zaterdag 28 oktober 2017

De Integratie van de schaduw na een BDE

Inleiding

Sinds Carl Gustav Jung het archetype ‘De Schaduw’ introduceerde als begrip in de analytische psychologie, is er erg veel over dit onderwerp geschreven. Wat me hierbij opvalt, is dat vrijwel alle auteurs zich beperken tot uitvoerige beschrijvingen van en beschouwingen over de schaduw, maar dat niemand zich lijkt te durven uitspreken over wat we ermee moeten aanvangen. Nergens ben ik zelfs maar op tips gestoten omtrent hoe we met onze schaduw kunnen leren omgaan.
Er wordt ook nauwelijks ingegaan op hoe de schaduw ontstaat. Hij lijkt te ontstaan als restproduct van de opvoeding, op basis van al wat ons verboden wordt en onder sociale taboes terechtkomt en er verder gewoon te zijn. Daar moeten we het dan maar mee doen.
De teneur van de meeste verhandelingen over de schaduw is er een van ontzag, zelfs van vrees, waardoor we niet verder dreigen te geraken dan inzicht in het vaak mensonwaardig gedrag waartoe de schaduw ons kan aanzetten.
Dit heeft bij mij tot het besef geleid dat het dringend nodig is dit fenomeen genuanceerder en vanuit een andere richting te benaderen. De invalshoek van ‘De Integratie van de Schaduw’ omvat zowel een pragmatische benadering als een theoretische herkadering. Bij dat laatste speelt de achtergrondtheorie van de reïncarnatiepsychologie (of karmische psychologie) een belangrijke rol. Deze levert namelijk verfrissende inzichten op. Cruciaal hierbij is dat het begrip ‘onsterfelijke ziel’ – die hierna ‘het wezen’ wordt genoemd – via het reïncarnatiedenken een concrete invulling krijgt. Wat het ego of de ik-persoonlijkheid is voor het huidige leven, is het wezen voor het geheel van de opeenvolgende wezens. Het ego is het resultaat van alle leerprocessen en invloeden die we vanaf onze prilste kindertijd hebben ondergaan. Deze ik-persoonlijkheid is wie we nu zijn in relatie tot de sociale omstandigheden waarin we nu leven. Het wezen is het resultaat van alle invloeden en leerprocessen die we tijdens de opeenvolgende reïncarnaties hebben ondergaan in geïntegreerd. Deze persoonlijkheidsfactor is niet zozeer aangepast aan de levensomstandigheden waarin we nu verkeren, maar omvat anderzijds wel alle wijsheid en menselijke vaardigheden die we doorheen de levens hebben verzameld en opgebouwd.

Om te beginnen lijkt het geheel van de psychische schaduw uiteen te vallen in verschillende aspecten, al naargelang van het bewustzijnsniveau van waaruit men naar de schaduw kijkt. De schaduw van ons wezen is bv niet identiek aan de schaduw van onze ik-persoonlijkheid.
De inhouden van de schaduw kunnen van mens tot mens en van cultuur tot cultuur sterk verschillen. Inzicht krijgen in hoe de schaduw opgebouwd wordt en vanuit welke achterliggende drijfveren, is wel degelijk mogelijk.
Via het identificeren van de positieve intentie die achter elk aspect van de menselijke schaduw schuil gaat, is het ten slotte mogelijk om de inhouden van deze schaduw een zinvolle plaats te geven in wie we zijn en hoe we functioneren. Veel hiervan kan zelfs volledig worden geïntegreerd, in die zin dat het uit de schaduw kan verlost worden en in een andere, aan de maatschappelijke realiteit aangepaste vorm in het bewuste belevingsniveau kan worden opgenomen.


