donderdag 12 december 2019

Emoties

Onze emoties zijn als dieren.
Soms zijn het vogels in de verte, hoogvliegers die we in de verte waarnemen maar niet weten te bereiken, zoals onvoorwaardelijke liefde of onwankelbaar vertrouwen
Andere emoties zijn als nachtdieren van wiens aanwezigheid we ons overdag niet bewust zijn:
 de angsten die we niet onder ogen willen zien en onze kleinzieligheden die we uit de buurt van ons bewust zelfbeeld willen houden. Ze zijn vluchtig en niet te vangen - als vleermuizen - of schuw, schichtig, sluw en slim als ratten.
Net zoals een hondenliefhebber zich met zijn huisdier identificeert, zijn er emoties die ons zo vertrouwd zijn dat we ons ermee één voelen.Vertrouwde liefde en blijdschap.  Vertrouwd verdriet, vertrouwde melancholie.
Maar dat huisdier kan ook een kat zijn, die er alleen maar is als zij er zelf zin in heeft en niet als je haar roept en nodig hebt. Passie en gedrevenheid komen niet op commando.  Zelfvertrouwen evenmin.
Er zijn emoties die als een zwerfhond achter ons aan blijven lopen en die we niet van ons af kunnen schudden.  Onzekerheid, wantrouwen, jaloezie, hartstocht.  Hoe harder we ervan weglopen, hoe zekerder we hen na de volgende bocht in ons leven terug zien.
Net zoals er in elk huis spinnen wonen, zijn er emoties waarvan we niet willen weten dat we ze hebben. Het zijn onze diepere angsten, deze die zich genesteld hebben in de structuur van onze persoonlijkheid en de emoties die gebonden zijn aan de geheimen die we al veel te lang met ons meeslepen. 
Andere emoties zijn irritant als muggen in de nacht. Hen kunnen we niet negeren. Ze houden ons immers uit onze slaap.  Vaak zijn het emoties zoals kwaadheid en verontwaardiging, die gepaard gaat met inzichten die we het liefst niet zouden hebben. Of die verliefdheid, dat bedrog en zelfbedrog dat we niet onder ogen willen zien.

Als we onze emoties gevangen zetten, als vogels in een kooi, die niet langer de kans krijgen om te vliegen, verworden ze tot karikaturen van zichzelf.
Als we ze als herten in een omheining opsluiten, waardoor ze niet de ruimte hebben om zich op een natuurlijke manier te ontplooien, dan doen we hen onrecht aan. En onszelf.
Sommige emoties zijn als wolven. We vrezen hen en beschermen ons tegen hen met stalen hekken. we geven ze namen zoals woede, agressie en machtswellust.  Maar meestal zijn ze er niet zonder reden.
Onze angsten zijn als de schapen waar geen wolf nog bij kan. En toch doet de wolf slechts datgene wat moeder natuur hem voor heeft geschapen.
Onze emoties zijn als paarden, gespannen voor een kar, een koets of een strijdwagen. Ze vormen de stuwende kracht waarmee we ons levenspad berijden.
Maar als we de teugels te hard aantrekken, gaan ze steigeren en slaan ze misschien op hol, om pas na een uitputtende, woeste wedren tot staan te komen bij de eerste hindernis waar ze niet overheen kunnen stormen en waarbij ons voertuig over kop gaat.
Veel van onze emoties zijn als wilde dieren. Om met hen vertrouwd te geraken moeten we geduldig de tijd nemen om hun vertrouwen te winnen. We moeten hen accepteren en respecteren, hen laten zoals ze zijn en hen niet proberen te veranderen. Pas dan laten ze toe dat we hen voorzichtig aanraken.
We kunnen leren samen leven, wij en onze emoties, mits wederzijds respect.
Emoties die niet weggejaagd worden, niet gevreesd, niet buitengesloten of onderdrukt, kunnen doen waarvoor ze zijn ontstaan:. 
Ze kleuren ons leven, helpen ons om keuzes te maken en zorgen ervoor dat we op aarde weten te overleven.

zaterdag 30 november 2019

De effectgerichte communicatie van psychopaten en andere manipulatieve persoonlijkheden


Effectgerichte communicatie

De essentie van communicatie bestaat uit het doorgeven van informatie aan elkaar. Dat is de hoofdreden waarom we met elkaar praten.
Daarnaast zijn er heel wat mensen die praten om gevoelens van onbehagen, eenzaamheid of onzekerheid te compenseren. De inhoud van wat ze zeggen, is ondergeschikt aan het effect dat het heeft op henzelf: ze voe­len zich minder onzeker of eenzaam als ze iemand hebben om tegenaan te kletsen. De intentie is in dit geval niet het doorgeven van informatie, maar het bereiken van een gevoel van verbondenheid. Soms wordt dit doel bereikt, meestal niet, maar dat is in de context van dit hoofdstukje over de communicatieme­thodes van psychopaten niet zo relevant. We kunnen deze vorm van communiceren ‘effectgericht’ noemen, maar in dit geval gaat dit niet automatisch gepaard met een vorm van manipulatie. Men beoogt enkel een ef­fect op zichzelf.
De effectgerichte communicatie die door psychopaten gehanteerd wordt, gaat een flink stuk verder. Het principe is simpel: wat je inhoudelijk nu precies zegt, is van totaal ondergeschikt belang. Het enige wat telt is wat jouw woorden te weeg brengen bij iemand anders en hoe ze inwerken op de gemoedstoestand van de ander. Hierbij spe­len timing, intonatie en de context waarin iets wordt gezegd een even grote rol als de woorden zelf. De keu­ze tussen waarheid of leugen, zin of onzin, wordt gemaakt in functie van het effect dat men beoogt: verwar­ring stichten of vertrouwen wekken, iemand om de tuin leiden of zijn zelfvertrouwen destabiliseren, iemands wantrouwen sussen of net aanwakkeren.
De effecten die een psychopaat wil bereiken, zijn steeds dezelfde: verwarring stichten, vertrouwen ondermij­nen, de eigen ongeloofwaardigheid verdoezelen, aandacht krijgen en vasthouden. De achterliggende redenen zijn eveneens beperkt in aantal: het bereiken of bestendigen van een machtspositie of het verwerven of vasthouden van ma­terieel voordeel. Dit gaat vrijwel altijd hand in hand met het beknotten van andermans initiatieven of met het om­buigen van deze initiatieven in functie van hun eigen voordeel. Zelf willen ze alle vrijheid in handen houden om de eigen initiatieven ongehinderd uit te kunnen voeren. Maar wat een psychopaat bovenal wil is aandacht, aandacht en nog eens aandacht. En om dat te krijgen, is het gebruik van woorden een uitstekend middel.
Dit principe begrijpen is niet zo moeilijk. Het telkens weer doorzien in de praktijk is dat wel. Psychopaten hebben er immers het handje van weg om iemands ingangen en zwakke plekken op te sporen. Geen enkele opening laten ze onbenut, of het nu gaat om een interesse, een angst, ambitie of kwetsbaarheid. Al wat ze in hun voordeel kunnen gebruiken, wordt geregistreerd om vroeg of laat ingezet te worden. Woorden spelen daarbij een belangrijke rol.

In een ruimere context bekeken, leidt de communicatie met een psychopaat tot het ondermijnen van je we­zenscontact, tot de verzwakking van je innerlijke verbondenheid, je eigenheid, het contact met je levensstroom en je vermo­gen om te groeien en te evolueren. Elke activiteit die bijdraagt tot het verdwijnen van je zwakke plekken en zwarte vlekken, wordt door de psychopaat gesaboteerd. Hij moet immers zijn openingen koste wat kost zien te behouden. Woorden zijn uitzonderlijk goeie wapens om iemand van zinvolle initiatieven af te brengen, mits je geen moeite hebt om de waarheid geweld aan te doen.
Als een psychopaat je onzeker kan maken door een rechtlijnig standpunt te formuleren en zich daaraan te houden (bv als je bang bent voor blinde autoriteit) dan zal hij dit niet nalaten, tenzij hij net de bedoeling heeft om je vertrouwen te winnen. In dit geval zal hij kiezen voor het formuleren van een genuanceerde mening. Diezelfde psychopaat kan echter als een windhaan van mening veranderen als hij je daardoor van je stuk kan brengen en emotioneel kan ontregelen. Als dat zijn bedoeling is en hij denkt er zijn doel mee te bereiken, zal hij het niet nalaten om van strategie te veranderen.
Effectgerichte communicatie kan afwisselend waarheden en leugens bevatten of alleen uit leugens bestaan. Of alleen uit waarheden. In het eerste geval dienen de waarheden een ingang te forceren om de leugens ver­kocht te krijgen. In het tweede geval dienen de leugens een ingang te scheppen om nog meer leugens ver­kocht te krijgen. In het derde geval dient de waarheid om vertrouwen te scheppen, of om iemand op de kast te jagen, of om een ander effect te bereiken. Er kunnen allerlei redenen achter schuilgaan, behalve de wezen­lijke behoefte om uit waarheidsliefde de waarheid te communiceren. Effectgerichte communicatie dient en­kel het eigenbelang.

