vrijdag 23 februari 2024

Darwin en Karma - Is er een verband tussen de evolutieleer en het concept karma?

 

Darwin en karma

Is er een verband tussen de evolutieleer en het concept karma?

Van zodra de naam Darwin genoemd wordt, weet iedereen dat het over de evolutietheorie gaat. Het volgende zinnetje dat door ieders hoofd gaat is ‘the survival of the fittest’, wat niet zelden vertaald wordt als ‘de wet van de sterkste’. Charles Darwin had het oorspronkelijk over ‘the survival of the best fitting’ waarmee hij bedoelde dat wie het best was aangepast aan de heersende of de veranderende levensomstandigheden, het meest kans had om te overleven. Een invloedrijke tijdgenoot van hem verbasterde dit tot ‘the survival of the fittest’ daarmee suggererend dat de meest fitte en sterke exemplaren van een soort het meest kans maakten om te overleven. En dit opende de weg voor nog meer misvattingen, zoals de legitimatie van theorieën over rassen- en klassensuperioriteit.

Nochtans had Darwin het bij het rechte eind met zijn oorspronkelijke formulering: de kern van de evolutieleer draait om aanpassingsvermogen, niet om de mate van kracht of vitaliteit op zich. Een zeer plastisch voorbeeld hiervan zien we in totalitaire samenlevingen:

Samenlevingen die geregeerd worden door een dictatoriale alleenheerser en zijn acolieten, worden gekenmerkt door een heersende klasse die vooral uitblinkt in agressie, corruptie en gebrek aan empathie. Zij maken het meest kans om te overleven, zolang hun alleenheerschappij overeind blijft tenminste. Maar zijn dat de meest vitale mensen in hun samenleving? Zijn zij de sterksten? Het gaat vrijwel altijd om mensen met een psychische handicap (gebrek aan empathie!) en ernstige persoonlijkheidsstoornissen zoals paranoia, grootheidswaanzin en psychopate neigingen. Dit alles gaat zeer vaak gepaard met een decadente levensstijl en alle bijbehorende lichamelijke kwalen en zwakheden. Door hun manier van zijn, zijn ze echter het best aangepast aan functioneren aan de top van een repressief systeem.

Diezelfde samenlevingen worden gekenmerkt door een groot percentage aan volgzame mensen die zich aanpassen aan en neerleggen bij het onrecht. Daardoor maken ze het meest kans om te overleven. Ook zij zijn niet de sterkste en de meest fitte elementen uit die samenleving maar de best aangepaste.

De sterkste en meest vitale onderdanen van een dictatoriaal regime, zijn diegenen die intelligent en moedig genoeg zijn om het onrecht aan te klagen en die fit genoeg zijn om hier ook fysiek tegen in opstand te komen. Zij maken echter weinig kans om te overleven, want ze worden systematisch vervolgd door de heersende klasse. Enkel in de zeldzame gevallen dat een dergelijk regime omver wordt geworpen, maken de sterke en geestelijk fitte mensen die de revolutie overleven meer kans om te overleven en nakomelingen op de wereld te zetten. Op dat ogenblik zijn zij het best aangepast aan de nieuwe situatie, daar waar ze voordien de minst aangepasten waren met de kleinste overlevingskans.

Als we het hier over Darwiniaanse evolutie hebben, dan gaat het wel degelijk over het aanpassingsvermogen van de mens, niet over zijn fysieke kracht, agressie en /of vitaliteit. Dat een agressieve menselijke ingesteldheid tot evolutionair voordeel zou leiden, is een grove misvatting. Elk voordeel op korte termijn dat hier soms het gevolg van is, is de voorbode van gigantische nadelen op lange termijn. Belangrijk hierbij dat een duurtijd van enkele eeuwen binnen het begrip ‘korte termijn’ valt als we het over de evolutie van langlevende soorten hebben. Met lange termijn wordt hier op minstens enkele duizenden jaren bedoeld. Met deze opmerking in gedachten kunnen we helderder kijken naar wat er de voorbije paar duizend jaar is in gang gezet, namelijk het ontstaan van imperialistische, kapitalistische, patriarchaal geleide samenlevingen die zowel de andere menselijke samenlevingsvormen onmogelijk maken als het met respect samenleven met de andere levensvormen op aarde. Resultaat: de mensheid loopt het risico zichzelf te vernietigen en in zijn val het gros van al het andere leven op aarde mee te sleuren. Voorbeelden hiervan zijn:

