maandag 28 augustus 2017

Wat gebeurt er als ik dood ga? Inleiding voor de volwassen lezer

Wat gebeurt er als ik dood ga?

ISBN 978-90-77101-070


Inleiding voor de volwassen lezer

Ik heb een jongentje gekend die, toen hij drie jaar oud was, steeds weer opnieuw vroeg wat er gebeurt als je dood gaat. Waar ga je heen? Wat gebeurt er met je? Doet het pijn om dood te gaan? Hij wilde het echt weten, vanuit een ietwat angstige, onzekere nieuwsgierigheid. De aanleiding, als ik me goed herinner, was een gestorven konijn.
Er zijn heel wat kinderen die zich door een veel dwingender aanleiding dezelfde vragen beginnen te stellen: de dood van een broer of zus of van één van hun ouders, het overlijden van een vriend of familielid, of nog pijnlijker: er zijn ook kinderen die aan een ongeneeslijke ziekte leiden en zelf de dood in de ogen kijken.

Wat vertel je dan als volwassene?

De meeste kinderen stellen zich vroeg of laat dergelijke vragen, ook al is er slechts een banale aanleiding of ogenschijnlijk zelfs helemaal geen. Sommige kinderen zijn er extreem vroeg mee. Maar of een kind nu drie jaar is, zeven, negen, twaalf of ouder, ze hebben recht op een zinnig antwoord.

Maar wat is een zinnig antwoord? Wat weten we?

De meeste kinderen laten dit soort lastige vragen ogenschijnlijk snel weer los. Meestal krijgen ze geen bevredigend antwoord of worden ze afgewimpeld. Dus stoppen ze met vragen. Maar een kind dat die vragen niet langer onder woorden brengt, blijft meestal wel nog bezig met het onderwerp.
De kinderen die niet de kans krijgen om te vergeten dat er zoiets als de dood bestaat, omdat ze er te nadrukkelijk mee worden geconfronteerd, blijven zich sowieso vragen stellen. Hoe zou je die lege stoel aan tafel, die je elke dag weer ziet, ook kunnen vergeten?

Wat vertellen we hen? Mama is ergens in de lucht? Broertje is in de hemel? In een kist onder de grond? Bij God?

‘Hoe ziet die hemel eruit?’ vragen kinderen zich af.
‘Als ik maar niet naar de hel ga…’
‘En als God bestaat, waarom neemt hij me dan mijn oma af?’

Het lichaam van een overledene wordt gekist en daarna begraven of verbrand, gereduceerd tot gebleekte beenderen die later misschien weer opgegraven worden of tot een potje vol as. Ook dat weten ze. Voor veel kinderen zit iemand die gestorven is dan ook in een kist in de koude grond. Of er blijft niets meer van hem of haar over.
Dit leidt bij veel kinderen tot angst voor de dood, tot angst voor het leven, want de dood kan op elk onverwacht moment komen: een auto om de hoek, kanker, een gek met een mes… En daarna blijft er niets meer van je over. Of je ligt in een kist onder een koude grafsteen.

Wat kunnen we hen als alternatief bieden voor dergelijke pijnlijke ideeën?

Als we hen geen denkbeelden over de dood aanreiken, dan bouwen ze uit zichzelf een beeld op over de dood. Vaak is dat een angstbeeld, zoals hierboven.
Bieden we hen geen alternatief aan voor een met angst doortrokken beeld van de dood, dan is er veel kans dat ze opgroeien tot volwassenen die bang zijn om te leven, omdat ze bang zijn voor de dood. Ze worden mensen die misschien alleen maar zo veel mogelijk willen ‘profiteren van het leven’ omdat het allemaal zo snel voorbij kan zijn.
Leven zonder veel verantwoordelijkheidsgevoel, zonder de drang om iets duurzaams op te bouwen, haastig soms, met een onderliggend gevoel van zinloosheid: dat is wat kinderen leren die zeker weten dat er na de dood niets meer komt.

Moeten we dan maar terugvallen op wat de grote religies ons vertellen?
De wereldreligies bieden ons een mengelmoesje van tijdloze levenswijsheden, gedragsregels die ten tijde van hun ontstaan een praktische betekenis hadden maar die nu veelal gedateerd zijn en stellingen die regelrecht ten dienste staan van de willekeurige macht van enkelingen over de grote massa.
Sommige mensen vinden hier geen graten in maar wel troost en houvast. Maar kritisch denkende mensen krijgen het vroeg of laat moeilijk met dat allegaartje van inzichten en boerenbedrog.
Wat dat betreft mogen we onze kinderen nooit onderschatten: ze zijn kritischer en ze denken kritischer dan we hen meestal toedichten. En sommigen blijven zo, ook als ze uitgegroeid zijn tot volwassen mensen.

Volgens strikt wetenschappelijke opvattingen kunnen we nooit enige zekerheid hebben omtrent wat er na de dood gebeurt. Maar wil dat ook zeggen dat we echt niets weten?
Vragen over leven en dood zijn te belangrijk om ze onbeantwoord te laten, zeker voor kinderen. De antwoorden die we hen geven of niet geven, bepalen immers in sterke mate wie ze later worden.

Over wat er gebeurt als we sterven, weten we intussen wel degelijk het een en ander, ook al is het niet met een zekerheid die op de resultaten van wetenschappelijke experimenten berust.
Honderdduizenden mensen zijn bijna dood geweest en hebben hun ervaringen mee teruggebracht naar het leven. Talloze mensen hebben in dromen of visioenen contact gehad met iemand die was overleden. Anderen hebben vreemde dingen beleefd, zoals uit hun lichaam treden. Dit lijkt op sterven. Nog anderen herinneren zich gebeurtenissen uit een vroeger leven, een leven dat zich op een andere tijd en een andere plaats afspeelde, meestal ook in een andere cultuur.
De meeste wetenschapsmensen doen dit alles af als onzin. Sommige wetenschappers hebben desondanks de moed gehad om al die vreemde verhalen te onderzoeken. Zo is er de voorbije jaren heel wat wetenschappelijk onderzoek gedaan naar bewustzijnservaringen tijdens een klinische dood. Het begrip ‘bijna-doodervaringen’ is hierdoor ontstaan en intussen gemeengoed geworden.
Het is ook mogelijk om al die vreemde ervaringen te beschouwen als vertrekbasis, een basis waaruit we ons een beeld kunnen vormen over wat er gebeurt als een mens sterft en daarna. Dit boekje is op die manier ontstaan.

Heel wat mensen zullen terecht aanvoeren dat veel van wat hier geschreven staat weliswaar teruggevonden kan worden in de verslagen van bijna-doodervaringen, maar dat er helemaal geen bewijs is dat we hetzelfde meemaken als we echt definitief sterven. Hebben we dus wel het recht om kinderen op te zadelen met misschien wel de valse hoop dat ons bewustzijn verder leeft na de dood? Dat we na de dood verder leven in een aangename wereld?
Dat recht hebben we. De kans dat bijna-doodervaringen wel een accuraat beeld geven van wat een mens die sterft doormaakt, is minstens even groot als de kans dat het niet zo is.
Wat is trouwens het alternatief? De vaagheden en schijnzekerheden die de grote religies ons voorspiegelen? Vagevuur, hemel of hel? Nirvana? Een strenge God die ons verdoemen of verlossen kan? Of de grauwe opvatting van het humanistische materialisme: na de dood is er niets meer. We leven hooguit verder in de herinnering van anderen tot iedereen ons is vergeten. Zijn dit de ideeën over de dood waarmee we onszelf tevreden moeten stellen en onze kinderen moeten opvoeden? Geen wonder dat de dood doodgezwegen wordt. De vraag of een bijna-doodervaring identiek is aan een definitieve stervenservaring kan nooit met wetenschappelijke zekerheid beantwoord worden, maar de kans lijkt me groot dat het wel zo is.