De integratie van de voormalige ik-persoonlijkheid na een bijna-doodervaring

Wie na een bijna-doodervaring terugkeert in het leven, is veranderd. Weliswaar heeft men het stervensproces maar gedeeltelijk doorgemaakt, toch heeft het reeds in zekere mate gezorgd voor de desintegratie van de ik-persoonlijkheid. Gedeeltelijk, niet totaal. Indien een stervensproces normaal verloopt, vloeit het ego als het ware samen met het wezen. Het wezen neemt de inhouden van het ego in zich op, waarna de structuur van het ego leeg achter blijft en tenslotte ontbonden wordt. Al wat men op persoonlijk niveau heeft geleerd en dat nieuw is voor het wezen, zorgt voor een verrijking van het wezen. Het wezen krijgt er bij wijze van spreken een groeischeut door.
Tijdens een bijna-dood wordt er een aanvang gemaakt met dit proces, maar het geschiedt niet volledig. Er is een intense uitwisseling van informatie tussen wezen en persoon. Het ego ervaart dit onder de vorm van de terugblik op het voorbije leven, waarbij het op een zeer rechtstreekse manier feedback krijgt met betrekking tot de belangrijke keuzes die het heeft gemaakt. Door die feedback wordt er intens gemorreld aan de structuur van de persoonlijkheid: onder meer sociale conditioneringen en ingesleten reactiepatronen worden uitgewist. Er verandert veel, maar ook niet alles. De leerprocessen die afgewerkt zijn, worden in het wezen geïntegreerd. Deze die niet afgewerkt zijn, worden in de schaduw opgeslagen. Als de ik-persoonlijkheid terugkeert naar het aardse leven, is dit met een veel intenser wezenscontact dan voorheen. Het wezenlijke bewustzijn heeft het oude ik-bewustzijn grotendeels vervangen. Wat echter nog overblijft van het vroegere ego – namelijk die persoonlijkheidskenmerken die gerelateerd zijn aan onafgewerkte leerprocessen – vormt nu een onbewuste schaduwdeelpersoonlijkheid. Net zoals alle schaduwdeelpersoonlijkheden, laat deze zich op tijd en stond gelden. Voor de buitenwereld komt het dan over alsof de oude vertrouwde persoonlijkheid van voor de bijna-doodervaring, plots weer even terug is. Een voorbeeld:
Een vrouw leidde een zeer sociaal leven, waarbij ze bijna permanent bezig was met andere mensen te helpen. Enerzijds lenigde ze heel wat noden, anderzijds was ze vaak opdringerig en bemoeizuchtig in haar drang om hulp te bieden. Voor zichzelf zorgen deed ze amper. Na een bijna-doodervaring stelde ze zich veel empathischer op in haar neiging hulp te bieden: ze voelde veel meer aan wanneer haar inbreng gewenst was en wanneer niet. Ze respecteerde andermans grenzen hierin. Ook leerde ze meer voor zichzelf te zorgen, uit noodzaak.
Haar drang om zich met andermans leven in te laten en hierbij zowel over haar eigen grenzen te gaan als die van andere mensen, stak echter regelmatig nog de kop op. Het was nu echter voldoende dat ze een signaal kreeg van de buitenwereld om haar attitude terug om te draaien.

Naarmate er meer tijd voorbij gaat na de bijna-doodervaring, wordt men meer en meer geconfronteerd met de vroegere ik-persoonlijkheid die tot schaduw is verworden. De noodzaak ontstaat om de positieve intentie uit deze schaduw te verwerkelijken. Twee voorbeelden:
  • Een vrouw had op zeer jonge leeftijd een bijna-doodervaring ondergaan tijdens een zeer zware longinfectie. Haar prille ego was tot dan toe gevormd onder invloed van twee ouders die allebei sterk narcistische trekjes hadden. Na haar terugkeer in het leven, ontwikkelde ze zich tot een hypergevoelig kind dat een en al gericht was op het uitdrukken van verbondenheid. Vanaf haar puberteit echter, kwam ze in aanraking met narcistische persoonlijkheidstrekjes. De positieve intentie van die drang om gezien en bewonderd te worden, was dat het een stimulans betekende om haar creativiteit te ontwikkelen en hiermee naar buiten te komen. Ze had heel haar verdere leven nodig om een evenwicht te vinden tussen het individualisme dat met haar creativiteit samen hing en haar drang naar verbondenheid. Dit deed ze onder meer door creatieve workshops met kinderen te organiseren.
  • Een andere vrouw had een bijna-doodervaring tijdens haar adolescentie. Haar ego had zich gevormd in relatie tot onbetrouwbare familieleden van wie ze nooit zeker was hoe ze haar zouden behandelen. De persoonlijkheid van voor haar BDE had dan ook heel wat borderlinekenmerken1, zoals de neiging heel naïef de verkeerde mensen te vertrouwen, de tegenovergestelde neiging om alles en iedereen te wantrouwen (ongeacht de eerlijkheid van haar medemensen) en het vermogen om onaangename ervaringen uit het verleden volledig uit haar geheugen te wissen. Na haar bijna-dood, werd ze heel wezenlijk, streefde ze voortdurend naar zelfontwikkeling en ging ze zeer intensief in verbondenheid met mensen en situaties. Ze zette zich volledig af tegen het materialisme waarmee ze was opgevoed. Haar oude borderlinepersoonlijkheid leefde echter verder in haar onbewuste, onder de vorm van een innerlijke schaduw. Naarmate ze onder druk van de omstandigheden meer en meer gedwongen werd om zich dag in dag uit met haar financiën bezig te houden, nam deze schaduwdeelpersoonlijkheid steeds vaker haar bewustzijn over. Uiteindelijk resulteerde dit in een veranderingsproces waarbij ze leerde de juiste mensen te vertrouwen en de mensen die niet te vertrouwen waren uit haar leven te bannen. Ze leerde tevens om in materieel opzicht duidelijke grenzen neer te zetten naar anderen toe en voor zichzelf op te komen op dat vlak. De positieve intentie van haar schaduw was het doorbreken van een zelfgekozen wezenlijke naïviteit die erin bestond geen schaduwkanten van andere mensen te willen zien.