  • De oorlogen die steeds vernietigender van karakter worden, met als apocalyptisch beeld bij uitstek het gebruik van kernwapens, waardoor de wereld op slag onleefbaar zou worden voor de meeste soorten die nu bestaan, de mens inbegrepen.

  • De extreme wereldwijde milieuvervuiling en habitatvernietiging waarmee we het onszelf onmogelijk dreigen te maken om op lange termijn als soort te blijven floreren.

De mensheid is even goed onderhevig aan natuurlijke selectie als alle andere levensvormen op aarde, Tezelfdertijd speelt de mens ten opzichte van veel van de andere levende wezens in onze huidige tijd een erg bepalende rol: zij die zich het best weten aan te passen aan hoe wij de wereld inrichten, maken momenteel immers de meeste kans om te overleven. Wat dat betreft is de mens uitgegroeid van een klein radertje tot een groot tandwiel in het functioneringsmechanisme van het Aardewezen.

Maar als het over evolutie en selectie gaat binnen de menselijke populatie, dan gaat het al lang niet enkel meer over louter lichamelijke kenmerken en de achterliggende genetica. De selectieve druk ligt bij ons vooral op gedragskenmerken en ingesteldheid, op cultuurelementen dus. De genetische basis hiervoor is hierbij niet de meest bepalende factor omdat deze bij de meeste mensen zodanig breed is dat er een zeer breed spectrum aan mogelijke gedragspatronen tot uitdrukking kunnen komen, zowel deze die op een egoïstische en asociale ingesteldheid gebaseerd zijn als deze die respect, solidariteit en altruïsme als basis hebben. Wat tot uitdrukking komt en wat niet, wordt grotendeels bepaald door de cultuur waarin men opgroeit en de individuele ervaringen die men opdoet.

Dit wil overigens niet zeggen dat er geen genetische kenmerken zouden zijn waarop natuurlijke selectie van toepassing zou zijn. Ik denk hier bv aan autisme, hoogsensitiviteit en aan psychopathie. Deze extreme vormen van anders functioneren dan de gemiddelde mens, hebben wel degelijk een genetische basis en hierop weegt de natuurlijke selectie.

Op korte termijn (pakweg de voorbije tienduizend jaar) heeft de natuurlijke selectie in het voordeel gespeeld van psychopathie en in het nadeel van hoogsensitiviteit. Hiërarchisch georganiseerde patriarchale maatschappijvormen worden in veel gevallen geleid door mensen met een psychopate persoonlijkheidsstructuur. Zij kennen zichzelf allerlei voordelen toe variërend van exclusieve materiële welstand tot het alleenrecht op voortplanting. Maar op lange termijn wordt hierdoor het sociale weefsel zodanig ontwricht dat samenleven en samenwerken onmogelijk dreigt te worden en er terug dringend nood is aan empathie om als groep te kunnen overleven. Komt daarbovenop nog het gebrek aan respect voor het leefmilieu en de andere levensvormen die eigen is aan psychopathie en dan zien we dat dit leidt tot een gigantisch evolutionair nadeel op lange termijn1.