Meer begrip kan ik opbrengen voor kritiek op de opvattingen over reïncarnatie die ik in dit boek verwerkt heb. Het betreft een denkpiste waarvoor veel positieve argumenten bestaan maar geen wetenschappelijke zekerheden. In de bibliografie staan heel wat titels opgenomen die in dat verband het lezen waard zijn. Het zijn pogingen tot wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar verschijnselen die op reïncarnatie kunnen wijzen. Elk kan er zijn eigen conclusies uit trekken: aanvaarden of verwerpen. Ik heb ze aanvaard. Mijn wereldbeeld is er alleen maar rijker door geworden.
Bijna-doodervaringen daarentegen zijn vanuit wetenschappelijke hoek intussen heel grondig onderzocht. Aan hun bestaan kan niet meer getwijfeld worden. Ook het feit dat bewustzijn onafhankelijk van het lichaam kan bestaan is zonder meer aangetoond. Wie hier nog aan twijfelt na het kritisch doorlezen van de studies hierover, toont zich geen kritisch wetenschapper maar stelt zich op als een geloofsfanaat. Wetenschap als geloofsdoctrine, is jammer genoeg een algemeen verschijnsel.

Als het over reïncarnatie gaat, over vorige levens en tussenlevens, dan begeven we ons op een terrein dat vanuit de methodische wetenschap bekeken alleen maar onzekerheden bevat.
Maar de wetenschappelijke methodes zijn verre van perfect. Mensen zijn nu eenmaal in staat om dingen te ervaren die niet met de bestaande methodes kunnen onderzocht worden op hun echtheid. Mensen die zichzelf wetenschapper noemen maken dan meestal de keuze om ze niet te onderzoeken en om de ervaringen in kwestie gewoon te verwerpen. Het zou wetenschappelijker zijn om te streven naar nieuwe onderzoeksmethodes die het wel mogelijk maken om dit soort ervaringen op een wetenschappelijke wijze te benaderen.
De herinnering aan een vorig leven bijvoorbeeld, kan soms geverifieerd worden: soms blijken namen van mensen en gebeurtenissen uit een regressieverhaal bijvoorbeeld te kloppen met wat in archieven of in de kleine lettertjes van de geschiedschrijving kan teruggevonden worden. Maar wil dat ook zeggen dat vorige levens bestaan en dus ook toekomstige incarnaties? Levens na dit leven?
Het gros van de wetenschappers meent dat dit niets bewijst. Men kan zich onbewust dingen herinneren die men bewust is vergeten, feiten die men ooit heeft gehoord of heeft gelezen. En als dit argument echt niet van toepassing is, kan men er nog altijd vanuit gaan dat er zoiets is als een collectief onbewuste, een soort verzamelbak van alle ervaringen van alle mensen, waaruit we soms informatie putten.
Maar bewijst deze redenering dan dat reïncarnatie, vorige levens en toekomstige levens niet bestaan? Hoegenaamd niet! We hebben de keuze tussen enerzijds een argument dat is gebaseerd op een bepaalde manier van wetenschap bedrijven die niet perfect is en anderzijds een enorme hoeveelheid individuele ervaringen van mensen die zich vorige levens menen te herinneren, tussenlevenservaringen, uittredingen en dergelijke meer en die zichzelf hierdoor beter hebben leren begrijpen, die hierdoor angsten hebben overwonnen en gelukkiger zijn geworden in hun leven. We weten alleen niet met wetenschappelijke zekerheid of hun ervaringen waar zijn. Ik verkies ze desondanks ernstig te nemen.

‘Wat gebeurt er als ik dood ga?’ is geschreven voor lezers van 10 tot 100 jaar.

*****

boek bestellen? http://www.henkcoudenys.be/psychologie.php 

donderdag 24 augustus 2017

Terug leren omgaan met emoties - Hoogsensitief - Anders Bekeken Aanvulling 4

Terug leren omgaan met emoties

Alhoewel hooggevoelige mensen nood hebben aan een onbelemmerde emotionele expressie, zijn er velen die vervreemd zijn van hun emotionaliteit als gevolg van de opvoeding die ze hebben genoten en de manier waarop ze zich hebben aangepast aan de normen van de Westerse maatschappij. Rationaliteit staat nog steeds voorop in het Westerse prioriteitenlijstje, gevolgd door nuchtere beheersing van de emoties. Emotioneel reageren is nog steeds taboe, vooral dan als volwassene. Emotioneel zijn wordt nog steeds gelijkgesteld aan onvolwassenheid, zwakte en onbetrouwbaarheid. De Westerse psychiatrie heeft bv de neiging om elke heftige, langdurige emotionele uitbarsting te catalogeren als een psychose.
Het gevolg is dat hoogsensitieve mensen die tevens over sterk ontwikkelde rationele vermogens beschikken, gestimuleerd worden om al hun wilskracht in te zetten om hun van nature erg heftige emoties te onderdrukken. Bij de meesten lukt dit maar half, tijdelijk of helemaal niet. Maar mensen met een sterke mentale controle kunnen dit wel, ondanks hun hoogsensitiviteit. Zij vervreemden soms helemaal ten opzichte van hun emoties. Het gevolg is dat ze bij elke situatie die om emotionele verwerking vraagt in autiform gedrag vervallen en vervreemden van zichzelf en hun leefwereld. Zonder emotionele interactie treedt die vervreemding immers automatisch op. Gaat het om heftige gebeurtenissen, zoals het verlies van iemand die dicht bij hen staat, dan kunnen ze zelfs in shock gaan. Ze blokkeren volledig op emotioneel en gevoelsmatig vlak en zijn niet langer in staat een interactie met hun omgeving aan te gaan. In de hersenen ontstaat er een acuut te kort aan allerlei neurotransmitters en hersenhormonen. De klinische diagnose die hierop volgt is in de regel depressiviteit, al dan niet in combinatie met een burnout. Ze kunnen zich immers nog een tijdje staande houden dankzij hun mentale controle, tot ze als gevolg van meestal slaapgebrek crashen. Dan volgt al snel ‘psychose’ als diagnose. De medische wetenschap reageert hierop met het onderdrukken van de symptomen, zonder het onderliggende probleem aan te pakken, waardoor dergelijke mensen keer op keer, maar ook steeds sneller in dezelfde rollercoaster terecht komen.
Wat er feitelijk aan de hand is, is dat er een innerlijke chaos aan emoties ontstaat die geen uitweg naar buiten vinden. Huilen, roepen en dergelijke zijn niet aan de orde. Praten over de emoties gebeurt evenmin. Alle spontaniteit op dat vlak is immers al zodanig lang onderdrukt dat men geen besef meer heeft van het ontladend effect dat dit heeft. Het wordt echter vaak nog erger doordat huisartsen en psychiaters in dergelijke gevallen zeer snel allerlei psychoactieve medicatie voorschrijven, gaande van slaapmiddelen over antidepressiva tot antipsychotica. Los van het feit dat de werking van dergelijke medicatie van mens tot mens sterk verschilt en bij velen niet het gewenste effect hebben, leidt dit tot een nog sterkere vervreemding ten opzichte van de eigen emotionaliteit. Voor hoogsensitieve mensen vormt dit een onleefbare situatie.
In sommige gevallen ontstaat er een bijkomend probleem doordat de opgekropte emotionele ladingen een uitweg zoeken via het lichaam, wat resulteert in psychosomatische ziektes.
Een voorbeeld hiervan was een hoogsensitieve opvoeder die na twintig jaar extreme zelfbeheersing moest stoppen met zijn werk – hij werkte met groepen jonge psychiatrische patiënten – wegens een levensgevaarlijke hoge bloeddruk. Deze was het gevolg van alle heftige emotionele reacties op de gebeurtenissen op zijn werk in combinatie met de toenemende werkdruk en het feit dat hij steeds minder tijd overhield om er te zijn voor zijn bewoners door allerlei reorganisaties op het werk.