In een gesprek met een psychopaat komt het erop aan totaal niet in te gaan op wat hij zegt, maar wel goed te luisteren. Van al wat gezegd wordt, moet je nagaan wat het effect op jezelf kan zijn – of op een derde persoon, waarbij jij als doorgeefluik wordt gebruikt - opdat je de bedoeling achter de gebruikte woorden kan doorgronden. Om hierin te slagen moet je je zelfbeeld goed voor ogen hou­den en stevig verankeren.
De kunst is om te leren denken zoals een psychopaat denkt, zonder echter over te gaan tot het spelen van eenzelfde spel met effectgerichte woorden, want daarin is een echte psychopaat altijd sterker. Hij heeft im­mers geen geweten, jij wel. Indien je toch een steekspel begint, geef je hem slechts nieuwe handvatten om jou verder mee te bewerken.
Communicatie bestaat niet enkel uit woorden. Ook de geuite emoties en de onbewuste boodschappen via de lichaamstaal spelen hun rol. Psychopaten zijn acteurs. Hun lichaamstaal en hun emoties zijn gespeeld. Of ze verraden niets. Een pokerface opzetten kan allerlei effecten hebben. Dit alles dient slechts één doel: jou bespelen, of via jou invloed uitoefenen de buitenwereld.
Het enige diepgewortelde gevoel dat een psychopaat kent en eventueel kan tonen, is innerlijke leegte. Zijn enige echte emo­ties zijn angst, onzekerheid en belustheid op sensatie. Al het andere wordt hooguit oppervlakkig nagespeeld. Maar goeie acteurs komen net door het gebruik van een tikkeltje overdrijving geloofwaardig over op de arge­loze toeschouwer.
Gevoelige mensen reageren systematisch op lichaamstaal en op de emoties die doorklinken achter de woor­den. Bij de communicatie met een psychopaat komt het erop aan dit te beseffen en jezelf de discipline op te leggen om dit niet te doen. Anders geraak je in de war door de opeenvolging van echte en gespeelde bood­schappen. Niet elke psychopaat heeft immers alles van zichzelf onder controle en tussen de bewust toege­paste misleidende boodschappen, sijpelen vaak angst en onzekerheid door. Maar het jammere van de zaak is dat zelfs de echte emoties ingezet kunnen worden om het gewenste effect te bereiken. Echte angst kan bv beschermingsdrang en medeleven opwekken als deze in de gewenste context wordt geplaatst.
Gevoelige mensen zijn om die reden de geprefereerde slachtoffers van psychopaten. Maar hooggevoelige mensen met eigenwaarde zijn de eersten om de non-communicatie van een psychopaat te doorzien en te doorprikken. Voor hoogsensitieve mensen komt het er dus op aan hun kwetsbare plekken te kennen en te he­len, zodat ze niet uit hun eigenwaarde en zelfvertrouwen geduwd kunnen worden. Mits behoud van hun we­zenscontact kunnen ze een psychopaat beter doorzien dan iemand anders. En afschepen.
Veel hooggevoelige mensen doen overigens het tegenovergestelde: ze doen aan ‘effectvermijdende commu­nicatie’, wat feitelijk een variant is op hetzelfde thema. Ze voelen intuïtief aan wat het effect van hun woor­den op een ander zouden kunnen zijn en kiezen ervoor om ze niet uit te spreken, bv opdat een ander zich niet gekwetst of schuldig zou voelen. Ook hiervan maken psychopaten dankbaar gebruik. Ze hebben al snel door dat hoogsensitieve mensen hen om die reden met zijden handschoentjes aanpakken, waardoor ze zich als gemakkelijke slachtoffers opstellen.
In deze context is het een frappante vaststelling dat er zowel in de reclamewereld als in de politiek systema­tisch effectgericht gecommuniceerd wordt. De twee meest invloedrijke sectoren van onze samenleving func­tioneren volgens de regels van de psychopathie. Waar invloed is, is macht te vinden. Macht trekt psychopa­ten aan, die vervolgens de spelregels beginnen te bepalen. Uiteindelijk volgt iedereen in deze sectoren deze spelregels, psychopaat of niet. 

Het zijn niet enkel psychopaten die effectgericht communiceren.  Narcistische persoonlijkheden bezondigen zich hier ook veelvuldig aan, zij het niet altijd.  Dat maakt hen mogelijk nog moeilijker mensen om mee om te gaan dan psychopaten: de helft van de tijd communiceren ze omwille van de inhoud en op andere momenten is het een en al manipulatieve effectgerichtheid.  Als je met een psychopaat te maken hebt en je hebt hem door, dan weet je ten minste waar je aan toe bent.  
Mensen met een ernstige vorm van borderline, manipuleren even vaak met woorden als narcisten.  Ook in dialoog met hen is het altijd aftasten om te weten of je naar de inhoud moet luisteren of dat je het effect moet inschatten van wat ze zeggen.  

                                                                                       *****

 Deze tekst vormt een hoofdstukje uit het nog te verschijnen boek 
Karmische Psychologie deel 4 ~ Aarde & Schaduw
Hfdst III: Psychopathie
 

zondag 13 oktober 2019

Sjamanisme Hier en Nu - Synchroniciteit en Totemdieren.

