zondag 2 december 2018

Verbondenheid en grenzen in relaties


 

Karm Psych 3 IV: Relaties (32) –
verbondenheid en grenzen in relaties

Als het om vriendschappen gaat, slagen veel mensen erin om een evenwicht te vinden tussen verbondenheid en grenzen. In intieme relaties daarentegen vormt dit een zeer moeilijke evenwichtsoefening. Er is slechts één type relatie waarin dit nog moeilijker is: moeder-kindrelaties. Relaties tussen vaders en hun kinderen hebben minder vaak last van de relatieve afwezigheid van grenzen als gevolg van intense verbondenheid.
Het hebben van grenzen is een natuurlijk fenomeen dat rechtstreeks volgt uit het bestaan van individualiteit. Ons lichaam vormt een grens, vanuit onze persoonlijke emotionele behoeften ontstaan er grenzen en elk van ons heeft zijn uniek ontwikkelingspad. Uit dat laatste volgt dat elk mens andere keuzes maakt. Kiezen is grenzen afbakenen. Telkens je voor iets kiest, laat je iets anders aan je voorbij gaan. Ergens nee tegen zeggen, is een grens afbakenen.
Veel mensen zitten in een moeizaam leerproces wat betreft het leren omgaan met grenzen. Dit duidt erop dat we niet graag grenzen accepteren. We rebelleren er tegen, negeren ze wanneer we daar maar de kans toe krijgen. Dit komt doordat we grenzen beschouwen als iets wat het ervaren van verbondenheid in de weg staat. Maar is dat wel zo?
Vooral in intieme relaties hebben de meesten onder ons de neiging om te hopen dat alle grenzen tussen onszelf en de ander wegvallen. We gedragen ons al snel alsof dat ook daadwerkelijk zo is, waarbij we de realiteit nogal eens negeren en geweld aan doen. Ons onbewust referentiepunt hierbij is de quasi grenzeloze verbondenheid die we voor onze geboorte hebben ervaren. Dit ‘oceanisch bewustzijn’ dat typisch is voor de periode in de baarmoeder, sluit dan weer aan bij de zijnstoestand die we allen ervaren hebben voordat we de afsplitsingservaring doormaakten en als individueel wezen loskwamen uit het oerbewustzijn van de Eenheid.
De dualiteit verbondenheid – individualiteit vormt sowieso een van de grootste uitdagingen om mee in het reine te komen, zowel voor individuele mensen, voor koppels als voor de mensheid als geheel. Het idee dat we een keuze moeten maken tussen het stellen van grenzen en het uitdrukken van verbondenheid, is hier het meest concrete uitvloeisel van.
In ouder-kindrelaties stellen zich in dit verband regelmatig de volgende dilemma’s: wanneer zeg ik nee tegen mijn kind? En als ik nee zeg, vanaf wanneer heeft dit dan traumatiserende gevolgen? Met dat laatste wordt bedoeld: heeft mijn nee niet tot gevolg dat mijn kind zich niet langer verbonden - en bijgevolg onveilig – voelt?
Verliest een kind zijn basisveiligheid, dan gaat er vanalles mis. Dat kan gaan van een vertraagde ontwikkeling (met inbegrip van leerproblemen) tot het ontwikkelen van depressies, een laag zelfbeeld of zelfs een borderlinepersoonlijkheid. Aan het stellen van grenzen zijn dus reële risico’s verbonden. Tenminste, indien ze op de verkeerde tijdstippen, de verkeerde manier of rond de verkeerde thema’s neergezet worden.
Het niet stellen van grenzen gaat met even reële risico’s gepaard. In ouder-kindrelaties leidt dit in de meest extreme gevallen tot enerzijds oudermishandeling en -uitbuiting en anderzijds het ontwikkelen van een narcistische persoonlijkheid bij het kind. Gebrek aan weerbaarheid en het onvermogen om zelfstandig te functioneren zijn minder extreme gevolgen, maar evenzeer te vermijden. Kortom: de zoektocht naar hoe je ‘gezonde grenzen’ kunt neerzetten is van levensbelang.
In vriendschapsrelaties stelt zich hetzelfde probleem: wat doe je voor je vrienden en wat niet? Wat laat je van hen toe en wat blok je af? Hoe intiemer de vriendschap, hoe nijpender de dilemma’s op dat vlak soms worden. De meeste vriendschappen gaan stuk door een gebrek aan duidelijke grenzen. De behoefte aan iemand die net zoals jij functioneert of die jou naadloos aanvult in jouw gebreken, is meestal de aanleiding om het stellen van grenzen aan wat je van elkaar accepteert, uit te stellen. Totdat de onderdrukte noodzaak om niet van jezelf te vervreemden, je grenzen als een middeleeuws valhek omlaag doet donderen. En plots is daardoor de weg naar elkaar versperd.
Al het nieuwe, ongewone en onverwachte afblokken door op een rigide manier je grenzen te bewaken, staat anderzijds het ontstaan, uitgroeien en tot bloei komen van vriendschappen in de weg. Voor mensen die moeilijk vrienden maken en weinig vrienden hebben, kan het vinden van evenwicht tussen grenzen en verbondenheid even zwaar wegen in vriendschappen als in een intieme relatie of in een ouder-kindrelatie.

In intieme relaties is deze zoektocht naar evenwicht van groot belang om tot een langdurig, duurzaam partnerschap te komen. Alles wat met betrekking tot grenzen mis kan gaan in ouder-kindrelaties en in vriendschappen, wordt in een partnerrelatie uitvergroot. Doordat beide partners hun levens met elkaar verweven, raken ze ook emotioneel intens met elkaar verknoopt. De levenspaden overlappen elkaar geheel of gedeeltelijk en de karmische leerprocessen van de een, triggeren voortdurend die van de ander.
Het is niet de bedoeling om een gans boek te schrijven over wat er concreet gezien allemaal kan fout lopen als gevolg van te weinig grenzen, te vage grenzen of te rigide grenzen binnen een partnerrelatie. Evenmin wens ik hier dieper in te gaan op alle misvattingen over uitingen van verbondenheid (of het ontbreken ervan) die ontstaan als gevolg van traumatische ervaringen met vroegere relaties (en dan vooral deze uit de kindertijd). Iedereen is wat dat betreft zoekende en de moeilijkheden zijn even divers en complex als de mensen die ze beleven.
Een gezond evenwicht vinden ten opzichte van elkaar is mogelijk, maar zal van koppel tot koppel een andere vorm en inhoud hebben. De principes waarop dit evenwicht is gebaseerd zijn de volgende:
Verbondenheid ontstaat vanuit het zijn en is in wezen een vast gegeven.
Je houding en je handelingen tegenover elkaar kunnen geïnspireerd worden door het besef van verbondenheid, maar dit is niet altijd automatisch het enige criterium waarop je je doen en laten mag baseren.
Verbondenheid vertaalt zich wel automatisch in respect voor elkaar. Zo niet is het geen echte verbondenheid.
Verbondenheid in het zijn kan maar uitgedrukt worden mits respect voor elkaars grenzen in het doen.
De noodzaak tot het neerzetten en respecteren van grenzen speelt zich af in het doen, niet in het zijn. Je kunt er perfect zijn voor elkaar zonder altijd alles voor elkaar te doen.
Wat je voor elkaar doet of niet doet is afhankelijk van wat je kan en aankan op lange termijn. Je eigen grenzen op dat vlak respecteren is geen uitdrukking van een gebrek aan liefde of verbondenheid.
Grenzen in het zijn (= in het toelaten van de ervaring van verbondenheid) worden te vaak neergezet vanuit de behoefte aan grenzen in het doen. Eens je dat door hebt, kan je wat je doet of niet doet voor je partner begrenzen en tegelijkertijd het ervaren van verbondenheid opnieuw toelaten.

