Wat gebeurt er als ik dood ga?
ISBN 978-90-77101-070
Inleiding voor de volwassen
lezer
Ik heb een jongentje gekend die, toen hij drie jaar oud was, steeds
weer opnieuw vroeg wat er gebeurt als je dood gaat. Waar ga je heen?
Wat gebeurt er met je? Doet het pijn om dood te gaan? Hij wilde het
echt weten, vanuit een ietwat angstige, onzekere nieuwsgierigheid.
De aanleiding, als ik me goed herinner, was een gestorven konijn.
Er zijn heel wat kinderen die zich door een veel dwingender
aanleiding dezelfde vragen beginnen te stellen: de dood van een broer
of zus of van één van hun ouders, het overlijden van een vriend of
familielid, of nog pijnlijker: er zijn ook kinderen die aan een
ongeneeslijke ziekte leiden en zelf de dood in de ogen kijken.
Wat vertel je dan als volwassene?
De meeste kinderen stellen zich vroeg of laat dergelijke vragen, ook
al is er slechts een banale aanleiding of ogenschijnlijk zelfs
helemaal geen. Sommige kinderen zijn er extreem vroeg mee. Maar of
een kind nu drie jaar is, zeven, negen, twaalf of ouder, ze hebben
recht op een zinnig antwoord.
Maar wat is een zinnig antwoord? Wat weten we?
De meeste kinderen laten dit soort lastige vragen ogenschijnlijk snel
weer los. Meestal krijgen ze geen bevredigend antwoord of worden ze
afgewimpeld. Dus stoppen ze met vragen. Maar een kind dat die
vragen niet langer onder woorden brengt, blijft meestal wel nog bezig
met het onderwerp.
De kinderen die niet de kans krijgen om te vergeten dat er zoiets als
de dood bestaat, omdat ze er te nadrukkelijk mee worden
geconfronteerd, blijven zich sowieso vragen stellen. Hoe zou je die
lege stoel aan tafel, die je elke dag weer ziet, ook kunnen vergeten?
Wat vertellen we hen? Mama is ergens in de lucht? Broertje is in de
hemel? In een kist onder de grond? Bij God?
‘Hoe ziet die hemel eruit?’ vragen kinderen zich af.
‘Als ik maar niet naar de hel ga…’
‘En als God bestaat, waarom neemt hij me dan mijn oma af?’
Het lichaam van een overledene wordt gekist en daarna begraven of
verbrand, gereduceerd tot gebleekte beenderen die later misschien
weer opgegraven worden of tot een potje vol as. Ook dat weten ze.
Voor veel kinderen zit iemand die gestorven is dan ook in een kist in
de koude grond. Of er blijft niets meer van hem of haar over.
Dit leidt bij veel kinderen tot angst voor de dood, tot angst voor
het leven, want de dood kan op elk onverwacht moment komen: een auto
om de hoek, kanker, een gek met een mes… En daarna blijft er niets
meer van je over. Of je ligt in een kist onder een koude grafsteen.
Wat kunnen we hen als alternatief bieden voor dergelijke pijnlijke
ideeën?
Als we hen geen denkbeelden over de dood aanreiken, dan bouwen ze uit
zichzelf een beeld op over de dood. Vaak is dat een angstbeeld,
zoals hierboven.
Bieden we hen geen alternatief aan voor een met angst doortrokken
beeld van de dood, dan is er veel kans dat ze opgroeien tot
volwassenen die bang zijn om te leven, omdat ze bang zijn voor de
dood. Ze worden mensen die misschien alleen maar zo veel mogelijk
willen ‘profiteren van het leven’ omdat het allemaal zo snel
voorbij kan zijn.
Leven zonder veel verantwoordelijkheidsgevoel, zonder de drang om
iets duurzaams op te bouwen, haastig soms, met een onderliggend
gevoel van zinloosheid: dat is wat kinderen leren die zeker weten dat
er na de dood niets meer komt.
Moeten we dan maar terugvallen op wat de grote religies ons
vertellen?