  Synchroniciteit en totemdieren
Als twee gebeurtenissen gelijktijdig voorvallen, een opvallende symbolische parallel vertonen, maar verder geen causaal verband houden met elkaar (het een is niet het oorzaak van het ander), dan spreken we van synchroniciteit. Dit begrip werd in de analytische psychologie geïntroduceerd door Carl Gustav Jung, in reactie op heel wat dergelijke voorvallen in zijn praktijk als psychiater. Een voorbeeld uit mijn eigen kennissenkring:
Er loopt een kat onder de wielen van de auto van een vrouw. Het is onmogelijk voor haar om het dier te ontwijken zonder een ongeval te veroorzaken en zelf tegen een boom of een tegenligger te rijden. Diezelfde dag heeft ze de samenwerking met een zakenpartner, die al vele jaren een vriendin was, moeten stopzetten omwille van het niet naleven van financiële afspraken. Ze weet dat die vrouw daar financieel onder zal komen te lijden, maar als ze niet ingrijpt, wordt ze zelf de dupe. Beide pijnlijke voorvallen zou ze koste wat kost vermijden indien ze dat zou kunnen zonder zichzelf in gevaar te brengen. Het zakelijk bedrog van haar vriendin is er niet de oorzaak van dat de kat onder haar wielen loopt en de kat is niet de oorzaak van het financieel bedrog. Maar het voorval met de kat symboliseert wel wat er gebeurt tussen haar en die andere vrouw. Het vertelt haar tevens dat ze zich niet schuldig hoeft te voelen, dat het niet te vermijden was wat ze heeft gedaan, tenzij ze haar eigen overlevingskansen had willen ondermijnen.
Synchroniciteit is als een symbolisch geladen droom die zich in de fysieke werkelijkheid afspeelt, net op het ogenblik dat er zich een belangrijk feit in je leven voordoet dat aan die symboliek beantwoordt.
In sjamanistische levensgemeenschappen was men altijd zeer alert op dergelijke gebeurtenissen. Uiteraard werd de hoofdrol in hun geval vrijwel altijd gespeeld door een natuurelement of een dier. Ook in onze eigen volkscultuur zijn er nog sporen terug te vinden van de sjamanistische preoccupatie met synchroniciteit. In de traditionele kruidengeneeskunde werd van generatie op generatie de wijsheid doorgegeven dat men voor de bestrijding van een kwaal dient te kijken naar de kruiden die spontaan in de eigen tuin komen te groeien.
Zo zijn paardenbloembladeren bv uitstekend om een overbelaste lever te zuiveren. Ze duiken in elke tuin op indien ze niet systematisch dood gesproeid worden. Maar wie heeft geen overbelaste lever in onze suiker- en oververzadigde vettencultuur?
Een frappanter voorbeeld van dit principe herinner ik me uit mijn jeugd:
De buurvrouw had zwaar astma. In haar tuin dook spontaan Doornappel op, een giftige plant weliswaar, maar in een juiste dosering is het gedroogde blad een uitstekende astmaremmer. Er werden in de traditionele kruidengeneeskunde sigaren van gerold die opgerookt werden als medicijn tegen astma.
Van sommige sjamanistische culturen is redelijk veel traditionele kennis bewaard gebleven, onder meer over de betekenis die gehecht wordt aan symbolische ontmoetingen met dieren. Zo staat het Amerikaanse stekelvarken bv symbool voor zachtmoedigheid van binnen, in combinatie met zelfbescherming langs buiten. De vos als symbool voor sluwheid, wordt in West-Europa tot op de dag van vandaag in ere gehouden. De middeleeuwse fabel ‘Van den vos Reynaerde’ bouwde wat dat betreft wellicht verder op een eeuwenoude traditie die terug te brengen is tot sjamanistische samenlevingen uit de prehistorie.
Er bestaan massa’s populaire boekjes en kaartenreeksen met afbeeldingen van de meest tot de verbeelding sprekende dieren en hun symboolwaarde. Deze zijn gebaseerd op overgeleverde kennis uit vergane sjamanistische samenlevingen. Bij gebrek aan natuur en echte wilde dieren om ons heen, vallen veel mensen hierop terug in hun zoektocht naar synchroniciteit. Maar wat heeft dit nog te maken met sjamanisme?  Het gaat in de praktijk vrijwel altijd om diersoorten die in onze streken niet of niet meer voorkomen of zelfs nooit hebben geleefd (beer, bizon, stekelvarken, wapitihert…) of die zodanig zeldzaam zijn dat we ze vrijwel zeker nooit tegen het lijf zullen lopen (wolf, lynx…).
Het is perfect mogelijk om interessante inzichten te verkrijgen met betrekking tot jezelf of je levenssituatie, met de hulp van dergelijke kaarten. Maar met sjamanisme op zich heeft dit niets meer van doen. Er is immers geen verband met het stukje van de levende aarde waarop we nu leven, noch met het andere leven om ons heen. Nochtans is er ook in het leven van de moderne mens in zijn verstedelijkte omgeving voldoende synchroniciteit aanwezig waarin de natuur haar rol speelt. Een voorbeeld:
Een man toonde me een foto die hij had genomen vanuit het raam op de eerste verdieping van het pand waarin hij woonde. Op het platte dak onder dat raam, zat een roofvogel met felle gele ogen een duif kaal te plukken, op enkele meters van hem vandaan. Het ging om een havik, één van de drie inheemse roofvogels die op duiven jagen (de andere twee zijn de slechtvalk en occasioneel ook de vrouwtjessperwer). Als amateurornitholoog klopt je hart enkele tellen lang te snel als je een havik van zo dichtbij te zien krijgt. Ze zijn redelijk zeldzaam, maar vooral erg schuw, in tegenstelling tot bv de torenvalk.
De fotograaf in kwestie was geen vogelliefhebber. Hij worstelde met een slachtofferdeelpersoonlijkheid en met verdrongen agressie. Bewust klampte hij zich vast aan een vredelievende, vergevingsgezinde ingesteldheid. Onbewust zaten zijn levensenergie en wilskracht opgesloten in zijn agressieve schaduwkant. Het tafereel toonde hem dat de havik in hem, de duif aan het verslinden was. Zijn agressie liet zich niet langer verdringen. Dit was logisch, daar hij al een tijdje via therapeutische weg op zoek was naar zijn levenswil, in een poging zijn levensmoeheid te overwinnen. Het tafereel toonde hem ook de weg: hij moest de havik in hem de kans geven zich te tonen, in al zijn trots en waardigheid. Dit zou het beginpunt kunnen zijn van de integratie van zijn schaduw.
In een sjamanistische cultuur zou hem op dat punt mogelijk verteld zijn door de sjamaan, dat de Havik vanaf nu zijn totemdier zou zijn en dat het zijn levenstaak zou zijn om de bekwaamheden van de Havik in zichzelf te ontwikkelen: felheid in de strijd, snelheid en wendbaarheid, een scherp oog voor details, alertheid. Dit zou ook effectief bijdragen tot de integratie van wat we nu zijn schaduw noemen.
Er is pas sprake van een totemdier als de symbolische kwaliteiten die dit dier toekomen, op een logische manier aansluiten bij een leerproces in jezelf.
Vanuit de sjamanistische logica bekeken, is een totemdier altijd een soort uit jouw eigen leefwereld, een dier dat in de omgeving waar je zelf leeft, leeft of opduikt. Het komt er voor ons dus op aan de natuur om ons heen te leren kennen en te verkennen, zodat we de symboolwaarde van de soorten die hier en nu leven kunnen leren doorgronden en zodat we de kans krijgen deze soorten te ontmoeten. We moeten ons hierbij overigens niet beperken tot het dierenrijk. Planten kunnen ons via symboliek evenveel leren over onszelf. De synchroniciteit heeft immers veel materiaal tot zijn beschikking om ons te begeleiden in ons individuatieproces.
Enkele voorbeelden van inheemse dieren en de symboliek die je hen op een logische manier kunt toebedelen:
  • De groene specht was in mijn kindertijd een zeldzame en schuwe bosvogel die je zelden te zien kreeg. Halfweg de jaren tachtig van de vorige eeuw, begon deze soort zich aan te passen aan de mens en kwam hij steeds meer voor in lanen en tuinen met oude bomen.
Sinds ongeveer twee decennia is de groene specht een constante in mijn leven. Vanuit een sjamanistisch perspectief bekeken, zou je kunnen zeggen dat het mijn totemdier is. Bij elke rit van en naar huis, begeleidt er me wel eentje met zijn typische golvende vlucht van boom tot boom. Als ik bij vrienden op bezoek ga, verschijnt er vaak een groene specht. ’s Winters zoeken deze mooie vogels naar slakken en mieren in de wei voor het raam. Hun lachende alarmroep klinkt me intussen even vertrouwd in de oren als het kraaien van de haan.
Net als de groene specht heb ik in de loop der jaren geleerd me wezenlijk aan te passen aan de moderne maatschappij en zijn mogelijkheden. De omslagperiode, waarbij ik langzaam maar zeker afscheid begon te nemen van een oeroud wezenlijk verlangen om in de relatieve eenzaamheid van ongerepte, harmonische natuur te leven, was dezelfde periode waarin de groene specht afscheid nam van zijn statuut van exclusieve bosvogel. Voor hem gaven de bomen in parken, tuinen en lanen de doorslag, voor mij was dat een cursus intuïtieve ontwikkeling, aikido en een musiceren. Maar net als de groene specht, heb ik tot op de dag van vandaag nog steeds oude bomen om me heen nodig om me te kunnen aarden. De behoefte om ons voor de mensheid te verbergen, hebben we beiden achter ons gelaten.
  • De rosse eekhoorn, onze inheemse eekhoorn, duikt net als de spechten steeds vaker op in oude tuinen met hoge bomen. Het is een diertje dat het voor zijn zelfbescherming moet hebben van alertheid en snelheid. Hij beschikt niet over wapens om een rechtstreeks gevecht aan te gaan. Op de grond is hij minder veilig dan hoog in de bomen. Hij is niet alleen alert en snel, maar tevens onvoorspelbaar. Je zal hem zelden twee dagen na elkaar op het zelfde tijdstip op dezelfde plaats vinden.Ook de eekhoorn past zich steeds meer aan de moderne maatschappij aan.  Hij zoekt zijn weg en zijn wintervoorraad in tuinen waar notenbomen, hazelaars en vruchten te vinden zijn.  Maar net als de groene specht voelt hij zich nog lang niet echt veilig in de moderne wereld.
    De eekhoorn lijkt op mensen die het vooral van hun wezenlijke eigenschappen moeten hebben, die zich niet veilig weten als ze zuiver en alleen op hun ik-persoonlijkheid moeten terug vallen. Hun primitieve overlevingsinstinct hebben ze vervangen door of aangevuld met wezenlijke intuïtie. Door hun alertheid zijn ze in staat conflicten te vermijden. Ze zijn niet gewapend om harde confrontaties met hun medemensen aan te gaan.  Ze vinden in onze huidige tijd steeds beter hun weg in de moderne maatschappij, maar voelen zich er nog steeds niet echt in thuis.
  • De egel is een typisch dier van de begane grond. Het duister vormt zijn bescherming, zijn scherpe neus is zijn belangrijkste zintuig. Zijn zelfbescherming rust op zeer primitieve reflexen en op een instinctief vertrouwen op zijn scherpe stekels. Qua symboliek is de egel het tegendeel van de eekhoorn. Hij lijkt op mensen die het vooral van hun ik-persoonlijkheid en hun instinctieve functies moeten hebben om te overleven op aarde. Ze hebben duidelijke grenzen en vertrouwen daar blind op. Maar als ze met complexe bedreigingen geconfronteerd worden, zijn ze niet in staat om een wezenlijk aangepast intuïtief gedrag aan de dag te leggen. Ze vertrouwen ten onrechte op hun primitieve reflexen en worden door de omstandigheden platgewalst, zoals ook de egels onder de wielen van auto’s verdwijnen, omdat ze zich tot een stekelige bal oprollen.
    *****
    Deze tekst vormt een hoofdstukje uit 'Sjamanisme Hier en Nu', een nog onafgewerkt en onuitgegeven manuscript.

