zondag 13 december 2020

Hoogsensitiviteit en de bijna-doodervaring

 

Hoogsensitiviteit en de bijna-doodervaring

(Hoogsensitief -Anders Bekeken, aanvulling 23)

Iedereen die terugkeert na een bijna-doodervaring (BDE) of een nabij-de-dood-ervaring (NDE)1 is op slag hoogsensitief, hoe de persoonlijkheid er voordien ook uitzag. Voor veel mensen is dit een schokkender ervaring dan de NDE zelf, al komt dit besef een stuk langzamer dan de wetenschap dat men iets indringends heeft meegemaakt. Overlevers van een NDE moeten zichzelf opnieuw leren kennen. Hun reacties op situaties zijn veranderd, evenals hun interesses en de manier waarop ze mensen en gebeurtenissen beoordelen. De meest ingrijpende veranderingen zijn echter de toegenomen empathie, de diepere gevoeligheid, de intensere emotionaliteit en de sterker geworden intuïtie.

Voor wie reeds hoogsensitief was, gaat het in de regel om een gradueel verschil en is de persoonlijkheidsverandering meestal minder choquerend. Voor wie voordien niet hooggevoelig was – de term ‘platgevoelig’ is soms nog toepasselijker - geldt: welkom in de belevingswereld van de hoogsensitieve personen! Vanaf nu krijg je een krop in de keel bij elk verdriet dat iemand anders heeft en beleef je vreugde aan de kleine pleziertjes die je een ander doet, enkel en alleen omdat die ander daar blij van wordt. Voordelen voor jezelf doen je daarentegen maar weinig meer. De stem van je geweten overstemt plots die van je rationeel verstand en laat zich horen bij elke kleine en grote beslissing die je neemt. En probeer je die stem te negeren, dan voel je je hart in elkaar krimpen. Je zoekt vanaf nu naar diepere waarheden en de contacten en bezigheden waarin je geen vorm van spirituele zingeving ontwaart, geven geen voldoening meer. En leer alvast ook maar met je intuïtie om te gaan, want die zal ook steeds vaker zijn duit in het zakje doen, alle rationaliteit ten spijt.


Nu is er een wereld van verschil voor iemand die een dergelijke drastische persoonlijkheidsverandering doormaakt op volwassen leeftijd of in de kindertijd. Hoe jonger men is, hoe minder de persoonlijkheid reeds vaste vorm heeft aangenomen. Indien de vorming nog volop bezig is en de persoonlijkheid nog erg kneedbaar, dan groeit deze als het ware om de plotse hooggevoeligheid heen, waardoor de typische kenmerken van de hoogsensitieve persoonlijkheid na verloop van tijd een logische plek in het geheel krijgen.

Soms doet een transformerende ervaring zich voor tijdens de allereerste levensfases (baby- , peuter- of kleuterfase) en verloopt het integratieproces quasi ongemerkt. Vanaf de lagere-schoolleeftijd kan de schok toch al redelijk groot zijn, maar er volgen nog veel jaren van persoonlijkheidsontwikkeling waarbij de toegenomen gevoeligheid kan geïntegreerd worden. Uiteraard geldt ook hier wat voor alle andere hoogsensitieve kinderen geldt: hoe beter de omgeving ermee kan omgaan, hoe vlotter dit integratieproces verloopt.

Aan het andere uiterste van het spectrum vinden we de volwassenen die zich gesetteld hadden in hun manier van leven en zijn, mensen die zichzelf voordien niet in vraag stelden en niet bewust bezig waren met hun persoonlijkheidsontwikkeling. Voor hen kan het ronduit choquerend zijn om terug te kijken op hoe ze functioneerden voordat ze een NDE meemaakten en hoogsensitief werden. Hoe moeilijker hun sociale omgeving het heeft met hun persoonlijkheidsverandering, hoe lastiger het voor hen wordt om opnieuw hun draai te vinden. Sommigen komen hierdoor in een depressie terecht, anderen trekken zich volkomen terug op zichzelf. Een enkeling verdwaalt in een religieuze psychose. De meesten echter beginnen aan een moeizame zoektocht naar gelijkgezinden, naar nieuwe manieren om in het leven te staan en ontdekken langzaam maar zeker die sociale niches in de maatschappij waarin ze zich thuis voelen. Niet zelden gaat dit gepaard met het achter zich laten van een job en een oude vriendenkring, bij velen ook met een echtscheiding.

Niet voor iedereen hebben transformerende ervaringen even drastische gevolgen. Mensen die sowieso reeds bewust in hun individuatieproces waren gestapt, hebben meestal reeds een sociaal vangnet uitgebouwd dat behulpzaam is bij de integratie van hun toegenomen gevoeligheid: mensen met wie ze hierover kunnen praten, therapeuten en/of vrienden die hen begrijpen en voor wie het weinig moeite kost om hun veranderde persoonlijkheid te aanvaarden.


1 De term Nabij-de-doodervaring wordt zowel gebruikt voor bijna-doodervaringen als ervaringen die hierop,lijken, zowel inhoudelijk als qua impact, maar die zich voordoen in niet-levensbedreigende situaties. Voorbeeld hiervan zijn het meebeleven van het stervensproces van iemand anders of het beleven van een mystieke ervaring o.i.v. meditatie, een heftige emotionele schok of druggebruik. Dat betekent absoluut niet dat alle mystieke ervaringen, alle heftige emotionele schokken of alle psychedelische ervaringen NDE's zijn, maar enkel dat NDE's ook onder dergelijke omstandigheden af en toe beleefd en gerapporteerd worden.

 ******

Deze tekst vormt een aanvulling bij

Hoogsensitief – Anders Bekeken, tweede verbeterde druk
ISBN 9789077101124

 

maandag 9 november 2020

Hoogsensitief - Anders Bekeken, een introductie tot de tweede druk

 

Hoogsensitief – Anders Bekeken, tweede verbeterde druk
ISBN 9789077101124
314pp; winkelprijs:22,50€ (kan besteld worden in elke gewone en online boekhandel)

Een jaar na het verschijnen van Hoogsensitief – Anders Bekeken, was dit boek toe aan een herdruk. Intussen waren er reeds diverse aanvullende teksten op mijn blog verschenen, onder meer over de moeilijkheden die een hoogsensitief mens in deze maatschappij ondervindt om een positief zelfbeeld op te bouwen en om te leren gaan met de vaak heftige emoties die eigen zijn aan hoogsensitiviteit. Andere nieuwe teksten gaan over relatievrees, de opvoeding van hoogsensitieve kinderen en de verschillen tussen hoogsensitiviteit en autisme. In totaal werden er vijftien nieuwe hoofdstukken aan de basistekst toegevoegd, goed voor ruim vijftig pagina’s.
Het laatste hoofdstuk is opgebouwd rond een uitgebreide bespreking van 'Leven Zonder Filter' van Fleur Van Groningen, niet omdat dat boek verlegen zit om promotie, maar omdat het verhaal van deze auteur me de kans geeft om op een heel bevattelijke manier de gevolgen van traumatisering en de natuurlijke consequenties van hoogsensitiviteit uit elkaar te halen.  Net zoals bij andere hoogsensitieve personen met een traumatische jeugd, zijn deze effecten bij haar namelijk sterk met elkaar verweven.
Hieronder vind je de volledige inhoudstafel van het boek. 
Enkele hoofdstukjes kan je reeds lezen op mijn blogs van 2017 en 2018. Deze verschenen als aanvullingen op de eerste druk. Vanaf 2019 verschijnen er nog nieuwe aanvullingen op de tweede druk.
 


Voorwoord bij de tweede druk

Dit boek is in de eerste plaats geschreven voor allen die hoogsensitief zijn en zichzelf beter willen begrijpen. Mensen met een gewone gevoeligheid, die intensief met een hooggevoelig iemand samenleven, zullen er wellicht ook veel aan hebben.

Mijn persoonlijke ervaringen zijn bij het schrijven van dit boek weliswaar doorslaggevend geweest, maar de tientallen andere mensen die over een vergelijkbare sensitiviteit beschikken en die ik grondig heb leren kennen, hebben even veel bijgedragen aan de inzichten die hier zijn verwerkt.

Het gaat sowieso om inzichten, om intuïtieve kennis die is ontstaan in reactie op concrete ervaringen en waarnemingen. Wat hierna volgt is dan ook mijn persoonlijke visie en niet de neerslag van grondig wetenschappelijk onderzoek. Dit wil niet zeggen dat er geen logica in zit. Het theoretisch plaatje moet altijd kloppen. De theorie moet zoveel mogelijk ervaringen kunnen verklaren. Wat dat betreft ben ik een rationeel wetenschappelijk denker. Maar de gebruikte denkkaders zijn heel wat ruimer dan deze die algemeen aanvaard worden in onze wetenschappelijke denkwereld. Wat dat betreft ben ik een typisch hooggevoelig mens met een sterk ontwikkelde intuïtie en een holistische denkwijze.

 

Inhoud

    Inleiding

I Invalshoeken

    Hoogsensitiviteit anders bekijken

    Psycho-energetische kenmerken van hoogsensitivitei

    Recent wetenschappelijk onderzoek

    Wie is hoogsensitief?

    De gradiënt tussen autisme en hoogsensitiviteit

    Selectieve en algemene hoogsensitiviteit

    De biologische wortels van hoogsensitiviteit

    Hoogsensitieve genen

    Is hoogsensitiviteit alleen maar aangeboren

    De rol van hoogsensitiviteit in de ontwikkeling van de mens

    Oorzaken van hoogsensitiviteit

    De hoogsensitieve deelpersoonlijkheid

    Asociaal of overprikkeld?

    Hoogsensitief of sociale fobie?

II Empathie en emotionaliteit

    Empathie en sympathie

    Leren omgaan met empathie

    Niet louter éénrichtingsverkeer

    De kracht van het meevoelen

    Emotionele en zintuiglijke hoogsensitiviteit +  De verschillen met autisme

    Hoogsensitieve emotionaliteit

    Het verschil met de piekemoties bij autisme

    Emotionele veerkracht 

    Terug leren omgaan met emoties

III Verschillende types

    Hoogsensitieve persoonlijkheidstypes

        1 Basistype

        2 Gewone, onbewuste hoogsensitiviteit

        3 Extraverte hoogsensitiviteit

        4 Impulsieve hoogsensitiviteit

        5 Ontkende hoogsensitiviteit

        6 Overgecompenseerde hoogsensitiviteit

        7 Hoogsensitief en hoogbegaafd

        8 Gestructureerde hoogsensitiviteit

        9 Geaarde hoogsensitiviteit

        10 Hoogsensitief en ongeaard

        11 De hoogsensitieve workaholic

        12 Het hoogsensitieve showbeest  

       13 Extreme vormen van hoogsensitiviteit 

        14 Identiteitswisselaars en identiteitsrovers 

    Van hoogsensitief tot… 

    Veranderingen in de mate van hoogsensitiviteit 

    De integratie van een bijna-doodervaring 

IV Hoogsensitief functioneren

    Het verschil tussen kunnen en aankunnen 

    Hoe doorbreek je de pseudo-autistische cocon? 