De weg hieruit is eenvoudig, maar in de praktijk soms lang, niet in het minst door de persoonlijke en de sociale weerstand tegen het inzicht dat emoties niet alleen goed zijn, maar zelfs noodzakelijk. Ze worden immers al zolang als een ongewenste bedreiging beschouwd dat alleen al het omdraaien van die gedachte een heel karwij kan zijn.
De verandering in attitude ten opzichte van het erkennen en uiten van emoties moet uiteraard gepaard gaan met een verandering van de bijbehorende gedragspatronen. Dit kan de volgende stappen omvatten:
1/ Indien dit van toepassing is dient de psychoactieve medicatie afgebouwd te worden tot een niveau dat opnieuw emotionele beleving toelaat. Deskundige begeleiding van een arts die weet waar hij mee bezig is, lijkt me hierbij aangewezen. Er bestaan middelen die de heftigheid van de emoties afzwakken zodat ze gemakkelijker hanteer baar worden, zonder dat dit leidt tot vervreemding van zichzelf. Voor mensen die al heel lang heel veel emotionele ladingen hebben opgestapeld kan dit een belangrijk hulpmiddel zijn.
2/ Systematisch leren herkennen wanneer er emoties komen opzetten en leren om er onmiddellijk over te praten. Dit is natuurlijk pas mogelijk indien er een vertrouwenspersoon is met wie dit op een veilige manier kan. Emotionele veiligheid ontstaat pas indien er voldoende begrip is voor de emoties, acceptatie van de manier waarop ze eruit komen en inzicht is in de aard en het ontstaan van die emoties. Kortom, men heeft behoefte aan iemand met een grote, natuurlijke emotionele intelligentie. Voor sommige mensen zal dit betekenen dat ze hun entourage moeten uitbreiden of op een andere manier met hun vrienden of familieleden moeten leren omgaan. Het therapeutisch proces beperkt zich in dit geval niet louter tot henzelf.
3/ Men moet op zoek gaan naar een creatief expressiemiddel dat helpt om de emoties uit te drukken en te ontladen. Dit is even belangrijk als erover praten. Muziek, dansen, boetseren, beeldhouwen, tekenen en schilderen, zijn de meest voorkomende expressievormen. Zingen kan ook, maar dit is op momenten van emotionele overbelasting erg moeilijk omdat de spontane psychosomatiek hiervoor in de weg zit. De keel snoert zichzelf namelijk vanzelf dicht.
4/ Naast de bestaande sociale contacten en bezigheden zoals werk, sporten, vrijblijvende hobby’s en vriendenkring, heeft men nood aan een positief project. Hiermee bedoel ik een bezigheid die zowel emotioneel bevredigend als sociaal zinvol is. De mate waarin iets zinvol is, kan niet objectief bepaald worden. Dit is op zich ook al een emotionele kwestie. De keuze wordt immers gemaakt door de vraag: geeft het mijn leven een gevoel van zin of niet? Dit positief project kan samenvallen met het creatief expressiemiddel of het kan iets anders zijn. Een muzikant kan bv zelf ook componeren of met een groep naar buiten komen in plaats van louter vrijblijvend voor zichzelf te spelen. Anderen gaan een engagement aan in een of andere vereniging met een sociale doelstelling of doen iets met dieren zoals honden dresseren, katten opvangen of helpen in een dierenopvangcentrum. Dit positief project zorgt voor een noodzakelijk tegengewicht en voor structuur bij het omgaan met emotioneel belastende situaties en teleurstellingen.
5/ Veel lichaamsbeweging, bij voorkeur in open lucht en /of in het kader van de ontwikkeling van lichaamsbewustzijn vormen een even belangrijk hulpmiddel voor het herstellen en bewaren van het innerlijk evenwicht bij emotionele belasting. Yoga, Tai-chi, emotioneel lichaamswerk en therapeutische vormen van dansexpressie zijn hier goede voorbeelden van. Ook deze bezigheden kunnen samenvallen met het positief project.
6/ Het aanleren en uitvoeren van emotionele verwerkingstechnieken is nodig om oude trauma’s en de bijbehorende emotionele ladingen op te ruimen. Visualisatietechnieken en verwerkingsmethodes die op psychodramatechnieken geënt zijn (Gestalt onder anderen), zijn zeer efficiënt. Ook EFT1 en EMDR2 kunnen veel bijdragen tot het emotioneel herstel. Lichaamsgerichte therapieën zoals haptonomie, osteopathie en Feldenkreis zijn vaak nodig om de psychosomatische effecten van het langdurig onderdrukken van emoties te niet te doen.

1 Emotional Freedom Technique. Hierbij wordt met een combinatie van acupressuur en psychotherapie gewerkt.
2 Eye Movement Decensitization and Reprocessing: hierbij worden traumatische herinneringen opgehaald en tezelfdertijd wordt de aandacht door middel van oogbewegingen herhaaldelijk van links naar rechts verplaatst. Dit leidt tot hetzelfde soort verwerkingsprocessen als we van nature doormaken tijdens de droomslaap, waarin dezelfde snelle oogbewegingen voorkomen.
*****
(deze tekst vormt een aanvulling die zal opgenomen worden in de volgende druk van mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001)
boek bestellen? http://www.henkcoudenys.be/psychologie.php

zondag 20 augustus 2017

Hoogsensitief - Anders Bekeken: Een introductie tot het boek

Hoogsensitief - Anders Bekeken (ISBN: 9789077101124)

Voor de mensen die dit boek nog niet kennen volgen hier enkele hoofdstukken en op het eind de inhoudstafel van het boek. 