Over het algemeen zijn het de meer aardse, materialistische en egocentrische persoonlijkheidskenmerken die na een bijna-doodervaring zijn vervangen door een wezenlijke ingesteldheid waarin verbondenheid en altruïsme voorop staan. Ook de conditioneringen die ervoor zorgen dat we ons aanpassen aan de plaats- en tijdsgebonden normen en waarden zijn meestal naar de schaduw verbannen. Door deze schaduw te integreren in de nieuwe ik-persoonlijkheid, wordt de overlevende van een BDE echter vollediger als mens en keert vooral het vermogen terug om te functioneren in de maatschappij waarin nu wordt geleefd. 

*****

Deze tekst is een voorpublicatie uit Karmische Psychologie Deel 4 - Aarde en Schaduw, Hoofdstuk II: De Integratie van de Schaduw. 
1

zondag 15 oktober 2017

Het herstel van de eigenwaarde en de opbouw van een positief zelfbeeld (Hoogsensitief - Anders Bekeken , Aanvulling 6)

Het herstel van de eigenwaarde en de opbouw van een positief zelfbeeld

Hooggevoelige mensen die van kindsbeen af leren omgaan met de consequenties van hun hoogsensitiviteit, die daarenboven in een milieu opgroeien waarin ze volledig geaccepteerd worden in hun manier van zijn en doen, bouwen automatisch een positief zelfbeeld en de bijbehorende eigenwaarde op, op basis van hun talenten en kwaliteiten. Jammer genoeg zijn dat in onze huidige tijd nog steeds uitzonderingen.
In de praktijk krijgen de meeste hooggevoeligen met tal van problemen te maken waardoor ze een negatief zelfbeeld opbouwen. Deze hebben allemaal dezelfde factor gemeen: sociale afkeuring vanuit de omgeving omwille van hun andere manier van zijn en functioneren. Enkele veel voorkomende voorbeelden:
  • Heel wat hooggevoelige baby’s slapen minder over dag, minder lang, vatten moeilijker de slaap en slapen ‘s nachts alleen maar goed als ze bij hun moeder liggen. Overdag zijn ze alerter, hebben ze meer aandacht nodig en moeten ze veel meer opgepakt worden. Wordt aan deze behoeften niet tegemoet gekomen, dan huilen ze veel. Gevolg: ze worden lastige huilbaby’s genoemd en ze krijgen steeds meer neurotische en wanhopige reacties van hun moeders, verzorgers en opvoeders te verwerken waardoor ze zich onbegrepen en onbeschermd voelen. Dit vormt in veel gevallen de aanzet tot een negatief zelfbeeld.
  • Hoogsensitieve peuters zijn wakkerder, nieuwsgieriger, hebben meer behoefte aan zowel aandacht en uitdagingen als aan veiligheid en bescherming. Ze hebben heftige emoties, vaak uit frustratie om wat ze al zouden willen kunnen maar fysiek nog niet aankunnen en ze schrikken heel vaak van de gevolgen van hun impulsieve verkenningstochtjes in het leven. Afkeurende reacties en bestraffing zijn vaker hun deel dan voor ‘gewone’ peuters het geval is. Veel hooggevoelige peuters vervelen zich omdat hun behoefte aan bijleren onvoldoende herkend wordt. Daardoor gaan ze zich vervelend gedragen, bij wijze van vraag om aandacht en interessante uitdagingen. Als ze hierop steevast afwijzende reacties krijgen, keldert dit hun zelfvertrouwen en wordt de aanzet gegeven tot een neiging om te dissociëren, omdat ze bv in een park gezet worden en er niet gereageerd wordt op hun vraag om uitdagende prikkels.
  • Hooggevoelige peuters en kleuters begrijpen in de regel veel meer dan wat de volwassenen om hen heen beseffen. Ze kunnen zichzelf echter nog onvoldoende duidelijk maken en ervaren bijgevolg regelmatig dat ze niet ernstig genomen worden. Dit wekt het gevoel op dat hun mening er niet toe doet.