    Pseudo-adhd en schijn-add 

    Van dissociatie tot scheppende bezigheid 

    De intensiteit van hoogsensitiviteit en de behoefte aan pauze 

    Hoogsensitieve kwetsbaarheid

    Leren omgaan met introjecties

    Het aarden van inzichten

    Hoogsensitieve eenzaamheid 

    Een dubbelzinnige relatie met grenzen, kaders en levensritmes

    Een dubbelzinnige relatie met leven in het hier en nu

    Moeilijke slapers met diepe dromen

    De naaktdroom en de overstromingsdroom

    Hoogsensitiviteit en aarding

    Hoogsensitief lichaamscontact

    De invloed van de hormonale cyclus bij hoogsensitieve vrouwen 

    Wezenlijk verantwoordelijkheidsgevoel

    Wezenlijk ervaren en genieten

    Stokoud en nooit volwassen

    Vroegwijze laatbloeiers

    Hoogsensitiviteit en leren 

    Te veel interesses 

    Inspiratie en vormgeving 

    Hoogsensitiviteit en rouwprocessen 

    De behoefte aan een zinvol leven 

    De levensweg van hoogsensitieve mensen

    Leren omgaan met zichzelf

    Sociale handicap of gewoon anders?

V Geen licht zonder schaduw, geen schaduw zonder licht

    Het camouflerend effect van een wezenlijke uitstraling 

    Hoogsensitiviteit en anorexia  

    Het herstel van de eigenwaarde en de opbouw van een positief zelfbeeld 

    Hoogsensitiviteit en psychoses

    Hoe werkt een psychose?

    Uitwegen uit de psychose

    Hoogsensitiviteit, drugs en alcohol p

    De schaduwzijde van extreme verbondenheid

    De schaduw van hoogsensitiviteit

    Zijn hoogsensitieve mensen automatisch ook altijd integer?

    Compensatie of camouflage voor gespleten persoonlijkheden?

    Een tegengewicht voor ernstige jeugdtrauma’s

    De schaduw die schaduwen kan zien

    De doorbraak van wezenlijke informatie kanaliseren

    De positieve intentie van Hoogsensitiviteit 

VI Relaties, seksualiteit en opvoeding

    Hoogsensitieven onder elkaar

    Hoogsensitieve vriendsc

    De delicate zoektocht naar een partn

    Hoogsensitiviteit, relaties en valkuilen

Hoogsensitief x hoogsensitief p 275

Hoogsensitief x gedreven en gepassioneerd

Hoogsensitief x autistis

Andere zorgrelaties

Hoogsensitief x narcistisch

Hoogsensitief x psychopathie

    Relatievrees

    Wezenlijke verwarring

    Biseksueel of toch niet?

    Hoogsensitieve seksualit

    Hoogsensitief en zwanger

    Het opvoeden van hoogsensitieve kinderen

    Hoe hoogsensitieve kinderen patronen van hun ouders overnemen

Boekbespreking F. Van Groningen: Leven zonder filter

Nawoord


vrijdag 30 oktober 2020

Slapeloze nachten (Hoogsensitief - Anders Bekeken, aanvulling 22)

 

Hoogsensitief – Anders Bekeken (Aanvulling 22 ) –

Slapeloze nachten


Slapeloze nachten zijn absoluut niet het bedenkelijke privilege van hooggevoelige mensen, maar bij de meeste hoogsensitieven die hieraan lijden, kunnen er een aantal duidelijke oorzaken benoemd worden, die in zekere mate specifiek zijn voor hun hoogsensitiviteit.

- Een eerste oorzaak van chronische slaapstoornissen ontstaat als volgt:

Empathie is de drijvende kracht achter je dagelijks functioneren als hoogsensitief persoon. Voortdurend hou je rekening met wat je oppikt en aanvoelt qua vragen en behoeften van de mensen om zich heen. Hierdoor kom je gedurende de dag veel te weinig aan jezelf toe. Je eigen behoeften worden wakker, op het moment dat je in slaap zou moeten vallen, of nadat je kort en diep hebt geslapen. Ondanks de vermoeidheid is er een deel van jezelf dat klaarwakker is en dat jou dus het slapen belet. Soms creëren hoogsensitieve mensen een autonome schaduwdeelpersoonlijkheid rond hun oningevulde persoonlijke behoeften, die elke nacht opnieuw het bewustzijn overneemt nadat de ik-persoonlijkheid zich na een vermoeiende dag van steeds weer lopen, springen en zich aanpassen aan anderen, te slapen heeft gelegd. Er zijn ook hooggevoelige mensen bij wie dit een chronisch fenomeen is of bij wie dit slechts af en toe gebeurt.

Wat tijdens dergelijke slapeloze nachten gebeurt, is dat alle frustraties en ergernissen ten opzichte van de mensen die het maar al te normaal vinden dat jij ten dienste van hen leeft, vorm aannemen. Dit wordt meestal gevolgd door de al even grote frustratie die gepaard gaat met het besef van alles wat men voor zichzelf had willen en moeten doen, maar niet gedaan heeft. Indien dit patroon zich dag na dag herhaalt, vele jaren aan een stuk, ontstaat er dus een schaduwdeelpersoonlijkheid die als positieve intentie heeft voor de eigen grenzen op te komen en aan zichzelf toe te komen;

Wat je kan doen als je dan toch onder invloed van dergelijke emoties de slaap niet kan te pakken krijgen, is plannen maken met betrekking tot hoe je het in het vervolg aan boord zal leggen om hier verandering in aan te brengen. Lukt het je desondanks de volgende dagen en weken nog niet om het roer om te gooien en meer evenwicht te vinden tussen er zijn voor jezelf en er zijn voor de anderen, ga dan niet aan de slaappillen maar zoek therapeutische hulp voordat je gezondheid en je relaties al te erg gaan lijden onder de gevolgen van het slaapgebrek.


- Een ietwat onschuldiger fenomeen is last hebben van overprikkeling. Je bent moe, je kruipt in je bed, je valt eventueel kort in slaap en wordt dan weer wakker, of je kan de slaap helemaal niet vatten. Dit kan zowel het geval zijn na een drukke dag waarin je weinig aan jezelf bent toegekomen of na een intense dag waarin je louter dingen hebt gedaan waar je intens van hebt genoten. Het punt is dat je niet de tijd hebt genomen om alle ervaringen van die dag te verwerken, innerlijk tot rust te komen en je aarding te hervinden alvorens je naar bed bent gegaan. Moe of niet moe, elk hoogsensitief mens heeft behoefte aan een uurtje (of langer) om tot zichzelf te komen na een intense dag, ongeacht hoe laat het is en hoe vroeg je de volgende dag terug uit de veren moet. Beter wat later gaan slapen nadat je tot rust bent gekomen, dan snel naar bed gaan en niet kunnen slapen.

- Bij de meer extreme vormen van hooggevoeligheid kan er nog een derde fenomeen bovenop komen: als gevolg van een logische vermoeidheid ben je ’s nachts niet langer in staat om je af te schermen ten opzichte van mensen met wie je een empathische band hebt. Het kan nu zijn dat je tijdens je slaap met hun emoties meeleeft, wat zich meestal vertaalt in het dromen van andermans dromen. Het kan ook zijn dat het meebeleven van wat er in een ander omgaat je uit je slaap houdt. In dat geval kan het helpen om je laatste restje bewustzijnsenergie aan te wenden om jezelf met behulp van gerichte visualisaties te centeren, te aarden en jouw energie te scheiden van die van de ander. Meebeleven met mensen met wie je een intieme band hebt of ten opzichte van wie je een intiem verlangen koestert, blijft altijd iets waar je als extreem hoogsensitief persoon alert op moet zijn. En vaak kan je niets anders dan het gewoon laten gebeuren, omdat de empathische band te sterk is om de gevoelsmatige uitwisseling te onderbreken. Erover kunnen praten met de mensen om wie het gaat, is in dit geval aangewezen.


*******

Deze tekst vormt een aanvulling bij

Hoogsensitief – Anders Bekeken, tweede verbeterde druk
ISBN 9789077101124



zondag 28 juni 2020

Help! Ik heb de foute emoties!? (Hoogsensitief - Anders Bekeken, aanvulling 21)

Hoogsensitief - Anders Bekeken (Aanvulling 21) –
.Help! Ik heb de foute emoties!?

In doorsnee gezinnen waar geen kennis aanwezig is over hoogsensitiviteit, wordt aan hooggevoelige kinderen in de regel aangeleerd om hun heftige emoties te onderdrukken. Over de problemen die hieruit voortvloeien kan je lezen in mijn blogs van   24/8/2017 (Terug leren omgaan met emoties) en 15/10/2017 (Het herstel van de eigenwaarde en de opbouw van een positief zelfbeeld).
 Heel wat hooggevoelige kinderen worden er daarenboven keer op keer mee geconfronteerd dat de aard van hun emoties en de inhoud van wat ze voelen verkeerd is. Hierbij gaat het meestal niet alleen om hun ouders en de andere volwassenen om hen heen, maar vaak ook om hun leeftijdsgenoten. Enkele van de meest voorkomende voorbeelden:
- Je wordt verondersteld een feestje of een uitstap leuk te vinden, maar je vindt het niet leuk. Je voelt je verplicht te doen alsof je het leuk vindt en je voelt je schuldig omdat dit niet zo is. Je vindt het saai, oninteressant, onaangenaam, beklemmend, maar dit zijn de verkeerde emoties in de ogen van de anderen.
- Je vind het leuk om in je eentje in de tuin te zitten op de schommel, of om in het gras wat te zitten fantaseren. Of je zit het liefst alleen op je kamer met een boek of met een film op je i-pad. Maar dat behoor je saai te vinden. Je hier goed bij voelen is het verkeerde gevoel volgens de feedback die je krijgt;
- Sommige mensen die door iedereen afgekeurd en bespot worden vind je leuk omdat ze vriendelijk tegen je zijn of zelfs verlegen op jou reageren, terwijl ze alle anderen uit de weg gaan. Je wordt verondersteld om hen rare freaks te vinden, maar je voelt iets anders. Ze zijn anders dan de anderen en dat trekt jou net aan. Maar dat mag niet.
- Je bent heel vaak bang voor nieuwe situaties en voor gebeurtenissen waar anderen zich weinig of niets van aantrekken. Je krijgt steeds weer te horen dan die angst onnozel is, dat je zwak bent, dat je angst nergens op slaat. Ondanks dat je angst de verkeerde emotie is, krijg je die maar niet weg..
- Je voelt je opgelucht omdat er een uitstap of een evenement afgelast is, terwijl er van je verwacht wordt dat je teleurgesteld of verdrietig bent. Je zou als enige willen juichen maar dan wordt je bekeken alsof je gek bent.
- Je vindt spelletjes en activiteiten die iedereen leuk vindt maar niks. Maar dat mag je niet tonen en dus ook niet voelen.