 
Hoogsensitiviteit, relaties en valkuilen

De ideale partner voor een hoogsensitief persoon is gevoelig maar niet hooggevoelig, heeft een stabiele persoonlijkheid zonder al te sterke schaduwkanten en is goed geaard. Zo iemand is gevoelig genoeg om zich in te kunnen leven in de sterke emotionaliteit en de intense empathie die met hooggevoeligheid gepaard gaat, maar geraakt niet snel uit zijn evenwicht van de heftige emoties en reacties op prikkels van zijn partner.
Ideaalplaatjes zijn zelden van deze wereld, maar in dit geval hebben we een ideaalbeeld nodig als referentie. Het laat ons toe te begrijpen wat er in veel relaties tussen hoogsensitieven en hun partners misgaat en waarom.
Wie hooggevoelig is, wordt vaak misbegrepen. In een relatie is begrepen worden even belangrijk als graag gezien worden en geaccepteerd worden zoals je bent. De partner van een hooggevoelig persoon moet zelf gevoelig genoeg zijn, want is anders niet in staat de intense emotionele wisselwerking te ontvangen waarmee elk hoogsensitief mens in relatie gaat. Maar door zelf net wat meer buffer te hebben ten opzichte van prikkels, door zelf net wat minder heftig te reageren, wordt de overgevoeligheid van de partner gerelativeerd. De aarding zorgt op momenten van overprikkeling voor de broodnodige rust, die vervolgens op de hooggevoelige partner overslaat. Dit leidt tot stabiliteit in de relatie. 
 

Empathie en sympathie

Hooggevoelige mensen hebben een sterker ontwikkeld empathisch vermogen dan de gemiddelde mens. Empathie is een menselijke eigenschap die ons toelaat ons in een ander te verplaatsen, niet mentaal maar door mee te beleven wat een ander meemaakt. Dit gaat van meedenken met wat een ander denkt, over emoties en gevoelens van een ander overnemen, tot meetrillen op lichamelijk niveau. In dat laatste geval neemt je lichaam fysieke sensaties over van een ander. Het kan hierbij zowel om genot gaan als om lichamelijke klachten. ‘Overnemen’ is eigenlijk niet het juiste woord. Het is niet omdat je bv met iemands hoofdpijn meetrilt en daardoor ook zelf hoofdpijn ervaart, dat die ander zijn hoofdpijn kwijt is. Je hebt het de ander dus niet uit handen
genomen. Empathie leidt gewoonweg tot het intensie
f delen van
ervaringen.
Andermans negatieve ervaringen meebeleven kan zeer belastend zijn en die ander heeft er geen baat bij. De positieve intentie van het feit dat dit gebeurt, is jou er op attent maken dat die ander met iets zit. Het is belangrijk om dit te registreren, zodat je er rekening mee kunt houden of zelfs actie kunt ondernemen om die ander te helpen, maar je moet er dan wel opnieuw afstand van kunnen nemen.
Dit laatste is lang niet vanzelfsprekend indien je behept bent met een overdosis aan empathische begaafdheid. De eerste stap tot afstand nemen is misschien wel de moeilijkste: je moet beseffen dat het inderdaad zo kan zijn dat die emotie, pijn of geladenheid die je voelt niet van jou is. Ten tweede moet je beseffen van wie ze dan wel is. Het gaat vrijwel altijd om iemand met wie je net contact hebt gehad, met wie je in gedachten bezig bent of die met jou bezig is. Soms zal het nodig zijn om via visualisatietechnieken jouw energie en aandacht van die ander te scheiden, alvorens je voldoende afstand hebt. Dit kan het geval zijn als je vermengt met iemand met wie je een sterke wezenlijke band hebt. Op dit punt aangekomen, ontstaat er meestal reeds opluchting en verdwijnen de symptomen. Daarna kun je beslissen wat je doet in reactie op wat je nu weet.
Andermans ervaringen meebeleven, kan tot veel verwarring leiden. Wat is nu van mij en wat niet? Of: hoeveel van die lading die ik nu voel is van mezelf? Het is immers zo dat we het gemakkelijkst
vermengen met emotionele ladingen die ook in onszelf leven.
Heb je bv de neiging om te hypochonderen en je dus zorgen te maken over je gezondheid en je komt in contact met iemand die net zwaar bezorgd is over de nakende uitslag van een medisch onderzoek, dan is er veel kans dat jouw angstlading samensmelt met die van hem of haar. Jouw angst wordt er veel groter door dan hij in werkelijkheid is. Door te beseffen wat er gebeurt, kan jouw hypochondrische lading in dit geval weer
inkrimpen tot zijn ware proporties.

Het probleem is dat hooggevoelige mensen dergelijke ervaringen niet alleen hebben met mensen die ze graag hebben, maar zelfs met mensen die ze niet kunnen uitstaan. Empathie mag bijgevolg niet verward worden met sympathie. Als je sympathie voelt voor iemand, kun je tezelfdertijd empathisch meeleven met die persoon, maar het hoeft niet. Sympathie houdt een positief oordeel in over een ander, dat recht uit het hart komt. Het is een spontaan emotioneel geladen oordeel. Empathie daarentegen, oordeelt niet. Je kunt empathisch meebeleven met zowel mensen die je sympathiek vindt als met mensen die je koud
laten en zelfs met diegenen die je uitgesproken antipathiek vindt.
Veel hooggevoelige mensen verwarren empathie met sympathie. Wegens het feit dat ze meevoelen met iemand, maken ze zichzelf wijs dat dit automatisch betekent dat ze die persoon graag mogen. Op die manier ontstaan zowel vriendschappen als intieme relaties die voor niemand goed zijn. Veel hooggevoelige mensen blijven bij een partner met wie ze zich niet verbonden voelen of houden vriendschapsbanden in stand met mensen die hen niets teruggeven.
Ik ben met hem getrouwd uit medelijden,’ hoor je dan bv of ‘ik voelde zodanig mee met zijn eenzaamheid dat ik besloot het toch maar niet uit te maken.’

Het is niet omdat je iemand rechtstreeks aanvoelt, dat je die persoon ook graag mag.
Slachtoffers van extreem misbruik en extreme mishandeling bv, zijn uiterst empathisch ingesteld ten opzichte van hun daders. Ze moeten ook wel, omdat hun overlevingskansen grotendeels afhangen van hoe goed ze aanvoelen in welke stemming de dader is en wat hij van hen verlangt, zodat ze er met zo weinig mogelijk kleerscheuren vanaf komen. Dergelijke slachtoffers houden echt niet van hun beulen, ze vinden ze zelfs niet sympathiek, hoe sterk ze elkaar ook aanvoelen.

