vrijdag 29 december 2017

Visualisatie voor hoogsensitieven

De kunst van het visualiseren (17)
Over sponzen en een vergiet met prei

Hoogsensitieve mensen worden vaak vergeleken – en vergelijken zichzelf vaak – met een spons. Net zoals dit bekende weekdier alle vocht uit zijn omgeving opslorpt en er zijn talloze lichaamsholtes mee opvult, nemen hooggevoelige mensen alle emoties uit hun omgeving in zich op waarbij deze de inhoud van hun bewustzijn en hun beleving van de realiteit in sterke mate gaan bepalen. De spons doet dit om uit het opgeslorpte water de nodige voedingsstoffen voor zichzelf te halen en op die manier niet alleen in leven te blijven maar ook te kunnen groeien. Dat laatste feit maakt echter geen deel uit van onze algemeen verspreide associaties met de spons.
Een plastische vergelijking zoals deze tussen hoogsensitieve personen en sponzen is weliswaar een nuttig hulpmiddel om een van de belangrijkste aspecten van hoogsensitiviteit te leren begrijpen, het veelvuldig gebruik van deze metafoor werkt echter op het bewustzijn in als een voortdurende bevestiging hiervan. Het gaat immers om beeldtaal die we automatisch omzetten in een visualisatie van zodra we deze onder woorden brengen. Een visualisatie houdt een boodschap in aan het onbewuste. In dit geval leidt de boodschap tot de bevestiging dat hooggevoelige mensen als sponzen functioneren die alle omgevingsprikkels opslorpen. Het gevolg van deze frequent herhaalde visualisatie is dat deze eigenschap nog versterkt wordt. En dat is nu ook weer niet de bedoeling.


Nochtans kunnen we uit het verhaal van de echte spons nog iets nuttigs halen: ook hooggevoelige mensen halen heel veel voeding uit alles waarmee ze meebeleven. Veel van de informatie die hen overspoelt is immers positief. Bevestigende reacties sterken hen in hun zelfvertrouwen, vriendelijkheid leidt tot een gevoel van geborgenheid en enthousiasme moedigt hen aan om initiatieven te nemen en hun grenzen te verleggen. Hun automatisme om emoties uit hun omgeving op te slorpen is dus geen eigenschap die louter leidt tot emotionele belasting. Net zoals sponzen hun eten uit het zeewater halen, halen hoogsensitieve mensen veel psychische voeding uit wat ze uit hun omgeving opslorpen. Sponzen die in vervuild water leven, vergiftigen zichzelf anderzijds wel door hun manier van functioneren.
Een praktisch bruikbare visualisatie verzinnen op basis van deze kennis is echter niet zo gemakkelijk. Als ik me voorstel dat al mijn psychische holtes – wat dat ook moge zijn in de realiteit – vollopen en dat ik er emotionele voeding en stimulans uit haal, dan lijkt het wel alsof ik me continu onder water bevind en dat lokt onaangename associaties uit. Me voorstellen dat het water verdwijnt en enkel de nuttige voedingsstoffen achterlaat terwijl ik een spons ben, leidt dan weer tot de associatie van uitgeknepen worden als een badspons, wat al evenmin prettig aanvoelt.
Dat brengt me tot het beeld van een vergiet waarin prei wordt schoongespoeld. Het is een klassieke methode om prei eerst in stukjes te snijden en dan in een vergiet het zand ervan tussen te spoelen. Een vergiet laat automatisch alle water weglopen die je erin giet, dit in tegenstelling tot een spons. Dus stel ik me tegenwoordig na een overbelastende situatie voor dat mijn lichaam als een vergiet is waarin nog ongespoelde prei is terechtgekomen. Het water en het vuil – c.q. de emotionele ladingen waarin de prei ronddreef toen ze in mijn vergiet terechtkwam – lopen er automatisch tussen uit en ik houd enkel datgene over wat voedend is.
Hou je niet van prei, dan kun je natuurlijk ook spinazie of witloof visualiseren. Of spruitjes. Heb je aan eender welke groente een hekel, dan kan je maar beter je eigen fantasie en creativiteit aan het werk zetten om een visualisatie te bedenken waarbij je voedende inspiratie scheidt van louter belastende emotionele prikkels.
*****
Op een goeie dag, ergens in de toekomst zal deze tekst een hoofdstukje vormen van een nieuw boek met de titel 'De Kunst van het Visualiseren'.