zaterdag 21 september 2019

De verschillen tussen seks en porno

De verschillen tussen seks en porno

Onze menselijke seksualiteit wordt van nature gekenmerkt door discretie. Koppels die de liefde willen bedrijven trekken zich terug op een rustige en veilige plek en wensen vooral niet gestoord of bekeken te worden. Daarin zijn we totaal anders dan onze nauwste verwanten de bonobo’s. De meeste andere sociale en asociale zoogdiersoorten trekken zich evenmin aan van pottenkijkers tijdens het paren. De kat doet het openlijk, de hond eveneens. Chimpansees daarentegen zijn net zoals wij discreet. Porno kijken botst in die zin bij mensen op een instinctief taboe.
Erover praten botst op hetzelfde instinctieve taboe als ernaar kijken: praten over seks doen we maar bij grote uitzondering. Dat heeft onder meer invloed op het opvoeden van onze kinderen; het liefst gaan we dit onderwerp uit de weg. Zij ook trouwens, behalve als pubers onder elkaar.
Taboes hebben een bijna magische aantrekkingskracht op pubers. Elke generatie tast op die manier de grenzen af van wat maatschappelijk acceptabel is en van wat daaraan kan veranderen. De samenleving evolueert hierdoor. Het werkzame mechanisme hierbij wordt gevormd door generatieconflicten. De uitkomst van deze steeds terugkerende clash tussen ouders en kinderen is niet altijd even gunstig op lange termijn, noch voor de individuele mensen, noch voor de samenleving. Maar vaak is het effect op korte termijn evenzeer onduidelijk.
De seksuele revolutie van de jaren zestig van de vorige eeuw bv zorgde voor ongeziene generatieconflicten. De oudere generatie zag enkele degeneratieve invloeden, de jongeren ervoeren bevrijding.
De kern van dit conflict was tweeledig: dankzij voorbehoedsmiddelen werd het voor jong en oud mogelijk om van seks te genieten zonder de voortdurende angst voor ongewenste zwangerschappen. Tezelfdertijd was er een nooit eerder geziene reactie tegen de kerkelijke indoctrinaties die seks als zondig beschouwden, tenzij binnen het huwelijk en dan alleen nog in functie van de voortplanting.
Op korte termijn was het effect ontredderend voor de meeste leden van de oudere generaties maar bevrijdend en stimulerend voor veel jongeren. De effecten op lange termijn waren echter veel genuanceerder: de anticonceptiepil gaf vrouwen de kans om aan geboorteplanning te doen en niet langer veel meer kinderen te baren dan ze aankonden. Anderzijds vonden veel mannen het maar doodnormaal dat vrouwen zich seksueel beschikbaar bleven stellen, ze moesten immers toch niet langer vrezen voor ongewenste zwangerschappen. Op dat laatste vlak zorgde de seksuele revolutie van de vorige eeuw dus niet voor enige verandering. De gelijkwaardigheid tussen man en vrouw met betrekking tot keuzevrijheid rond het al dan niet hebben van seks, is pas de laatste decennia langzaam tot stand aan het komen, als laat uitvloeisel van de veranderingen die meer dan een halve eeuw geleden werden ingezet.

Wat het lange-termijneffect van het massale aanbod aan internetporno op de huidige en de volgende generaties zal zijn, is evenmin duidelijk. Hiermee leren omgaan in het kader van de opvoeding van kinderen is in die zin pionierswerk. Verbodsbepalingen? Vergeet het maar. De nieuwe generatie is handiger met pc en smartphone dan hun ouders. ‘Heu, zoontje lief, wil je me eens helpen om die pornofilter in te stellen?’ Zo zou ik het moeten aanpakken en wellicht ben ik niet de enige. Opvoeden dan maar.
Hoe en wanneer breng je zoiets ter sprake bij kinderen? Hierop is geen pasklaar antwoord te verzinnen. ‘Als de gelegenheid zich voordoet’ lijkt me het beste advies en opdat de gelegenheid zich zou kunnen voordoen dient er wel een sterke vertrouwensband tussen ouders en kinderen te bestaan.

En nu de verschillen tussen porno en echte seks, want dat is de informatie die opgroeiende kinderen dienen te krijgen:
Seks staat altijd bol van de emoties en indien het echt goed zit tussen zij die het met elkaar delen, gaat het gepaard met diepe gevoelens. De emoties kunnen variëren van overweldigende lustgevoelens zonder meer, tot verlangens die gekruid zijn met de behoefte aan koestering, veiligheid of troost. Seks kan met vreugde en plezier beleefd worden, als uiting van genegenheid of als vlucht uit verdriet. Emotieloos is het echter nooit. Bij porno daarentegen zijn echte gevoelens uit den boze. Het bestaat uit emotieloos acteerwerk, tenzij je je focust op de onderdrukte angst die bij veel porno-acteurs op de achtergrond meespeelt of op de verborgen machtswellust bij anderen. De reden dat angst niet tot de voorgrond doordringt is dat er quasi altijd geacteerd wordt onder invloed van opwekkende drugs: cocaïne en methamphetamines zijn niet weg te denken uit het leven van de porno-acteurs en -actrices.
Seks gaat altijd gepaard met een gevoel van kwetsbaarheid dat in het beste geval vergezeld wordt van een even sterk gevoel van veiligheid omdat de partners elkaar kennen en respecteren. Porno is feitelijk nog veel kwetsbaarder, maar de deelnemers hieraan hullen zich in een air van onkwetsbaarheid, met behulp van de opwekkende middelen die hen helpen om te ‘presteren’ op scene en voor de camera.
Bij seks wordt wat men voelt ten opzichte van elkaar, vertaald in lichamelijke aantrekking en in elkaar fysiek koesteren. Elkaar bevrediging schenken is eveneens belangrijk, maar komt niet altijd op de eerste plaatst. Porno draait daarentegen om het leveren van een fysieke prestatie, waarbij enkel lust, macht en/of onderwerping op een oppervlakkige manier worden uitgedrukt, afhankelijk van het scenario dat nagespeeld wordt. Bevrediging wordt gefaked.
Seks wordt beleefd door echte mensen met een normaal lichaam dat zowel schoonheid als gebreken bevat. In porno acteren alleen maar lichamelijk quasi volmaakte mensen, wat een verkeerd beeld schetst van de realiteit van het menselijk lichaam.
Aan goeie seks houd je een warm, aangenaam, bevredigd gevoel over. Porno vult het gemoed evenmin als dat de behoefte aan voeding gestild wordt door het eten van een lading gekleurde suiker. Je houdt er vooral een gevoel van leegte aan over.
Als we die boodschap kunnen overbrengen aan jonge mensen die hun ontluikende seksualiteit aan het ontdekken zijn, beschermen we hen effectief tegen de mogelijkheid om aan porno verslaafd te raken en om het naspelen van porno-scenes te verwarren met de beleving van seks. Onze menselijke seksualiteit is te mooi en te waardevol om zo maar in te ruilen voor pornografische leegte.

Opdat het niet te simpel zou worden, krijgen we in de praktijk te maken met een serieus bijkomend probleem. Wat hierboven geschreven staat, geldt voor wat we ‘reguliere porno’ kunnen noemen: producten van een professionele filmindustrie. De argeloze pornokijker wordt echter door google automatisch naar zoekmachines geleid die dan zelf weer links aanbieden naar allerlei soorten filmmateriaal waarop seks te zien is. Een groot deel van dit aanbod is van criminele oorsprong en wordt geplukt uit onder meer websites die kinderporno aanbieden en verzamelen, websites waarop expliciete beelden van misbruik en verkrachtingen te zien zijn, websites met zogeheten ‘wraakporno’ en meer van dat fraais. Dat laatste slaat op amateurbeelden van seks die mensen hadden met een partner uit een stuk gelopen relatie. Als wraak op de ex in kwestie worden deze beelden digitaal te grabbel gegooid. Dit alles is zeer schrijnend maar vermengt zich naadloos met de pornofilms van reguliere oorsprong.
Hoe we onze puberende kinderen op die dingen moeten voorbereiden is me niet zo duidelijk. We kunnen hen enkel maar voldoende morele waarden meegeven en hopen dat ze deze uit zichzelf in de praktijk brengen, ook met betrekking tot dergelijke zaken. Als ze zelf beginnen te praten over hun confrontaties met dergelijk beeldmateriaal, kunnen we hen uitleggen wat er aan de hand is. Zelf ben ik er voorstander van dat dit tijdens de schooluren verplicht behandeld zou worden, bv in het kader van lessen zedenleer of godsdienst.