De wereldreligies bieden ons een mengelmoesje van tijdloze
levenswijsheden, gedragsregels die ten tijde van hun ontstaan een
praktische betekenis hadden maar die nu veelal gedateerd zijn en
stellingen die regelrecht ten dienste staan van de willekeurige macht
van enkelingen over de grote massa.
Sommige mensen vinden hier geen graten in maar wel troost en houvast.
Maar kritisch denkende mensen krijgen het vroeg of laat moeilijk met
dat allegaartje van inzichten en boerenbedrog.
Wat dat betreft mogen we onze kinderen nooit onderschatten: ze zijn
kritischer en ze denken kritischer dan we hen meestal toedichten. En
sommigen blijven zo, ook als ze uitgegroeid zijn tot volwassen
mensen.
Volgens strikt wetenschappelijke opvattingen kunnen we nooit enige
zekerheid hebben omtrent wat er na de dood gebeurt. Maar wil dat ook
zeggen dat we echt niets weten?
Vragen over leven en dood zijn te belangrijk om ze onbeantwoord te
laten, zeker voor kinderen. De antwoorden die we hen geven of niet
geven, bepalen immers in sterke mate wie ze later worden.
Over wat er gebeurt als we sterven, weten we intussen wel degelijk
het een en ander, ook al is het niet met een zekerheid die op de
resultaten van wetenschappelijke experimenten berust.
Honderdduizenden mensen zijn bijna dood geweest en hebben hun
ervaringen mee teruggebracht naar het leven. Talloze mensen hebben
in dromen of visioenen contact gehad met iemand die was overleden.
Anderen hebben vreemde dingen beleefd, zoals uit hun lichaam treden.
Dit lijkt op sterven. Nog anderen herinneren zich gebeurtenissen uit
een vroeger leven, een leven dat zich op een andere tijd en een
andere plaats afspeelde, meestal ook in een andere cultuur.
De meeste wetenschapsmensen doen dit alles af als onzin. Sommige
wetenschappers hebben desondanks de moed gehad om al die vreemde
verhalen te onderzoeken. Zo is er de voorbije jaren heel wat
wetenschappelijk onderzoek gedaan naar bewustzijnservaringen tijdens
een klinische dood. Het begrip ‘bijna-doodervaringen’ is
hierdoor ontstaan en intussen gemeengoed geworden.
Het is ook mogelijk om al die vreemde ervaringen te beschouwen als
vertrekbasis, een basis waaruit we ons een beeld kunnen vormen over
wat er gebeurt als een mens sterft en daarna. Dit boekje is op die
manier ontstaan.
Heel wat mensen zullen terecht aanvoeren dat veel van wat hier
geschreven staat weliswaar teruggevonden kan worden in de verslagen
van bijna-doodervaringen, maar dat er helemaal geen bewijs is dat we
hetzelfde meemaken als we echt definitief sterven. Hebben we dus wel
het recht om kinderen op te zadelen met misschien wel de valse hoop
dat ons bewustzijn verder leeft na de dood? Dat we na de dood verder
leven in een aangename wereld?
Dat recht hebben we. De kans dat bijna-doodervaringen wel een
accuraat beeld geven van wat een mens die sterft doormaakt, is
minstens even groot als de kans dat het niet zo is.
Wat is trouwens het alternatief? De vaagheden en schijnzekerheden
die de grote religies ons voorspiegelen? Vagevuur, hemel of hel?
Nirvana? Een strenge God die ons verdoemen of verlossen kan? Of de
grauwe opvatting van het humanistische materialisme: na de dood is er
niets meer. We leven hooguit verder in de herinnering van anderen
tot iedereen ons is vergeten. Zijn dit de ideeën over de dood
waarmee we onszelf tevreden moeten stellen en onze kinderen moeten
opvoeden? Geen wonder dat de dood doodgezwegen wordt. De vraag of
een bijna-doodervaring identiek is aan een definitieve
stervenservaring kan nooit met wetenschappelijke zekerheid beantwoord
worden, maar de kans lijkt me groot dat het wel zo is.