  • Hoogsensitieve lagere-schoolkinderen hebben in veel gevallen andere interesses dan hun leeftijdsgenoten, andere gedragspatronen (ze zijn veel empathischer), meer verantwoordelijkheidsgevoel en vinden daardoor vaak geen aansluiting bij hun leeftijdsgenoten. De innerlijke eenzaamheid die hiermee gepaard gaat is nefast voor hun zelfbeeld: ze voelen zich buitenstaanders en denken dat er iets mis is met hen. Als ze daarenboven gepest worden nemen deze negatieve denkbeelden toe en daalt hun eigenwaarde nog meer.
  • Hooggevoelige kinderen van alle leeftijden hebben het moeilijk met drukke situaties en genieten dus minder of niet van de heftige sensaties waar andere kinderen in opgaan. Ze trekken zich terug en stellen zich onbereikbaar op. Ze worden saai gevonden of men laat hen gewoon links liggen.
  • Hooggevoelige kinderen zien de humor niet in van grapjes waar een ander het slachtoffer van wordt en doen dus vaak niet mee als er gelachen wordt. Ze staan in die gevallen aan de zijlijn en worden spelbedervers genoemd of ze kunnen zogenaamd niet tegen een grapje. Resultaat: ze worden zelf geregeld het slachtoffer van als grapjes verpakte pesterijen.
  • Dergelijke kinderen hebben vaker dan gemiddeld een volwassen mening en volwassen gedrag waarop ze door hun leeftijdsgenoten afgerekend worden. De reacties variëren van ‘dikke nek’ tot ‘trut’, over ‘die moet het altijd beter weten’ of ‘waar bemoei jij je mee’. Vooral als ze hun geweten laten spreken in situaties waarin het groepsgeweten het laat afweten, kunnen ze het slachtoffer worden van hardvochtige afwijzing.
  • Hoogsensitieve tieners snappen in de regel niet waar hun leeftijdsgenoten onder invloed van de opkomende hormonen mee bezig zijn. Hun emotionele verwarring is groter dan gemiddeld, hun neiging zich in zichzelf terug te trekken ook. Zich buitengesloten voelen komt veel voor tijdens deze leeftijdsfase, pseudo-autistisch gedrag eveneens.
  • Veel hooggevoelige adolescenten vinden gemakkelijker aansluiting bij mensen van oudere generaties dan bij hun generatiegenoten. Dit resulteert niet zelden in onevenwichtige intieme relaties waarbij er kans is dat ze het slachtoffer worden van partners met een narcistische of een psychopate persoonlijkheidsstructuur.
  • Een opeenvolging van slachtofferrelaties, afgewisseld met zorgrelaties, leidt bij veel hoogsensitieve personen tot het idee dat ze niet relatiebekwaam zijn. De schuld- en minderwaardigheidsgevoelens hierover stapelen zich op en het zelfbeeld bereikt een dieptepunt.
  • De heftige emoties van hooggevoelige mensen geven in elke leeftijdscategorie aanleiding tot afkeurende reacties. Hooggevoelige mannen die gemakkelijk huilen vangen echter nog meer tegenwind dan hun vrouwelijke lotgenoten. Ze krijgen daarbij vaak dingen te horen over zichzelf die hen sterk doen twijfelen aan hun mannelijkheid of hun geschiktheid als partner.

Aan deze lijst kunnen tal van voorbeelden toegevoegd worden. Helaas is onze westerse samenleving voor hooggevoelige mensen geen pretpark. En even helaas zijn er veel pretparken en andere overprikkelende situaties waarin ze meegesleurd worden en zich een buitenstaander voelen. Als daar negatieve reacties uit hun omgeving bovenop komen, is dit op zijn zachtst uitgedrukt slecht voor hun zelfvertrouwen, zelfbeeld en eigenwaarde.