Het vinden van evenwicht tussen individualiteit en verbondenheid, tussen grenzen en openheid, is feitelijk heel erg afhankelijk van hoe je omgaat met de dualiteit tussen zijn en doen in een relatie. Er zijn voor elkaar, bij elkaar, met elkaar is in de eerste plaats een beleving van betrokkenheid, verwevenheid, van liefde. Wat je van daaruit doet voor elkaar, dient te gebeuren met respect voor zowel je eigen natuurlijke grenzen als die van je partner.
Een laatste aspect dat hierbij onze aandacht verdient, is het verschil kunnen herkennen tussen een compromis sluiten en jezelf inleveren. In de zoektocht naar evenwicht tussen geven en nemen, tussen grenzen neerzetten en uit liefde alles doen voor een ander, sluiten we automatisch veel compromissen. Dit betekent dat we onze grenzen verleggen in functie van de ander. Zonder die bereidheid kan geen enkele relatie blijven bestaan, noch tussen ouders en kinderen en al zeker niet tussen partners. Maar het gevaar ontstaat al snel dat een compromis uitmondt in je eigen behoeften te ver opzij zetten. Het is vaak pas na een ganse tijd dat dit duidelijk wordt. Indien je je levensvreugde verliest als gevolg van het feit dat je je aanpast aan de behoeften van een ander, dan wordt het tijd om je ingesteldheid te herzien en je grenzen op een aangepaste manier neer te zetten. Indien anderzijds een compromis op lange termijn een goed gevoel nalaat, is er niets aan de hand.


                                       ***

Deze tekst vormt een klein hoofdstukje uit het nog te verschijnen boek 'Karmische Psychologie Deel 3 - Relaties, Seksualiteit en Opvoeding 

zondag 14 oktober 2018

Karma, psychologie, individuatie en healing

Karma, psychologie, individuatie en healing

Elk mens bevindt zich voortdurend in een individuatieproces, een persoonlijke evolutie die via innerlijke groei en het opdoen van menselijke vaardigheden, leidt tot een vollediger mens worden. De essentie van de psychologie is niet alleen dat we inzicht krijgen in hoe de menselijke persoonlijkheid is opgebouwd en functioneert, maar tevens dat we zicht krijgen op waar elk individu zich bevindt op zijn strikt persoonlijk individuatiepad.
Waar kom je vandaan en waar ga je naar toe? Wat houdt jouw leerproces momenteel in? Over welke levensthema’s gaat het? En: waar sta je op dit moment met betrekking tot dit leerproces? Ergens in het begin, halfweg, of zit je in het eindstadium?
Als je het kader van de hedendaagse westerse psychologie uitbreid met de factor reïncarnatie, dan ontstaat er een bredere kijk op dit individuatieproces. Het traject blijkt langer te zijn dan gedacht, meerdere levens te omvatten. Als we daar zicht op krijgen wordt het duidelijker waar we vandaan komen en waar we heen gaan, als individu, als wezenlijk mens.
Het denken in termen van sterven en opnieuw geboren worden werpt al vanouds een reeks bijkomende vragen op: waarom worden we net hier terug geboren en niet ergens anders? Waarom trekken we precies deze ouders, deze cultuur, dit tijdperk en deze levensomstandigheden aan en geen andere? En hoe staat dit alles in verhouding tot het individuatieproces, dat blijkbaar doorheen de opeenvolging van levens als een niet te stoppen trein verder gaat? Met deze vragen komen we terecht bij het karmisch denken. Karma is de filosofie met betrekking tot wat we aantrekken en waarom.
Healing ten slotte, houdt elke actie in waarmee we elkaar vooruit helpen met elkaars individuatieproces. Het kan gaan om fysieke behandelingen, psychotherapeutisch werk, spirituele rituelen of om een combinatie van technieken die weliswaar uit een verschillende achtergrondfilosofie zijn voortgesproten, maar die alle in dezelfde richting werken, namelijk helend voor lichaam en geest.

Hierover schreef ik enkele jaren geleden het boek Karmische Psychologie, Deel 2: Individuatie en Healing (ISBN 9789077101025). Het kan nog steeds in elke boekhandel besteld worden.

zondag 5 augustus 2018

Seks en de behoefte aan lichamelijke intimiteit

Seks en de behoefte aan lichamelijke intimiteit

Seks tussen twee mensen, zonder lichamelijk contact is van nature niet mogelijk1. Lichamelijk contact zonder seks is daarentegen niet alleen van nature uit een dagelijks fenomeen, maar vormt tevens een menselijke basisbehoefte. Via lichamelijk contact drukken we genegenheid uit, acceptatie, vertrouwen, troosten en beschermen we elkaar. Lichamelijk contact is onlosmakelijk verbonden met veiligheidsgevoel en bijgevolg helpt het ons niet alleen om te aarden en een positief zelfbeeld op te bouwen, maar is het zelfs een voorwaarde om dit te kunnen.
Via lichamelijk contact geven we elkaar uiteraard ook andere boodschappen door, zoals kwaadheid of afkeer. Een terechtwijzing kan fysiek uitgedrukt worden, een bestraffing ook. Indien negatieve boodschappen lichamelijk worden uitgedrukt, komen ze veel sterker binnen. Maar de ergste manier om negatief bejegend te worden, is helemaal niet aangeraakt worden. Het besef dat iemand je te slecht of te vies vindt om aan te raken, wordt instinctief ervaren als het equivalent van een doodvonnis. Als zoogdieren voelen dat een jong niet levensvatbaar is, laten ze het immers aan zijn lot over om te sterven. Mensen en sommige mensapen vormen hier uitzonderingen op, maar lang niet altijd. Daarenboven is uitgestoten worden de oudste vorm van ter dood veroordeeld worden. Een uitgestotene was automatisch onaanraakbaar. Niet aangeraakt worden, roept bijgevolg een oeroud instinctief besef op dat het leven voor jou geen betekenis meer heeft en ten einde loopt.
Via aanraking geven we ook het verlangen naar seksuele intimiteit door. Mensen die lijden onder een gebrek aan aanraking, verlangen hierdoor vaak sterk naar seks, niet omwille van de seks zelf, maar louter om aangeraakt te worden en te mogen aanraken. Hierdoor ontstaat een verstrengeling tussen de behoefte aan lichamelijk contact en de behoefte aan seks. Deze is het gevolg van verwarring en die verwarring is ontstaan vanuit het trauma van onvoldoende lichamelijk contact te mogen ervaren. Dergelijke mensen aarden ook alleen maar via het beleven van seks, voelen zich alleen dan aanvaard en verbonden. Dit kan tot een seksverslaving leiden die in essentie niets met seks zelf te maken heeft maar alles met de behoefte om het trauma te compenseren dat is ontstaan als gevolg van onvoldoende lichamelijk contact. Gebeurt dit niet, dan voelen deze mensen zich buitengesloten en angstig. Omgekeerd leidt aangeraakt worden bij hen tevens automatisch tot seksuele verlangens. Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel die de onnatuurlijk sterke verstrengeling van die twee behoeften telkens weer bevestigt.
Wie met gebrek aan lichamelijk contact is opgegroeid, verlangt niet alleen heel sterk naar aanraking, maar is er meestal ook zeer bang voor. Die angst bestaat vooral ten opzichte van de emoties die loskomen indien deze getraumatiseerde behoefte eindelijk in vervulling gaat.