donderdag 21 december 2017

De naaktdroom en de overstromingsdroom bij HSP

Hooggevoelig – Anders bekeken (aanvulling 9) –
De naaktdroom en de overstromingsdroom

Droomsymboliek is voor een groot deel erg individueel, maar bevat anderzijds ook veel cultuurgebonden symboliek. In een cultuur waar iedereen naakt loopt, zal het aspect ‘naakt zijn’ tijdens een droom geen bijzondere betekenis hebben. Leden van de Yanomami-gemeenschap uit het Braziliaanse Amazonewoud worden wellicht niet emotioneel geschokt wakker uit een droom waarin ze naakt tussen andere mensen staan, in tegenstelling tot de doorsnee westerling.
Droomsymboliek verwijst vaak naar plastische uitdrukkingen of zegswijzen. ‘Je naakt voelen’ of ‘je in je blootje gezet voelen’ worden in onze taal courant gebruikt. Daarmee breng je tot uitdrukking dat je kwetsbaarste emoties voor iedereen zichtbaar zijn, waardoor je je helemaal niet veilig voelt. Veel hoogsensitieve mensen hebben regelmatig dromen met betrekking tot dit thema. Enkele voorbeelden:
Een vrouw had frequent de droom dat terwijl ze aan de kassa van de supermarkt stond aan te schuiven, ze tot het besef kwam dat ze daar in haar veel te korte slaapkleed stond en geen onderbroek aan had. De hele tijd door was ze bezig haar slaapkleed zo ver mogelijk naar beneden te trekken in de hoop dat niemand het zou merken.
Een man had regelmatig een bijna identieke droom. Ook hij stond telkens weer aan de kassa aan te schuiven in het besef dat hij helemaal naakt was. Hij had hooguit een doek of een laken om om zich heen te trekken. Ook hij hoopte dat niemand het zou zien.

Hooggevoelige mensen voelen zich kwetsbaar omdat ze minder afscherming hebben ten opzichte van alle prikkels die op hen af komen. In situaties waarin veel ingehouden emoties voelbaar zijn, hebben ze daar het meest last van. Een rij ongeduldige mensen die aan een drukke winkelkassa staan aan te schuiven, staat vaak bol van de emotionele spanning. Ongeduld, irritatie en ergernis vieren hoogtij maar deze worden niet geuit.
Hoogsensitieve mensen die dit soort prikkels opslorpen voelen zich niet alleen kwetsbaar, maar krijgen tezelfdertijd onterecht het gevoel dat iedereen kan zien hoe kwetsbaar ze zijn. Ook al weten ze dat het niet zo is, toch lijkt het alsof alle ergernis voor hen is bestemd. Tegelijkertijd schamen ze zich omwille van alle ongeduld en irritatie die ze door zich heen voelen gaan, alsof zij als enigen de verantwoordelijkheid dragen voor de ergerlijke situatie en de emoties die daardoor opgeroepen worden.
Naast een aanschuivende rij aan een supermarktkassa bestaan er uiteraard tal van andere situaties in een mensenleven waarbij hooggevoelige mensen zich heel kwetsbaar voelen en lijden onder overprikkeling. Deze kunnen allemaal de aanleiding vormen voor gênante naaktdromen zoals deze uit ons voorbeeld.