Wat hoogsensitiviteit betreft zien we de tegenovergestelde dynamiek: honderdduizenden jaren lang was deze menselijke eigenschap evolutionair voordelig. Hooggevoeligen zijn immers beter in staat om samen te werken en om intuïtief contact te houden met groepsleden die zich op verre afstand bevinden dan de gemiddelde mens. Onder de patriarchale régimes van de laatste tienduizend jaar, vormt de ingesteldheid van hoogsensitieve mensen echter een bedreiging voor de gevestigde hiërarchieën en het bijbehorende korte-termijndenken dat tot uitputting van de aardse hulpbronnen leidt naast nog heel wat andere negatieve gevolgen. Bijgevolg komen hoogsensitieven vaak in de hoek te staan waar de klappen vallen. Recent is er echter een tendens die weer in de omgekeerde richting gaat, omdat hoogsensitiviteit nu eenmaal een voordeel is bij het oplossen van de wereldwijde problemen die veroorzaakt zijn door de dominantie van door psychopaten geleide culturen.

Het is ook niet zo dat de natuurlijke selectie gebeurt ten opzichte van ofwel cultureel bepaalde patronen ofwel genetische aanleg. Er is een grote interactie tussen de twee. Twee voorbeelden:

  • Mensen met autisme zijn genetisch in de onmogelijkheid om met heftige emoties om te gaan. Ze ontwikkelen daardoor allerlei strategieën om emotionele confrontaties te vermijden en installeren als het ware een emotie-afschermende cocon. Hierdoor kunnen ze blijven functioneren in situaties waarin andere mensen door hun emoties overmand zouden worden.2 Naarmate een samenleving meer niches creëert waarin deze manier van functioneren een voordeel is, halen meer autisten voordeel uit hun afwijkende functionaliteit. Typische sociale niches die hen voordeel bieden zijn het leger, waar ze het houvast van starre regels krijgen, administratieve jobs waarbij even starre regels gevolgd moeten worden, wetenschappelijk onderzoek en topchirurgie. Bij de laatste twee zijn emoties ongewenst omdat ze de rationele denkprocessen verstoren en in beide gevallen is er daarenboven waardering voor obsessieve interesses in een erg afgebakend vakgebied.

  • In de oorspronkelijke kleinschalige samenlevingen waar iedereen elkaar kende en nodig had, werd psychopathie niet geduld. Mensen die met deze eigenschap geboren werden, pasten zich noodgedwongen aan de heersende normen en waarden aan, zo niet werden ze uitgestoten. Hierdoor kwam hun psychopathie ook minder tot uitdrukking.

Mijn persoonlijke definitie van karma is: je trekt datgene aan wat je nodig hebt om te blijven evolueren. Dit kan gaan over stimulansen en kansen, om mogelijkheden die jou de kans bieden iets nieuws bij te leren of je ergens verder in te bekwamen. Maar even goed gaat het om het aantrekken van confrontaties waardoor je genoodzaakt wordt om de draad terug op te pikken van leerprocessen waarop je geblokkeerd was. Karma zorgt ervoor dat we niet kunnen blijven stilstaan en voortdurend blijven evolueren. Hierbij gaat het zowel om louter aardse thema’s zoals leren met het lichaam omgaan en het overlevingsinstinct ontwikkelen, als om zeer Wezenlijke thema’s zoals de ontplooien van de intuïtie, het ontwikkelen van creativiteit en het opbouwen van kennis.

Wat de mensheid als geheel vanuit karmisch oogpunt aantrekt is de kans en de stimulans om ontwikkelingen door te maken op aarde. De aarde biedt ons kansen van diverse aard: de louter aardegebonden kwaliteiten die we hier kunnen ontwikkelen zijn voor heel veel Wezens nieuw en vormen dus een karmische uitdaging; de mogelijkheid om Wezenlijke kwaliteiten neer te zetten op aarde, geeft een nieuwe dimensie aan wat we in Wezen reeds aan vaardigheden en kennis hadden ontwikkeld voordat we ons met de aarde verbonden. Creativiteit is hierbij de drijvende kracht. Ook het ontwikkelen van die creativiteit vormt een karmische uitdaging. De karmisch gestuurde groeiprocessen van individuele mensen, vormen de motor achter de evolutie van de mensheid als geheel.