Doordat dergelijke situaties zich maar al te vaak herhalen, raakt het hooggevoelige kind ervan overtuigd dat er iets mis is met hem. Het vecht tegen zijn eigen emoties, tegen zijn intuïtie en probeert steeds wanhopiger iets anders te voelen dan wat het voelt, want het wil niet steeds afgekeurd worden. Wat natuurlijk niet lukt. Hierdoor ontstaat steeds meer innerlijke verwarring en wordt het zelfbeeld alsmaar negatiever. Ons zelfbeeld wordt immers het sterkst gevormd door onze emoties en niet door de objectieve feiten van hoe we eruit zien, wat we kunnen en hoe we in het leven staan. Deze emoties worden sterk gekleurd door de reacties van anderen. Als de reacties van anderen op onze emoties systematisch negatief zijn, kleurt die negativiteit ons zelfbeeld veel sterker dan indien ze over onze objectieve kwaliteiten gaan.
Hoogsensitieve mensen die op een dergelijke traumatiserende manier zijn opgevoed, zijn extreem kwetsbaar ten opzichte van oordelen van anderen. Elk negatief oordeel treft immers hun toch al wankele zelfbeeld. Bij sommigen mondt dit zelfs uit in kwetsbaar zijn om in een psychose terecht te komen. Een belangrijk aspect van het psychotisch bewustzijn is immers dat dit gepaard gaat met een onwankelbare zekerheid. Deze compenseert de extreme innerlijke onzekerheid die het gevolg is van het systematisch twijfelen aan de eigen gevoelens en emoties, ook al wordt die zekerheid opgehangen aan een psychotisch waanbeeld. Een voorbeeld:
Een jonge vrouw die met de hierboven beschreven afkeuring van haar eigen emoties was opgevoed, kwam in een situatie terecht die ze als zeer bedreigend ervoer. Ze leefde samen met iemand die zeer manipulatief was, zelfmoordneigingen had en tezelfdertijd zeer vernietigend in haar oordelen was over haar. Maar omdat die persoon op jonge leeftijd door haar ouders uit huis was gezet na een jeugd vol mishandeling, mocht ze alleen maar mededogen en begrip voor haar voelen. Haar echte gevoelens – angst en afkeer – waren taboe. Zo was ze immers opgevoed. Haar toch al grote onzekerheid werd op een gegeven ogenblik tot een climax gedreven waarna ze in een psychose terechtkwam. In die psychose ervoer ze de irrationele zekerheid dat ze onkwetsbaar was omdat ze toch op weg was om te transformeren tot een Goddelijk wezen.

Uiteraard is de schade die wordt aangericht bij hoogsensitieve kinderen door hen ervan te doordringen dat ze de verkeerde emoties beleven, lang niet altijd even groot. Het hangt er onder meer vanaf of ze hier alleen in staan of indien er lotgenoten zijn (bv een broer of zus) met wie ze hun zelftwijfels kunnen delen. Samen kunnen ze dan bv tot de conclusie komen dat wat zij voelen helemaal geen onzin is. Wie hier echter alleen in staat en steeds opnieuw de boodschap krijgt dat de eigen emoties verkeerd zijn, bouwt een erg kwetsbare persoonlijkheid op.
Het genezen van dergelijke wonden kan slechts gebeuren in een sociale omgeving die begrip heeft voor de heftige en vaak afwijkende emoties van hooggevoelige mensen. Leren om systematisch je eigen emoties onder ogen te zien, toe te laten en als normaal en waardevol te beschouwen is de enige remedie om het negatieve zelfbeeld en de bijbehorende kwetsbaarheid te overwinnen, ongeacht hoe veel die emoties afwijken van die van je gemiddelde medemens en van wat er door de band genomen van je verwacht wordt.

Uiteraard treft dit fenomeen niet alleen hoogsensitieve kinderen. Maar bij hen is de impact gemiddeld zwaarder en wel om de volgende redenen:
- Hoogsensitiviteit gaat vaker gepaard met afwijkende emotionele behoeften en dus met onbegrepen emotie.
- Emotionaliteit speelt gemiddeld een grotere rol in het bewustzijn van hooggevoelige mensen dan bij anderen. Het meest uitgesproken is dit bij de minderheid van extreem hoogsensitieven bij wie denken en voelen samengaan in een holistische beleving. Elke gedachte is een gevoel en elk gevoel is tezelfdertijd een gedachte. Elke afwijkende en/of sociaal ongewenste gedachte is bijgevolg ook een ‘fout’ gevoel.En wie foute gevoelens beleefd, kan toch geen 'goed mens' zijn?  De schade die dergelijke -vaak onbewuste -  redeneringen aanricht aan het zelfbeeld en de eigenwaarde van hooggevoelige mensen, kan bijgevolg groot zijn, vooral als we er ook rekening mee houden dat de gewetensfunctie van hoogsensitieve mensen heel wat dominanter is dan gemiddeld.


*******

Deze tekst vormt een aanvulling bij
Hoogsensitief – Anders Bekeken, tweede verbeterde druk
ISBN 9789077101124


maandag 15 juni 2020

Visualisatie: een filter tegen de emotionele achtergrondruis

De Kunst van het Visualiseren (29) – Een filter tegen de emotionele achtergrondruis

Op elke plek waar we komen, is er achtergrondgeluid. Als dit achtergrondgeluid ons vertrouwd is, merken we het eenvoudigweg niet op. Pas als het verandert, dringt het zich aan ons bewustzijn op. In elke samenleving en in elke niche van onze samenleving is er ook zoiets als ‘emotionele achtergrondruis’. Hiermee doel ik op de overheersende emoties die door de meeste mensen gedeeld worden en die bijgevolg dominant zijn. Ook deze merken we niet op indien we eraan gewoon zijn. Een voorbeeld:
Indien de drukte in de stad tijdens een verlofperiode verandert in een vakantiesfeertje is de emotionele achtergrondruis veranderd van ‘stressy’ naar ontspannen. In Gent, tijdens de jaarlijkse Gentse feesten is dit heel sterk merkbaar, dan wordt de stadsstress tien dagen lang ingeruild door hectische feestvreugde. De stad voelt anders aan omdat de emotionele achtergrondruis veranderd is. Iedereen reageert hierop. De één wordt er enthousiast van en laat zich erin meeslepen, de ander vlucht ervan weg, maar het laat niemand onberoerd. Voor de vaste stadsbewoners is de emotionele stress die gepaard gaat met gehaastheid, gebrek aan privacy en algemene drukte zodanig normaal, dat ze deze niet wordt opgemerkt. Van zodra de vakantieperiode voorbij is, voelt voor hen de stad weer ‘normaal’ aan.

Hoe hoogsensitiever men is, hoe sterker men wordt beïnvloed door de emotionele ruis waarmee men wordt omringd. Zich hiervoor kunnen afsluiten wordt in sommige gevallen een noodzaak, maar voor velen is dit zeer moeilijk.
Zo was het bv anno 2020 voor velen erg stresserend om tijdens de lockdown die was ingesteld in reactie op het Coronavirus en de bijbehorende Covid-19 pandemie, permanent de sfeer van angst, onzekerheid en wantrouwen te voelen. Men hoeft zich hier niet bewust van te zijn om er last van te hebben. De angst en de onzekerheid sluipen de eigen gemoedstoestand binnen - of daar nu reden toe is of niet – en maken vaak oude traumatische angsten wakker, ook deze waar men allang mee in het reine dacht te zijn.

Een visualisatie om dit soort ongewenste emotionele invloed buiten jezelf te houden, kan een belangrijk hulpmiddel vormen om bij jezelf te blijven. Het is immers belangrijk om in je eigen emotionele sfeer te kunnen blijven indien de emoties die op de achtergrond van de samenleving spelen een ongewenste invloed uitoefenen.
Vooraleer we de visualisatie opbouwen, moeten we nog een ander aspect in rekening brengen: het is voor elk van ons in zekere mate zinvol om te weten hoe de algemene emotionele sfeer van onze samenleving in elkaar zit. We zijn immers een deel van deze samenleving, geen eenlingen die hierbuiten staan. De mate waarin het dus zinvol is om ons bewust te zijn de emotionele achtergrondruis door ons er niet totaal voor af te sluiten, varieert van mens tot mens.
Voor mensen die een sociale job uitoefenen zal het bv van belang zijn om voeling te houden met wat er op emotioneel vlak speelt in de samenleving en het zal voor deze mensen dan ook zinvoller zijn om bewust mee te beleven met de fluctuaties en veranderingen hierin, dan om zich er zoveel mogelijk voor af te schermen. Voor kwetsbare mensen die veel harmonie nodig hebben om emotioneel in evenwicht te blijven, zal het daarentegen zinvol en nodig zijn om zich maximaal af te schermen.

Of het al dan niet zinvol is om mee te beleven met de overheersende emoties in je omgeving kan ook een karmische reden hebben en niet louter een praktische. Meebeleving met angst en onzekerheid kan bv oude angsten in jezelf wakker maken die anders onder de oppervlakte zouden zijn gebleven, maar waarvan het dringend tijd wordt om ze aan te pakken, zodat je eindelijk bepaalde stappen kunt zetten waar je anders niet aan toe zou komen.
De emotionele omgevingsruis kan in andere situaties gewoonweg stimulerend zijn, zodat het juist positief is om je erdoor te laten overspoelen. Dat laatste maakt iedereen mee die gestresseert op vakantie vertrekt en zich op de vakantiebestemming weet te ontspannen dankzij de ongedwongen en blijmoedige sfeer die er hangt. Ondergedompeld worden in dat soort achtergrondruis werkt in dit geval helend.

Wat zinvol is voor ons, toetsen we het best af aan ons individuatieproces. Hierbij moeten we ons de volgende vragen stellen: Wat is het meest gunstig voor ons om op lange termijn verder te kunnen groeien? Welke mate van afscherming is het meest zinvol in het kader van ons individuatieproces? De aangewezen symbooltaal is in dit geval de Stroom van Eigen Essentie. De symbooltaal die we nodig hebben in functie van afscherming vinden we terug in de begrenzing van onze persoonlijke ruimte, van onze aura dus. Dit leidt tot de opbouw van een visualisatie waarin beide elementen een evnewaardige rol krijgen:
Na de gebruikelijke inleiding (ontspannings- en ademhalingsoefeningen, aarding en centering van de aandacht) maak je je een voorstelling van je aura. Dit is de ruimte die jij nodig hebt voor het ontplooien en beleven van jouw emoties, gevoelens en gedachten en waarin de emotionele achtergrondruis binnendringt. Je focust je aandacht op de begrenzing van de aura, de energetische huid die er als het ware omheen is gespannen. Je visualiseert energiekanalen die door de aurarand heen lopen. Deze vertrekken allemaal vanuit hetzelfde punt boven je hoofd, buigen naar buiten zoals de meridianen op een wereldbol en komen onder je voeten terug samen.
Ergens ver boven je hoofd visualiseer je een zee van licht, of de zon. De stroom van licht (of de zonnestraal) die alle informatie bevat die voor jouw ontwikkeling is bestemd, vertrekt vanuit de zee van licht (of vanuit de zon) en maakt contact met het beginpunt van de energiebanen boven je hoofd. Deze lichtenergie stroomt nu binnen in de energiebanen die door de aurarand lopen. Helemaal onderaan, daar waar ze weer samen komen, voegt er zich een tweede stroom van aarde-energie bij, die omhoog stroomt tot in het punt waar de energiebanen boven je hoofd samen komen.
Door deze visualisatie uit te voeren stel je feitelijk aan je onbewuste de vraag of de mate waarin je je afschermt zich kan aanpassen aan wat nu, in deze situatie, zinvol voor je is in het kader van jouw individuatieproces. Als de stimulans om als mens te blijven groeien zich verbindt met wat je op dit moment kunt aarden of waarmaken op het vlak van afscherming, dan worden de emotionele ladingen die uit de omgeving op je afkomen, in de juiste mate gefilterd.. Enkel datgene wat zinvol is voor jou, oefent een invloed uit op de inhoud van jouw aura. De rest blijft buiten.