Wat hierboven beschreven wordt, vormt één uiterste van een gans spectrum. Aan het andere uiterste vinden we mensen die van kinds af aan voldoende lichamelijke intimiteit hebben ervaren, waarbij er ook steeds voldoende respect was. Voor hen is er een duidelijk onderscheid tussen seksueel geladen aanrakingen en het fysiek uitdrukken van contact, liefde en andere gevoelens. De meeste mensen zitten ergens tussenin. Veel mensen maken immers een levensfase door waarin ze plots minder aangeraakt worden. Dit overkomt bv veel jongens in de puberteit, die plots minder geknuffeld worden door hun vrouwelijke familieleden, omwille van een verondersteld seksueel taboe. Anderen worden als baby fysiek vertroeteld, maar moeten al tijdens de kleutertijd met minder lichamelijke aandacht leren leven.

De grens tussen intiem lichamelijk contact dat louter in functie staat van de contactbehoefte en seksueel geladen lichamelijke intimiteit is geen vastliggend gegeven. Waar die grens ligt, hangt af van situatie tot situatie en van mens tot mens. Het is een kwestie van aanvoelen en respecteren.
Maar indien twee mensen met een verschillende nood aan aanraking lichamelijk contact met elkaar maken, kan er een sterke verwarring ontstaan wat betreft de betekenis hiervan. Wat voor de een een hartversterkende knuffel is, kan bij de ander een sterke seksuele opwinding te weeg brengen. Aan dit gegeven zijn al veel intieme relaties kapot gegaan.
Mensen die getraumatiseerd zijn door het gebrek aan lichamelijk uitgedrukte affectie in hun jeugd, hebben feitelijk nood aan actieve vormen van therapeutische begeleiding waarbij ze eerst leren om op een fysieke manier affectie uit te drukken alvorens ze zich in een seksuele relatie begeven. Alleen hierover praten helpt niet. Via groepssessies leren aanraken en aangeraakt worden en de emoties verwerken die hierdoor losgemaakt worden, is noodzakelijk.
In de praktijk gebeurt echter systematisch het omgekeerde: eerst komt de seksuele relatie en pas na verloop van tijd volgt het besef dat er een probleem is. Een kleine minderheid van de mensen met dit probleem, pakt het ook daadwerkelijk aan. En veel mensen met dit probleem willen niet eens beseffen dat ze een probleem hebben.
Decennia lang werd er in de westerse wereld in een opvoedingssysteem geloofd dat ervan uit ging dat kinderen konden geconditioneerd worden tot assertieve volwassenen door hen vanaf hun geboorte gewoon te maken aan zo weinig mogelijk lichamelijk contact. Het gaat om een volkomen tegennatuurlijk, maar het werd (en wordt) desondanks heel frequent in de praktijk gebracht.
Een extreem voorbeeld hiervan was een vrouw die in de jaren vijftig van de vorige eeuw vijf kinderen op de wereld zette en hen zelfs als baby nooit op de arm nam om het te voeden. Onnodig lichaamscontact met haar kinderen vond ze respectloos. Ze kregen hun papfles opgerold in een dekentje naast zich gelegd, met de speen in de mond. Al deze kinderen groeiden op tot volwassenen met een verstoord lichaamsbewustzijn, een gefrustreerde behoefte aan lichaamscontact en verwarring met betrekking tot seks en lichamelijke intimiteit.

Het gevolg hiervan is dat een groot percentage van de westerse mensen getraumatiseerd is op dat vlak. Het besef dat het ook daadwerkelijk om een trauma gaat, dringt maar heel langzaam door. Bijgevolg lijden heel veel mensen onder de emotionele verwarring die gepaard gaat met een onnatuurlijk sterke verstrengeling tussen de behoeftes aan seks en aan lichamelijk contact. De patriarchale maatschappij draagt evenmin bij tot dit besef: vele generaties van getraumatiseerde mannen hebben zich het recht toegeëigend om onbeperkt seks te eisen van hun partners, ter compensatie van hun gebrek aan liefdevolle aanrakingen uit hun jeugd.
Respectvolle seks tussen mensen is pas mogelijk indien aan de behoefte aan intiem lichamelijk contact dat niet in functie van seks staat, is voldaan. Indien er trauma’s op dat vlak bestaan, komt elke seksuele relatie hierdoor vroeg of laat onder druk te staan, zelfs deze die gebaseerd zijn op een even grote behoefte aan compensatie bij beide partners.

1 Voor het gemak en omdat het in het kader van dit hoofdstukje niet relevant is, negeer ik hier het bestaan van cyberseks.

*****

Deze tekst vormt een hoofdstuk uit Karmische Psychologie, Deel 3: Relaties, Seksualiteit en Opvoeding.  Aan dit manuscript wordt nog volop gewerkt.  

maandag 25 juni 2018

Hoogsensitiviteit en anorexia


Hoogsensitiviteit en anorexia
(Hoogsensitief - Anders Bekeken, Aanvulling 14)

Anorexia nervosa, zoals dit gedrocht van een naam in zijn totaliteit luidt, ontstaat meestal tijdens de puberteit of de vroege adolescentie bij hooggevoelige en / of getraumatiseerde mensen. Dit problematische eetgedrag, waarbij elke hap met tegenzin en pas na langdurige mentale afwegingen wordt binnengewerkt, kan leiden tot fysieke uitputting, kwalitatieve ondervoeding, groei- en ontwikkelingsstoornissen, levenslange handicaps en bij sommigen leidt deze magerzucht zelfs tot hun dood. En toch gaat het in de eerste plaats om een overlevingsstrategie. Datgene wat men probeert te overleven zijn extreme en onhanteerbare emoties.
Hoogsensitieve en getraumatiseerde mensen hebben één zaak gemeen: ze zijn veel sneller onderhevig aan prikkels die hen in emotionele zin onderuit halen dan hun gemiddelde medemensen. De combinatie van hoogsensitiviteit en traumatisering komt overigens vrij vaak voor. In dit geval verdubbelt het ene probleem het andere. Bij hoogsensitiviteit is de emotionele heftigheid van een situatie de trigger die de emoties op hol kan doen slaan. Daarbij maakt het niet uit of het om aangename of onaangename ervaringen gaat: de overprikkeling en de bijbehorende hevige emoties overspoelen het bewustzijn terwijl andere mensen met dezelfde sensaties schijnbaar moeiteloos weten om te gaan. Dit leidt vaak tot schaamte, minderwaardigheidsgevoelens en zich gemakkelijk terugtrekken uit het openbaar leven. Bij velen leidt het tot een bittere strijd tegen hun emoties, waarbij de pogingen om de emoties toch onder controle te krijgen steeds extremere vormen aannemen. Eén van de methodes hierbij is de verschuiving van het probleem naar een thema dat er vlak naast ligt: eten. Onze behoefte aan eten grenst op een natuurlijke manier aan onze emotionele behoeften. Als zuigeling betekent de borst krijgen zowel troost als eten. Deze verwevenheid blijft ook in het volwassen brein bestaan. Door nu de behoefte aan eten (die gelinkt is aan emotionele troost) onder controle te brengen, proberen heel wat chronisch overprikkelde hooggevoelige tieners hun emoties onder controle te krijgen.
In het geval van traumatisering zijn de triggers die heftige emoties uitlokken gelinkt aan de traumatische gebeurtenissen. Alhoewel er een duidelijk detecteerbare logica achter schuilt, zijn de emotionele uitbarstingen die er het gevolg van zijn totaal onbegrijpelijk voor de buitenwereld. Gevolg: schaamte, een negatief zelfbeeld, zich terugtrekken uit het openbaar leven en / of steeds hardnekkiger wordende pogingen om die vermaledijde emoties toch onder controle te krijgen. Ook getraumatiseerde mensen gebruiken de extreme controle over hun voeding vaak als plaatsvervangend mechanisme hiervoor. Een voorbeeld:
Een vrouw die in haar tienertijd werd verkracht had chronisch last van eetstoornissen. Deze ontstonden vaak tijdens of in reactie op een fietstocht. Fietsen lokte emotionele stress uit, omdat de verkrachting had plaatsgevonden tijdens een fietstocht met vrienden waarbij ze achterop was geraakt na een plaspauze.