Terug naar Darwin. Welke mensentypes hebben het meest persoonlijk succes en geven dus het gemakkelijkst hun genen en hun cultuur door aan de volgende generaties? Een eerste categorie zijn de mensen die beantwoorden aan de van cultuur tot cultuur verschillende normen voor schoonheid en vitaliteit. Een tweede categorie zijn diegenen die in staat zijn om leiding te geven in moeilijke omstandigheden of die een imago creëren waar een uitstraling van kracht, superioriteit en macht aan vast hangt. Zij hoeven er niet eens goed uit te zie (al is dat ook een pluspunt), als ze de schijn maar kunnen ophouden van rijkdom, macht en invloed, komen ze wel aan de bak. Dat laatste is een typisch fenomeen van recente tijden. En tenslotte heb je de mensen die uitblinken in Wezenlijke ontwikkeling op creatief, sociaal en/of intellectueel vlak. Bij deze categorie verdwijnen de uiterlijke kenmerken soms helemaal op de achtergrond zonder dat dit afbreuk doet aan hun aantrekkelijkheid als partner, al geldt ook voor hen dat conform zijn aan de heersende schoonheidsnormen een pluspunt is.

De natuurlijke selectie ondersteunt op lange termijn de karmische leerprocessen die van zuiver aardse aard zijn. Schoonheidsnormen zijn weliswaar lang niet altijd identiek aan deze voor gezondheid en lichamelijke vitaliteit, maar dat wordt er wel onbewust op geprojecteerd. Deze normen evolueren overigens mee met de mate waarin onze kennis over lichamelijke gezondheid groeit.

Het middeleeuwse schoonheidsideaal van een bleke huid – wat wees op voldoende welstand om niet in de zon te hoeven werken – is bv al lang verlaten, evenals het ideaal van de extreem magere vrouw uit de vorige eeuw. De huidige normen komen dichter bij deze die op gezondheid wijzen: een slanke, gespierde lichaamsbouw met een huidskleur die duidt op voldoende tijd die in de buitenlucht wordt doorgebracht.

Mensen met leidinggevende kwaliteiten zijn vaak de trekkers van maatschappelijke evoluties die ieders ontwikkelingskansen ten goede komen.

Narcisten, machiavellisten en psychopaten die een schijn van kracht en leiderschap neerzetten (ondanks vaak erg weinig inhoud) kunnen op korte termijn bogen op een groot voortplantingssucces en ook hun ingesteldheid gaat er op grote schaal in als zoete koek. Op lange termijn echter dragen ze slechts bij tot de potentiële zelfvernietiging van de mensheid. Vanuit de karmische wetmatigheden bekeken gaat hun korte-termijnsucces hand in hand met het karmisch aantrekken van confronterende leerprocessen. Een voorbeeld:

Een veelvoorkomend karmisch leerproces dat louter met de integratie van onze aardse kant te maken heeft, is het leren accepteren van en omgaan met grenzen. Elk menselijk en ander Wezen heeft in oorsprong de ervaring gehad een deel te zijn van een Groot Geheel en heeft daarbij een verweven bewustzijn ervaren waarin geen sprake was van grenzen. Als mens op aarde functioneren, is daarentegen een erg moeizame bedoening indien je niet over een besef van eigen grenzen beschikt. Het karmisch aantrekken van een levenssituatie waarin je gedomineerd wordt door een narcist die jouw grenzen niet respecteert, staat ten dienste van het aanpakken van dit groeiproces. Een narcist is iemand die tijdens vorige incarnaties evenmin voldoende besef van zijn eigen grenzen had en daardoor zodanig vaak aan de slachtofferkant van de samenleving terechtkwam dat hij een schaduwdeelpersoonlijkheid heeft opgebouwd die nu zelf wil domineren. De positieve intentie van deze Schaduw is het slachtofferschap te doorbreken. In zijn huidige incarnatie maakt hij deze positieve intentie waar door zelf te domineren. Maar daarmee lost hij zijn probleem nog niet op; dat kan immers pas als hij zijn karmisch leerproces aangaat en op een verantwoorde manier met zijn eigen grenzen en die van anderen leert omgaan. Dit leerproces houdt een traject in dat meerdere opeenvolgende levens in beslag kan nemen. Zowel de narcist als zijn slachtoffer worden door de confrontatie met elkaar met hetzelfde leerthema geconfronteerd. Het feit dat ze elkaar aantrekken is in die zin karmisch.