*********

Deze tekst vormt een hoofdstuk van mijn nog te verschijnen boek De Kunst van het Visualiseren

Boeken en activiteiten: zie www.henkcoudenys.be
Teksten en copyright: Henk Coudenys;
Gelieve niets van deze uitgave te vermenigvuldigen of te publiceren, op eender welke wijze, zonder toestemming van de auteur.
 

maandag 27 januari 2020

Het verhaal van Marc Decibel (met een knipoog naar de meester)

Marc Decibel

Toen hij pas was geboren, huilde baby Marc zodanig luid dat de volledige kraamkliniek ervan schrok. Drie dagen nadat hij met zijn mama naar huis was teruggekeerd, hadden de vroedvrouwen, verpleegsters en dokters nog oorpijn. Maar zijn mama zei alleen maar:
‘Ach, mijn lieve baby, je hoeft maar te roepen en ik ben er voor je. En hoe luider je roept, hoe sneller ik er ben.’ Dan nam ze hem in haar armen, legde hem aan de borst en knuffelde hem totdat hij weer in slaap viel.
Het is niet zo dat baby Marc zo vaak huilde. Nee, in tegendeel. Hij groeide op tot een vrolijke peuter die het grootste deel van de tijd lachte. Maar als hij eens huilde, kon de hele straat het horen. Hij had nu eenmaal vreselijk sterke stembanden. En wanneer gebruik je je stem het hardst? Juist, als je huilt.
Als kleuter had kleine Marc een lievelingsspelletje: dieren imiteren. Als hij kraaide als een haan, dan kraaiden alle hanen in de buurt terug, want ze hoorden hem zelfs drie kilometer verderop. Maar de haan van de buren schrok elke keer weer zodanig hard van het reuzenhanengeluid dat hij na een week al zijn pluimen kwijt was.
Arme haan. Kleine Marc kreeg medelijden met hem en ging toen maar honden nadoen. In het begin blafte hij nog stilletjes. Zolang hij aan het oefenen was, wilde hij niet dat iemand hem zou horen, geen mens en zeker geen hond. Gaandeweg leerde hij keffen als een poedel, blaffen als een reusachtige Berner-Senner en grommen als een Rottweiler. Met zijn stem speelde hij voor waakhond en imiteerde hij het vriendelijke, speelse geblaf van een Golden Retriever.
Pas toen hij alle soorten honden uit de buurt feilloos kon nabootsen, hield hij zijn eerste grote blafconcert. ’s Ochtends vroeg glipte hij naar de binnentuin. Papa zat haastig zijn ontbijt naar binnen te werken en mama was nog maar half wakker. Ze letten niet goed op hem en hij was al buiten voor ze het wisten. Hij begon met de poedel van de overburen. ‘Kef kef kef!’ Eerst stilletjes en dan luider. En daarna: ‘Wraf! Wraf!Grrrrwoef! Warf! Woefwoef!’ Hij was nog geen minuut bezig en hij was nog niet eens op zijn luidst aan het blaffen toen overal in de wijde omtrek de honden antwoordden. Van alle kanten klonk gehuil, gekef, gegrom en geblaf.
Mama kwam naar buiten rennen. Ze keek verbaasd het tuintje rond. Ze zag geen grote hond, alleen haar kleine Marc. ‘Woef! Woefwoehoewoewoeiiii!’ deed hij.
Mama kreeg de slappe lach.
‘Roep je de hondjes?’ vroeg ze.
Marc bloosde. Maar nu hij zelf gestopt was met blaffen, hoorde hij pas hoe luid alle honden in de hele stad te keer gingen. Het duurde zeker nog een half uur eer het weer stil was.
’s Avonds hoorde papa van de buren allerlei verhalen. Een man was van zijn fiets gevallen toen hij langs hun huis fietste doordat hij was geschrokken van het gegrom van een reusachtige hond. Van schrik had hij naast zijn pedalen getrapt.  In het dierenasiel leken alle honden wel dol te zijn geworden. Twee uur later had de dierenarts alle honden een spuitje met een slaapmiddel moeten geven, want door hun geblaf werden alle katten van het asiel stapelgek. Kortom, zonder de veearts en zijn slaapmiddel zou het asiel in een gekkenhuis voor dieren zijn veranderd. Een straat verder waren er twee inbrekers hals over kop uit een raam getuimeld. Ook zij waren geschrokken van de blaffende honden.
Toen mama al die verhalen hoorde, keek ze trots naar haar kleuter. Hij had tenslotte een inbraak verijdeld. Papa keek minder trots. Marc had immers een van de buren doen vallen en die had er een flinke bloedneus en een gekneusde duim aan overgehouden.  Marc paste vanaf dan wel op met zijn spelletje. Hij leerde fluiten en imiteerde alleen nog vogels.

Toen Marc in de lagere school zat, begon zijn mama af en toe wel bezorgd te worden. Kleine Marc had na enkele weken een schreeuwverbod gekregen op de speelplaats. Alle kinderen roepen en tieren door elkaar als ze de speelplaats oprennen. Zolang er scholen bestaan is dat altijd al zo geweest en dat zal altijd wel zo blijven. Het is dan ook heel normaal dat Marc meedeed. Maar nadat drie van zijn klasgenootjes met oorsuizingen en schele hoofdpijn naar de dokter waren gemoeten, nadat alle kleuterjuffen migraine begonnen te krijgen en vooral nadat de dichtste buren van de school, die nochtans honderd meter verder woonden, klacht hadden neergelegd bij de politie wegens geluidsoverlast, had de directeur aan Marc verboden om nog te roepen op de speelplaats.
Er waren politieagenten naar het huis van de buren gegaan met speciale toestellen om het schoollawaai te kunnen meten. Ze hadden alleen de stem van Marc opgevangen, maar die deed de meetnaald helemaal in het rood uitslaan.
‘Tja meneer’, had één van hen tegen de buurman gezegd, ‘de wettelijke geluidsnorm voor burengerucht wordt met een factor drie overschreden. Misschien moet die school maar naar het industrieterrein verhuizen, daar tussen de fabrieken zou het nog net kunnen.’
De schooldirecteur, die bij de burgemeester werd geroepen, wist natuurlijk onmiddellijk wie de schuldige was. Vanaf dan mocht Marc alleen nog zachtjes praten op de speelplaats, maar wat voor hem zachtjes was, was eigenlijk best nog wel luid genoeg. Zelfs als hij fluisterde terwijl honderd andere kinderen om hem heen lawaai maakten, kon je hem nog horen.
Toen Marc naar het zesde leerjaar mocht, was er net een nieuwe onderwijzer op school. De half dove oude meester, die de Snuifdoos werd genoemd, was met pensioen gegaan. Er waren echter heel weinig onderwijzers die werk zochten en zo gebeurde het dat er pas op de laatste dag van de grote vakantie een vervanger werd gevonden voor de Snuifdoos.
Op 1 september stond de nieuwe onderwijzer zenuwachtig zijn klas op te wachten op de speelplaats. Hij was pas afgestudeerd en moest nu al direct in de zesde klas aan de slag. Niemand was op het idee gekomen om hem te waarschuwen voor de fenomenale stembanden van de nu bijna twaalf jaar oude Marc. De zesdejaars waren rumoerig. Zij waren nu opeens de oudsten en de grootsten van gans de school en dat lieten ze merken. De nieuwe meester was nogal klein van gestalte. Hij was nauwelijks groter dan sommige van zijn leerlingen. ‘Ukkepuk’ noemden ze hem al gauw achter zijn rug.
Vooral de jongens bleven maar praten. Ook toen ze al door de gang liepen en de klas binnen stommelden, zwegen ze niet. Meester Ukkepuk had wel al enkele keren ‘stilte!’ geroepen, maar ze negeerden hem gewoon. Alleen Marc deed niet mee. En de meisjes natuurlijk. Die deden nooit mee.
‘STILTE!’ riep de kleine nieuwe onderwijzer plots zo luid als hij kon. De jongens schrokken.
‘ALS JULLIE DENKEN DAT JULLIE LAWAAI MOGEN MAKEN OMDAT JULLIE NU IN DE ZESDE KLAS ZITTEN? DAN HEBBEN JULLIE HET MIS!’ riep hij er achteraan. Het was nu muisstil. ‘En trouwens’, voegde hij er op bijna normale spreektoon aan toe, ‘ als het moet kan ik veel luider roepen dan jullie allemaal samen, zoals je al gemerkt zult hebben.’
Alle jongens en meisjes begonnen op slag door elkaar te fluisteren. De meester werd nu pas echt boos.  ‘DENKEN JULLIE ECHT DAT ER IEMAND VAN JULLIE LUIDER KAN ROEPEN DAN IK?’
‘Euh, ja’, giechelde er een meisje en ze keek snel even naar Marc. De meester kreeg een rood hoofd. Zoveel brutaliteit had hij niet verwacht.
‘Oh ja’, siste hij uitdagend, ‘ laat dan maar eens horen!’
‘Mag het echt?’ schrok Marc.
‘Neen, het moet!’ beet de meester hem toe.
Enigszins onzeker stond Marc op van zijn stoel. Hij haalde diep adem. Hij mocht… nee, hij moest luider roepen dan de meester. Zoiets was nog nooit gebeurd. En toen slaakte hij de luidste, de meest bloedstollende kreet die ooit werd geslaakt. Hoe het klonk, is onmogelijk te beschrijven, maar het effect was dramatisch. Het was immers niet alleen de luidste schreeuw die Marc ooit op de wereld had losgelaten, maar ook de langste. Er leek maar geen einde aan te komen, zo diep had hij ingeademd. Het schoolgebouw begon op zijn grondvesten te trillen.
Het meisje dat naast hem zat, kwam gelukkig op het idee om met haar mond tegen zijn oor te gaan staan en zo hard ze kon te gillen: ‘Hou! Op!’
Marc zweeg abrupt.  Ruiten rinkelden, stof viel uit het plafond en uit alle klassen klonken geschrokken kreten en gilletjes. Met een klein plofje viel er een dode muis van de kast die achteraan in de klas stond, zo maar op de grond.
Omdat ze op voorhand wisten wat er komen zou, hadden zijn klasgenoten hun vingers in hun oren gestopt. Maar de nieuwe meester niet. Er knalde een schokgolf als van een kleine aardbeving door zijn hersenpan. Hij zakte door zijn benen en viel op zijn achterste. Zijn neusvleugels trilden onbedaarlijk en hij zag een beetje groen. Nog wekenlang zou hij een schelle fluittoon in zijn hoofd blijven horen.
‘O, sorry’, fluisterde Marc. ‘Ik was vergeten hoe luid ik wel kon. Het is ook al zo lang gelden dat ik nog eens mijn gang mocht gaan. En u had gezegd dat ik moest…’ Hij keek een beetje schuldig naar de meester.
Gelukkig lag de school een eindje buiten het dorp, gelukkig kenden de buren Marc en was iedereen op school op de hoogte van zijn verschrikkelijke stembanden, want anders had er zeker iemand de politie gebeld.
De andere onderwijzers en de directeur kwamen voorzichtig de klas binnen en vroegen bezorgd: ‘Is alles O.K.?’
‘Mja, ja… ja hoor…niet helemaal, maar het gaat al weer’, stotterde hun nieuwe collega. ‘Ze… ze zijn nu ten minste weer stil.’
Toen lieten ze hem maar weer alleen met zijn zesde klas.
‘Hmm… nu wil ik… euh… dat jullie één voor één jullie namen zeggen. Maar niet te luid. ‘ De meester duwde op zijn oren, stak er zijn pink in, daarna zijn duim en dan weer zijn wijsvinger.
‘Mieke Cardon’, zei het meisje naast Marc.
‘Juist. Ja. Mie Katoen,’ mompelde de meester terwijl hij naar zijn namenlijst staarde.
‘Marc De Bel’, zei Marc zo zacht als hij kon.
‘Een beetje luider, a.u.b., ik versta u niet’, zei de meester, maar toen besefte hij tegen wie hij dit had gezegd. Hij zag dat Marc inademde en zijn lippen bewoog. De meester sperde zijn ogen open, zo groot als schoteltjes werden ze.
‘Nee, nee, ik heb je wel verstaan’, riep hij. ‘Marc. Dat was het toch hé? Jaja, Marc… Decibel!’