Tegenover de buitenwereld ontstaat er al snel een gevecht omtrent eten, waarbij de anorexialijder koppig weigert wat de tegenpartij haar of hem opdringt. In psychologische zin draait dit gevecht echter niet om voeding maar om emotionele zelfbeschikking. Anorexiapatiënten willen niet dat de acties en woorden van andere mensen ongewenst hun emoties bepalen. In plaats van te leren omgaan met de triggers die de emoties uitlokken, wil men van de buitenwereld afdwingen dat deze triggers verdwijnen. Het afleiden van de aandacht naar een ander probleem, dat ze zelf creëren en dus zelf onder controle hebben, is hierbij het werkzame mechanisme.
Aan dit alles hangt een duidelijke symboliek vast: ‘jij zult mijn emoties niet bepalen’ vertaalt zich in symbooltaal tot ‘ik slik niet wat jij van me denkt, me aandoet of aan me opdringt’. En dit vertaalt zich in geen hap meer door de keel weten te slikken, vooral niet indien deze je door een ander wordt opgedrongen.
Eens dit zichzelf voedende mechanisme op volle toeren draait, wordt er steeds meer psychologische brandstof aan toegevoegd. Nieuwe problemen die al dan niet het gevolg zijn van de anorexia, worden op dezelfde manier aangepakt: de emoties die eruit voortvloeien, worden onder controle gebracht via het gevecht om het recht op niet of nauwelijks eten.
Een andere bron die het probleem voedt en dat in sommige gevallen het ontstaan ervan sterk in de hand heeft gewerkt, is het bestaan van vorige-levenstrauma’s waarin honger of uithongering een belangrijke rol heeft gespeeld. Voorbeelden hiervan zijn:
Tijdens een vorige incarnatie sterven aan de gevolgen van een hongerstaking;
Door uitputting en uithongering sterven in een concentratiekamp.
Een uitputtend gevecht moeten leveren om de voedselvoorschriften en -taboes van een bepaalde cultuur of godsdienst te kunnen naleven.
Een concreet voorbeeld:
Bij een vrouw met een eetstoornis bleek deze gelinkt te zijn aan een vorige-levenstrauma dat ze had opgelopen tijdens de tweede wereldoorlog. Tijdens een periode van opsluiting en dwangarbeid werden zij en haar lotgenoten niet alleen uitgehongerd maar tevens gebeurde dit op een mensonwaardige manier: er werden hun af en toe wat broodkorsten toegegooid waarna er een gevecht uitbrak tussen de gevangen om er een te bemachtigen. De vrouw uit dit voorbeeld weigerde hieraan mee te doen. Ze beschouwde dit terecht als mensonwaardig gedrag en weigerde zich op die manier te laten ontmenselijken door hun bewakers. Op die manier werd de discipline om niet toe te geven aan de hunker naar eten gelinkt aan het behoud van zelfrespect en wezenscontact. Dit versterkte de oorzaken van haar anorexia die uit haar huidige leven stamden, namelijk een erg heftige emotionaliteit ten gevolge van hoogsensitiviteit in combinatie met een opvoeding die haar dwong om quasi stoïcijns door het leven te gaan.

Overigens ontstaat er veel vaker problematisch eetgedrag zoals overdadig snoepen, ongezond en chronisch te veel eten of zelfs boulimie in reactie op een mislukte poging om de emoties via weinig of niet eten onder controle te krijgen, dan dat het leidt tot anorexia. Evengoed kunnen deze eetstoornissen – die uiterlijk tegenovergesteld zijn aan anorexia, maar door dezelfde innerlijke drijfveren gevoed worden – een reactie zijn op vorige-levenstrauma’s waarin uithongering een grote rol speelde.
Een voorbeeld hiervan was een man die telkens hij angstig werd en hierdoor emotioneel over zijn toeren ging, zich te buiten ging aan chocolade en koekjes. Tezelfdertijd was hij enorm bang om zonder eten te vallen. Dat laatste was gelinkt aan diverse vorige-levenstrauma’s waarbij hij erge honger had geleden.

Getraumatiseerde mensen die genezen van hun anorexia, kunnen in heel wat gevallen voor de rest van hun leven terugvallen op een gezond eetpatroon. Hoogsensitieve mensen die hun anorectisch gedrag weten te doorbreken, blijven daarentegenvaak hun hele leven moeilijkheden ondervinden. Bij emotionele overprikkeling komt het onvermogen om te eten nu voort uit een lichamelijke reflex. De maag weigert eten te verteren, de slokdarm verkrampt waardoor slikken onmogelijk wordt en eten wordt elke keer weer bemoeilijkt door misselijkheid. Ze willen wel eten, maar het lukt gewoon niet. Eerst emotioneel volledig tot rust komen is een voorwaarde om deze lichamelijke reflexen voldoende tot bedaren te brengen om toch weer voedsel tot zich te kunnen nemen.
Het verschil met anorexia in reactie op traumatisering is dat in dat laatste geval de triggers die de heftige emoties veroorzaakten, volledig geneutraliseerd kunnen worden met behulp van therapie. Twee voorbeelden:
Een vrouw ontwikkelde tijdens haar tienerjaren anorexia in reactie op de emoties die tijdens haar kinderjaren werden uitgelokt doordat ze bij haar vader al te vaak werd blootgesteld aan porno- en geweldfilms. Een tweede bron van onverdraaglijke emoties werd gevormd door een vorige-levenstrauma dat zich afspeelde tijdens de tweede wereldoorlog. Toen stierf ze na veel ontberingen, emotionele en fysiek ellende van honger en uitputting. Haar verstoord eetgedrag kon blijvend doorbroken worden met veel geduld en therapie,
Een andere vrouw ontwikkelde anorexia tijdens haar adolescentie. In haar geval werd de voornaamste bron van emoties die ze hiermee onder controle probeerde te houden gevormd door alles wat ze bij andere mensen aanvoelde en niet kon verwerken, als gevolg van haar hoogsensitiviteit. Na enkele jaren wist ze met veel zelfdiscipline haar weigering om te eten te doorbreken, maar ze bleef uiteraard extreem hoogsensitief en tijdens periodes van heftige overprikkeling weigerde haar lichaam elk voedsel, ook al had ze de bewuste wil en motivatie om te eten.

De triggers die overprikkeling (en de heftige bijbehorende emoties) bij hoogsensitieve personen veroorzaken zijn niet alleen alledaags maar ook veelvuldig aanwezig in de realiteit. Ze kunnen nooit een leven lang vermeden worden en herprogrammatie van de reacties erop is niet aan de orde. Er is immers geen sprake van een verkeerde programmatie maar van een manier van functioneren die inherent is aan hun hoogsensitieve persoonlijkheid.
In de praktijk is dit onderscheid niet altijd even duidelijk. Heel wat getraumatiseerde mensen zijn tezelfdertijd hoogsensitief en niet alle trauma’s worden zodanig volledig verwerkt dat de triggers niet langer tot heftige emoties leiden.