Een andere beeldende uitdrukking is ‘overspoeld worden door emoties’. Bij de vertaling hiervan naar droomtaal speelt nog een tweede categorie van droomsymboliek een rol dan deze die cultureel bepaald is. Emoties worden van oudsher geassocieerd met water. Het gaat in dit geval om archetypische symboliek. Deze laat zich niet begrenzen door tijd of cultuur, maar duikt ongeacht de tijdsgeest op in menselijke dromen overal ter wereld. Hoogsensitieve mensen hebben vaak dromen waarin ze af te rekenen hebben met overstromingen. Een voorbeeld uit mijn eigen droomleven:
Al tientallen jaren heb ik om de zoveel maanden een variatie op dezelfde droom: ik bevind me in een landschap dat overstroomt en ik probeer terug op het droge te komen. Soms moet ik zwemmen.
Een andere, aanverwante droom had ik enkel de voorbije twee jaar: al zwemmend kom ik op de bodem van een vijver terecht en ik geraak niet tijdig weer boven water om adem te halen. Naar adem happend wordt ik wakker.
Recent ontstond er een synthese van beide dromen, waar een nieuw element bij kwam: ik bevond me in een stad met een soort spaarbekken of een dokkencomplex dat langzaam maar zeker onder water kwam te staan. Ik besefte dat het weer vloed werd en toen zwom ik naar de overkant, omdat ik om de een of andere reden daar moest zijn, wetend dat het water na een tijdje weer zou wegtrekken van zodra het eb zou worden.

Lange tijd wist ik me geen raad met deze dromen, tot ik de link legde met ‘overspoeld worden door emoties’. Telkens mijn hoogsensitiviteit leidde tot overprikkeling, droomde ik van ondergelopen landschappen waaruit ik moest zien weg te raken, wat symbool stond voor levenssituaties met te veel emotionele prikkels. Aan de tweede reeks dromen, waarbij ik telkens ei zo na verdronk, was ik onderhevig tijdens een periode in mijn leven waarin ik meer meemaakte dan ik op korte tijd kon verwerken. Toen legde ik wel reeds de link met emotionele overprikkeling. De derde droom toont een belangrijke evolutie: het besef dat overprikkeling komt en gaat, zoals de getijden van de zee. Het laat zien dat inzicht in hoe hoogsensitiviteit functioneert het mogelijk maakt om te voorspellen wanneer het je te veel zal worden, zodat je je eraan kunt aanpassen en je erop kunt voorbereiden.

Ik ben er mij van bewust dat beide droomthema’s – het naakt zijn en de overstroming – ook bij andere mensen dan HSP-ers kunnen voorkomen en in veel gevallen een andere interpretatie behoeven dan hierboven wordt gegeven, maar de ervaring heeft me geleerd dat dit deze droomthema’s zeer vaak gelinkt zijn met hoogsensitiviteit. 

*****

Deze tekst vormt een aanvulling die zal opgenomen worden in de volgende druk van mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001 

dinsdag 12 december 2017

Gansje Grauwvleugel

Gansje Grauwvleugel

Op een oude boerderij woonde een mooie witte gans. Haar naam was Louise. Ze leefde in een oud hobbelig weiland met draad er om heen. Aan één kant van de wei was een smalle gracht. In de hoek van de wei was de gracht verbreed tot een vijvertje en daar ging Louise zich elke dag uitgebreid wassen. Na haar bad bleef ze altijd een tijdje op het water dobberen en zwom ze een paar rondjes, met snelle, krachtige slagen van haar brede poten. Dat was voor haar het leukste moment van de dag. Voordat ze weer aan land ging, klapperde ze heel heftig met haar vleugels, maar deze waren gekortwiekt zodat ze niet kon opstijgen. Louise kon niet vliegen.

Daarna ging ze aan land om te grazen, heel veel te grazen. Ganzen kunnen veel eten en Louise was dik, want ze kon vreselijk veel eten.

Louise had altijd genoeg gras in haar wei, behalve als het winter werd en het ging sneeuwen. Dan werd het gras dor en kort en moest ze haar toevlucht nemen tot de wortels en de ondergrondse uitlopers. Met haar sterke snavel maakte ze putjes in de sneeuw en schraapte ze ook wat van de bevroren aarde weg om bij de ondergrondse delen van het gras te kunnen. Maar gelukkig was de boer er ook nog. Hij bracht tijdens de winterdagen steevast afval van kool, worteltjes, oude aardappelen en andere lekkere hapjes.