De nieuwe meester viel uiteindelijk wel mee. Hij was aardiger dan de oude Snuifdoos. Marc voelde zich zodanig schuldig dat hij zijn klasgenoten dreigde om hun trommelvliezen kapot te gillen als ze de nieuwe nog meer pestten en dus werd het een rustig schooljaar.
Enkele maanden later, toen de meester niet langer in zijn oren pulkte, durfde Marc te vragen: ‘Meneer, wat betekent ‘decibel’? Hij kreeg een rood hoofd, want hij dacht eigenlijk dat het een scheldwoord was zoals debiel of imbeciel. Hij was dan ook bang om zo meteen door gans de klas uitgelachen te worden.
‘Waarom vraag je dat?’ vroeg de meester verbaasd.
‘U…U noemde me zo. Op de eerste schooldag.’
‘Ach ja? Deed ik dat?’ Hij herinnerde zich niets meer van die eerste schooldag, behalve dat er een orkaan van geluid door zijn hoofd was geraasd en dat die orkaan uit de mond van Marc was gekomen.
‘Hoe is jouw naam ook al weer?’
Euh… Marc. Marc de Bel.’
‘ De Bel. Decibel. Haha. Dat zal dan een kleine verspreking geweest zijn. Dat kan zo gebeuren hé.’
Hij leek even na te denken.
‘Kijk’, zei hij toen. ‘Voor alles hebben we maten: voor een afstand hebben we meters, kilometers als we met grote afstanden te maken hebben en millimeters als het om heel kleine stukjes gaat. Als we de sterkte van het geluid willen meten, dan doen we dat in 'decibels'. Zoals ik nu praat, produceer ik maar enkele decibels. Als Marc roept, dan zijn dat er wel honderden.’ Hij keek de klas rond om te zien of ze het begrepen.
‘En jij, jongeman’, voegde hij eraan toe terwijl hij Marc aankeek, ‘jij moet ergens een heel beroemde en geleerde voorvader hebben, want de meeteenheid voor geluid is naar een zekere meneer Bel genoemd.
Oef, decibel is dus geen belediging’, dacht Marc. Vanaf nu was hij trots op zijn bijnaam.

Toen ze in dat zelfde schooljaar op een mooie lentedag met de ganse klas een uitstap naar de zee maakten, leek er de hele dag niets bijzonders te gebeuren. Ze bezochten een opvangcentrum voor met olie besmeurde zeevogels en ze bekeken plantjes in de duinen en schelpen op het strand. Na de middag maakten ze een lange strandwandeling.
Toen ze eindelijk bij de bus kwamen, bleek Mie te ontbreken. Niemand wist waar ze was.
‘Oké, iedereen rustig blijven’, sprak de meester terwijl hij zenuwachtig aan zijn snor begon te pulken. Zijn stem klonk onnatuurlijk luid en aan zijn ogen kon je zien dat hij inwendig panikeerde.
‘Oké’, zei hij weer, maar het was helemaal niet oké. Hij liep een rondje rond bus, liep naar een toiletgebouwtje dat vijftig meter verder stond, keerde terug en vroeg toen maar: ‘Wie heeft Mie het laatst gezien?’
‘ Euh, ik’, zei een meisje dat Kelly heette. ‘Maar dat was helemaal aan het begin van de wandeling. Ze wilde pootje baden en ze is toen op haar eentje in de golven gaan lopen.’
De meester werd bleek. Dat was vijf kilometer geleden.
‘Je hebt toch je verrekijker?’ zei een van de jongens.
‘Ja. Goed idee’, stamelde de meester. ‘Ik…ik neem mijn verrekijker’. Hij zette de kijker aan zijn ogen en begon de zeelijn af te speuren.
‘Je houdt hem achterstevoren’, zei diezelfde jongen weer.
‘Eh. Ja. Inderdaad. Misschien kun jij maar beter kijken, Bjorn.’
‘Ik zie daar in de verte een stipje’, zei Bjorn na een poosje. ‘Het ziet eruit als een mens, maar ik kan niet zien of het Mie is.’
'Maar als ik haar naam roep, dan weten we wel of zei het is', dacht Marc.
‘Meester, mag ik eens proberen?’ vroeg Marc.
De meester knikte. Hij dacht dat Marc door de verrekijker wou turen.
‘Oké jongens, oren dicht!’ riep Marc.
Op slag werd de meester nog bleker. Hij kreeg ongeveer de kleur van het zeezand.
‘Dekking zoeken!’ riep hij vertwijfeld en hij liet zich achter een struik vallen met zijn handen op zijn oren gedrukt, alsof elk ogenblik een granaat kon ontploffen.
De kinderen stopten gewoon hun oren dicht.
‘MIEIEIE!’ riep Marc, maar het huilen van de zeewind deed zijn stem vervagen. ‘MIEIEIEIE’ riep hij opnieuw en deze keer overstemde hij de wind. ‘ALS JE ME KUNT HOREN, ZWAAI DAN MET JE ARMEN BOVEN JE HOOFD!’
Hij herhaalde zijn boodschap drie keer en nam toen de verrekijker uit Bjorn zijn handen.
‘Ik zie haar zwaaien’, juichte Marc, maar de meester reageerde niet. Hij lag te sidderen achter een lage doornstruik, plat op zijn buik en met zijn handen over zijn hoofd.’ Er lag een oude hondendrol naast zijn neus, maar dat merkte hij niet.
Enkele kinderen renden op hem af. Met zijn tweeën trokken ze zijn handen van zijn hoofd.
‘Het is voorbij, meester’, zei een van hen, ‘alles is weer veilig.’
De meester krabbelde recht.  Hij zei 'Wugh!' toen hij zag dat hij zijn hand bijna op de hondendrol zette, klopte het zand van zijn kleren en zei nogal stug: ‘Geef mij die kijker nu maar.’
‘Mmm, ja! Ik zie inderdaad iemand zwaaien’, bevestigde hij. ‘Goed gedaan, zei hij met enige tegenzin tegen Marc.
‘Kijk eens meester’, riep Bjorn en hij wees naar de zee. Ze konden nu allemaal met het blote oog het stipje zien dat Mie was. Ze rende naar hen toe, nog steeds langs het water.
‘Kijk meester, de zee!’ zei Bjorn nog eens.
Nu zagen ze het allemaal: Mie werd ingesloten door het water. Ze liep op een zandbank die nog net boven het water uitkwam, maar ongeveer halfweg tussen haar en de groep was de zee haar met een grote boog voorbij gestroomd. Ongeveer tweehonderd meter achter haar was er nog net een verbinding met de rest van het strand, maar de vloed kwam nu razendsnel op. Nog even en ze zou volledig door het water ingesloten worden.
MIE, TERUGKEREN! JE KUNT NIET MEER DOOR!’, brulde Marc plots.
‘Aarghghll…’ kreunde de meester en hij greep naar zijn hoofd.
TERUUUUGKEEEEREEEH!’ brulde Marc.
De meester zonk op zijn knieën. Zijn hoofd suisde als woei er een zuidwesterstorm doorheen. Voor de tweede keer dit jaar voelde hij zijn hersenen verschrikt tegen de binnenkant van zijn schedel knallen alsof er een koe tegen een muur liep.
Maar Mie had het begrepen. Ze zag de watermassa voor zich. Ze keek achterom en begon te rennen, zo hard ze kon. En net voor de zee zich sloot rond haar schiereiland van zand, glipte ze door de laatste opening naar het strand. Even bleef ze staan kijken. Dan stapte ze resoluut naar de dijk. Ze had genoeg van het water en de golven. Een half uur later kwam ze bij de groep aan.
De meester zag groen. Er waren enkele kinderen met gesprongen trommelvliezen en de meesten hoorden tuut- en piepgeluiden die enkel in hun hoofd bestonden. Maar Mie omhelsde Marc. Hij had misschien wel haar leven gered, of haar toch minstens behoed voor een nat pak, een koude zwempartij met kleren aan en een longontsteking.

Tijdens de voorbije jaren had Marc zijn stem vrij goed leren beheersen. Hij zat nu in de eerste graad van de middelbare school. Het was zangles en de zangleerkracht had nog geen weet van Marcs dodelijke stembanden. Deze zangleraar was tevens dirigent van het schoolkoor en dat koor was tot in het buitenland beroemd. Elk jaar opnieuw zocht hij onder de eerstejaars naar nieuw zangtalent. Elk jaar vielen er immers ook weer goeie zangers uit het koor weg omdat ze de baard in de keel kregen.
‘En nu wil ik wat meer volume horen!’ beval hij. ‘Jullie mompelen te veel. Ik wil jullie horen zingen, geen hommels horen neuzelen.’
Marc wist niet dat hommels konden neuzelen. Hij wist wel dat het een oer-oersaai liedje was dat ze nu al voor de dertiende keer herhaalden in allerlei toonaarden.
‘Dieper ademen, jongens! Beter articuleren! Zing met jullie mond open! Maak optimaal gebruik van de klankkast van je longen!’ Zo ging hij maar door.
‘Altijd is Kortjakje ziek…’ kweelden de jongens. De meisjes mochten al een kwartier lang zwijgen en luisteren. De leraar was niet zo in hen geïnteresseerd. Er was sinds enkele jaren een kleine meisjesafdeling aan het knapenkoor toegevoegd, maar meisjesstemmen gingen langer mee. Ze kregen nooit de baard in de keel.
‘Meer volume, jongens, meer volume wil ik horen! Maar blijf bij de toon!’
Marc onderdrukte en geeuw. Dat viel op, want hierdoor zong hij behoorlijk vals. De leraar zag het.
‘Jij daar!’ wees hij naar Marc. ‘ Ik wil je horen!’
Okee, je vraagt erom, kale muziekknikker’, dacht Marc nijdig en hij zette zijn keelgat wijd open. De ramen begonnen te rinkelen. Alle andere leerlingen zwegen op slag en alleen Marcs stem galmde nog door het klaslokaal.  Toen hij eindigde met '…EN DE ZONDAG NIET!’ grepen zijn medeleerlingen naar hun oren, maar de muziekknikker staarde hem met stralende ogen aan, alsof hij net een engel uit de hemel had zien neerdalen, alsof Marcs gebrul van daarnet niets anders was dan hemels bazuingeschal.
‘Ongelooflijk’, mompelde hij. ‘Verbazingwekkend. Er moet nog veel aan bijgeschaafd worden, maar hij is Pavarotti waardig. Dit is mijn nieuwe solist. Met hem zal ik prijzen winnen.’
Statig liep hij op Marc toe, trok hem met twee handen recht uit zijn stoel en omhelsde hem. Marc klemde zijn armen stijf tegen zijn lichaam en wendde zijn hoofd in afschuw af.
Als hij me ook nog gaat kussen, ga ik gillen’, flitste het door zijn hoofd. Maar die publieke vernedering bleef hem gelukkig bespaard.