Als hoogsensitief mens hoef je overigens geen anorexia te ontwikkelen om chronisch moeite te hebben met eten.
Dit was bv het geval voor een hooggevoelige vrouw die hoegenaamd geen aanleg had tot anorexia, boulemie of wat dan ook, daarvoor leefde ze te graag en genoot ze te veel van eten en drinken. Maar tijdens de veelvuldig terugkerende periodes van emotionele overprikkeling en de bijbehorende stress, weigerde haar maag telkens weer alle voedsel. Het enige wat ze kon doen was wachten tot de stress was gezakt en dan pas kon ze weer eten. 



*****

Deze tekst vormt een aanvulling op 
mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001,  die zal opgenomen worden in de volgende druk.
 

zaterdag 2 juni 2018

De invloed van de hormonale cyclus bij hoogsensitieve vrouwen


De invloed van de hormonale cyclus bij hoogsensitieve vrouwen
(Hoogsensitief – Anders Bekeken, aanvulling 13)

Voor de mannelijke helft van de wereldbevolking is de invloed van de hormonale cyclus op het mentaal en emotioneel functioneren van vrouwen een groot raadsel. Hiervoor zijn meerdere redenen, waarvan de belangrijkste wellicht bestaat uit het feit dat we al meer dan tienduizend jaar in een patriarchale maatschappij leven, een samenleving die gedomineerd wordt door mannen en waarbij alles wat typisch vrouwelijk is als onbelangrijk beschouwd wordt. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is er op dat vlak weliswaar reeds veel veranderd, maar het feit dat één van de weinige dingen die een vrouw echt van een man onderscheiden nog steeds zowel een taboe-onderwerp is als iets wat vooral onbegrepen is – en waar tegenover bovendien veel onbegrip bestaat - illustreert dat we nog lang niet op een evenwichtspunt zijn aanbeland waarin mannen en vrouwen elkaar als evenwaardig behandelen.
Het stadium waarin de zogenaamde emancipatie van de vrouw momenteel is aanbeland, lijdt onder de verwarring tussen het opheffen van kunstmatige rollenpatronen en het wegmoffelen van natuurlijke verschillen tussen mannen en vrouwen. Het wegwerken van de kunstmatige verschillen die teweeg gebracht worden door de rollenpatronen die patriarchale maatschappij aan zowel mannen als vrouwen heeft opgedrongen, is terecht. Het wegmoffelen van de natuurlijke verschillen in functioneren en kwetsbaarheid, ten einde te kunnen bewijzen dat vrouwen op precies dezelfde manier kunnen functioneren als mannen, is een nieuw onrecht bovenop het oude.
Wat hierbij geen onbelangrijke rol speelt is het feit dat vrouwen veel meer pijn kunnen verdragen dan mannen. Bevallen is immers zodanig pijnlijk dat vrouwen met een even lage pijntolerantie als de gemiddelde man eerder zeldzaam zijn. Dit is het gevolg van duizenden jaren natuurlijke genetische selectie. De pijn en het ongemak die in de aanloop tot de menstruatie door een groot percentage van de vrouwen wordt ervaren, wordt onderdrukt, zonder klagen ondergaan en stilgezwegen omwille van het masculiene waanidee dat dit de evenwaardigheid tussen man en vrouw in de weg zou staan. De meeste vrouwen doen dit met behulp van de hoge pijntolerantie die hen eigen is.

Wat ik meen te begrijpen is dat er tijdens de menstruatiecyclus twee belangrijke pieken zijn die elkaar cyclisch afwisselen:
Het eerste hoogtepunt treedt op rond de periode van de eisprong en gaat gepaard met een toegenomen zelfvertrouwen en mentaal evenwicht. Tijdens die dagen bevindt zich niet alleen de mentale controle op zijn hoogtepunt, maar tevens de uitvoerende creativiteit. Het vermogen om altruïstisch en extravert te functioneren is op zijn sterktst.
Naarmate deze fase ten einde loopt, botsen vrouwen steeds meer op de grenzen van wat ze aankunnen. De hormonale pieken die uiteindelijk leiden tot het loslaten van de baarmoederwand met zijn niet bevruchte eicel, zorgen ervoor dat het mentaal functioneren steeds lastiger wordt en het intuïtief en emotioneel functioneren de overhand begint te nemen.
Het tweede hoogtepunt is van emotionele aard en treedt op tijdens de dagen voorafgaand aan de menstruatie en ebt weg naarmate de menstruatieperiode haar einde nadert. De interactie met de omgeving is nu hoofdzakelijk emotioneel van aard. De behoefte aan emotionele verwerking van alles wat in de voorafgaande weken is gebeurd, leidt tot een verhoogde kwetsbaarheid omdat er in de praktijk zelden voldoende tijd en ruimte kan worden gemaakt om aan die behoefte te voldoen. Het ontvangen van intuïtieve indrukken is maximaal, wat de behoefte aan verwerkingstijd nog vergroot.
Consequent hiermee functioneert men introverter en dit heeft tevens zijn weerslag op de creativiteit. Deze bevindt zich nu eerder in de fase van het ontvangen en verwerken van inspiratie en is gericht op veiligheid en afscherming. Archetypische emoties tijdens het begin van de menstruatie zijn opluchting en teleurstelling. Het eerste is een reactie op de angst om ongewenst zwanger te worden, het tweede treedt op als reactie op een onvervuld verlangen om zwanger te worden. Ik noem het archetypische emoties omdat ze diep ingegrift zitten in het collectief onbewuste van de vrouw. Deze emoties laten zich niet temmen door bv de wetenschap dat men het al dan niet zwanger worden onder controle kan hebben met behulp van efficiënte voorbehoedsmiddelen.
Dit hoogtepunt in emotioneel functioneren, wordt vaak als een dieptepunt beoordeeld, maar dit is vooral het gevolg van het onvermogen van onze huidige maatschappij om vrouwen de kans te geven zich in hun doen en laten aan die cyclus aan te passen.
Het begin van de cyclus, tijdens de eerste dagen na de menstruatie, wordt door de meeste vrouwen ervaren als een nieuw begin, waardoor men zich ook het best kan afstemmen op nieuwe taken en projecten. Het oude wordt achter zich gelaten, het nieuwe krijgt een kans. Vanuit het gezichtspunt van de instinctieve drang om zwanger te worden gaat het ook om een nieuwe kans. Het is dan ook logisch dat het functioneren van de persoonlijkheid zich hier onbewust aan aanpast. De al even diepgewortelde opluchting niet zwanger te zijn, kan tijdens deze fase doorwerken onder de vorm van lichtheid en luchtigheid. De risicoperiode is immers nog niet aangebroken.

De mate waarin deze cyclisch terugkerende verschillen ervaren worden, verschilt van vrouw tot vrouw. Wat me uit gesprekken met hoogsensitieve vrouwen duidelijk is geworden, is dat de pieken en dalen in emotionaliteit, mentaal functioneren en zelfvertrouwen die binnen de maandelijkse cyclus optreden, bij hen heftiger zijn dan voor andere vrouwen. Dit lijkt me volledig in overeenstemming met het feit dat hoogsensitiviteit gepaard gaat met een gevoeliger zenuwstelsel, dat logischerwijze heviger reageert op wisselende hormonale niveaus. Vermoedelijk is het percentage van hoogsensitieve vrouwen die aan een premenstrueel syndroom lijden, consequent hiermee eveneens hoger dan het gemiddelde.
De typische kenmerken van hoogsensitiviteit, met name de gevoeligheid voor emotionele en lichamelijke overprikkeling, de heftigheid van de emotionele reacties en verwerkingsprocessen alsook de intuïtie, komen sterker tot uitdrukking tijdens de premenstruele periode en tijdens het begin van de maandstonden. De meer extraverte aspecten van hoogsensitiviteit zoals de natuurlijke drang anderen te helpen vanuit empathische interactie en de scheppende creativiteit, komen sterker tot expressie tijdens de periode rond de eisprong, waarin zelfvertrouwen en mentaal overzicht pieken.
Bij de extremere vormen van hoogsensitiviteit kan de emotionele piek gepaard gaan met het overspoeld worden door intuïtieve indrukken, wat slechts opgevangen kan worden door zich in een emotioneel veilige situatie terug te trekken die hen toelaat zich wat meer af te schermen en te accepteren wat hen overkomt.