Het herstellen van de eigenwaarde en het opbouwen van een positief zelfbeeld is voor veel hooggevoelige mensen zo niet een levenstaak, dan toch minstens een rode draad doorheen hun leven en een engagement waarin regelmatig veel energie kruipt.
Slechts een relatief klein percentage van alle hoogsensitieven groeit op in een omgeving die ondubbelzinnig positief is voor hen, waardoor ze zowel met hun hooggevoelige zelf leren omgaan als met de consequenties ervan voor hun relatie met de buitenwereld. Zoals gezegd bouwen deze mensen spontaan een positief zelfbeeld op, op basis van de talenten die ze hebben en de menselijke kwaliteiten die ze ontwikkelen.
Ik schat dat het voor de grote helft van de hooggevoelige mensen erg dubbelzinnig is wat dat betreft: ze bouwen enerzijds eigenwaarde op dank zij de positieve reacties van een deel van de mensen met wie ze omgaan op wat ze kunnen, hoe ze zijn en hoe ze in het leven staan. Maar daarnaast ervaren ze veel afkeuring omwille van hun afwijkende interesses, hun alles overheersende empathie en hun heftige emoties. Maar omdat ze flexibel genoeg zijn om zich in heel wat situaties uiterlijk aan te passen, valt het voor de buitenwereld niet erg op hoe gekwetst ze vanbinnen zijn. Wat hun eigenwaarde betreft bouwen ze een dubbele persoonlijkheid op. Hun ene persoonlijkheidshelft heeft een positief zelfbeeld. Die komt aan bod als ze contact hebben met mensen bij wie ze zich veilig voelen en door wie ze geaccepteerd worden zoals ze zijn, namelijk hoogsensitief en voor de rest heel normaal. De tegenpool hiervan voelt zich minderwaardig. Deze laatste neemt hun gevoelsleven over telkens ze geconfronteerd worden met mensen die hen niet zien en accepteren voor wat ze zijn.
Een kleine helft van alle hoogsensitieve personen gaat emotioneel door de hel tijdens hun kindertijd (en vaak ook nog lang daarna) omdat ze opgroeien in een milieu dat voor geen centimeter rekening houdt met hun kwetsbaarheden en behoeften. Op het vlak van zelfbeeld en eigenwaarde komen ze veel te kort.

Om uiteindelijk toch een positief zelfbeeld en de bijbehorende eigenwaarde te kunnen ontwikkelen zijn er vijf dingen nodig:
1/ Inzicht krijgen in wat hoogsensitiviteit in de praktijk inhoudt en accepteren dat dit het essentiële deel van je persoonlijkheid uitmaakt. De consequenties hiervan leren accepteren voor zichzelf is de bijbehorende en logische volgende stap.
2/ Met behulp van therapeutische begeleiding alle cruciale trauma’s die je zelfbeeld onderuit hebben gehaald, verwerken en ontladen.
3/ Zielsverwanten en lotgenoten leren kennen en op die manier een ondersteunende en positief ingesteld vriendenkring opbouwen.
4/ Op alle belangrijke vlakken zoals relaties, wonen, werken en hobby’s het roer van je leven desnoods drastisch omgooien, zodat je vanaf nu kan leven op een manier die aangepast is aan de specifieke levensbehoeften die gepaard gaan met hoogsensitiviteit.
5/ Je eigen kwaliteiten leren kennen en waarderen; deze verder uitbouwen en ermee leren naar buiten komen. Op basis van wat je kan, kent en wat je verwezenlijkt in je leven, bouw je zodoende een nieuw en realistisch zelfbeeld op. Je zelfbeeld is hierdoor niet langer louter afhankelijk van de reacties vanuit de omgeving.
Elk hoogsensitief mens heeft zeldzame kwaliteiten op creatief, spiritueel en/of sociaal vlak. Vaak gaat het hierbij net om die dingen waar het gros van de mensen het moeilijk mee hebben. Therapeutische kwaliteiten, originele creativiteit, een hoogontwikkelde intuïtie, een empathische en verzorgende ingesteldheid, het vermogen om mensen te begeleiden tijdens hun sterfproces en om anderen door hun rouwprocessen heen te trekken, het verstrekken van spirituele inzichten, goed zijn in luisteren en begrijpen, anderen accepteren zoals ze zijn en daardoor veiligheid en aarding geven aan mensen die dit niet aan zichzelf kunnen geven… het zijn maar enkele veel voorkomende kwaliteiten van hooggevoelige mensen, kwaliteiten waar heel veel behoefte aan is in onze samenleving en die maar bij weinig mensen tot ontwikkeling komen.
Het kan echter ook om eenvoudige menselijke eigenschappen gaan zoals een algemene blijmoedigheid, een positieve ingesteldheid, goed zijn in harmonie en gezelligheid scheppen, goed kunnen bemiddelen, bereid zijn compromissen te sluiten, andere mensen accepteren zoals ze zijn en daardoor iedereen een gevoel van emotionele veiligheid kunnen geven. Elk hooggevoelig mens heeft voldoende te bieden en heeft dan ook reden te over om een positief zelfbeeld op te bouwen op basis van wie hij is als mens.