Deze winter was het heel koud. Niet dat Louise daar veel last van had, want ze had tijdens de lange zomermaanden heel veel gegeten en daardoor had ze nu een dikke laag vet onder haar pluimen. Dankzij die vetlaag voelde ze de kou niet. Maar er lag geen sneeuw en de grond was zodanig hard bevroren dat ze helemaal niet naar wortels kon graven. Ze was volledig aangewezen op wat de boer haar bracht. Dat was wel meer dan ze op kon, maar ze verveelde zich als ze niet kon grazen, graven of zwemmen.
Op een ochtend klonken er vreemde kreten in de lucht. Louise hoorde wel dat het ganzentaal was, maar ze verstond er niet veel van. Het waren wilde ganzen en ze kwamen blijkbaar uit een vreemd land. Het was een kleine groep. Vijftien ganzen telde ze toen ze dichterbij kwamen. Ze waren grijs, hadden brede zwarte strepen op hun buik en een gekke witte vlek rond hun snavel.
Louise slaakte een kreet. ‘Hé kom toch hierheen’, riep ze in haar eigen taal. De voorste gans hoorde haar roep, keek omlaag, zag Louise en dook toen naar beneden. De groep volgde hem en ze landden in de wei, in een kring rond de verbaasde Louise.
De wilde ganzen bleven, want ze hadden al snel door dat ze hier gemakkelijk aan eten konden komen. De eerste dagen vluchtten ze weg als de boer kwam, om na zijn vertrek terug te keren en samen met Louise van de lekkere hapjes te genieten die hij had achtergelaten. Maar na een week bleven ze gewoon zitten.
Moeten we die wilde ganzen niet wegjagen?’ vroeg de boer aan zijn vrouw.
Ach man, laat ze toch’, antwoordde de boerin, ‘die beesten hebben het al moeilijk genoeg. Ze vinden niets meer te eten en als ze verder naar het zuiden trekken, naar Frankrijk, dan worden ze vast door jagers doodgeschoten. Trouwens, je weet toch dat de wilde ganzen in ons land bij wet beschermd zijn? We mogen ze niet eens wegjagen.’
De boer zei nu niets meer en de boerin ging een volle kruiwagen met oude wortels halen. Ze gooide ze in de ganzenwei.

Louise was in haar nopjes met haar nieuwe vrienden. Ze verveelde zich niet meer. Al snel leerde ze de taal van haar wilde soortgenoten te begrijpen en luisterde ze naar verhalen over verre landen. Elke winter kwamen de wilde ganzen vanuit het hoge noorden naar de warmere landen in het zuiden gevlogen, op zoek naar voedsel. Met tienduizenden waren ze. Meestal reisden ze niet zo ver als dit jaar en bleven ze in grotere groepen samen, maar nu was het wel erg koud en ze waren veel verder naar het zuiden afgezakt dan ze gewoon waren. Daardoor waren ze nu hier, bij Louise in de ganzenwei.
Eén maal waren ze nog verder gegaan, maar dat was wel al vijftien jaar geleden. Ze waren helemaal naar Frankrijk gevlogen. Maar ze waren nog maar net toegekomen, toen een grote groep jagers met honden en geweren op hen hadden geschoten. Veel van hun vrienden werden gedood. Nooit meer gingen ze naar Frankrijk terug.
Straks, als de strenge winter weer voorbij is, keren ze terug naar hun geboorteland in Siberië, waar de hele zomer lang de zon niet ondergaat en waar geen bomen groeien, alleen maar lage struikjes. Daar zijn veel moerassen en grote meren waarop ze kunnen zwemmen. Daar kunnen ze veilige nesten bouwen.
Louise raakte bevriend met een ganzenmannetje uit de groep. Hij was het die vooraan had gevlogen, de dag dat ze waren aangekomen. Het liefst wilde ze voor de rest van haar leven bij hem blijven. Ze knuffelden elkaar vaak.
Maar de winter liep ten einde, de lucht werd warmer. De wilde ganzen werden met de dag onrustiger. Ze deden veel vaker vliegoefeningen en snaterden onder elkaar over de lange terugreis die ze weldra zouden aanvatten. Louise zuchtte alleen maar en voelde zich steeds verdrietiger worden. Zij kon niet vliegen en ze kon dus ook niet mee met haar vrienden. Over enkele dagen zou ze weer alleen zijn.
Toen was het zover. De zon scheen feller dan de ochtend voordien en er kwamen ook dikke regenwolken aandrijven. De regen viel, de wei werd modderig en de laatste restjes ijs op de vijver ontdooiden. De wilde ganzen besloten dat het nu hoog tijd werd om naar huis terug te keren, want als ze nog langer zouden wachten zou hun groep vast en zeker als laatste terug thuis komen en dan zouden alle goeie nestplaatsen ingepalmd zijn door andere ganzen.
Ze flapten met hun sterke vleugels, stegen op en vlogen in een grote boog rond de wei van Louise. Alleen haar vriend twijfelde. Hij bleef nog een hele tijd dralen in de ganzenwei en Louise smeekte hem om te blijven.
Kom je nog?’ riepen de andere ganzen vanuit de lucht. Toen vloog ook hij weg, maar pas nadat hij had beloofd dat hij de volgende winter terug zou komen.
Enkele dagen later zocht Louise een geschikt plekje aan de rand van haar vijvertje. Ze maakte er met takjes en pluimpjes een mooi nest. Ze legde een groot wit ei en ging er op broeden.
De lente kwam nu snel. Het gras groeide en in de vijver stond veel water. Louise dacht nog vaak aan de wilde ganzen maar haar eetlust verminderde er niet om. Ze nam ‘s ochtends haar bad, graasde haar buikje vol en ging snel terug naar haar ei. ‘s Nachts keek ze naar de sterren of luisterde ze naar de geluiden rond de boerderij, want ganzen slapen maar zelden. Na vier weken brak de schaal van het ei open en een donzig geel ganzenkuiken kwam eruit te voorschijn. Zijn piepkleine vleugeltjes waren donkerbruin.
Het kuikentje groeide snel en aan het eind van de zomer was hij veranderd in een sterke jonge gans. Hij was wit zoals zijn moeder, maar zijn vleugels waren lang en sterk en hadden de bruingrijze kleur van de wilde ganzen. Iedereen noemde hem Grauwvleugel.