Elke vrouw die zich in het vruchtbare gedeelte van haar leven bevindt, heeft feitelijk nood aan soepele werkregimes waarbij ze haar vermogen om zich emotioneel, mentaal en creatief in te zetten kan aanpassen aan de fase waarin haar menstruatiecyclus zich bevindt. Bij hoogsensitieve vrouwen is deze nood vaak zodanig hoog dat ze geen andere keuze hebben dan zich uit het zichtbare leven terug te trekken tijdens de emotionele pieken. Dit lukt het best als ze een zelfstandig beroep hebben waarbij ze hun taken naar believen kunnen verdelen over de hen beschikbare tijd.
Hoogsensitieve vrouwen zijn onderhevig aan een sterkere vorm van psychosomatiek dan gemiddeld. Al wat tijdens de eerste weken van de menstruatiecyclus op hen af komt en dat ze niet kunnen verwerken, lijdt tot het moeizaam doorbreken van de menstruatie. Loslaten kunnen ze immers pas nadat alles een plaats heeft gekregen. Het lichaam beleeft hierin mee. Indien gebeurtenissen in emotionele zin niet losgelaten kunnen worden, leidt dit tot het moeizaam loslaten van de baarmoederwand en komen de maandelijkse bloedingen maar moeilijk op gang.
Omgekeerd zijn hoogsensitieve vrouwen vaak erg gevoelig voor de effecten van therapeutische verwerkingsmethodes en beleven ze het loslaten van oude emotionele ladingen zeer lichamelijk met als resultaat soms het vervroegd beginnen van de maandstonden of het uiteindelijk doorbreken ervan nadat deze soms meerdere weken op zich hadden laten wachten.

In vergelijking hiermee is de mannelijke beleving van het dagelijks leven erg vlak, zelfs voor hoogsensitieve mannen. Bij hen zijn het vooral de al dan niet toevallige gebeurtenissen en de keuzes die ze maken die invloed uitoefenen op hoe ze functioneren. Van een onontkoombaar innerlijk ritme is geen sprake.

Heel wat hoogsensitieve vrouwen hebben een ontregelde menstruatiecyclus waarbij zowel de eisprong als de menstruatie vaak erg lang op zich laten wachten. Vrijwel altijd gaat het om vrouwen die het moeilijk hebben om een innerlijk levensritme te ervaren en aan te houden. Grenzen zijn hen op veel vlakken onbekend of toch op zijn minst erg relatief. Dit vertaalt zich op lichamelijk en hormonaal niveau in het wegvallen van de cyclische structuur die eigen is aan het functioneren van een vrouwenlichaam. Hoogsensitieve vrouwen met een sterke innerlijke structuur en duidelijke grenzen hebben daarentegen over het algemeen een regelmatige en betrouwbare menstruatiecyclus. In de mate waarin hun maatschappelijk leven het hen toelaat, passen zij zich op een natuurlijke manier aan in hun doen en laten aan de mogelijkheden die deze cyclus in hen oproept.

*****

Deze tekst vormt een aanvulling op 
mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001,  die zal opgenomen worden in de volgende druk.

zondag 27 mei 2018

De kracht van het meevoelen


De kracht van het meevoelen

Een pasgeboren kind stemt zich emotioneel volledig af op zijn moeder. Voor de baby is zijn moeder zo niet alles, dan toch zijn allerbelangrijkste zin om te leven. Ze is de bron van levenslust, emotionele en fysieke veiligheid. Bij mij was dat niet anders. Alleen: mijn moeder was levensmoe, ziek van hart en ziel, uitgeput van lichaam. Het verhaal gaat dat ze na mijn geboorte zes weken tussen leven en sterven heeft gezweefd. Echt levenslustig is ze nadien nooit meer geworden, tot aan haar dood, zesendertig jaar later.
Bij hoogsensitieve mensen blijft die kinderlijke afstemming op de moeder veel langer intact dan gemiddeld. Ook wordt deze gemakkelijk overgedragen op andere mensen met wie men een intieme band aangaat. Die afstemming bestaat erin dat je intens meeleeft met wat er in de ander omgaat, vooral rond de thema’s aarding, veiligheid en levensvreugde.
Zesendertig jaar lang was ik op die manier afgestemd op een gebrek aan levensvreugde, vanuit de instinctieve behoefte gevoed te worden op het vlak van aarding en veiligheid, een contradictie die mag tellen en tot een ingesleten patroon was verworden. Het heeft me tijdens mijn jeugdjaren fel omlaag getrokken. Slechts als ik me voor haar emoties wist af te schermen, stroomde mijn enthousiasme voor het leven op volle kracht. Dit gebeurde vaak, maar nooit overvloedig, regelmatig maar nooit langdurend. Daarvoor was de band tussen ons te sterk, de verbondenheid te onverbrekelijk. Ik zag haar graag. En nog steeds.
Het is pas recent - meer dan een halve eeuw oud ben ik terwijl ik dit schrijf – dat me de consequenties van dit jeugdtrauma in al hun complexiteit zijn duidelijk geworden. Ik heb een inwendige radar voor de noodkreet van mensen die hun levensvreugde verliezen. Ik verbind me automatisch met hen. En telkens weer trekt het me in eerste instantie omlaag. Dit gebeurt volautomatisch, onbewust, zonder dat ik er erg in heb. In tweede instantie volgt de zoektocht naar op wie ik reageer en wat er precies aan de hand is. Vervolgens doe ik alles wat in mijn vermogen ligt, om het emotionele leed van die ander te lenigen. En vaak ga ik daarbij over mijn grenzen, trekt dit patroon me uit mijn eigen levensstroom. Zo ging het tot voor kort, tot er een nieuw inzicht langzaam maar zeker doordrong.
Als pasgeboren kind ben je niet in staat om te geven via het empathisch contact dat je met je moeder hebt, toch niet langdurig, niet krachtig genoeg om de slinkende levensvreugde te counteren van een postnatale depressie om U tegen te zeggen. Daarvoor zijn je eigen behoeften te groot. Als volwassene ben je dat wel. Het empathisch contact met een ander verloopt in twee richtingen. Het hoeft niet meer automatisch zo te zijn dat de zielepijn van een ander mijn hart zodanig krachtig overspoelt dat het me afsnijdt van mijn eigen levensvreugde. Het kan ook in de omgekeerde richting werken.
Sinds ik de historische pijn, die stamde uit de band met mijn al lang overleden moeder, heb gescheiden van de pijn van andere mensen waarmee ik me automatisch en onbewust verbind, wordt ik me niet alleen sneller bewust van wat er gebeurt, maar verliest de stroom van levensenthousiasme in mezelf niet langer zijn kracht. Ik beeld me in dat ik deze levensdrang nu via mijn hart doorgeef aan diegene met wiens gebroken levenswil ik mee beleef. En of het nu werkt of niet, het trekt mij alvast niet meer naar beneden. Ook de drang om -vaak tegen beter weten in - al mijn aandacht te investeren in wat ik kan doen opdat die ander zich weer beter zou gaan voelen, is niet langer onbeheersbaar.