‘Ga je echt in dat vreselijke koor zingen?’ vroeg Mie. Samen waren ze van het zesde leerjaar in de dorpsschool overgestapt naar de middelbare school. Nu liepen ze samen naar huis.
‘Heb ik een andere keuze dan?’ vroeg Marc wanhopig. ‘ Die kale muziekknikker heeft al naar mijn ouders gebeld. Hij wil me een opera-opleiding geven.’
‘Bwèèkes.’
‘Pff… ’t zal allemaal niet lang duren. Over een tijdje krijg ik de baard in de keel en gooit hij me er toch uit. Zo schijnt het altijd te gaan.’
Maar daar zou Marc nog een tijdje op moeten wachten. Bij hem kwam die verandering pas toen hij al veertien was en hij in zijn derde jaar zat.

Luid roepen deed Marc al lang niet meer, alleen in gevallen van nood. Maar noodgevallen zoals met Mie aan het strand, deden zich niet meer voor. Zelfs tijdens de repetities van het schoolkoor mocht hij nooit voluit gaan en moest hij zijn stemvolume dempen. Het koor heette ‘El Dorado’ en het repertoire bestond onder meer uit kerkliederen, Beatles-songs die meerstemmig waren bewerkt en stukjes uit bekende opera’s. Marc haatte het koor. Hij was een van de enigen die Italiaanse aria’s moest inoefenen. Het zingen zelf viel eigenlijk nog mee, maar de bezitterige aandacht van de zangleraar-dirigent bezorgde hem haatkriebels.
Zijn echte naam was Enrique Del Sol. Hij was de zoon van Italiaanse gastarbeiders die decennia geleden in de Kempense steenkoolmijnen waren komen werken. Na het sluiten van de mijnen hadden ze een van de eerste Italiaanse pizzeria’s geopend. Enrique had er gewerkt als kok, maar eigenlijk had hij operazanger willen worden. Door zijn arme afkomst echter was hij niet verder geraakt dan muziekleraar. Nu projecteerde hij zijn verloren jeugddroom op Marc.
‘Ik maak van jou een beroemdheid’, zei hij bij elke mogelijke gelegenheid.
Marc kreeg dan ook elke dag een extra uur zangles en in het koor moest hij alle solo-partijen zingen. En het moet gezegd worden, ondanks zichzelf deed hij het voortreffelijk. Hij haatte het en tegelijkertijd kon hij het niet over zijn hart krijgen om slecht te zingen, want hij hield ervan om zijn stem te gebruiken.
De muziekknikker kwam steeds vaker bij zijn ouders op bezoek, meestal ’s avonds, maar soms ook op zaterdag of op zondagvoormiddag. Met zijn eindeloze gladde praatjes over Marc’s droomcarrière bracht hij zijn moeder's hoofd op hol. Hij overtuigde haar dat Marc in de toekomst zou zingen in Venetië, Wenen en Rome. Als hij dan eindelijk naar huis ging, pinkte moeder steevast een traan weg van ontroering en keek ze haar zoon met grote ogen vol liefdevolle verwachting aan. Maar naar zijn mening werd niet gevraagd.

‘Marc, Marc, wat heb jij toch geluk met zo’n fantastische leraar’, zei ze op een keer. De solsleutel was nog maar net de deur uit en er blonk nog een restje van een traan in haar linkerooghoek. Een uur lang had hij doorgeleuterd over het aanstaande optreden in het koninklijk paleis te Laken dat door de voltallige koninklijke familie bijgewoond zou worden.
‘Ma, ik heb de pest aan die vent’, zei Marc stilletjes. Maar zijn moeder hoorde hem niet.
‘Hij noemt jou de nieuwe Farinelli. Hij vergelijkt jou met wereldberoemde sterren en…’
‘MA HOU OP! IK HEB DE PEST AAN DIE VENT’
De luster daverde, in de vitrinekast rammelden er enkele glazen en zijn moeder hield op slag haar mond dicht. Alsook haar oren, want die tuutten vreselijk.
‘Zi…zing je dan niet graag?’
Ze vroeg het zo onthutst en met zo’n geschokte uitdrukking in haar ogen dat Marc op slag spijt had van zijn uitbarsting.
‘Ik zou misschien wel graag zingen als het niet in dat zanikkoor was en als hij niet steeds aan mijn kop zou zeuren en als hij me voor de rest met rust zou laten en als hij hier nooit meer op bezoek zou komen’, ratelde Marc.
‘O’, zei zijn moeder alleen maar. Ze keek vreselijk teleurgesteld. Na een lange, pijnlijke stilte vroeg ze met een klein stemmetje: ‘Ga je dan niet in het koninklijk paleis optreden?’
Toen hij haar zo zag, wilde Marc het alleen nog maar weer goed maken
‘Maak je maar geen zorgen ma, ik ga echt wel zingen in Laken’, zei hij zacht terwijl hij naar zijn tenen keek. ‘Maar ik doe het voor jou, niet voor hem.’
Ontroerd snotterde zijn moeder haar zakdoek vol.

‘Hoe gaat het met je zanglessen?’ vroeg Mie hem plagend. Het was maandagavond en ze liepen samen langs de straat.
‘Vreselijk!’ zuchtte de gedoodverfde opvolger van Pavarotti. Hij keek mismoedig naar de punten van zijn schoenen die op en neer gingen tijdens het lopen.
‘Stop er dan toch mee’, zei Mie nuchter.
‘Kan niet’, mompelde hij. ‘Moeder zou er depressief van worden. Heb haar beloofd dat ze mee mag volgende maand. Optreden voor de koninklijke familie in Laken.’
‘Dan stop je toch na dat optreden.’
Marc haalde zijn schouders op. Hij wist dat Mie gelijk had, ze had al weken gelijk, maar hij kon niet op tegen de smekende blik van zijn moeder en hij durfde geen nee te zeggen tegen een leraar.

Het optreden werd een ramp. ’t Is te zeggen, het werd een succes, maar dat maakte het voor Marc alleen maar moeilijker.
In de barokke operazaal van het koninklijk paleis zat een stijfdeftig publiek. Op de eerste rij zaten enkele bejaarde dames met hoge hoeden met pluimen erop. Een van hen had zelfs een volledige fazant op haar hoed, zo leek het althans.
‘Hooggeëerd publiek’, slijmde Del Sol in de microfoon. ‘Geachte koninklijke familie-’ hij knikte even naar de bepluimde dameshoeden – ‘bij wie we trots te gast zijn…’ - Hij pauzeerde even om te kijken naar de reactie van de oude dametjes – ‘…en uiteraard uwe koninklijke majesteit koningin Fabiola…’ - Weer pauzeerde hij, nu om een buiging te maken voor de fazant – ‘…wij hopen uw gastvrijheid alle eer aan te doen en openen daarom met deze medley van Gregoriaanse liederen uit de zestiende eeuw.’
Er volgde een bescheiden applausje. Het koor zette in. Toen ze uitgezongen waren, klonk er opnieuw een beleefd applausje. Zo ging het maar door, een uur lang: een glad praatje van de dirigent, een nummertje zingen, een applausje, de volgende aankondiging, het volgende nummer, enzovoort.
Helemaal achterin de zaal zat de moeder van Marc zich te vergapen aan dit kleine stukje van het paleis, met zijn middeleeuwse schilderijen in gouden lijsten en zijn plaasteren krullen op het roomwitte plafond.
‘En nu de grande finale!’, zei de muziekknikker met een melodramatische stem nadat het zoveelste beleefde applausje te snel was weggestorven. ‘Dames en heren, majesteit, hooggeëerde koninklijke familie, wij laten het woord aan onze nieuwe solist.’
Dit was het ogenblik waar Marc al de hele avond tegen op zag. Zijn solostuk. Eén of andere Italiaanse aria uit de een of andere opera. Urenlang had hij moeten oefenen op de uitspraak van Italiaanse woorden waar hij geen bal van begreep.
De microfoon werd uitgezet, die had hij immers niet nodig. De oude koningin schikte voor de zoveelste keer haar hoed. De fazant keek hem, met zijn ogen van plastiek kralen, dwaas aan. Achter haar zat een man die heel verveeld keek. De hoed verstoorde zijn uitzicht op het podium. Hij moest schuin over zijn buurman leunen om iets te kunnen zien. Naast de koningin zat een stokoude dame. Haar ogen waren dicht. Ze ademde door een dunnen spleet tussen haar lippen. Ze snurkte nog net niet.
Marc scheurde zijn blik los van dit tafereel en haalde diep adem. Te diep. Dat kwam door de zenuwen. Iedereen keek naar hem en hoe langer hij daar sprakeloos stond, hoe intenser ze hem aankeken. Hij haalde nogmaals adem in een poging zijn zenuwen te bedwingen. Veeeel te diep.
Bij zijn eerste noten begonnen de glas-in-loodramen te rinkelen. Hij probeerde zich nog te beheersen, maar dat lukte niet. De oude adellijke dame schrok wakker. Ze hield haar hand aan haar oor en haar ogen begonnen te blinken. Eindelijk hoorde ze iets. Naarmate het lied vorderde, begon ze zelfs mee te zingen. Ze was de enige. De andere aanwezigen stopten hun vingers in hun oren. De koningin behield als enige haar waardigheid en hield haar handen gevouwen op haar schoot… nadat ze snel de fazant diep over haar oren had getrokken. De man achter haar keek Marc met opengesperde ogen aan. Dat alles zag hij terwijl hij zong. Enkele mensen achterin de zaal, vluchtten stilletjes naar buiten.
De laatste noten van de aria waren heel hoog. Opgelucht dat het bijna voorbij was, perste Marc ze uit zijn stembanden. Hij hield de laatste toon heel lang aan. Die was een heel, heel hoog. Er sprong een lamp en daarna nog een. Enkele mensen gilden. Marc zweeg geschrokken en toen was het muisstil.
Plots ging het oude vrouwtje rechtstaan.
‘Bravissimo!’ gilde ze, bijna even hard als Marc had gezongen. Ze applaudisseerde wild. Naast haar trok de koningin haar hoed recht. Het beest was niet weggevlogen, hij hing er alleen wat slapper bij dan voorheen. Met een zuur glimlachje stond ze ook op van haar stoel. Ze klapte in haar handen. Daarna volgde iedereen haar voorbeeld.
Tot zijn eigen verbazing genoot Marc ervan. Hij maakte een diepe buiging. Het applaus zwol aan. Het dove oude vrouwtje, een nicht van de koningin, begon te gillen. ‘Bis! Bis!!’
De koningin vergat op slag haar waardigheid en snoerde haar buurvrouw de mond met een gehandschoende hand.
Toen gebeurde het ergste wat er gebeuren kon: meneer Del Sol kwam het podium opgerend, omhelsde Marc en gaf hem op beide wangen een kus. ‘De nieuwe Farinelli!’ riep hij door de microfoon terwijl hij zijn pupil tegen zich aan gedrukt hield. Marc snakte naar adem. Hij wendde zijn gezicht zo ver mogelijk af. Maar toen de muziekknikker hem opnieuw probeerde te kussen, slaakte hij een gil, recht in de man zijn oor. Eén enkel ogenblik verslapte die zijn greep. Marc kon zich losrukken. Hij deed twee stappen naar voor, maakte een laatste snelle buiging en vluchtte toen van het podium weg.