Emotionele en zintuiglijke hoogsensitiviteit + de verschillen met autisme

Het basiskenmerk van hoogsensitieve mensen is hun intens ontwikkeld vermogen om gevoelsmatig mee te beleven met een ander - wat meestal met empathie wordt aangeduid - en de intensiteit waarmee ze emotioneel in wisselwerking gaan. Hun emotionele prikkelbaarheid en de heftigheid van hun emoties overstijgen ruimschoots het gemiddelde. Het tweede is het gevolg van het eerste: wie intens geprikkeld wordt heeft intensieve emoties nodig ter verwerking van de prikkels.
Deze emotionele hooggevoeligheid gaat vrijwel altijd samen met een even sterke zintuiglijke hooggevoeligheid. Ogen reageren intenser op licht, geluiden worden scherper gehoord, het reukorgaan registreert meer nuances, smaken zijn subtieler, maar vooral de huid reageert intenser op aanraking, koude, warmte, pijn en ook op elektromagnetische velden.
Bij goed geaarde hoogsensitieve personen breidt deze gevoeligheid zich uit tot een zeer intens lichaamsbewustzijn, waarbij men het contact met de inwendige organen zeer bewust beleefd. In combinatie met een gebrekkige aarding daarentegen, zorgt de lichamelijke hooggevoeligheid voor veel problemen met de inwendige organen. Deze zijn niet zelden van psychosomatische aard. De zintuiglijke prikkelgevoeligheid van hoogsensitieve personen heeft zijn basis in een zenuwstelsel dat gevoeliger is dan gemiddeld.
Indien hooggevoelige mensen blootgesteld worden aan intense zintuiglijke prikkels, intense emotionele prikkels of een combinatie van beide, ontstaat een sterke behoefte om tot rust te kunnen komen in een prikkelarme omgeving. Ze trekken zich bijgevolg sneller terug dan anderen en houden regelmatig mini-retraites tijdens dewelke het emotioneel verwerkingssysteem voor het herstel van innerlijk evenwicht zorgt. Al wat men heeft meegevoeld dient verwerkt te worden, evenals alle
emoties die door zintuiglijke prikkels werden opgewekt.

Er bestaan ook autistische mensen die zintuiglijk hooggevoelig zijn. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is dit geen algemeen kenmerk van autisme. Maar zij die er last van hebben, hebben het zeer moeilijk omdat de intens beleefde zintuiglijke prikkels allerlei emoties opwekken die ze niet kunnen verwerken. Een basiskenmerk van autisme is immers dat het emotionele verwerkingssysteem niet naar
behoren functioneert. Vreugde, verdriet noch kwaadheid leiden tot
opluchting achteraf.
Hooggevoelige mensen daarentegen, kunnen in geval van zintuiglijke overprikkeling terugvallen op een zeer heftig emotioneel verwerkingssysteem. Hierdoor kan de zintuiglijke gevoeligheid uiteindelijk een geïntegreerde plaats krijgen in hun manier van functioneren. De positieve effecten ervan kunnen even goed beleefd en ontvangen worden als dat men er de negatieve effecten van ondergaat. Muziek kan bv luid en intens zijn maar gelijktijdig ook enorm ontroerend. Soms is het te heftig maar op andere momenten kun je je eraan opladen.
Zintuiglijk overgevoelige autisten kunnen echter nooit met hun lichamelijke overgevoeligheid leren omgaan en dus zijn potentieel positieve prikkels voor hen even bedreigend als eenzijdig negatieve prikkels. Luide muziek is altijd alleen maar te heftig en nooit iets wat tezelfdertijd ontroert. Qua beleving is er voor hen niet echt een verschil met blootgesteld worden aan het gedreun van een pneumatische breekhamer. Dergelijke autistische mensen doen er alles aan om zintuiglijke overprikkeling te vermijden, net zoals ze allerlei strategieën ontwikkelen om emotionele prikkeling uit de weg te gaan. Uiteraard geldt dit niet voor mensen met autisme die niet zintuiglijk hooggevoelig zijn: zij zijn enkel gefixeerd op het vermijden van emotionele prikkels.
Autistische mensen genieten vooral van voorspelbare, controleerbare, prikkelarme situaties. Hoogsensitieve mensen ook, maar daarnaast kunnen ze zich evengoed overgeven aan intense prikkels. Voor hen hangt het af van dosering en timing. Soms zijn ze in staat de heftige emoties die volgen uit intense zintuiglijke ervaringen te ontvangen en te verwerken, soms niet. Het eerste gebeurt als ze goed uitgeslapen zijn, fit zijn, met weinig stress opgescheept zitten. In het omgekeerde geval gebeurt het tweede en dan reageren ze weinig verschillend van zintuiglijk hooggevoelige autisten.

Het verschil tussen kunnen en aankunnen

Als gevolg van hun sterk wezenscontact, zijn de meeste hooggevoelige mensen op meer dan één vlak erg begaafd. Ze worden immers continu gevoed met alle menselijke vaardigheden en kennis die hun wezen doorheen de levens heeft geïntegreerd. De combinatie van hoogsensitiviteit en hoogbegaafdheid komt dan ook vaak voor, al is dit zeker geen algemene regel.
Hoogsensitieve personen kunnen in de praktijk altijd wel iets wat anderen minder goed kunnen en velen kunnen heel veel. Maar dat is lang niet hetzelfde als iets aankunnen. Bij gewoon gevoelige mensen ligt dit over het algemeen eenvoudiger: wat je goed kunt, bezorgt je weinig stress, levert je veel positieve feedback op – wat je eigenwaarde stelselmatig versterkt – en die bezigheden kun je dan ook goed aan. Je krijgt er immers respect, energie en levensvreugde door.
Bij hooggevoelige mensen is de factor stress door overprikkeling een stoorzender die deze logica maar al te vaak doorbreekt. Een hoogsensitief persoon kan het niet altijd aan om zijn talenten in de praktijk te brengen of om ermee naar buiten te komen, omdat dit met zodanig veel emotionele prikkels gepaard kan gaan dat men er te snel oververmoeid van wordt. Laat staan dat men er zijn beroep van kan maken. Een voorbeeld om dit te verduidelijken:
Een hoogsensitief acteur kan een briljant vertolker van emoties zijn en tegelijkertijd een podiumbeest die weet hoe hij op subtiele wijze met een publiek in interactie kan gaan. Maar dat betekent nog niet dat hij het acteren ook aankan. Daarvoor moet hij bestand zijn tegen de vele urenlange repetities met medespelers waarbij heel wat emoties opwaaien, tegen de stress van de regisseur, tegen het rondhangen en wachten voor en na de voorstellingen enzovoort. En dat is een ander paar mouwen.

Of het nu gaat om een dagdagelijkse bezigheid, een hobby of een professionele activiteit, telkens weer is er de vraag hoe vaak je dit aankan met alles erop en eraan. Hoe frequent kun je dit doen zonder overprikkeld te worden, hoe lang of met hoeveel tussenpauze?
Uiteraard zijn dit vragen die niet enkel voor hoogsensitieven gelden, maar de conclusie ‘ik ben hier wel goed in, maar het is niets voor mij’ wordt beduidend vaker getrokken door hooggevoelige mensen dan door anderen. Hoogbegaafde mensen kennen hetzelfde probleem, maar meestal is verveling bij hen de oorzaak. Getraumatiseerde mensen gaan dan weer vaak hun talenten uit de weg doordat ze overvallen worden door angsten. Maar hoogsensitieve mensen moeten veelal een rem zetten op het in de praktijk brengen van waar ze goed in zijn omdat ze anders de grens overschrijden van wat ze qua overprikkeling aankunnen. Een ander voorbeeld:
Kunnen schrijven is één ding. Maar het aankunnen om elke week tegen een deadline op te schrijven veroorzaakt veel stress. Deze wordt nog groter indien je in opdracht over bepaalde onderwerpen dient te schrijven, als je geconfronteerd wordt met de evaluatie en de kritiek van een redacteur en met collega’s die in eenzelfde ruimte zitten te werken. Een hooggevoelig schrijver zal dan ook sneller kiezen voor de eenzaamheid van freelance journalistiek dan voor een vaste baan op een krantenredactie, ongeacht de bestaansonzekerheid dat dit met zich meebrengt. Uit noodzaak.