                                                                      ******** 

Deze tekst vormt een hoofstuk uit 'Karmische Psychologie, Deel 3: Relaties, Opvoeding en Seksualiteit', een boek in voorbereiding.

woensdag 21 augustus 2019

Hoogsensitieve personen en psychomedicatie (vervolg)

Hoogsensitief – Anders Bekeken (Aanvulling 18)
Hoogsensitieve personen en psychomedicatie (vervolg)

Alhoewel er bij de meeste hoogsensitieve mensen vooral vanalles misloopt bij het gebruik van psychoactieve medicatie, zijn er ook uitzonderingen. Het is interessant om na te gaan wat hen tot uitzonderingen maakt, waardoor het komt dat er voor hen wel een geneesmiddel blijkt te bestaan die in een bepaalde dosering een zinvol effect heeft.
Twee cruciale factoren lijken hierbij een bepalende rol te spelen:
Om te beginnen moet men zich kunnen herinneren hoe het was om evenwichtig te functioneren. Omdat te kunnen, moet men die ervaring dus wel eerst gehad hebben. Iemand die voorafgaand aan een burnout of een traumatisering voldoende energie had om in praktisch en sociaal opzicht zijn plan te trekken en afdoende grenzen had om zonder continue overprikkeling te functioneren, heeft een referentiekader waaraan de effecten van de psychomedicatie kunnen getoetst worden.
Voor de meeste mensen die er niet meer in slagen mee te draaien in de maatschappij en daardoor angstremmers, antipsychotica, slaapmedicatie of antidepressiva voorgeschreven krijgen, wringt hier reeds het schoentje: ze gaan al zodanig lang over hun grenzen – vaak zonder besef van waar hun grenzen zich bevinden – dat ze niet weten hoe het is om op een evenwichtige manier te functioneren. Ze lijden al zolang ze zich kunnen herinneren onder chronische overprikkeling en hebben bijgevolg geen besef van hoe ze zich zouden kunnen voelen zonder deze overbelasting. Hun referentiekader is meestal: in staat zijn om over hun grenzen te blijven gaan en het vol te houden, ondanks alle emotionele en fysieke klachten die daaraan vasthangen.
Ten tweede moet er een evenwaardige samenwerking tussen de behandelende arts en zijn hooggevoelige patiënt bestaan, waarbij de arts zeer goed luistert naar wat de patiënt te melden heeft over de effecten van de middelen die hij heeft voorgeschreven en waarbij hij de informatie die hij aangereikt krijgt vooral aux sérieux neemt. Het vinden van een middel en vooral een dosering dat het gewenste effect heeft, is alleen mogelijk als patiënt en arts samen zoeken. Dat effect bestaat erin dat het voor de hoogsensitieve patiënt een bijdrage levert tot opnieuw kunnen functioneren zoals deze zich het herinnert uit zijn of haar evenwichtige periode.
Een dergelijke zoektocht kan met behoorlijk wat vallen en opstaan gepaard gaan en lijdt vaker tot succes met veel kleinere doses dan wat de arts standaard neigt voor te schrijven, dan met grotere. De persoon die behandeld wordt, moet hierbij in staat zijn voldoende zelfvertrouwen en innerlijke autoriteit neer te zetten, om te blijven afwijzen wat niet het gewenste effect heeft, tegen de autoriteit van de behandelende arts in. Zelfs al is deze laatste bereid om te luisteren, dan nog ontstaan er gemakkelijk discussies over hoeveel en welke neveneffecten je bereid moet zijn om te accepteren, terwijl het in de regel om bijwerkingen gaat die voor hoogsensitieve mensen simpelweg niet aanvaardbaar zijn omdat ze gepaard gaan met een afstomping van het wezenscontact en hen verhinderen om de subtiliteit van het leven ten volle te beleven.

Zelfs al vormt deze gezamenlijke zoektocht een positief verhaal, dan nog kan en mag het niet louter de bedoeling zijn om iemand opnieuw klaar te stomen om terug de draad op te pikken van de activiteiten waar men aan onderdoor is gegaan. Het moet minstens gepaard gaan met een aanpassing in levensstijl en levensomstandigheden die het herstelproces ten goede komen en het is al even belangrijk om naast de medicatie ook de therapeutische weg te blijven bewandelen. Het is immers niet de bedoeling om een psychisch probleem met de hulp van medicatie blijvend in de kast te stoppen, want vroeg of laat gaat die deur toch weer open. Enkel indien de problemen gepaard gaan met een aantoonbare en blijvende beschadiging van het zenuwstelsel, is er geen alternatief op lange termijn voor psychoactieve medicatie. 




*******

Deze tekst vormt een aanvulling bij
Hoogsensitief – Anders Bekeken, tweede verbeterde druk
ISBN 9789077101124

 


dinsdag 18 juni 2019

Hoogsensitief – Anders Bekeken – Chronische ziektes en hyperemotionaliteit

Hoogsensitief – Anders Bekeken (Aanvulling 17) –
Chronische ziektes en hyperemotionaliteit

In een boek over de ziekte van Lyme las ik de volgende uitspraak: ‘Lyme maakt mensen hooggevoelig’. Ik begrijp waar deze uitspraak vandaan komt, maar ze behoeft meer dan enige nuancering. Naar mijn gevoel zijn er twee mogelijkheden indien iemand getroffen wordt door een ziekte zoals Borreliase (Lyme) die het lichaam langzaam sloopt met veel pijn en vooral een enorme vermoeidheid tot gevolg:
1/ Gewoon gevoelige mensen kunnen er zeer emotioneel door worden, wat logisch is wegens hun toegenomen kwetsbaarheid. Net zoals hoogsensitieve personen worden ze gedwongen om veel meer op hun grenzen te letten, omdat ze veel minder aankunnen dan voordat ze ziek werden. De combinatie van heftige, moeilijk te bedwingen emoties en heel rap overprikkeld geraken, lijkt uiterlijk sterk op hoogsensitiviteit, maar er is één cruciale factor die niet zomaar verandert, namelijk de mate waarin men empathisch functioneert. Het vermogen om mee te beleven met andermans emoties, aan te voelen wat er in een ander omgaat en de neiging om zich daar spontaan aan aan te passen blijft in hun geval quasi onveranderd. Wel leidt hun ziekte-ervaring ertoe dat ze zich beter kunnen inbeelden hoe het voor andere mensen is die met iets gelijkaardigs worstelen, wat ze voorheen niet noodzakelijk konden. Hierbij gaat het echter om ‘theoriy of mind’ – het mentaal construeren van een getrouw beeld van hoe een ander functioneert – en niet om toegenomen rechtstreeks empathisch inlevingsvermogen.
2/ Hoogsensitieve mensen die voordat ze ziek werden konden terugvallen op een goed ontwikkeld compensatiemechanisme voor overprikkeling, kunnen dit nu niet meer. Hooggevoelige mensen met veel wilskracht en een sterke mentale controle, kunnen veel langer en vaker over hun grenzen gaan en het onderuitgaan ten gevolge van overprikkeling uitstellen, dan hoogsensitieven die daar niet op terug kunnen vallen. Hun slopend ziektepatroon eist nu echter alle mentale controle en wilskracht op om simpelweg te blijven functioneren. Er blijft maar weinig meer over om met overprikkeling om te gaan.

Het gaat hierbij niet enkel om de ziekte van Lyme, maar evengoed om klierkoorts, fibromyalgie en tal van andere ziektes en syndromen die de levenskracht ondermijnen. Bij hooggevoelige mensen haalt dit hun compensatiemechanismen ten opzichte van overprikkeling onderuit waardoor ze veel openlijker, herkenbaarder en uitdrukkelijker hoogsensitief blijken te zijn dan voorheen zichtbaar was. Bij gewoon gevoelige mensen leidt dit tot een toegenomen emotionaliteit en een verminderde prikkelbestendigheid.
In dat verband kom ik graag nog eens terug op een semantisch probleem dat ontstaan is doordat meer en meer specialisten net dit onderscheid willen benadrukken tussen enerzijds hoogsensitiviteit en anderzijds heftige emotionaliteit bij gewoon gevoelige mensen, door in het ene geval van ‘hoogsensitiviteit’ te spreken en in het andere geval van ‘hooggevoeligheid’. Persoonlijk hou ik het in dat laatste geval liever bij ‘hyperemotionaliteit’ als er dan toch per se een naam moet worden opgeplakt en wel om twee redenen:
Ten eerste zijn hoogsensitief en hooggevoelig in taalkundig opzicht simpelweg synoniemen omdat sensitief en gevoelig nu eenmaal exact hetzelfde betekenen. Ten tweede werd de term ‘high sensitive’, die reeds in de jaren negentig van de vorige eeuw door Elaine Aron geïntroduceerd werd, systematisch vertaald als ‘hooggevoelig’. ‘Hooggevoeligheid’ is nu reeds decennia ingeburgerd als Nederlandse naam voor het psychisch fenomeen dat door haar als eerste in zowel de wetenschappelijke als de gevulgariseerde psychologische literatuur werd geïntroduceerd. Deze naam nu reserveren voor een ander psychologisch mechanisme, leidt enkel tot verwarring. 