De volgende week was er geen muziekles en ook geen koor. Meneer Del Sol had suizende oorpijn vanwege een scheurtje in zijn trommelvlies.
‘Net Goed’, zei Marc toen hij het hoorde. In de plaats van muziekles hadden ze een studie-uur en zoals steeds zat hij naast Mie.
‘Misschien stopt hij nu wel voor goed met dat rotkoor. Of anders brul ik hem bij de volgende gelegenheid doof.’ Hoe strijdvaardig Marc zich nu ook opstelde, Mie wist dat hij toch het lef niet had om er echt mee te stoppen.
Marc probeerde een prop kladpapier in de papiermand te mikken. Die stond naast de deur, drie rijen verderop. Zijn projectiel suisde rakelings langs het oor van de jongen voor hem en in de openstaande boekentas van het meisje dat het dichtst bij de deur zat.
‘Mis’, siste hij.
‘Ga je er nu echt mee stoppen?’ vroeg Mie een beetje spottend.
‘Ik heb enkel nog een reden nodig’, antwoordde hij.
‘Welk soort reden? Zal je vragen om betaald te worden nu je een ster bent? Of je kunt ook je stembanden laten opereren. Dat doen ze soms met honden die te luid blaffen.’
‘Pff!’
Mie’s gedachten dwaalden af naar de muziekcollectie van haar vader.
‘Mijn pa heeft een plaat van een Amerikaanse zangeres die al lang dood is. Janis Zeppelin of zoiets,’ zei ze plots.
‘Een plaat? Een cd zul je bedoelen.’
‘Nee, mijn pa draait nog van die ouderwetse, krakende zwarte schijven op zo’n reusachtige pick-up.’
‘Gaaf.’
‘Nikske gaaf. Je hoort meer gekras dan muziek, maar hij beweert dat het grandioos is.’
‘Wat is er dan met dat Zeppelinmens?’
‘Ze heeft een vreselijk schorre stem. Door te roken en whisky te drinken, zegt mijn pa. Als jouw stem nu ook als schuurpapier zou klinken, dan zou je vast en zeker uit het koor gezet worden.’
‘Sst, we praten straks wel verder’, fluisterde Marc. De lerares die toezicht hield, had hen een boze blik toegeworpen.

Twee dagen later zat Marc ziek thuis na het inhaleren van de rook van een stokoude havana, een sigaar die Mie uit haar vaders bureaula had gepikt. Hij lag er al minstens tien jaar, want haar vader was al heel lang geleden gestopt met roken. Marc had er ook een limonadeglas cognac bij gedronken. Uit de kast van zijn vader gepikt. Vijf tellen later had hij er al spijt van gekregen: hij was kotsmisselijk geworden en had zijn maag leeg gekotst. Nu zat hij thuis met diarree en maagpijn. Moeder dacht dat hij buikgriep had. Maar zijn stembanden deden het ondanks alles nog prima, ook al kwam er de eerste vierentwintig uur alleen maar gekreun over zijn lippen.

‘Heb je nog van die dwaze invallen?’
Marc keek zijn boezemvriendin vol verwijt aan. Twee dagen was hij ziek geweest, door haar schuld.
‘Ja zeg! Heb ik soms gezegd dat je het moest doen?’ beet ze terug.
Ze wandelden zwijgend verder naar school.
‘Oh nee!’ kreunde Marc toen ze aan de schoolpoort kwamen. De muziekknikker kwam er ook net aan. Hij had hen al gezien.
‘Ah daar ben je, mijn Farinelli. Vanavond afspraak na het laatste uur. Je krijgt privéles.’ Del Sol draaide zich om op zijn hakken en verdween in een zijgang, nog voor Marc kon denken aan protesteren.
‘Wie is toch die verrekte Farizeeër waar hij het altijd weer over heeft?’ Hij vroeg het niet echt aan Mie, want eigenlijk wilde hij niet meer met haar praten na hun ruzie van daarnet. Maar ze antwoordde toch.
‘Farinelli? Er bestaat een film over zijn leven’, zei ze. ‘Mijn moeder heeft die op dvd. Er komt een hoop gekweel bij te pas.’
‘Niet op plaat?’ vroeg Marc sarcastisch.
‘Nee, mijn moeder is wel mee met haar tijd. En films stonden vroeger op videobanden, niet op platen.’
‘Weet ik ook wel’, grinnikte Marc en hij kreeg een por in zijn ribben.

De les notenleer was saai, oersaai. Terwijl de muziekknikker eindeloos solsleutels en notenbalken op het bord tekende en ze opvulde met witte en zwarte bolletjes en streepjes, keken de leerlingen uit het raam, draaiden ze met hun duimen en geeuwden ze achter hun hand.
Eindelijk kwam de verlossende bel. Marc onderdrukte zijn geeuw niet langer. Het was vrijdagavond en hij was moe. Hij mikte zijn schrift in zijn schoudertas en maakte aanstalten om op te staan toen Del Sol naast hem kwam staan.
‘Ik zou het ten zeerste appreciëren indien je zo meteen eerst even met me mee zou gaan naar mijn studio. Ik wil je voorstellen aan iemand die wel eens zeer belangrijk zou kunnen worden voor je toekomstige carrière.’
Marc knikte werktuiglijk.

‘Pff, ik ben het spuugzat! Nu moet ik verdorie alweer bij hem langs in zijn muffe miniflat om de een of andere malloot te ontmoeten die belangrijk kan zijn voor mijn zangcarrière’. Dat laatste zei hij met een perfecte imitatie van Del Sols stem en intonatie.
‘Ik loop wel met je mee’, zei Mie. ‘ Ik moet nog naar de bib en dat is dezelfde kant uit.’
‘Ik wil helemaal geen zangcarrière!’ mokte Marc.
‘Ga dan niet.’
‘Maar dat kan ik toch niet zo maar doen? Wanneer laat die vent me eindelijk eens met rust?’
‘Niet zolang je alles doet wat hij je opdraagt’’ antwoordde Mie en toen nam ze afscheid. Ze was het beu om telkens weer dezelfde dingen te herhalen.

Marc belde aan. Nauwelijks had hij de belknop beroerd of de deur ging al open. Del Sol loodste hem mee naar de tafel. Een man met een slappe onderkin en hangwangen stond op van zijn stoel en gaf hem een even slap handje.
‘Mag ik u dokter Beernaert vorstellen?’
Marc knikte verbaasd.
‘Dokter Beernaert is een oude vriend van me. Hij zal je zelf de reden van zijn aanwezigheid toelichten.’ Hij schoof Marc een krukje toe.
‘Wel euh, neem plaats jongen’, begon de dokter en hij wees naar het krukje. Marc stond nog steeds recht. Hij voelde zich allesbehalve op zijn gemak.
‘Wel euh… volgens mijn goeie vriend Herman euh…’ - hij knikte naar Del Sol terwijl hij naar woorden zocht - ‘…zijn er in de nabije toekomst euh… je weet wel…euh…problemen te verwachten met je stem. En die zouden je zangcarrière vroegtijdig kunnen beëindigen.’
Hij knikte heel overdreven naar Marc, als wou hij zeggen: ‘Je begrijpt me wel hé’
Marc trok niet bepaald een gezicht alsof hij het wilde begrijpen. Hij staarde strak voor zich uit en zocht in zijn geest naar een manier om uit deze situatie te ontsnappen.
‘Wel, euh…’
Wat klonk die dokter onzeker, alsof hij een slecht geweten had.
‘Het gaat om die hormonale kwestie, de baard in de keer, hè’. Weer ging zijn hoofd overdreven op en neer terwijl hij Marc aankeek met zijn waterige ogen. De kwabben van zijn onderkin en zijn wangen deinden mee met het ritme van zijn geknik.
Marc reageerde nog steeds niet.
‘Wel euh… we kunnen dat probleem voor onbepaalde tijd uitstellen!’
Weer volgde er een overdreven knikpartij, alsof hij verwachtte dat Marc plots zou stralen van blijdschap.
‘Er is slechts een kleine heelkundige ingreep voor nodig, een ingreep waar ik ervaring mee heb.’ Nu grijnsde hij schaapachtig. ‘Als die eenmaal is uitgevoerd, kun je je leven lang even helder en hoog blijven zingen als nu.’
Bij deze woorden knikte Del Sol al even overdreven als zijn kompaan. Marc stond nog steeds recht naast de tafel en hij had de hele tijd zenuwachtig staan wiebelen.
‘Ik moet eventjes naar het toilet’, mompelde hij. ‘Te veel cola’.
‘De eerste deur links’, lichtte de muziekknikker automatisch toe.’
Marc begreep nog steeds niet goed wat die idiote dokter nu precies wilde, maar hij wist absoluut zeker dat hij er niets van moest weten. Hij vertrouwde hem niet. En daarbij, het was vrijdagavond, hij had het recht om naar huis te gaan. In plaats van de wc-deur, trok hij de voordeur open. Hij wachtte niet op de lift, maar sprintte de trap af. In één ruk door rende hij naar huis, ook al was dat twee kilometer verderop. Aan de hoek van zijn straat minderde hij vaart. Het laatste stuk wandelde hij. Mie stond hem aan het tuinhek op te wachten. Ze keek een beetje zenuwachtig.
‘Euh, Marc, euh…’ begon ze.
‘Zeg, begin jij ook al te euhen? Je lijkt wel op die vette dokter van bij de muziekknikker.’
‘Een dokter?’ vroeg ze geschrokken. ‘Marc, dan is het toch wat ik vrees!’
Hij begreep er niets meer van. Waarom deed iedereen zo raar vandaag?
‘Farinelli!’, zei Mie, alsof dat alles verklaarde.
‘Huh?’ deed Marc.
‘Farinelli was een kastraat. Ik heb net de film over zijn leven gehuurd bij de bib. Ik heb alleen het laatste stuk bekeken. Zijn broer had het gedaan.’
‘Wat gedaan?’ vroeg Marc boos. Hij was al die raadsels meer dan beu.
‘Ah wat ben jij toch soms een oen!’ zei Mie met een rood hoofd. ‘Zijn broer had hem zijn balletjes afgesneden toen hij nog klein was. Daardoor had Farinelli geen mannelijke hormonen en heeft hij nooit de baard in de keel gekregen. En nu zijn ze dat met jou van plan.’
Marc kreeg een rood hoofd. Plots vielen alle puzzelstukjes op hun plaats.
‘Ik. Ga. Nooit. Meer. Zingen.’ hijgde hij woord voor woord. Hij zag er heel erg geschrokken uit. ‘Ik zeg het nu tegen ma.’

Moeder was in alle staten. Ze huilde, ze dreigde zijn zakgeld af te schaffen en ze riep er zelfs zijn vader bij, wat totaal tegen haar gewoonte was. Meestal hield ze hem overal zo veel mogelijk buiten en al zeker als ze een meningsverschil had met haar zoon. Pa had namelijk de neiging om Marc in alles gelijk te geven. Dat had hij overgehouden aan Marcs babytijd, aan de angst dat zijn zoon zou gaan huilen.
Maar Marc hield voet bij stuk. Hij schaamde zich echter te zeer om iets te zeggen over het complot dat Mie had ontdekt. Maar toen moeder er mee dreigde dat ze nu onmiddellijk Meneer Del Sol ging opbellen zei hij: ‘die muziekknikker is een viezerik en ik wil dat hij van mijn balletjes afblijft.’
Moeder schrok en vader zei: ‘Als het zo zit, dan mag je niet meer naar dat koor.’
Toen moeder nog wou protesteren, keek hij haar boos aan en zei: ‘Hij gaat niet meer naar dat koor en die vent komt hier niet meer binnen. En als hij hier toch nog aan de deur komt, dan zal ik eens tegen hem brullen. Marc heeft zijn stembanden niet voor niets van mij geërfd.’
Dat laatste was helemaal niet waar, maar moeder legde zich neer bij de situatie. Over het koor werd vanaf nu nooit meer gepraat.