Gansje Grauwvleugel vond het leuk in de ganzenwei. Samen met zijn moeder waste hij zich in de vijver, klapperde met zijn vleugels en zwom enkele rondjes. Daarna gingen ze allebei grazen. Maar het leukst van al vond hij de avonden, als hij samen met zijn moeder naar de sterren keek of naar de opkomende maan. Louise vertelde hem dan verhalen over de vorige winter, over zijn vader die een wilde gans was en van helemaal voorbij de poolcirkel naar hier was komen vliegen met zijn vrienden. Ze vertelde ook dat de wilde ganzen de volgende winter terug zouden komen. Gansje Grauwvleugel wilde het verhaal telkens opnieuw horen. Hij begon te verlangen naar de winter, net zoals zijn moeder.
Zou ik ook kunnen vliegen, zoals de wilde ganzen?’ vroeg Gansje Grauwvleugel op een dag. ‘Ik denk het niet’, antwoordde Louise. ‘Wij zijn tamme ganzen en wij zijn niet gemaakt om te vliegen. Ik kan het in elk geval niet’, voegde ze eraan toe en ze klapperde met haar gekortwiekte vleugels zonder dat ze van de grond kwam. ‘Maar we kunnen wel zwemmen’, zei Louise, ‘en ik heb toevallig wel zin in een lekkere duik’. Ze waggelde naar de vijver en Gansje Grauwvleugel waggelde achter haar aan.