Ook bij karma geldt in het bovenstaande geval dat wat op korte termijn voordelen lijkt op te leveren, leidt tot problemen op lange termijn. En deze problemen moeten vroeg of laat aangepakt worden. Om de link met de evolutietheorie nog duidelijker te maken, kunnen we ons voorbeeld meer in detail uitwerken:

De narcist was in dit geval een garagist en verkoper van tweedehandse auto’s. Zijn jeugdvriend kwam uit een kansarm gezin en werkte occasioneel voor hem. Door zijn onzekerheid op sociaal vlak, was hij maar moeilijk in staat om contacten te leggen en al helemaal niet met vrouwen. Hij bleef dan ook lang vrijgezel, terwijl zijn tegenpool (de garagist) al op jonge leeftijd huwde en kinderen had. Diens partner was een hoogsensitieve vrouw. Zoals zo vaak gebeurt, voelen narcisten zich sterk aangetrokken tot partners met een goed ontwikkeld empathisch vermogen. Als kind hebben ze geleden onder een gebrek aan emotionele betrokkenheid en dit moet gecompenseerd worden met onbegrensde aandacht voor hun persoon. En wie is beter in het aanvoelen van hun noden dan een hoogsensitief persoon?

Het huwelijk liep na verloop van tijd spaak en de vrouw zocht begrip en steun bij de verlegen jeugdvriend van haar man. Ze herkende in de verhouding tussen hem en haar man dezelfde scheefgroei als in haar eigen relatie. De gesprekken met haar waren voor de jeugdvriend de aanzet om therapeutische hulp te zoeken en stap voor stap zijn eigenwaarde op te bouwen en zijn eigen grenzen te leren respecteren. Ook tussen hem en de garagist kwam het hierdoor uiteindelijk tot een breuk.

Later nam de zoon de zaak van zijn vader over, maar hij verwierp het gebrek aan moraal waarmee zijn vader geld verdiende door zijn klanten op subtiele en minder subtiele manieren te bedriegen. Hij zette het bedrijf met succes verder vanuit een respectvolle ingesteldheid en zonder gesjoemel.

Wat we in dit voorbeeld zien, is een selectiemechanisme dat in het voordeel werkt van integere, Wezenlijke gedragspatronen. Op lange termijn geeft dit de mensheid het meeste kans om succesvol te blijven overleven op aarde. In dit voorbeeld gaat het niet om een genetische selectie, maar om een selectief voordeel voor een louter cultureel bepaalde ingesteldheid.

Vanuit een primitieve, instinctieve reflex worden mensen gemakkelijk aangetrokken tot zelfzekere persoonlijkheden die op een ontspannen manier leiderschapskwaliteiten aan de dag leggen. Of dit pretenderen. In kleinschalige samenlevingen vallen degenen die enkel maar de schijn hoog houden al snel door de mand, maar in een hiërarchisch georganiseerde grootschalige samenleving kan dit lang duren. Wanneer de ballon dan toch eindelijk doorprikt wordt, kunnen dergelijke figuren vaak niet zo snel van hun troon worden gestoten. Dus lijken ze een evolutionair voordeel te hebben: ze kunnen zich een comfortabel leven permitteren en trekken veel kansen aan om nakomelingen op de wereld achter te laten en om hun gedragspatronen aan de volgende generaties door te geven.