*******

Deze tekst vormt een aanvulling bij
Hoogsensitief – Anders Bekeken, tweede verbeterde druk
ISBN 9789077101124


 

zaterdag 1 juni 2019

Open brief aan Eden Hazard


Beste Eden,

laat ik beginnen met je hartelijk te feliciteren met je welverdiende transfer en de bijbehorende loonsverdubbeling. Van ongeveer 250 000 euro per week naar een slordige 500 000, is het niet? Laat ongeveer 250 000 euro nu net ongeveer de gemiddelde prijs van een gemiddelde gezinswoning in Vlaanderen zijn. In plaats van één huis per week verdien je er nu dus twee. Dat is 102 woningen per jaar, geen 104, want je moet natuurlijk ook nog leven. Met één weekloon moet dat wel lukken, in jouw geval.
Maar ik laat me meedrijven op vrije associaties die misschien niet zoveel ter zake doen. Het belangrijkste is dat ik mateloos genieten kan van jouw dribbels, assists en doelpunten en vooral van de cool waarmee je rechtkrabbelt na een zoveelste gemene tackle. Geen theater, geen gejank, gewoon weer opstaan, vrije schop trappen en verder spelen. Dankzij die flair weet je een ganse natie te verenigen onder de Belgische vlag. En dat laatste is wel nodig want, weet je, in een samenleving waarin de loonkloof tussen rijk en arm steeds groter wordt, tiert racisme steeds weliger, gaan de misdaad cijfers de hoogte in en komen steeds meer kinderhandel, gedwongen prostitutie en vrouwenmishandeling voor, om nog maar te zwijgen van de verzuring en de verrechtsing. Gelukkig steunen topvoetballers zoals jij alle mediacampagnes die tegen racisme preken. Jou valt dus niets te verwijten op dat vlak.
Maar wat dacht je ervan om per jaar 52 gezinnen gelukkig te maken door in één smak hun huis voor hen af te betalen. Wat jou een halve week werken / voetballen / spelen kost, afgewisseld met trainen / luieren / genieten, daar doen de meesten onder ons een gans beroepsleven over. En dan mogen we nog niet ziek worden of uit de echt scheiden voordat de woning quasi is afbetaald.
Of wat dacht je ervan om je exclusief te richten op die kwetsbare groep van alleenstaande, werkende moeders die zich nooit een eigen huis zullen kunnen permitteren? Hun loon is te laag in verhouding tot de afbetaling die ze maandelijks zouden moeten kunnen doen, dus komen ze niet in aanmerking voor een hypothecair krediet. Dus moeten ze maar blijven huren tegen een maandelijks prijskaartje dat vaak die gewijgerde afbetaling nog overstijgt. In uw geval zou je nog 52 huizen per jaar over houden voor jezelf. Of toch 51, want dat ene weekloon heb je wellicht nodig om van te leven. Ah nee, ik vergis me. We hebben het sinds je transfer naar Real Madrid maar over de helft van je weekloon.
Ik pleit hierbij niet voor mezelf hoor. Ik hou het wellicht nog wel die luttele resterende jaren vol, zodat mijn huisje afbetaald is tegen dat ik met pensioen mag. In mij hoef je het loon van één à twee dagen werken/trainen/luieren/genieten niet meer te investeren om me vroegtijdig van die last te verlossen. Ik hoop echter dat ik je met al deze vrijpostige associaties niet heb geschoffeerd. Ik weet natuurlijk niet hoeveel huizen per jaar je aan de belastingen dient af te staan en hoeveel huizen per jaar je spendeert aan liefdadigheid allerhande. Maar zo erg zit ik daar nu ook weer niet mee in, want na elke laffe tackle sta je toch weer op met de glimlach.
Enfin, ik hoop je nog vaak aan het werk te mogen zien. Je blijft immers toch altijd die gewone, vriendelijke, bescheiden jongen met wie elke voetbalminnende werkende ziel zich zo gemakkelijk kan identificeren.

Met hartelijke groet,
Henk Coudenys

P.S.: doe je de groeten aan Tibaut? Ik weet eigenlijk niet hoeveel huizen hij per jaar bijeen keept...

woensdag 15 mei 2019

HSP en Psychomedicatie


HSP en psychomedicatie

Psychomedicatie is absoluut geen exacte wetenschap. Daarvoor weet de medische wetenschap nog veel te weinig over de complexe interacties tussen hersenhormonen en de verschillende hersensystemen, hoe deze onderling op elkaar inwerken en met elkaar communiceren. Voor alle mensen die met psychoactieve stoffen behandeld worden tegen depressie, psychose of burnout geldt hetzelfde: de kans dat er tijdelijk een gunstig effect mee wordt bereikt is op zijn best even groot als de kans dat er alleen maar bijkomende problemen door ontstaan. Op lange termijn geldt maar voor een zeer klein percentage van de patiënten dat de psychomedicatie blijft helpen.
Wat vrijwel al dergelijke ‘geneesmiddelen’ gemeen hebben is dat ze de beleving van de emoties sterk afremmen. Veelal wordt ook het denkvermogen beduidend minder helder, met een algemeen gevoel van versuffing tot gevolg en de neiging om langdurig en veel te slapen. Net als bij slaappillen gaat het hierbij niet om een verkwikkende slaap, maar om een diepe narcotische slaap waaruit men maar moeilijk wakker wordt.
Als we dit alles vanuit psycho-energetische invalshoek bekijken, zien we dat de beleving van het hartchakra – het wezenscontact – sterk afgeremd wordt, met een bijbehorende vervlakking van het gevoelsleven tot gevolg. Het tweede chakra (ons emotioneel belevingscentrum) wordt in veel gevallen volledig lam gelegd, waardoor er niet alleen minder emotionele interactie met andere mensen en met de omgeving is, maar evenmin nog emotionele verwerking. De aarding en de andere functies van het eerste chakra, met name de beleving van het lichaamscontact en het overlevingsinstinct, worden eveneens afgevlakt.
Zonder emotionele beleving kan de creativiteit niet tot ontplooiing komen, kunnen er moeilijk keuzes gemaakt worden en wordt het nemen van initiatieven die voortvloeien uit de eigen inspiratie heel moeilijk. Zonder vermogen tot emotionele verwerking, kan de psyche niet genezen en is het ontvangen van healing quasi onmogelijk.

Veel mensen nemen psychomedicatie in reactie op heftige stress en verscheurende emoties. Ze verwelkomen de versuffing en voelen zich hierdoor van heel wat levenslast bevrijd en nemen er de vermindering van hun levenslust voor lief bij. Bij hoogsensitieve mensen werkt het echter meestal andersom, ongeacht wat ze hebben doorgemaakt: zonder intens lichaamscontact, emotionele expressie, creativiteit en vooral wezenscontact (hartcontact) voelt hun leven zodanig leeg aan, dat ze er extreem depressief van worden. Conclusie: indien een hoogsensitief persoon tijdelijk angstremmers, slaapmedicatie of iets dergelijks nodig heeft om bv een zware burnout te boven te komen, dan moet dit zoveel mogelijk in de tijd beperkt worden en zo snel mogelijk vervangen worden door effectieve therapie in combinatie met ontspannende lichaamsbeweging en zinvolle creatieve activiteiten, zo niet ontstaan er na een eerste, korte periode waarin de symptomen onder controle lijken te zijn, bijkomende en veel ergere klachten, die louter aan de medicatie te wijten zijn.

Het loopt gelukkig niet altijd zo’n vaart. Een minderheid van de hoogsensitieve patiënten ontvangen zeer uitgebalanceerde medicatie die hen langdurig helpt om bv beter met overprikkeling om te kunnen gaan of angsten onder controle te brengen. Bij hen treedt echter vaak een nieuw probleem op de voorgrond: een verminderd besef van hun grenzen. De overprikkeling en de bijkomende emoties vormen normaal gezien een sterke begrenzer in de hoeveelheid en de frequentie van de sociale interacties die ze vroeger aankonden. Die begrenzing valt nu weg met behulp van bv een lichte dosis angstremmers. Het gevolg is dat voor hen de verleiding groot is om steeds vaker en langduriger over hun grenzen te gaan, wat op termijn leidt tot lichamelijke en geestelijke uitputting en dus tot een burnout.

Tot slot is het in deze context niet onbelangrijk om het verschijnsel van de pseudopsychose aan te halen. Hoogsensitieve mensen die langdurig aan ernstige overprikkeling bloot staan, ontwikkelen gemakkelijk symptomen die aan een psychose doen denken: extreme emotionele uitbarstingen, onderhevig zijn aan emoties die niet met de realiteit van het hier en nu in verband lijken te staan, emoties en gevoelens die ze van andere mensen over (b)lijken te nemen en een algeheel gevoel van vervreemding ten opzichte van hun leefwereld. Deze kunnen echter heel snel weer afnemen indien hen een periode van voldoende rust en slaap wordt gegund, dit in tegenstelling tot een echte psychose waarvoor heel wat meer nodig is om die te doorbreken.
Indien in deze fase echter een psychiatrische diagnose wordt gesteld, kan dit leiden tot het voorschrijven van onnodige antipsychotica. De negatieve gevolgen hiervan zijn meestal veel erger dan het oorspronkelijke probleem, zoals hierboven reeds werd beschreven. En dat terwijl er een simpele en erg effectieve remedie is: tot rust komen in een natuurlijke en prikkelarme omgeving.