***

(deze tekst vormt een aanvulling die zal opgenomen worden in de volgende druk van mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001) Hoogsensitief - Anders Bekeken kan in elke boekhandel besteld worden en bevat veel verhelderende informatie over hoe hooggevoelige mensen functioneren..  

zondag 8 oktober 2017

Reïncarnatie en reïncarnatiepsychologie - Waarom?

Reïncarnatie en reïncarnatiepsychologie

Waarom zou een nuchter denkend mens zich bezighouden met reïncarnatie, laat staan met reïncarnatiepsychologie? Het is niet omdat het geloof in reïncarnatie wereldwijd enorm is verbreid, dat het daarom iets is wat we per se ernstig moeten nemen. Over boord gooien dan maar, dat concept? Of zijn er goeie redenen te bedenken om er toch maar rekening mee te houden?
De meeste mensen die reïncarnatie hoog in het vaandel dragen, focussen zich op het zoeken naar bewijzen van het bestaan ervan. Anderen verliezen zich in sensationele verhalen over hun al dan niet vermeende verleden. Deze zaken zijn echter van ondergeschikt belang. Wat veel interessanter is, is de vergelijking tussen de twee basisideeën. Welk van de twee levert ons de meeste logische verklaringen op voor wat we meemaken: het reïncarnatieconcept of het idee dat elk mens verondersteld wordt slechts één leven te leiden?
Als het over de menselijke psychologie gaat, over wat we innerlijk ervaren en op emotioneel vlak meemaken, is de verklarende kracht van het reïncarnatiemodel niet alleen veel groter, maar tevens veel eenvoudiger. Alleen zijn er maar weinig mensen die het reïncarnatiedenken tot in de finesses onder de knie hebben en consequent toepassen, waardoor heel veel logische verbanden nooit gelegd worden.
Wat reïncarnatie betreft zijn de twee bekendste onderwerpen de spontane herinneringen die sommige kinderen hebben aan een al dan niet vermeend vorig leven en de verhalen over traumatiserende ervaringen uit al dan niet vermeende vorige levens die tijdens regressietherapieën veelvuldig opduiken. Over het waarheidsgehalte van beide lopen de meningen ver uiteen.
Je kan er – net als wijlen professor Ian Stevenson – je levenswerk van maken om te proberen te bewijzen dat de spontane vorige-levensherinneringen van kinderen een groot waarheidsgehalte bevatten, of je kan simpelweg de volgende bedenking maken: wat is de meest logische en de meest eenvoudige verklaring voor dit fenomeen? Is de drang van kleine kinderen die pas kunnen praten om te fantaseren zodanig groot dat ze gedetailleerde verhalen verzinnen over een ander leven op een andere plek – met inbegrip soms van verifieerbare details – de meest logische verklaring? Of is het een eenvoudiger verklaring om aan te nemen dat reïncarnatie gewoonweg bestaat en dat sommige kinderen daar herinneringen aan hebben, ondanks dat men daar in de regel geen herinneringen aan heeft?
Betreffende de therapeutische kracht van het uitwerken van vorige-levenstrauma’s kunnen we de visie van de bekende psychiater Dr Raymond Moody volgen die zegt dat hij niet in reïncarnatie gelooft maar dat reïncarnatietherapie desondanks werkt, zoals hij in zijn praktijk veelvuldig heeft ervaren. Andere auteurs zoeken de verklaring in ‘dekherinneringen’ waarmee ze fantasieën bedoelen die onbewust gebruikt worden om echte, maar verdrongen trauma’s uit de jeugd toe te dekken. Of we kunnen van het veel eenvoudiger idee uitgaan dat reïncarnatie simpelweg bestaat.
Er zijn tal van kleine en grote onderwerpen in een mensenleven die veel logischer kunnen verklaard worden door uit te gaan van het bestaan van reïncarnatie. De soms bizarre en afwijkende interesses en hobby’s van mensen, de landen en culturen waartoe we ons aangetrokken voelen en deze die ons afstoten, de mensen die we al vanaf de eerste ontmoeting door en door lijken te kennen, de talenten die we zonder enige moeite ontwikkelen, de onevenredig grote angsten en fobieën die we niet kunnen linken aan gebeurtenissen uit onze kindertijd: het zijn hier maar enkele voorbeelden van.
Een psychologie die consequent rekening houdt met het bestaan van reïncarnatie biedt een veel groter verklarend model voor emotionele problemen, innerlijke conflicten, fobieën, breekbaarheid en veerkracht dan een psychologie die de menselijke persoonlijkheid louter als het product beschouwt van zijn genetische aanleg in combinatie met de invloeden uit zijn omgeving. Vanuit deze visie werd de reïncarnatiepsychologie geboren, een psychologisch model dat een ruim mensbeeld koppelt aan een grote verklarende kracht. Het is nu eenmaal een wetenschappelijk principe dat een hypothese met een grotere verklarende kracht en een eenvoudiger structuur voorrang verdient op een idee dat ingewikkelder verklaringen nodig heeft en dat veel fenomenen onverklaard laat.
Voor mij persoonlijk is het een klein levenswerk geworden om deze filosofische psychologie zo genuanceerd mogelijk uit te werken door steevast de linken te leggen tussen de theoretische concepten van het reïncarnatiedenken en de realiteit. Na twintig jaar schrijven is het resultaat hiervan terug te vinden in mijn boeken Karmische Psychologie Deel 1 – In Dialoog met het Onbewuste en Karmische Psychologie Deel 2 – Individuatie en Healing en in enkele kleinere themaboeken (Autisme en Vorige Levens, Hoogsensitief – Anders Bekeken, Wat gebeurt er als ik dood ga?, De Pijn van het Opperwezen en Aikido, Zen & Hardlopen). Tijdens de komende jaren zullen er nog twee delen van Karmische Psychologie verschijnen, waaraan ik nu volop aan het schrijven ben: Deel 3 – Relaties, Seksualiteit & Opvoeding en Deel 4 – Aarde en Schaduw.