Het in de praktijk brengen van een talent of het aarden van een wezenlijke kwaliteit brengt altijd allerlei gebeurtenissen en situaties met zie mee die veel prikkels inhouden en dat terwijl men net heel wezenlijk, gevoelig en kwetsbaar in het leven staat omdat men vanuit het kwetsbare wezenlijke bewustzijn bezig is met wezenlijke inspiratie neer te zetten. Nog een voorbeeld:
Een hooggevoelig persoon met een sterk ontwikkeld overzicht en met leidinggevende kwaliteiten is in theorie een uitstekend manager, te meer daar hij over sterke empathische kwaliteiten beschikt, wat het omgaan met personeel ten goede komt. Maar in de praktijk komen daar de emotionele reacties van dit personeel bij, de machtsspelletjes van zowel de concurrentie als van collega’s. Tel daar het wezenlijke engagement bij op dat over het algemeen gepaard gaat met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en je hebt het perfecte recept voor een burn-out.

In de praktijk moeten getalenteerde hoogsensitieve personen met vallen en opstaan leren hoe ver ze kunnen gaan in het exploiteren van hun kwaliteiten. Wat meestal evenmin gemakkelijk is, is het leren omgaan met de kritiek van de buitenwereld die hen al te snel het stempel geeft van ‘gemakzuchtig’, ‘asociaal’ of ‘gebrek aan motivatie’ of ‘gebrek aan ambitie’, want zo wordt het meestal geïnterpreteerd als een hooggevoelig mens rekening houdt met zijn grenzen en daardoor minder lang werkt, alleen gaat zitten werken, een promotie afslaat, personeelsfeesten vermijdt en dergelijke meer.
Evenwicht is meestal een kwestie van dosering, maar in onze van prikkels overladen maatschappij komt het er vooral op aan zorgvuldig uit te zoeken in welk soort gebouw je terecht komt, in welke omgeving, bij wie en hoe de sfeer is. Dit geldt zowel voor hobby’s als voor werk. Een job of een hobby opgeven of een kans aan je neus laten voorbijgaan is geen mislukking, als de achterliggende reden is dat je het ziet aankomen dat je het niet zal aankunnen. Het is integendeel een positieve stap in je zoektocht naar een evenwichtig leven waarbij je tezelfdertijd wezenlijk gevoelig kan zijn en voor jezelf kunt zorgen. De ene hooggevoelige mens moet daarbij al wat langer zoeken dan de andere, maar als ‘wezenlijk zijn’ betekent dat je tevens in harmonie leeft met je individuatieproces, dan moet er voor elke hoogsensitief mens wel een niche in de maatschappij bestaan waarbij iets kunnen, hand in hand gaat met het ook aankunnen.



Inhoud van het boek:
Inleiding p 7
I Invalshoeken
Hoogsensitiviteit anders bekijken p 12
Psycho-energetische kenmerken van hoogsensitiviteit p 17
Recent wetenschappelijk onderzoek p 26
Wie is hoogsensitief? p 32
De gradiënt tussen autisme en hoogsensitiviteit p 34
Selectieve en algemene hoogsensitiviteit p 35
De biologische wortels van hoogsensitiviteit p 36
Hoogsensitieve genen p 40
De rol van hoogsensitiviteit in de ontwikkeling van de mens p 41
Oorzaken van hoogsensitiviteit p 44
De hoogsensitieve deelpersoonlijkheid p 50
Hoogsensitief of sociale fobie? p 52


II Empathie en emotionaliteit

Empathie en sympathie p 55
Leren omgaan met empathie p 58
Niet louter éénrichtingsverkeer p 62
Emotionele en zintuiglijke hoogsensitiviteit +
de verschillen met autisme p 64
Hoogsensitieve emotionaliteit p 66
Het verschil met de piekemoties bij autisme p 69
Emotionele veerkracht p 72


III Verschillende types

Hoogsensitieve persoonlijkheidstypes p 75
1 Basistype p 75
2 Gewone, onbewuste hoogsensitiviteit p 76
3 Extraverte hoogsensitiviteit p 77
4 Impulsieve hoogsensitiviteit p 78
5 Ontkende hoogsensitiviteit p 80
6 Overgecompenseerde hoogsensitiviteit p 81
7 Hoogsensitief en hoogbegaafd p 82
8 Gestructureerde hoogsensitiviteit p 84
9 Geaarde hoogsensitiviteit p 85
10 Hoogsensitief en ongeaard p 86
11 De hoogsensitieve workaholic p 87
12 Het hoogsensitieve showbeest p 88
13 Extreme vormen van hoogsensitiviteit p 88
14 Identiteitswisselaars en identiteitsrovers p 92
Veranderingen in de mate van hoogsensitiviteit p 96
De integratie van een bijna-doodervaring p 98


IV Hoogsensitief functioneren

Het verschil tussen kunnen en aankunnen p 108
Hoe doorbreek je de pseudo-autistische cocon? p 111
Pseudo-adhd en schijn-add p 115
Van dissociatie tot scheppende bezigheid p 116
De intensiteit van hoogsensitiviteit en de behoefte aan pauze p 120
Hoogsensitieve kwetsbaarheid p 122
Leren omgaan met introjecties p 131
Het aarden van inzichten p 135
Hoogsensitieve eenzaamheid p 139
Een dubbelzinnige relatie met grenzen, kaders en levensritmes p 141
Een dubbelzinnige relatie met leven in het hier en nu p 144
Moeilijke slapers met diepe dromen p 146
Hoogsensitiviteit en aarding p 150
Hoogsensitief lichaamscontact p 151
Wezenlijk verantwoordelijkheidsgevoel p 156
Wezenlijk ervaren en genieten p 159
Stokoud en nooit volwassen p 162
Vroegwijze laatbloeiers p 163
Hoogsensitiviteit en leren p 169
Te veel interesses p 170
Inspiratie en vormgeving p 175
Hoogsensitiviteit en rouwprocessen p 177
De behoefte aan een zinvol leven p 180
De levensweg van hoogsensitieve mensen p 182
Leren omgaan met zichzelf p 184
Sociale handicap of gewoon anders? P 186


V Geen licht zonder schaduw, geen schaduw zonder licht

Hoogsensitiviteit en psychoses p 189
Hoe werkt een psychose? P 190
Uitwegen uit de psychose p 196
Hoogsensitiviteit, drugs en alcohol p 200
De schaduwzijde van extreme verbondenheid p 203
De schaduw van hoogsensitiviteit p 207
Zijn hoogsensitieve mensen automatisch ook altijd integer? p 209
Compensatie of camouflage voor gespleten persoonlijkheden? p 213
Een tegengewicht voor ernstige jeugdtrauma’s p 215
De schaduw die schaduwen kan zien p 219
De positieve intentie van Hoogsensitiviteit p 223