*******

Deze tekst vormt een aanvulling bij
Hoogsensitief – Anders Bekeken, tweede verbeterde druk
ISBN 9789077101124


zaterdag 13 april 2019

Hoogsensitieve kinderen en grenzen

Hoogsensitieve kinderen en grenzen

Hoogsensitieve kinderen hebben er zonder uitzondering behoefte aan duidelijke grenzen te krijgen tijdens hun opvoeding. Anderzijds gedragen deze kinderen zich vaak heel rebels ten opzichte van de grenzen die gesteld worden aan hun doen en laten. Dit vormt een van de paradoxen waardoor het soms moeilijk is om hoogsensitieve kinderen op te voeden.
Hun behoefte aan duidelijke grenzen, richtlijnen en structuren vloeit voort uit het feit dat ze gemakkelijk het slachtoffer worden van overprikkeling. Hiertegenover hebben ze bescherming nodig en daarvoor dienen grenzen. Maar meer dan andere kinderen beschikken ze over innerlijke structuren waarin ze willen en moeten gerespecteerd worden. Met innerlijke structuren bedoel ik de wezenlijke waarden en normen die ze met zich meedragen, de sterke gewetensfunctie die ze ontlenen aan het wezenlijk bewustzijn waardoor hun ego al van kleins af aan overheerst wordt.
Indien de grenzen en structuren die hen opgelegd worden, botsen met hun innerlijke waarden, zijn hoogsensitieve kinderen niet in staat zich daarnaar te schikken. De tegenspraak tussen wat ze te horen krijgen en wat er in hen leeft, kan hen enorm in de war brengen. Ze hebben snel last van gewetensconflicten en deze kunnen hen verlammen. Ze zijn daardoor minder kneedbaar dan niet-hoogsensitieve leeftijdsgenoten, kritischer ook tegenover waarom bepaalde dingen moeten, mogen of niet mogen.
Een bijkomende moeilijkheid is dat hooggevoelige kinderen zeer alert zijn wat betreft tegenspraken tussen wat hun opvoeders van hen vragen en wat ze zelf doen. De opvoeders moeten zich zelf zeer consequent houden aan de richtlijnen die ze hen opleggen, zo niet worden deze niet aanvaard.
Hoogsensitieve kinderen opvoeden, houdt vrijwel altijd in dat je je eigen innerlijke waarden, deze waarop je je baseert om hen grenzen aan te rijken, regelmatig voor jezelf in vraag moet stellen en moet aftoetsen aan hun innerlijke waarden. Doe je dat niet, dan is er veel kans dat je de voeling met je kind verliest, waardoor zowel de vertrouwensband als de opvoeding ten dele de mist in gaan.
Zowel de manier waarop je grenzen aanreikt als de aard van de grenzen dienen zoveel mogelijk afgestemd te worden op de waarden die reeds in hen leven. Dit levert soms moeizame zoektocht op naar grenzen, regels, structuren en waarden waar zowel de kinderen als hun ouders en opvoeders baat bij hebben. Maar het is tezelfdertijd een boeiende en verrijkende zoektocht. En als het lukt, garandeert het je een levenslange harmonieuze relatie met je kinderen.


*******

Deze tekst vormt een aanvulling bij
Hoogsensitief – Anders Bekeken, tweede verbeterde druk
ISBN 9789077101124


zondag 3 februari 2019

De natuurlijke rouwcyclus van Moeder Aarde

De natuurlijke rouwcyclus van Moeder Aarde

Er zijn geen archeologische of historische bewijzen voor, maar ik heb sterk het vermoeden dat een belangrijk aspect van de verering van de Oermoeder van onze verre voorouders bestond uit een rouwcyclus. De Christelijke cultus rond Maria is ervan afgeleid en draait in de praktijk grotendeels om het zoeken van troost en verbondenheid als hulpmiddel bij het omgaan met lijden. Een van de pijnlijkste, meest voorkomende primaire vormen van lijden immers bestaat uit het verliezen van een kind. Ook dat is inherent aan de mythe rond Maria, de aardse moeder van de ‘zoon van God’ en dus waarschijnlijk ook van de veel oudere Oermoedercultus. Wat hierna volgt is een poging tot reconstructie, aan de hand van inzichten, verzameld tijdens healings en readings.
Geboorte en dood zijn onscheidbare aspecten van een cyclus waarmee we stelselmatig geconfronteerd worden via alle leven op aarde en waar we zelf deel van uitmaken. In een leefwereld die gedomineerd wordt door de opeenvolging van herkenbare seizoenen, wordt de mens jaarlijks geconfronteerd met de spontane opeenvolging van levenskracht die zich openlijk manifesteert, vervolgens tot bloei en tot volle wasdom komt, vruchten afwerpt om zich uiteindelijk ondergronds terug te trekken. De gelijkenissen met geboorte, jeugdige groei, vruchtbare volwassenheid en de onvermijdelijke dood, zitten diep verankerd in onze beleving. Dit vertaalt zich onder meer in het gebruik van beeldende taal en uitdrukkingen die gebaseerd zijn op de parallellen tussen de seizoenen en de fasen van een mensenleven. ‘Iemand is in de herfst van zijn leven’, ‘zijn talent komt tot bloei’, ‘ze is in de fleur (= de bloeitijd) van haar leven’ zijn hier enkele voorbeelden van.
De manier waarop de aardse levensvormen van jaar tot jaar opnieuw opduiken – maar tevens veranderen qua uiterlijke verschijning- na een periode van schijnbare dood, vormen de aardse inspiratie achter de opvattingen over reïncarnatie. Net zoals een boom schijndood is, maar ondergronds (via zijn wortels) verder leeft, net zoals een beer tijdens zijn winterslaap uit het aardse decor lijkt verdwenen te zijn en zich in een hol onder de grond terugtrekt of net zoals de eenjarige planten sterven, hun zaden in de bodem achterlaten en uit eat zaad opnieuw geboren worden, gaat een mensenleven op een verborgen manier verder na zijn dood - in een ‘ondergrondse’ wereld – om daarna herboren te worden op aarde, in een nieuw lichaam dat wel is veranderd maar toch lijkt op het oude. De ‘ondergrondse wereld’ verwijst in eerste instantie naar alle leven dat onder de grond verdwijnt en later uit de grond weer opschiet, maar we kunnen ‘ondergronds’ tevens als symbooltaal voor ‘onbewust’ beschouwen. Vanop de aarde zijn we ons niet bewust waar en hoe we verder leven na de dood, net zoals de oorspronkelijke mens niet wist hoe wortels in leven bleven of kleine zaadjes in de grond lagen te wachten.
De winter en meer specifiek de zes donkere weken rond midwinter vormen het natuurlijke decor voor het menselijke rouwproces. Deze in de regel koude, donkere dagen met hun lange nachten, grauwe ochtenden en vale avonden, tonen ons hoe we met onze rouwprocessen moeten omgaan: er bestaat een noodzakelijke wachttijd, een tijd van stilte en berusting in de overgang tussen oud en nieuw leven. Zo ook moeten we na bv het verlies van een kind, een geliefde of een dierbaar huisdier de tijd nemen om te berusten en te accepteren wat ons is overkomen, alvorens opnieuw zwanger of verliefd te worden of ons aan een nieuwe hond of een nieuw paard te hechten. Het oude moet voldoende tijd krijgen om verwerkt te worden en dan pas is het tijd voor een nieuwe fase in ons leven. Maar eens het tijd is voor het nieuwe, moeten we meegaan in de stroom van lente-energie. Het nieuwe leven omarmen is even belangrijk om een rouwproces tot een goed einde te brengen als het loslaten van het oude .
Indien je dus je eigen rouwcyclus koppelt aan deze van Moeder Aarde, wordt je door de natuurlijke opeenvolging van de seizoenen geholpen om je leed te verwerken. De lente komt immers onweerstaanbaar: de bomen krijgen bladeren, het gras wordt groen, bloemen bloeien, kikkers paren en leggen eieren, de vogels keren terug uit hun wintergebieden en maken nesten. Een geaard mens, die meeleeft met de natuur om zich heen, kan daar niet ongevoelig voor blijven, ongeacht welk verdriet hij met zich meedraagt uit het vorige jaar. De levenslust en levensenergie van de natuur vormt een drijvende kracht waar geen verdriet tegen opgewassen is. Al wat je moet doen is je aarden, in de meest letterlijke zin van het woord: werk mee en beleef mee met alles wat groeit, bloeit, zaden vormt, afsterft en weer ontkiemt.

Maar net zoals sommige bomen na de winter niet opnieuw botten, sommige dieren sterven in hun winterslaap en niet alle soorten planten in de lente opnieuw ontkiemen, zijn er mensen die aan het eind van hun leven zijn gekomen en hun laatste rouwproces doormaken: hun afscheid van dit aardse leven. Geaarde mensen die geen gewelddadige dood sterven, verruilen in de regel dit ondermaanse voor een tussenleven tijdens de late herfst of de winter.

Of het historisch waar is weet ik niet, maar de verering van de Moedergodin die vijfduizend jaar geleden zijn bloeiperiode kende in West-Europa, ging naar mijn gevoel even veel over dit rouwproces als over de kracht van Moeder Aarde om gewassen tot bloei te laten komen en ons daarmee te voeden.