Meer begrip kan ik opbrengen voor kritiek op de opvattingen over
reïncarnatie die ik in dit boek verwerkt heb. Het betreft een
denkpiste waarvoor veel positieve argumenten bestaan maar geen
wetenschappelijke zekerheden. In de bibliografie staan heel wat
titels opgenomen die in dat verband het lezen waard zijn. Het zijn
pogingen tot wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar
verschijnselen die op reïncarnatie kunnen wijzen. Elk kan er zijn
eigen conclusies uit trekken: aanvaarden of verwerpen. Ik heb ze
aanvaard. Mijn wereldbeeld is er alleen maar rijker door geworden.
Bijna-doodervaringen daarentegen zijn vanuit wetenschappelijke hoek
intussen heel grondig onderzocht. Aan hun bestaan kan niet meer
getwijfeld worden. Ook het feit dat bewustzijn onafhankelijk van het
lichaam kan bestaan is zonder meer aangetoond. Wie hier nog aan
twijfelt na het kritisch doorlezen van de studies hierover, toont
zich geen kritisch wetenschapper maar stelt zich op als een
geloofsfanaat. Wetenschap als geloofsdoctrine, is jammer genoeg een
algemeen verschijnsel.
Als het over reïncarnatie gaat, over vorige levens en tussenlevens,
dan begeven we ons op een terrein dat vanuit de methodische
wetenschap bekeken alleen maar onzekerheden bevat.
Maar de wetenschappelijke methodes zijn verre van perfect. Mensen
zijn nu eenmaal in staat om dingen te ervaren die niet met de
bestaande methodes kunnen onderzocht worden op hun echtheid. Mensen
die zichzelf wetenschapper noemen maken dan meestal de keuze om ze
niet te onderzoeken en om de ervaringen in kwestie gewoon te
verwerpen. Het zou wetenschappelijker zijn om te streven naar nieuwe
onderzoeksmethodes die het wel mogelijk maken om dit soort ervaringen
op een wetenschappelijke wijze te benaderen.
De herinnering aan een vorig leven bijvoorbeeld, kan soms
geverifieerd worden: soms blijken namen van mensen en gebeurtenissen
uit een regressieverhaal bijvoorbeeld te kloppen met wat in archieven
of in de kleine lettertjes van de geschiedschrijving kan
teruggevonden worden. Maar wil dat ook zeggen dat vorige levens
bestaan en dus ook toekomstige incarnaties? Levens na dit leven?
Het gros van de wetenschappers meent dat dit niets bewijst. Men kan
zich onbewust dingen herinneren die men bewust is vergeten, feiten
die men ooit heeft gehoord of heeft gelezen. En als dit argument
echt niet van toepassing is, kan men er nog altijd vanuit gaan dat er
zoiets is als een collectief onbewuste, een soort verzamelbak van
alle ervaringen van alle mensen, waaruit we soms informatie putten.
Maar bewijst deze redenering dan dat reïncarnatie, vorige levens en
toekomstige levens niet bestaan? Hoegenaamd niet! We hebben de
keuze tussen enerzijds een argument dat is gebaseerd op een bepaalde
manier van wetenschap bedrijven die niet perfect is en anderzijds een
enorme hoeveelheid individuele ervaringen van mensen die zich vorige
levens menen te herinneren, tussenlevenservaringen, uittredingen en
dergelijke meer en die zichzelf hierdoor beter hebben leren
begrijpen, die hierdoor angsten hebben overwonnen en gelukkiger zijn
geworden in hun leven. We weten alleen niet met wetenschappelijke
zekerheid of hun ervaringen waar zijn. Ik verkies ze desondanks
ernstig te nemen.
‘Wat gebeurt er als ik dood ga?’ is geschreven voor lezers van 10
tot 100 jaar.
*****
boek bestellen? http://www.henkcoudenys.be/psychologie.php
*****
boek bestellen? http://www.henkcoudenys.be/psychologie.php