Via deze linken vind je meer informatie over deze boeken:

woensdag 4 oktober 2017

Leven in het hier en nu - enkele bedenkingen

Verleden en toekomst – leven in het hier en nu

Vaak krijg ik de vraag waar al dat gegraaf in het verre verleden voor nodig is. Is het niet zinniger om toekomstgericht te leven en het verleden gewoon te vergeten? Of nog beter: om zo intens mogelijk in het nu te leven?
Wie het verleden negeert en enkel in functie van de toekomst leeft, trekt een toekomst aan waarin het verleden zich herhaalt. Het verleden kunnen we namelijk slechts achter ons laten als we er voldoende uit geleerd hebben.
Een veel voorkomend fenomeen is dat mensen niet alleen binnen het tijdskader van één leven maar ook vaak in de loop van meerdere opeenvolgende incarnaties, steeds hetzelfde onheil lijken aan te trekken. Het drijft zowel cliënten als (reïncarnatie)therapeuten soms tot wanhoop.
Een veel voorkomend voorbeeld: mensen die leven na leven in vrijheid geboren worden in een eerder primitieve samenleving waarin ze zich geborgen voelen, maar die dit leven onder de dwang van geweld moeten inruilen voor een leven in slavernij of semi-slavernij.
Een ander gekend voorbeeld is dat mensen die tijdens hun jeugd mishandeld of vernederd werden (meestal vrouwen) partners aantrekken die hetzelfde met hen doen.
Een meer concreet voorbeeld is dat van een vrouw die er na een psychotische depressie weer bovenop kwam met behulp van emotie-onderdrukkende medicatie,een minimum aan therapie en veel rust. Na een half jaar herhaalde het probleem zich, waarna ze er met veel rust, psychomedicatie en een minimum aan effectieve therapie weer bovenop kwam. Haar basisingesteldheid: zo intens mogelijk in het hier en nu leven en zo weinig mogelijk energie in het verleden investeren. Hierdoor kwam ze er nooit toe om de effectieve oorzaken van haar probleem, die zich in het verleden bevonden, voldoende te verwerken en op die manier de angel uit haar patroon te halen.