De winter kwam en het regende veel. De ganzen vonden dat niet erg, hun verenpak was dik en de druppels gleden er zo weer af. Echt nat werden ze dus niet. Maar de wilde ganzen kwamen niet. Daarvoor was het niet koud genoeg.
Pas toen de winter al een heel eind gevorderd was, begon het te vriezen. Op een dag regende het heel hard en de druppels veranderden in ijs van zodra ze de grond raakten. De ganzenwei, die tot dan toe nat en modderig was geweest, werd glad als een ijsbaan. Louise mopperde, want ze gleed telkens uit en dan viel ze op haar bek. Gansje Grauwvleugel vond het echter leuk om te glijden en al glijdend ging hij op weg naar de vijver. ‘Zouden de wilde ganzen nu komen?’ vroeg hij zich af. Hij wilde zo graag zijn papa leren kennen.
Er lag een dun laagje ijs op de vijver en toen hij zich daarop waagde, zakte hij er door. Hij plonsde in het ijskoude water. Hij klapperde heftig met zijn vleugels en spartelde in het rond. De ijskorst brokkelde steeds verder af . Gansje Grauwvleugel vond dat maar best want hij had zin om te zwemmen. Toen regende het plots zo hard dat hij bijna het verschil tussen de lucht en het water niet meer kon zien. Zoveel water kwam er tegelijk uit de hemel gevallen.
Jammer dat ik niet vliegen kan’, dacht Gansje Grauwvleugel, ‘want als de wilde ganzen komen, dan gaan ze na de winter weer weg en ik zou zo graag met hen mee gaan.’ En om zichzelf te bewijzen dat hij niet kon vliegen klapperde hij met zijn vleugels, net zoals hij zijn moeder had zien doen. Ondertussen viel de regen met bakken tegelijk uit de lucht. Gansje Grauwvleugel bleef maar klapwieken. Hij vond het heerlijk en na een tijdje had hij het gevoel alsof hij met zijn vleugels aan het zwemmen was in de natte lucht.
Plots hoorde hij een vreemde kreet achter zich. Hij keek om. Een grote grijze gans met witte strepen op zijn buik en een witte vlek rond zijn snavel kwam aangevlogen. ‘Zo jongen’, zei de wilde gans, ‘leer jij ook al vliegen?’.
Hoezo, vliegen?’, vroeg Gansje Grauwvleugel verbaasd. ‘Ik zit gewoon op de vijver en ik klapper heel hard met mijn vleugels, zodat het lijkt alsof ik met mijn vleugels zwem in de regen’.
De wilde gans begon hartelijk te lachen en zei: ‘Kijk maar eens naar beneden!’ Een heel eind onder zich zag Gansje Grauwvleugel nu tot zijn eigen verbazing de vijver liggen en de ganzenwei.

Ik vlieg!’, riep hij.
Ik vlieg!’

Onder hem stond zijn moeder omhoog te kijken. Ze riep:
Gansje Grauwvleugel, dat is je vader die thuiskomt’.
  
*****

Boeken en activiteiten: zie www.henkcoudenys.be
Teksten en copyright: Henk Coudenys; Gelieve niets van deze uitgave te vermenigvuldigen of te publiceren, op eender welke wijze, zonder toestemming van de auteur.