Marc liep naast Mie naar huis. Dat deden ze nu al jaren, bijna elke avond na schooltijd. Intussen waren ze allebei vijftien.
‘Ga je morgen mee naar de Blauwkousjes, Mie? We treden op met de Ramband.’
‘Blauwkousjes’ was een festivalletje dat elk jaar in april in een bos in de Vlaamse Ardennen plaats vond. In april bloeien de blauwe boshyacinten massaal. Soms staan ze rond de voet van de bomen, en is het alsof de bomen blauwe sokken aanhebben.
‘De Ramband? Sinds wanneer speel jij muziek?’
‘Euh, ik zing eigenlijk alleen maar.’
‘Had jij niet gezworen dat je van je leven nooit meer zou zingen?’
‘Dit is iets totaal anders’, verdedigde Marc zich. ‘Death Metal’, voegde hij er met een grijns aan toe.
Mie trok haar neus op. Ze had een hekel aan harde, luide muziek. Ze hield meer van folk.
‘Weet je zeker dat jullie muziek daar wel past? Ik bedoel, vorig jaar was ik ook op dat festival en toen werd er alleen jazz gespeeld en klassieke piano. En er komen vooral verhalenvertellers.’
‘We hebben nog maar vijf nummers en we spelen een heel eind buiten het dorp, aan de andere kant van het bos eigenlijk. Ik denk niet dat ze last van ons zullen hebben op het festival zelf’, verdedigde Marc zich.
‘Fijn, dan blijf ik rustig bij de vertellers.’
Marc gaf haar een boze blik, maar drong verder niet aan. ‘Hopelijk regent het niet’, zuchtte hij alleen nog bezorgd. Hij wilde duidelijk niet dat zijn optreden zou mislukken.

De volgende dag werden er verhalen verteld in het Hoppebos en werd er muziek gespeeld in het café aan de bosrand. Er waren wel veel grijze stapelwolken maar de lucht bleef droog.
Mie ging mee met een vertelwandelaar die op zijn tocht door het bos een bizar verhaal vertelde over een trol die plat ‘Antwaarps’ leerde praten en die verliefd was op een boself. Op het eind deed hij alsof hij een mens was en kleedde hij zich als boswachter.
Net toen er een dame, verkleed als elf uit de struiken te voorschijn sprong om het verhaal kracht bij te zetten, klonk er een vreselijk gedreun. Daarbovenuit klonk een onheilspellend luid gegrom, als van een beer die in een gigantische grafkelder zat opgesloten en zich brullend een weg naar boven probeerde te klauwen. Het kwam van de andere kant van het bos.
De verteller stopte op slag. De elf werd bleek onder de dikke laag blauwe verf op haar wangen. Zelfs de duizenden blauwe bloempjes aan weerszijden van het bospad stonden te trillen, verbleekten en lieten hun kopjes hangen.
‘Oh nee!’ kreunde Mie, ‘Marc en zijn Ramband.’
Met de wijsvingers in beide oren rende ze het bospad af. Ze sprong over een gracht, liep de helling af, nam weer een ander pad en uiteindelijk kwam ze bij een klein podium dat naast een boerderij aan de bosrand stond opgesteld.
Voor het podium stonden tien leren jekkers op en neer te springen en mee te brullen. Op het podium stond Marc in een microfoon te grommen. Achter hem zat een hyperkinetische drummer op oude olievaten te meppen en links en rechts van hem stonden twee gitaristen met hun instrument heen en weer te zwaaien. Ze bewogen hun rechterhand heel snel op en neer en af en toe raakten ze ook nog de snaren.
Nog steeds met haar oren dichtgestopt liep Mie naar de achterkant van het podium. Daar zag ze een dikke elektriciteitskabel die naar de boerderij liep en die de geluidsinstallatie van stroom voorzag. Ze trok de stekker uit, maar toen werd het niet stil. De drummer mepte verder, alleen klonk hij wat minder luid. De gitaristen merkten niet eens dat ze geen klank meer voortbrachten, want Marc ging op volle sterkte verder met het slaken van ritmische oerkreten;
Gelukkig vloog er een strontvlieg in zijn keel en kreeg hij een vreselijke hoestbui. Toen werd het stil. De gitaristen deden nog even door, maar het viel hen al snel op dat er geen geluid meer uit hun gitaarversterkers kwam. Verweesd keken ze om zich heen.
De tien fans brulden om meer, maar Mie klom op het podium en ging naast Marc staan.
‘Ho, hoi, Mie!’ zei Marc aangenaam verbaasd. ‘Hoe vond je het?’
‘Afschuwelijk! Je jaagt alle vogeltjes weg en je bent tot aan de andere kant van het bos te horen. Je verpest het festival.’
Marc keek beteuterd.
‘Misschien moet ik dan toch maar weer opera’s gaan zingen?’ zei hij in een poging grappig te zijn.
‘Ja, misschien wel,’ beaamde Mie.
‘Zoals je wilt’, repliceerde hij geprikkeld. En toen hief hij een aria aan die hij zich nog herinnerde uit zijn tijd bij het knapenkoor. Het verschil met toen was, dat hij nu een lage stem had.
Terwijl de laatste noten van ‘La Nozze di Figaro’ door het bos galmden, keken de leren jekkers verschrikt naar Marc. Collectief wezen ze met hun wijsvinger naar hun voorhoofd. De twee gitaristen staarden hem met afschuw aan en de drummer zei: ‘Jij ligt uit de Ramband, man. We zoeken wel een echte zanger.’
‘Mooi’, glimlachte Mie. ‘Ga je mee iets drinken?’
Marc knikte. Hij had een rauwe keel van al zijn gebrul.

‘Kijk, daar loopt Robert Langhuis’, riep Mie plots. Enthousiast wees ze in de richting van een man van middelbare leeftijd die net het café binnen stapte.
‘Die schrijver van die kinderboeken waar je vroeger zo gek op was?’
‘Ja, die van het ‘Zoethoutspook en de Daslookdemon’. En van ‘de Kroepoeks’ natuurlijk.’
‘De Kroepoeks, dat waren toch die sprekende roze beestjes met hun korte springbeentjes en hun grijpstaart die onder de verroeste draaimolen in die oude speeltuin woonden en die konijnenkeutels afschoten met hun katapulten?’
‘En jij maar met konijnenkeutels naar mij gooien en dan beweren dat de Kroepoeks het gedaan hadden!’
Ze lachten allebei om die herinneringen aan hun kindertijd.
‘Kom, we gaan hem een handtekening vragen’
‘Bwah, doe jij maar’, zei Marc. ‘Daar ben ik intussen te oud voor.’
Mie liep het café binnen, maar was even later al weer terug, zonder handtekening. Ze keek bedremmeld.
‘’t Was hem niet. ’t Was één of andere Engelsman. En toch leek hij verschrikkelijk goed op Langhuis’, voegde ze eraan toe.
Ze gingen aan een tafeltje zitten op het tuinterras, naast het speeltuintje. Aan het tafeltje naast het hunne, zat een langharig baardmens mondharmonica te spelen.
‘Kun je dat niet leren?’ vroeg Mie. ‘Die muziek klinkt ten minste leuk.’
‘Leer het zelf maar. Ik heb geen aanleg voor muziekinstrumenten’, zei Marc een beetje nukkig.
De mondharmonicaspeler stopte. Hij zette zijn handen aan zijn mond en riep naar de kinderen in de speeltuin dat hij zijn volgende verhaal ging vertellen. Enkele kleine meisjes kwamen rond zijn tafel staan, maar de jongens bleven op de speeltuigen rondhangen, ook al zag je aan hun nieuwsgierige blikken dat ze eigenlijk wel wilden meeluisteren.
Het was een grappig verhaal over een kip die van huis wegliep omdat ze van de boer nooit haar eieren mocht uitbroeden. Ze kwam in de klokkentoren van de dorpskerk terecht en toen ze daar eieren begon te leggen, deden de kerkklokken met haar mee. Die legden paaseieren.
‘Hé, ik versta je niet, riep een jongetje vanaf het klimrek.
‘Praat eens wat luider’, riep zijn vriendje van op de schommel.
‘Ssst!’, deed een meisje dat wel dicht genoeg stond.
‘…en de kip Mathilde legde haar eerste ei,’ sprak de verteller. ‘En daarbij deed ze heel luid Kôôôt-kôôôt-kedei!’
‘Kakel eens wat luider!’ riep het jongetje op de schommel.
‘Luider! Luider! Luider!’, riepen nu alle jochies samen.
‘Sssst!’ deden de meisjes rond de tafel.
De verteller deed onverstoorbaar verder. ‘…en de kerkklokken deden Klôôôk-klôôôk-kledei en legden elke een chocolade-ei!’ Maar hij was amper nog te horen door het gejoel van de kinderen in de speeltuin.
‘Wacht, ik help je wel’, zei Marc plots. Hij ging op de tafel staan en herhaalde elk woord dat de verteller had gezegd. ‘…EN DE KERKKLOKKEN DEDEN KLOK-KLOK-KLEDEI EN LEGDEN TOEN ELK EEN CHOCOLADE-EI!’
Zijn stem had het volume van wel tien kerkklokken! De jongetjes zwegen en iedereen keek nu naar Marc. Die keek geschrokken in het rond en richtte toen een wanhopige blik op de verteller. De man keek hem aan met een brede grijns en ging onverstoorbaar verder met zijn verhaal, maar liet na elke zin een pauze zodat Marc alles met luide stem kon navertellen. Iedereen luisterde nu mee en ook de volwassen mensen staakten hun gesprekken.
‘…EN MATHILDE KEERDE TERUG NAAR HUIS MET ACHTER HAAR AAN EEN LANGE RIJ KUIKENTJES!’ Zo eindigde het verhaal. Alle mensen op het terras applaudisseerden, evenals een heleboel voorbijgangers die op de straat naast het terras waren blijven staan. De verteller klom naast Marc op de tafel en samen maakten ze een diepe buiging.
‘Kom, ik betaal je een glas,’zei de baardman tegen Marc toen de rust was weergekeerd. Hij trok hem bij zijn arm het café binnen. Mie drentelde achter hen aan.
‘Ha, dag Robert!’ zei de verteller tegen een man die op een barkruk zat met een groot glas tripel voor zijn neus.
Robert wou net iets terug zeggen toen zijn blik op Mie viel. Hij stamelde snel iets in het Russisch.
De baardman lachte. Mie keek alsof ze er niets van begreep.
‘Dit hier is een beroemd schrijver en verhalenverteller’, verduidelijkte de mondharmonicaspeler terwijl hij zijn collega pesterig aankeek, ‘maar als hij geen zin heeft om herkend te worden, doet hij alsof hij uit het buitenland komt.’
Robert Langhuis knipoogde naar Mie en zei samenzweerderig: ‘Je vertelt het niet verder hé? Anders kan ik hier niet langer rustig blijven zitten.’
‘Eerst een handtekening’, antwoordde ze. Ze was een beetje beledigd omdat de schrijver haar bij de neus had genomen. ‘Anders zal Marc heel luid roepen dat je hier zit.’
Ze kreeg haar handtekening op een bierviltje.
‘Jij moet verhalenverteller worden’, zei de man met de baard tegen Marc. ‘Je bent een natuurtalent’.

En zo vond Marc Decibel zijn roeping. Hij begon verhalen te schrijven en ging ze vertellen aan iedereen die ze wilde horen. Hij werd de beroemdste verteller die er ooit was geweest.