Veel hoogsensitieve mensen hebben om de een of andere autobiografische reden een dergelijk patroon. Ze beleven automatisch mee met de een of andere problematiek van andere mensen en investeren veel energie in het oplossen hiervan. Het empathisch contact dat daaraan ten grondslag ligt, kan echter ook gebruikt worden om op een andere manier te helpen, eentje die veel minder energie kost: blijf verbonden met de innerlijke kracht van jouw menselijke kwaliteiten en je eigen levensvreugde en laat die ander hiervan meegenieten. Wie daarvoor ontvankelijk is, zal zichzelf leren behelpen. Wie dit niet ontvangt zal ook door jou niet duurzaam geholpen kunnen worden, ongeacht hoeveel je hierin investeert. 

*****

Deze tekst vormt een aanvulling op 
mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001,  die zal opgenomen worden in de volgende druk.

zaterdag 17 maart 2018

Het opvoeden van hoogsensitieve kinderen

Het opvoeden van hoogsensitieve kinderen

Bij hooggevoelige kinderen manifesteren zich van in het prille begin twee persoonlijkheidskernen: de wezenlijke en de persoonlijke. Vanuit zijn wezenlijk bewustzijn reageert een hoogsensitief kind volkomen anders dan vanuit zijn ik-bewustzijn. Dit heeft belangrijke consequenties voor de opvoeding. Bij kinderen met een gewone gevoeligheid domineert de ik-persoonlijkheid. Hun wezenlijke kern is soms wel zichtbaar, maar vertaalt zich niet of nauwelijks in hun reacties en gedragingen. Zij zijn veel kneedbaarder en kunnen gemakkelijker gesust worden. Hen opvoeden is bijgevolg veel eenvoudiger.
Hooggevoelige kinderen worden reeds vanaf hun prille babytijd gedomineerd door hun wezenlijke persoonlijkheidskern. Van zodra ze wakker zijn kijken ze zeer helder in het rond en willen ze meer dan hun jonge lichaampje reeds kan. Ze vatten ook meer dan waaraan ze
uitdrukking kunnen geven. Enerzijds zijn dergelijke kinderen daardoor vaker gefrustreerd dan gemiddeld, anderzijds spreiden ze een enorme ontwikkelingsdrang tentoon. Ze willen overal bij zijn, alles zien en
alles horen.
Uiteraard wordt dit afgewisseld met fasen waarin ze net als andere
kinderen functioneren en overheerst worden door datgene waar hun
lichaam aandacht voor vraagt: honger, dorst, vermoeidheid, ongemakken. Hun aan het lichaam gebonden ik-bewustzijn is weliswaar niet dominant, maar dat wil niet zeggen dat het zich niet kan laten gelden. Vermoeide hooggevoelige kinderen zijn daarin niet anders dan andere kinderen, maar tegen die vermoeidheid vechten ze in de regel wel meer en langer.
Door de frequente manifestaties van hun volwassen wezenlijke kant zoeken ze systematisch ervaringen op die voorbij de grenzen liggen van wat ze in het kader van hun lichamelijke, emotionele en intellectuele ontwikkeling aankunnen. Dit is niet alleen vaak frustrerend maar ze confronteren zichzelf met een overmaat aan prikkels die ze daarenboven minder goed aankunnen dan andere kinderen omdat ze dankzij hun hoogsensitiviteit veel intenser op alles reageren.
Het gevolg hiervan is dat ze zich gedurende de dag afwisselend zeer extravert opstellen en zeer introvert. Tijdens de introverte fasen hebben ze zeer veel bescherming, emotionele veiligheid en voorspelbaarheid nodig. Veel hoogsensitieve kinderen evolueren na enkele jaren tot pseudo-autistjes die bang zijn voor nieuwe situaties en absoluut niet communiceren met onbekende mensen, maar die in het gezelschap van de mensen bij wie ze zich veilig voelen niet gauw genoeg krijgen van nieuwe en grensverleggende ervaringen.
De grootste moeilijkheid is de vaak zeer grote discrepantie tussen wat ze kunnen en aankunnen, tussen hun sociale rijpheid en hun kinderlijk onvermogen om de bijbehorende emoties te verwerken, tussen hun
intellectueel en spiritueel inzicht en hun kinderlijke, emotionele
onrijpheid.
Hooggevoelige kinderen hebben zonder uitzondering meer aandacht nodig dan gemiddeld, intensere begeleiding in het naar buiten komen met zichzelf en in het omgaan met maatschappelijke situaties. Ze
hebben veel langer dan gemiddeld de behoefte aan emotionele veiligheid, maar tezelfdertijd veel sneller nood aan verantwoordelijkheid en uitdagingen.
Hooggevoelige kinderen die van zodra ze kunnen praten diepzinnige vragen stellen over de dood of over de zin van het leven zijn geen uitzonderingen. Met kluitjes in het riet en kinderverhaaltjes kun je je er als volwassene niet vanaf maken bij hen. Sociaal gevoelige situaties zoals spanningen tussen de ouders, zieke mensen in de familie of vriendenkring, scheidingen of andere grote-mensenproblemen houden hen bezig tot ze er een bevredigend inzicht in krijgen. De moeilijkheid is om als ouder voldoende informatie en inzichten mee te geven om hun wezenlijke kant te bevredigen en daarin toch niet te ver te gaan omdat hun kinderlijke ik-persoonlijkheid in emotioneel opzicht lang niet alles aankan wat ze koste wat kost willen weten.
Hooggevoelige kinderen moeten niet alleen in dat opzicht tegen zichzelf beschermd worden. Ook als het gaat om hun tijdsbesteding neigen velen onder hen ertoe over hun eigen grenzen te gaan. Ze plannen van alles en nog wat zonder rekening te houden met hun emotionele kwetsbaarheid en met de tijd die ze nodig hebben om weer tot zichzelf te
komen nadat ze veel prikkels te verwerken hebben gekregen. Of ze doen het tegenovergestelde: ze zijn zodanig gericht op prikkelvermijding dat ze nauwelijks iets doen waar ze echt deugd van hebben. Hen helpen om het evenwicht te vinden tussen dingen doen die hen in hun sociale en creatieve ontwikkeling stimuleren en tijd nemen om tot rust te komen vormt een belangrijk aspect van hun opvoeding.
Bij het leren omgaan met hun eigen grenzen, die in de regel totaal afwijken van die van hun leeftijdsgenoten, hoort het aanreiken van kaders en rituelen. Maar zichzelf onderwerpen aan een strikte planning botst bij velen met hun wezenlijke eigenwijsheid, terwijl ze er zich wel beter bij voelen. Op tijd naar bed gaan, op regelmatige tijdstippen eten, tijd vrij maken voor lichaamsbeweging in de buitenlucht, op tijd en stond iets creatiefs doen waarbij ze niet tezelfdertijd met allerlei onnodige prikkels overladen worden zijn veel voorkomende onderwerpen waar vroeg of laat een strijd rond ontstaat.
Enerzijds zijn hooggevoelige kinderen dus zeer veeleisend qua tijd en energie die ze vragen in hun opvoeding, anderzijds zijn het enorm dankbare kinderen juist omwille van hun sociale vaardigheden, creativiteit, quasi-volwassen inzichten en niet in het minst vanwege de zeer intense emotionele wisselwerking die je met hen hebt. Elk hooggevoelig kind heeft zijn eigen unieke handleiding, die je als ouder gaandeweg ontdekt. Wat voor de een werkt, werkt niet noodzakelijk voor de ander. Er zijn hooggevoelige kinderen die zeer goed functioneren met de strikte kaders die ook voor autistische kinderen ideaal zijn.
Anderen hebben juist baat bij een soepele omgang met de leefregels waaraan ze onderworpen worden. Heel wat hooggevoelige kinderen hebben meer slaap nodig dan gemiddeld, andere net minder. Maar eens je als ouder de specifieke handleiding van jouw hoogsensitief kind door hebt en systematisch toepast, voelen ze zich veilig en geborgen. Dit geeft hen de kans zich te ontwikkelen in de richting die zich via hun wezenlijke inspiratie aan hen kenbaar maakt.
Wat dat betreft zijn er veel hooggevoelige kinderen die meerdere interesses hebben en dus heel wat keuzemogelijkheden als het aankomt op studies, hobby’s en later op jobs. Bij andere manifesteert er zich vroeg of laat één specifieke richting. Hoe dan ook kan je hooggevoelige
kinderen maar beter niet stimuleren om hobby’s of studies te doen waar ze in wezen een weerstand tegen voelen. Wat dat betreft zijn ze absoluut niet kneedbaar. Ze vervellen op slag tot rebellen of ze worden vreselijk depressief. Als ze niet (of nog niet) weten wat ze willen, rest je als ouder maar één mogelijkheid: geduldig afwachten tot ze zelf hun richting ontdekken. Al wat je hen opdringt of oplegt is gedoemd om te mislukken. Doordat het wezenlijke op het persoonlijke domineert, is de invloed van wat van binnenin komt altijd sterker dan wat van buitenaf komt. Opvoeding komt nu eenmaal van buitenaf, wezenlijke
inspiratie van binnenin.
Veel hooggevoelige kinderen zetten ondanks hun grote emotionele kwetsbaarheid vroeger dan gemiddeld hun eerste stappen in het openbaar leven. Dit gebeurt als gevolg van sociaal engagement, of dankzij hun creativiteit. Anderen wachten net veel langer dan gemiddeld en blijven bv zeer lang studeren om op die manier het innemen van hun plek in de maatschappij uit te stellen. Maar beide uitersten hebben wel gemeen dat ze in emotioneel opzicht veel langer kind blijven dan gemiddeld en dus veel langer nood hebben aan emotionele veiligheid en steun van hun ouders. Enkel door hieraan gehoor te geven, geef je hen wat ze nodig hebben. Doe je dat niet, dan zoeken ze die veiligheid bij een ander en duurt het veel langer eer ze in emotioneel opzicht op eigen benen komen te staan. Surrogaatouders kunnen immers zelden op een bevredigende wijze hun echte ouders vervangen. Doe je dat wel, dan ontwikkelen ze zich op hun eigen tempo tot zeer zelfstandige, emotioneel volwassen mensen. 