donderdag 7 december 2017

De verschillen tussen hoogsensitiviteit en autisme

De verschillen tussen hooggevoeligheid en autisme

Op het eerste zicht lijkt het verschil tussen hooggevoeligheid en autisme vanzelfsprekend: het gaat om twee tegenpolen. Hooggevoelige mensen functioneren op basis van empathie, intuïtie en inlevingsvermogen, terwijl bij autistische mensen net deze basisfuncties slecht tot helemaal niet ontwikkeld zijn. Een gebrek aan empathie is overigens totaal iets anders dan harteloosheid, ook al kan het tot harteloos gedrag leiden. Empathie staat voor het vermogen om spontaan mee te beleven met wat in een ander omgaat, met de sfeer in een bepaalde situatie of met de achterliggende boodschap bij iets wat verteld of uitgebeeld wordt. Het gaat niet over mentaal weten of raden wat er bedoeld wordt, maar om innerlijk (of intuïtief) weten. Dit weten komt tot stand door aanvoelen en meevoelen. Het is deze basisfunctie die niet is ontwikkeld in het geval van autisme, terwijl deze het bewustzijn overheerst in het geval hooggevoeligheid.
Het tweede grote verschil betreft het vermogen om gebeurtenissen en veranderingen emotioneel te verwerken. Dit is goed ontwikkeld bij hoogsensitieven, maar gebrekkig tot niet ontwikkeld bij autistische mensen. Het is echter met betrekking tot dit thema dat de gelijkenissen in gedrag en reactiepatronen tussen beiden ontstaan, wat tot heel wat verwarring kan leiden.
Autistische mensen doen er alles aan om emotionele confrontaties te vermijden, omdat ze al vroeg ervaren dat ze niet met emoties kunnen omgaan, dat deze met hen weglopen zonder dat dit tot de verwerking leidt van datgene wat de emoties heeft
opgewekt. Bijgevolg gaan de meesten ook systematisch nieuwe situaties en veranderingen uit de weg, want de kans op emoties is in die gevallen zeer groot.
Hooggevoelige mensen kunnen op zich wel met veranderingen overweg, kunnen genieten van het onverwachte, verwelkomen in de regel de gevoelens en de emoties die dit met zich meebrengt, maar geraken veel sneller overprikkeld dan de gemiddelde mens. Dit komt omdat ze op elke prikkel veel intenser reageren en daar bovenop ook nog op meer soorten prikkels reageren. Hierdoor geraakt hun emotioneel verwerkingssysteem snel overbelast. De emoties die losbarsten bij overbelasting zijn zeer heftig en soms is er heel wat tijd nodig om tot verwerking te komen, omdat er nu eenmaal veel tegelijk moet verwerkt worden. Daar vloeit een grote behoefte aan rust uit voort, aan een tijd lang zich kunnen koesteren in een prikkelarme situatie. Tijdens deze fasen zijn hooggevoelige mensen even afkerig van nieuwe gebeurtenissen en veranderingen als autisten. Ze
klampen zich op eenzelfde manier vast aan veiligheid biedende structuren en routines. Ze ontwikkelen gelijkaardige strategieën om emotionele confrontaties te vermijden.
De meeste hooggevoelige mensen weigeren empathisch te reageren op hun medemensen als ze tijdelijk gevangen zitten in deze pseudo-autistische manier van functioneren die het gevolg is van overprikkeling, maar dit betekent niet dat ze plots niet meer tot empathie in staat zouden zijn.
Het verschil is, dat het hier om een fase gaat, die weliswaar frequent terugkeert, maar ook weer systematisch voorbij gaat. Deze fase wordt in de regel gevolgd door een hernieuwde behoefte aan emotionele prikkels. Tijdens deze nieuwe cyclus van wezenlijk en empathisch functioneren, voelt de hooggevoelige mens zich in de regel schuldig voor zijn gebrek aan empathie tijdens de overprikkelde fase. Daaruit volgt vaak compensatiegedrag: extra aandacht besteden aan de mensen die ze volgens hun eigen gevoel te kort hebben gedaan. Uiteraard leidt dit
gemakkelijk tot opnieuw overprikkeld geraken. Sommige hooggevoelige mensen zitten dan ook gevangen in een zich steeds herhalende kringloop, waarbij empathisch functioneren afgewisseld wordt met pseudo-autisme. Op de mensen met wie ze langdurig omgaan, komen ze daardoor over alsof ze aan een vorm van autisme lijden. Een uitweg hieruit vinden is overigens niet zo moeilijk: meestal volstaat het om te leren nee zeggen en om op voorhand in te calculeren hoeveel emotioneel prikkelende situaties men aankan. Op tijd rust inplannen is een goed
alternatief voor tot rust gedwongen worden door overprikkeling.
Autistische mensen kennen die fasen niet. Zolang ze in een voor hen veilige omgeving kunnen functioneren, zolang ze niet noodgedwongen geconfronteerd worden met situaties die hun emotionaliteit prikkelen, blijft het leven voor hen hanteerbaar. Uit zichzelf voelen ze geen behoefte om ‘het gevaar’ (d.w.z. intense nieuwe prikkels) op te zoeken, in tegenstelling tot hoogsensitieven. Hun empathisch vermogen blijft gebrekkig, zowel wanneer ze in de ‘veilige modus’ kunnen functioneren, als
wanneer ze overprikkeld worden. Wel is het zo dat de beter functionerenden onder hen – mensen met het zogenaamde
Aspergersyndroom – gemakkelijker hun compensatiepatronen in stand kunnen houden, waardoor ze in beperkte mate nieuwe en onverwachte situaties aankunnen. In de regel gaat het om het vervangen van invoelen en aanvoelen door opgebouwde mentale kennis. Van zodra ze echter met hun emoties in aanraking komen, kunnen ze hier niet meer bij en slaan ze zoals alle autistische mensen tilt.

***
Uit: Henk Coudenys: Autisme en Vorige Levens, tweede druk.  ISBN 9789077101094
Dit boek kan in alle boekhandels en internetboekhandels besteld worden en ook via mijn website:
www.henkcoudenys.be