VI Relaties, seksualiteit en opvoeding

Hoogsensitieven onder elkaar p 227
Hoogsensitieve vriendschap p 230
Hoogsensitiviteit, relaties en valkuilen p 232
Hoogsensitief x hoogsensitief p 233
Hoogsensitief x gedreven en gepassioneerd p 234
Hoogsensitief x autistisch p 234
Andere zorgrelaties p 236
Hoogsensitief x narcistisch p 237
Hoogsensitief x psychopathie p 238
Wezenlijke verwarring p 240
Biseksueel of toch niet? p 247
Hoogsensitieve seksualiteit p 249
Hoogsensitief en zwanger p 252
Het opvoeden van hoogsensitieve kinderen p 254
Hoe hoogsensitieve kinderen patronen
van hun ouders overnemen p 258

Nawoord p 262



donderdag 17 augustus 2017

Hoogsensitief - Anders Bekeken: Het camouflerend effect van een wezenlijke uitstraling

Het camouflerend effect van een wezenlijke uitstraling

Er zijn mensen met langdurige, slepende en slopende problemen die er letterlijk gebukt onder lopen en wiens gelaat erdoor gegroefd en getrokken is. Er zijn andere mensen die er minstens even erg aan toe zijn, maar aan wie je niets ziet. Ze lopen recht, bewegen zich soepel, hun ogen kijken levendig en ze lijken te stralen. Maar toch zijn ze het slachtoffer van een sluimerende ziekte, hebben ze fibromyalgie, lijden ze onder een gigantische burn-out en / of moeten ze steevast hun grenzen opzoeken om zich fysiek en emotioneel staande te kunnen houden in het dagelijks leven. Er is in dit geval een zeer grote kans dat je te maken hebt met hoogsensitieve mensen.
De verklaring voor het feit dat ze een totaal andere uitstraling hebben dan hoe ze er aan toe zijn en zich voelen, is te vinden in het intensief wezenscontact waaraan deze mensen onderhevig zijn. Het wezen heeft zijn eigen bewustzijn en zijn eigen wijze van ervaren. Anders dan het ego, is het wezen hierbij niet strikt gebonden aan het lichaam, aan de de fysieke en sociale realiteit, noch aan de specifieke tijdsgeest waarin men moet functioneren. Dit belet niet dat het wezen rekening kan houden met al het louter aardse, maar – in tegenstelling tot het ego – kan het zich hier ook aan onttrekken.
Het wezen heeft dus de keuze om zich af te stemmen op hoe men er in lichamelijk, emotioneel en sociaal opzicht aan toe is of om dat niet te doen. Sommige wezens houden sowieso weinig tot geen rekening met de aardse realiteit waarbinnen hun ego moet functioneren, omdat ze het aardse en het lichamelijke aspect van hun bestaan daarvoor niet belangrijk genoeg vinden. Andere wezens kiezen ervoor om hun ego van een relativerend en positief ingesteld tegengewicht te voorzien om te vermijden dat de sociale en fysieke ellende de levensvreugde al te veel zou ondermijnen. Indien het wezenlijk bewustzijn en de wezenlijke beleving domineren over de persoonlijke ervaringswereld – wat standaard is bij hoogsensitiviteit – leidt dit tot een camouflerend effect ten opzichte van de problemen die men heeft.
In het eerste geval leidt dit tot lichamelijke en andere miserie die voor de buitenwereld zichtbaar is (men verzorgt zichzelf immers niet en het lichaamscontact is matig tot slecht), maar tegelijkertijd is er een wezenlijke relativering van dit alles waardoor men geen aandacht vraagt voor die problemen. Op de buitenwereld komen dergelijke mensen afwisselend over als naïef en moedig. Moedig omdat men zich niet laat kisten door de moeilijkheden, naïef omdat men er de impact niet voldoende van inschat.
Zo was er bv een hoogsensitieve man met een slopende spierziekte (A.L.S.) die maar bleef toekomstplannen maken alsof hij niet over enkele jaren in een rolstoel zou terechtkomen.

In het tweede geval is er tezelfdertijd een erg wezenlijke invloed op het lichaam. Deze invloed kan in zekere mate bijdragen tot genezing, maar dan enkel indien er ook op lichamelijk vlak tijd, ruimte en mogelijkheden zijn om de genezing te stimuleren. Als dat niet het geval is, houdt de wezenlijke energie het lichaam draaiende terwijl het feitelijk steeds verder uitgeput geraakt. Hetzelfde gebeurt met betrekking tot emotionele en sociale problemen: ze worden gerelativeerd als gevolg van het wezenlijke belevingsstandpunt, maar ze geraken daarom nog niet opgelost. Het gevolg is dat men langzaam maar zeker de persoonlijke grenzen van wat men op lange termijn aankan, steeds verder overschrijdt.
Daar komt bij dat hooggevoelige mensen aan een sterke psychosomatiek onderhevig zijn. Het effect daarvan is dubbelzinnig: de wezenlijke energie geeft het lichaam nieuwe levenskracht, maar het voortdurend over de eigen grenzen gaan op emotioneel vlak – wat vaak uit noodzaak gebeurt – leidt tot het omgekeerde, namelijk lichamelijke uitputting.
Maar ondanks die vicieuze cirkel zien deze mensen eruit alsof ze helemaal niet ziek zijn, geen problemen hebben en het leven perfect aankunnen, dankzij hun wezenlijke uitstraling die zich via het lichaam manifesteert. Bijgevolg ziet vrijwel niemand wat hun beperkingen zijn en houden maar weinigen rekening met hun grenzen.
Het meest extreme voorbeeld hiervan was een hooggevoelige vrouw van rond de veertig die leed aan een ernstige reumatische aandoening in combinatie met fibromyalgie en CVS, dit alles ten gevolge van zeer ernstig seksueel misbruik tijdens haar kindertijd. Ze zag er echter minstens tien jaar jonger uit dan haar eigenlijke leeftijd. Op het eerste zicht was ze een uiterst fleurige verschijning. Toen ze op een dag op de gehandicaptenparkeerplek van een grootwarenhuis uit haar auto stapte, werd ze door enkele oudere mensen uitgescholden en uitgemaakt voor profiteur. Ze ging zodanig in shock hierdoor dat ze door de medische urgentie dienst gereanimeerd moest worden.

Voor hoogsensitieve mensen met een dergelijk patroon is het zeer belangrijk dat ze leren praten over hun problemen en over hoe ze eraan toe zijn en dat ze dit in zeer duidelijke termen doen en hierbij indien mogelijk ook zwaaien met medische documenten die hun bewering staven. Zeker tegenover werkgevers, maar vaak ook tegenover huisgenoten en vrienden is dit nodig. Hier niet over praten houdt de illusie in stand dat er met hen niets aan de hand is, waardoor er ook geen rekening wordt gehouden met hun al dan niet tijdelijke beperkingen.