Veel mensen zijn onwetendheid op het vlak van wat men kan en moet leren uit wat men aantrekt, gewoonweg omdat ze in wezen niet voldoende inzicht hebben in de aard van het individuatieproces. Maar even vaak heeft het te maken met een wezenlijke vlucht vooruit: het verleden wordt het liefst zo snel mogelijk achter zich gelaten om aan een nieuwe toekomst te bouwen waarop men projecteert dat ze beter zal zijn dan het verleden. Het inzicht in het waarom van dit verleden wordt niet voldoende uitgediept en de planning die nodig is om in het toekomstige leerproces dezelfde fouten te vermijden, ontbreekt dan ook grotendeels. Hierdoor herscheppen ze zonder het te beseffen het onverwerkte verleden in de toekomst.
Praktisch gezien moet een mens aan de slag met zijn verleden indien het zich blijft herhalen. Hierbij kan het zowel gaan om concrete situaties en gebeurtenissen als om emotionele reactiepatronen die het bewustzijn keer op keer overspoelen, ongeacht of deze emoties aangepast zijn aan de realiteit of niet. Dit laatste heeft betrekking op mensen die nieuwe situaties aantrekken met betere kansen dan in het verleden, maar die ondanks dat nog steeds dezelfde emotionele reacties vertonen. Dit komt veel voor in relaties:
Je huidige partner heeft bv een andere ingesteldheid, beoordeelt je anders en reageert dan ook anders op jou dan je vorige, maar toch projecteer je op hem of haar de reacties van je vorige partner en reageer je met dezelfde angst, afwijzing, gekwetstheid of kwaadheid als tegenover je vorige partner.
Of: ondanks dat je partner anders is dan je vader of moeder, reageer je op hem of haar alsof hij hetzelfde doet en denkt als één van je ouders.

Wie helemaal in het hier en nu leeft zonder rekening te houden met het verleden en zonder gerichtheid naar de toekomst, wordt steeds meer door het verleden bepaald en wordt in de toekomst telkens weer door dat verleden ingehaald.

Voldoet het dan niet om helemaal in het nu te leven?
Aarding wordt niet ten onrechte geassocieerd met leven in het nu. Maar ons ik-bewustzijn, dat gekoppeld is aan een lineair tijdsbesef, is onderhevig aan een leerproces. Dit wil zeggen dat we qua ontwikkeling ergens vandaan komen en ergens naar toe gaan. In het hier en nu staan we op een bepaalde afstand van zowel het beginpunt als van het (eventuele) eindpunt van die innerlijke reis. Dit betekent niet alleen dat we contact met ons verleden nodig hebben om de juiste reisweg in de toekomst uit te kunnen stippelen, het betekent ook dat we sowieso verplicht zijn om de krijtlijnen van onze toekomst uit te tekenen en regelmatig te evalueren of onze toekomstperspectieven nog voldoende kunnen bijdragen tot onze ontwikkeling.
Exclusief in het nu leven, impliceert meestal dat men te weinig voeling houdt met wat men nu moet doen om in de toekomst niet plots met een innerlijke stilstand geconfronteerd te worden, om te vermijden dat men strop komt te zitten op allerlei praktische vlakken.
De ware levenskunst is om te leren leven met het zwaartepunt van de bewuste aandacht in het nu en met de voelsprieten in zowel het verleden als in de toekomst, zonder dat dit de kwaliteit van de beleving aantast. Te veel aandacht in het verleden of te veel aandacht in de toekomst verhindert het beleven van wat je nu meemaakt. Evenwicht, daar draait het om.
De new-agehype van de jaren 2007-2008, ‘mindfullness’ geheten, draait overigens om hetzelfde (zen-boeddhistische) principe: leren leven in het hier en nu. Is dit zinnig? Ja, maar dan enkel op voorwaarde dat men het verleden en de toekomst niet veronachtzaamt, anders leidt dit tot ter plaatse trappelen of in cirkeltjes ronddraaien in plaats van tot duurzame zelfontplooiing. En wie er niet in slaagt zichzelf te ontplooien, mag dan nog in het hier en nu leven, die beleving zal nooit bevredigend zijn. Dit is namelijk enkel het geval als het gepaard gaat met een voldoening gevend besef van innerlijke groei en evolutie, op welk vlak dan ook. En daarvoor moeten we in het heden leren uit het verleden en rekening houden met de toekomst. 

 ******

Deze tekst is een voorpublicatie van een klein hoofdstukje uit Karmische Psychologie Deel 3: Relaties, Seksualiteit & Opvoeding.  Dit boek verschijnt wellicht pas in 2020. 
Boek bestellen?  http://www.henkcoudenys.be/psychologie.php