seksualiteit en Opvoeding bespreekt deze drie onderwerpen in het licht van de reïncarnatiepsychologie en het individuatieproces doorheen de levens en bevat tevens een uitgebreid hoofdstuk over afscheid en rouwprocessen.

Deel 4 - Aarde en Schaduw gaat dieper in op de aardse, instinctieve aspecten van onze menselijke persoonlijkheid en bespreekt hoe we met de schaduwzijde van onze persoonlijkheid kunnen omgaan om deze ten slotte te integreren. Deel vier bevat tevens een uitgebreid hoofdstuk over narcisme en psychopathie en een hedendaagse visie op sjamanisme.

Enkele onderwerpen die oorspronkelijk bedoeld waren als hoofdstukken uit deel 3, leiden intussen een eigen leven als afzonderlijk boek namelijk Autisme en Vorige Levens en Hoogsensitief – Anders Bekeken., Het kan zijn dat enkele (of misschien zelfs alle?) hoofdstukken uit delen 3 en 4 dezelfde weg op gaan en als afzonderlijke boeken worden uitgegeven. De tijd zal het uitwijzen.

Twee andere boeken, Wat gebeurt er als ik dood ga? en De Pijn van het Opperwezen, sluiten qua onderwerp en inhoud naadloos aan bij Karmische Psychologie. 

Meer informatie over mijn boeken vind je op www.henkcoudenys.be en op https://www.facebook.com/karmischepsychologie