*****
(deze tekst vormt een aanvulling die zal opgenomen worden in de volgende druk van mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001)
boek bestellen? http://www.henkcoudenys.be/psychologie.php

woensdag 2 augustus 2017

Hoogsensitief- Anders Bekeken ~ De delicate zoektocht naar een partner

De delicate zoektocht naar een partner

Vaker dan gemiddeld zijn hoogsensitieve mensen langdurig op zoek naar een partner of nestelen ze zich al dan niet noodgedwongen in een zinvolle versie van het vrijgezellenbestaan. De typisch menselijke behoefte aan een partner is een biologisch gegeven. Het is eigen aan de zoogdiersoort ‘mens’. In die zin is het een behoefte die zich op het persoonlijke niveau manifesteert, het niveau van de geïncarneerde mens en van het tijdsgebonden ego. Hoogsensitieve mensen vormen hier geen uitzondering op. Wel is het zo dat hun wezenlijke pool hier een sterk tegengewicht voor kan bieden, waardoor die behoefte in zekere mate gerelativeerd kan worden. Dit betekent niet dat ze totaal uit het bewustzijn kan worden gebannen of kan verdrongen worden zonder dat men zichzelf hierdoor op termijn psychische schade mee berokkent. Het relativeringsvermogen in kwestie maakt het enkel mogelijk om de periodes die men zonder levenspartner op aarde doorbrengt, overbrugd kunnen worden zonder het verlies van levensvreugde of besef van de zin van het bestaan.
Wat verbondenheid betreft is er een tweede natuurlijke impuls waaraan elk mens op aarde onderhevig is: de behoefte om je opgenomen te weten in een groep van intimi en verwanten. Vanuit de menselijke biologie vloeit dit voort uit miljoenen jaren van evolutie als sociale diersoort. Deze aardse impuls sluit nauw aan bij de wezenlijke impuls om onze verwevenheid met elkaar een plaats te geven in het dagelijks leven. De wezenlijke verwevenheid tussen mensen gaat weliswaar heel wat verder dan de behoefte om deel uit te maken van een ruime clan, maar in het dagelijks leven versterken ze elkaar vaker dan ze in tegenspraak zijn met elkaar.
Bij hoogsensitieve mensen is deze wezenlijke versterking van de behoefte om verbondenheid neer te zetten en te beleven zeer groot. Ook dit draagt bij tot het op een zinvolle manier beleven van situaties waarin men geen intieme partner heeft.

Maar hoe komt het nu dat het vinden van een levenspartner voor hooggevoelige mensen vaak moeilijker is dan gemiddeld? Het aangaan van verbondenheid en het geven van diepgang aan een relatie zijn voor hen nochtans zeer vanzelfsprekend. Dit vormen belangrijke voorwaarden om een intieme band met een potentiële levenspartner op te bouwen. In de praktijk zijn er meerdere redenen voor deze paradox.
Om te beginnen is het referentiekader van waaruit een potentiële partner intuïtief wordt beoordeeld (en eventueel gekozen wordt) anders. Het is ruimer, minder gebonden aan de huidige tijd en cultuur, meer gericht op tijdloze wezenlijke waarden. Dit heeft op het vlak van intieme relaties twee gevolgen. Ten eerste zijn veel hoogsensitieve mensen veel kritischer in hun partnerkeuze doordat ze beïnvloed worden door wezenlijke herinneringen aan een ideale relatie uit vroegere tijden, een favoriete partner of eventueel een tweelingziel op wie ze bereid zijn te wachten. Ten tweede ontstaat er vaak wat ik ‘wezenlijke verwarring’ noem: twee mensen voelen zich op wezensniveau dwingend geroepen om een intieme relatie met elkaar aan te gaan, terwijl hun concrete levenssituaties hier geen ruimte voor bieden. Het probleem kan liggen in de fysieke afstand tussen hun leefwerelden, in een groot leeftijdsverschil, moeilijk overbrugbare cultuurverschillen of in het feit dat ze zich in een totaal andere levensfase bevinden.
Dat laatste gaat niet altijd gelijk op met leeftijdsverschillen, ook al is er meer kans op een faseverschil indien de leeftijdskloof groter is. Beiden kunnen bv aan kinderen toe zijn ondanks dat het leeftijdsverschil een hele generatie omvat of beiden kunnen van dezelfde generatie zijn maar de een is de behoefte aan kinderen al ruimschoots bevredigd (of verzadigd) terwijl de ander daar nog aan toe moet komen. Het is dit soort relaties die vaker ontstaan tussen hoogsensitieve partners dan bij andere mensen. Ze lopen ook vaak stuk als gevolg van het gebrek aan praktische haalbaarheid.
Eens een relatie is afgesprongen, hebben hoogsensitieve mensen vaak meer verwerkingstijd nodig dan anderen. Hun neiging om diep te graven zit hier voor veel tussen, maar ook hun groot verantwoordelijkheidsgevoel. De behoefte om in te zien wat er mis gegaan is, waarom en wat hun eigen aandeel daarin was, wordt gekoppeld aan het streven om niet opnieuw dezelfde fouten te maken. Een dergelijk leerproces kost veel tijd en ze voelen zich dan ook niet gauw klaar voor een nieuwe relatie. Het gaat veel sneller om opnieuw te beginnen indien je dit proces overslaat en bereid bent om al doende te blijven leren, desnoods door opnieuw met je kop tegen dezelfde muur te lopen. Hoogsensitieve vermijden dit liever en al zeker als het over relaties gaat.
Na een stukgelopen relatie blijven velen onder hen emotioneel nog zeer lang vastgekluisterd aan de ex-partner, wat ook al niet bevorderlijk is om opnieuw te beginnen. De oorzaak hiervan is dat de relatie vooral op het persoonlijk niveau is misgelopen, terwijl de band op wezensniveau hierdoor niet of nauwelijks is aangetast. Het wezenlijke primeert nu eenmaal steevast op het persoonlijke in geval van hooggevoeligheid.
Maar de hoofdreden is toch dat de sociale niche waarin een hoogsensitief mens zich goed voelt en langdurig kan blijven functioneren, veel specifieker is dan bij de meeste andere mensen. Het is niet alleen op het vlak van werken en wonen dat dit geldt, maar zeker ook wat betreft intieme relaties. Het vinden van de juiste partner, bij wie ze zich blijvend goed voelen en met wie ze op lange termijn kunnen blijven samenleven, is voor hoogsensitieven veel moeilijker dan het aangaan van een diepgaand, gevoelsmatig intiem contact. Velen wachten dan ook zeer lang tot ze iemand ontmoeten met wie het op alle vlakken goed zit, ondanks dat ze veel intieme vrienden hebben met wie het op veel vlakken zeer goed gaat.

Daarnaast zijn er veel hooggevoelige mensen die tijdens hun adolescentie in een relatie verzeild geraken waarin ze wel geloven – en die zou kunnen werken indien ze niet zo hoogsensitief zouden zijn – maar die om specifieke redenen niet blijven duren. Vaak gaat het om zorgrelaties of om een partner met te weinig diepgang, onvoldoende voeling met spiritualiteit of die niet met de intense emoties van een hoogsensitief persoon kan omgaan. Na een dergelijke teleurstelling laten de typische hoogsensitieve mechanismen die hierboven werden beschreven zich in de regel sterk gelden en begint de delicate zoektocht naar een partner die wel geschikt is voor hen. 

(deze tekst vormt een aanvulling die zal opgenomen worden in de volgende druk van mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001)