*****

Dit is een hoofdstuk uit het boek 'Hoogsensitief - Anders Bekeken', ISBN 978 90 77101 100
© 2016.


 

woensdag 14 maart 2018

Hoogsensitief - Anders Bekeken (Aanvulling ): Controlearts stress

Controlearts stress

Heel wat hooggevoelige mensen lopen vroeg of laat tegen een burnout aan en worden daardoor tijdelijk of langdurig werkonbekwaam. Vooral de meer extraverte types zijn hier kwetsbaar voor omdat ze zich intens sociaal engageren. In combinatie met hun hoogsensitiviteit leidt dat in de regel tot meer verantwoordelijkheid op zich nemen dan ze op lange termijn kunnen blijven volhouden, zich onmisbaar maken in hun job (of binnen de organisatie waarin ze actief zijn) en zeer veel overprikkeling op hun hals halen. Doordat er uiteraard ook positieve aspecten zijn aan die situatie houden ze het vaak lang vol: het geeft namelijk een wezenlijke voldoening om zinvol bezig te zijn door anderen te helpen. Maar na de burnout komt er een periode van heroriëntatie, van het leren kennen van de eigen kwetsbaarheid en grenzen, het leren omgaan met de beperkingen én de mogelijkheden van hun hoogsensitiviteit. Het gevolg is dat velen simpelweg niet naar hun oude job terug kunnen keren omdat ze dankzij die zoektocht leren hoe ze met zichzelf moeten omgaan om niet te hervallen, terwijl de vroegere werksituatie zich absoluut niet leent voor het vinden van evenwicht tussen engagement en zichzelf beschermen tegen overprikkeling en zich overwerken. Uit een burnout klauteren heeft veel gemeen met het overwinnen van een depressie. Cruciaal hierbij is dat men zich leert te focussen op wat wel kan, wat wel goed is, wat positief aanvoelt, op datgene waar men energie van krijgt. Door de aandacht te verleggen naar hoe men op basis van de eigen kwaliteiten in het leven kan staan – en moet staan om het vol te kunnen houden op lange termijn – komt men terug in een positieve gemoedstoestand en begint de levensenergie opnieuw te stromen. Maar net als na een depressie, heeft men na een burnout een verhoogde kwetsbaarheid ten opzichte van de prikkels die aan de basis lagen van de psychische overbelasting. Een terugval ligt om de hoek te kijken van zodra men afwijkt van het nieuw ingeslagen pad, van zodra men in de oude gewoontes terugvalt. Dat laatste is nu echter precies waarop controleartsen, werkloosheidsinspecteurs en werkwinkelconsulenten zich op focussen: herintegratie in het arbeidscircuit. In eerste instantie wordt die reïntegratie eenvoudigweg gezien als zo snel mogelijk weer terug aan het werk gaan in de vroegere job. Voor redelijk wat mensen vormt het in dat geval een oplossing om deeltijds te gaan werken in plaats van voltijds, maar voor de meesten is dit de kortste weg naar de terugvallen in een toestand van burnout of depressie. Het is moeilijk om aan werkloosheidsambtenaren en vooral aan controleartsen duidelijk te maken hoe de vork precies in de steel zit en waarom men eenvoudigweg niet terug kan naar hoe het vroeger was. Het gevolg hiervan is een stressvolle zoektocht naar attesten van specialisten die hen wel ernstig nemen. Dit maakt echter dat men zich volledig moet focussen op alles wat niet gaat, wat men niet kan, wat er mis is gelopen in het verleden en opnieuw mis kan lopen in de toekomst. Hierdoor raakt men de voeling kwijt met de positieve stroom die men vaak met veel tijd en moeite heeft opgebouwd. Voor de meeste mensen die zich in die situatie bevinden leidt een nakende confrontatie met een controlearts daarom op zich reeds tot een terugval in de oude problemen.

Een bijkomend probleem is dat hoogsensitieve mensen in de regel een zeer frisse uitstraling behouden ondanks dat ze zich beroerd voelen. Dit alles maakt op de controlearts de indruk alsof ze zo weer aan het werk kunnen maar het niet willen. Dit alles is het gevolg van het feit dat onze maatschappij een probleem heeft: een eenzijdige fixatie op prestatiedruk in van prikkels vergeven omstandigheden. Alleen daardoor komt het dat hoogsensitiviteit op weg is om als een psychiatrische stoornis beschouwd te worden. Alleen door de ontmenselijking van de doorsnee werkomstandigheden ontstaan er bij veel hoogsensitieve mensen problemen zoals burnouts op het werk. Het terug ‘vermenselijken’ van de samenleving en zeker van de werkomstandigheden zou anderzijds niet alleen voor hoogsensitieve mensen zeer heilzaam zijn.

*****

Deze tekst vormt een aanvulling bij het boek Hoogsensitief - Anders Bekeken (isbn 9789077101100)