****

 Deze tekst is een hoofdstuk uit het nog te verschijnen derde deel van Karmische Psychologie, Deel 3: Relaties, Seksualiteit, Opvoeding

dinsdag 1 januari 2019

De Godin, de Hoer en de Seksslavin


De Godin, de Hoer en de Seksslavin
In elk mens - man of vrouw - leeft een deel van het Aardewezen voort. Oude mythologieën spreken in dit verband steevast van de Aardegodin, al heeft het Aardewezen zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen en worden zowel de mannelijke als de vrouwelijke seksualiteit door ‘haar’ beheerst. Uit respect voor de traditie, benaderen we dit onderwerp van de vrouwelijke kant, maar in feite gaat het in dit hoofdstukje over mensen van beide geslachten.
Een vrouw die seksuele lustgevoelens in zichzelf toelaat is geen hoer maar een Godin. Tijdelijk dan toch. Seksualiteit gaat gepaard met emotionele en lichamelijke aantrekking tussen twee mensen, - meestal van verschillend geslacht - en met wellust. Een wellustig verlangen om met een ander te vrijen is een emotionele sensatie met een lichamelijke basis, in gang gezet door de geslachtshormonen. Wie zich hieraan overgeeft, geeft zich over aan zijn lichaam. Het menselijk lichaam is een deel van het Aardewezen. Volledig opgaan in je lichamelijke verlangens is tijdelijk één worden met het Aardewezen, in bewustzijn, zijn en doen. Vandaar dat een seksueel opgewonden vrouw zichzelf gerust een Godin mag noemen.
Een hoer of prostituee is per definitie niet wellustig. De hoer acteert, faket, doet alsof. En dit alles geschiedt in een spel van manipulatie waarin de illusie van seksuele opwinding als machtsmiddel wordt ingezet. Het doel hiervan is materieel voordeel behalen, soms rechtstreeks, soms via de tussenstap van het bereiken van een hogere positie op de maatschappelijke ladder. Met de seksualiteit van de Aardegodin heeft dit weinig tot niets te maken. Uit eigenbelang zet de prostituee haar eigenwaarde en zelfrespect tijdelijk opzij. Dit offer wordt gecompenseerd door materiële winst en is daardoor de moeite waard volgens de normen van het overlevingsinstinct.
Vanuit onze wezenlijke waarden bekeken, is dit echter een dubieuze redenering. Prostitutie in de ruimere zin van het woord, beperkt zich niet tot exploitatie van de seksualiteit, maar kan allerlei vormen aannemen. Al wat men louter voor het materieel voordeel doet en waarvoor men zijn eigenwaarde en zelfrespect opzij moet schuiven, is een vorm van prostitutie. Niet elk materieel voordeel of elke verbeterde overlevingskans gaat hand in hand met zelfontwikkeling. Soms kan men er het individuatieproces een duwtje in de rug mee geven, andere keren komt men erdoor in situaties terecht die de innerlijke groei remmen of blokkeren.
Prostituee wordt men niet zomaar. Niemand zet zichzelf op dat pad. De eerste stap, zo blijkt uit reïncarnatie- en regressietherapie, bestaat vrijwel altijd uit slavernij. In pakweg negen op de tien gevallen gaat het om levens als vrouw, maar zoals reeds eerder vermeld is niets wat in dit hoofdstukje aan bod komt een puur vrouwelijke aangelegenheid.
Het verschil tussen een hoer en een seksslavin bestaat uit de beleving van wat men ondergaat en uit de mate waarin men zelf enige autoriteit uitoefent op hoe en wanneer men haar lichaam laat gebruiken, al dan niet tegen betaling. Qua beleving valt vooral de schaamte op bij de seksslavin, naast de hulpeloosheid en de machteloze kwetsbaarheid. Enige autoriteit over wat men waar en wanneer toelaat, is voor de seksslavin simpelweg onbestaande. Soms krijgt ze een aalmoes toegeworpen in ruil voor wat ze heeft moeten ondergaan, soms meer dan een aalmoes, maar haar betaling kan evengoed uit nog meer vernederingen bestaan. Het enige materiële voordeel dat haar ten deel valt, is dat ze blijft leven zolang ze bruikbaar is voor de doelstellingen van diegenen die haar in haar macht hebben. In de praktijk zijn de meeste zogenaamde prostituees gewoonweg seksslavinnen.
De prostituee heeft de gevoelens van hulpeloosheid ingeruild voor een cocon van hardheid en het min of meer bevredigende gevoel van tijdelijke macht. Ze blijft kwetsbaar – elke hoer heeft nog altijd een getraumatiseerde seksslavin in zich als schaduwdeelpersoonlijkheid – maar ze heeft ten minste weer enige autoriteit over wie en wat ze aan haar lichaam toelaat. Ze is niet langer alleen maar slachtoffer. In haar wereld geldt het spel van vraag en aanbod.
Hoe komt die transformatie tot stand? Iemand die als seksslavin wordt uitgebuit, ontwikkelt in haar onbewuste een naar macht strevende deelpersoonlijkheid. De positieve intentie van deze schaduw is om niet langer slachtoffer te zijn en opnieuw autoriteit over haar eigen leven te verwerven. Deze wordt, in de loop van meestal meerdere opeenvolgende levens, sterk genoeg om het bewustzijn op een gegeven moment over te nemen. De slavin bevrijdt zich uit haar ketenen en oefent nu dezelfde activiteiten verder uit vanuit haar eigen keuzevrijheid en op haar eigen voorwaarden, met als doel er voor zichzelf voordeel uit te halen.
Maar innerlijk lost het slachtofferschap zich pas definitief op als er consequent gekozen wordt voor het behoud van zelfrespect en eigenwaarde. De prostituee maakt deze intentie nooit waar. Bij elke seksueel getinte handelsdaad moet haar wezenlijk zelfrespect plaats maken voor relatieve gevoelloosheid. En telkens ze zich laat gebruiken, kreunt haar innerlijk slachtoffer.
Het is pas als men uit de prostitutie stapt, dat men terug als een integer geheel kan leren functioneren, als een niet-gespleten persoonlijkheid die innerlijke autoriteit voelt omdat ze haar zelfrespect nooit meer loslaat, ook niet meer om materiële voordelen te verwerven. Een hoer die haar innerlijke seksslavin wil helen, kan dit alleen maar door de prostitutie vaarwel te zeggen.
Gedurende de incarnaties die volgen op een leven als prostituee met zeggenschap over het eigen wel en wee, blijven velen nog lange tijd gevangen in de reflex om de eigenwaarde opzij te schuiven als er geld mee verdiend kan worden. Het gaat niet meer om seks, maar er doen zich in een mensenleven systematisch situaties voor die op eenzelfde leest geschoeid zijn en waar men zich uit gewoonte aan over geeft of uit angst om te kort te komen. Een voorbeeld ter verduidelijking:
Een vrouw met een dergelijke voorgeschiedenis, trok vaak situaties aan waarbij ze seksueel getinte vernederingen over zich heen kreeg. Deze triggerden de trauma’s uit vroegere incarnaties als seksslavin. Daarnaast kreeg ze zeer vaak de kans om geld te verdienen, maar telkens op een manier die niet bij haar wezenlijke waarden pasten. Zo werkte ze bv als model in de reclamewereld, als makelaar in de immobiliënwereld en als vertegenwoordiger van producten waar ze helemaal niet kon achter staan. Ze had echter het idee dat ze geen andere keuze had. Ze was ervan overtuigd dat geld verdienen alleen maar kon samengaan met het opzijzetten van haar wezenlijke waarden en haar zelfrespect. Deze reflex had ze overgehouden aan enkele vorige levens als prostituee.
De innerlijke slavin is in dit voorbeeld weliswaar geen seksslavin meer, de prostituee niet langer een hoer, maar de vrijheid om zelf keuzes te maken, al dan niet in functie van het individuatieproces, wordt nog al te vaak gebruikt om ten koste van de wezenlijke beleving te opteren voor materieel voordeel. In vrijheid blijft men in de gewoonte gevangen om eigenwaarde in te ruilen voor geld.
De seksslavin en de prostituee komen bij veel mensen voor als innerlijke deelpersoonlijkheid, maar ze treden logischerwijs vooral bij vrouwen op de voorgrond. De meeste vorige-levenservaringen en -trauma’s op dat vlak doen zich immers voor tijdens incarnaties als vrouw.
In de concrete wereld van de prostitutie vinden we meer seksslavinnen terug dan hoeren. Deze laatste zijn de zeldzame mensen die uit vrije wil in dit beroep stappen en die wellicht bezig zijn aan een inhaalbeweging: ze waren tijdens een vorige incarnatie seksslavin en klimmen nu langzaam uit het dal van het slachtofferschap. Ze worden niet langer geëxploiteerd, maar nemen nu het heft in eigen handen. Het strekt hen tot materieel voordeel, hun eigenwaarde is aan het terugkeren, maar ze worden nog vaak genoeg met respectloosheid geconfronteerd om vroeg of laat de volgende stap te zetten en uit dit beroep te stappen.
Goden en Godinnen zijn er gelukkig ook nog: mensen wiens seksualiteit niet is vervuild met slachtofferschap en machtsspelletjes en die op een instinctieve wijze dit geschenk van Moeder Aarde kunnen ontvangen en beleven. 

                                               ****

  Deze tekst is een hoofdstuk uit het nog te verschijnen derde deel van Karmische Psychologie, Deel 3: Relaties, Seksualiteit, Opvoeding