Maar naarmate meer mensen hun bedrog doorzien, groeit de groep die een Wezenlijke aversie voelt tegenover hun gedragspatronen. Zij worden net afgestoten door de lege schijn van rustig leiderschap en voelen walging in plaats van aantrekking. Op die manier groeit de groep van mensen die steun verlenen aan en zich aangetrokken voelen tot integere en bescheiden medemensen met leidinggevende kwaliteiten, bij wie deze kwaliteiten gebaseerd zijn op verantwoordelijkheidsbesef, bekwaamheid en empathie. Hierdoor ontstaat er langzaam maar zeker een verschuiving wat betreft het evolutionair voordeel en komen de narcisten en aanverwanten in de hoek terecht van de verstotelingen, terwijl integere en gewetensvolle mensen steeds betere overlevingskansen krijgen en hun invloed op de volgende generaties laten gelden.

Tegenovergestelde voorbeelden zijn nog steeds legio in onze kapitalistische maatschappij, waarbij op egoïsme gestoelde gedragspatronen doorgegeven worden. Op korte termijn lijken deze tot meer overlevingssucces te leiden, maar op lange termijn worden hierdoor de overlevingskansen van de mensheid als geheel ondergraven. De tegenreacties hierop komen er onder impuls van Wezenlijk inzicht in hoe het leven op aarde zichzelf heeft georganiseerd en onder invloed van karmische leerprocessen. Via Wezenlijke keuzes evolueert op lange termijn ook het menselijk instinct en komt het meer en meer in harmonie met onze Wezenlijke waarden. Mensheid en Aardewezen groeien zodoende naar elkaar toe.

Zoals gezegd gaat het bij de evolutie van de mens al lang niet meer om louter genetische variatie waarop geselecteerd wordt, maar om een selectie van culturele waarden en de bijbehorende gedragspatronen. Darwiniaanse selectie leidt bij menselijke populaties tot een voordeel op lange termijn voor die culturele ingesteldheid die de mensheid niet alleen nu maar ook in de verre toekomst de meeste overlevingskansen biedt. Wie een levenssteil ontwikkelt die gebaseerd is op degelijke inzichten in de ecologische samenhang op aarde en bijdraagt tot een cultuur die ernaar streeft om in evenwicht te leven met de andere levensvormen op aarde, draagt bij tot de aanpassing van de mensheid aan de aarde. Hieruit vloeien meer overlevingskansen uit voort én meer Wezenlijke ontwikkelingskansen. Op de lange termijn werken evolutie en karma dus in dezelfde richting.

Er is echter nog een onderbelicht aspect aan de evolutietheorie omdat hier in de tijd van Darwin nog weinig over geweten was, namelijk hoe de subtiele vormen van samenwerking tussen uiteenlopende levensvormen, de evolutie voortstuwen. Deze manifesteren zich vooral in stabiele ecosystemen, maar we vinden dit principe ook terug in een groep van de oudste en eenvoudigste landorganismen: de korstmossen.

  • Voorbeelden hiervan zijn oude bossen: in de wortelzone bevinden zich tal van mycelia (schimmelnetwerken) die de wortels van alle soorten bomen, struiken en kruiden die hier van nature samenleven met elkaar verbinden. Via dat netwerk worden voedingsstoffen en water verdeeld, van het ene individu naar het andere overgeheveld en onder verschillende soorten verdeeld. Waar de ene soort veel van heeft, wordt aan andere soorten doorgegeven die er weinig van hebben. Vergelijkbare voorbeelden vinden we in oude graslanden, heidegebieden en wellicht in nog veel andere ecosystemen.

  • Korstmossen zijn niet wat ze op het eerste zicht lijken te zijn. Eigenlijk zijn het een soort mini-ecosysteempjes waarin een laagje ééncellige groenwieren ingebed zit tussen twee lagen schimmeldraden. De wieren en de schimmels kunnen kunstmatig uit elkaar gehaald worden en elk afzonderlijk in leven blijven en zich voortplanten, maar gezamenlijk doen ze het beter. Hun samenwerking zorgt voor betere overlevingskansen want korstmossen zijn uitzonderlijk taai en tegen heel wat extreme omstandigheden bestand. Wat bij korstmossen op kleine schaal gebeurt, gebeurt in stabiele ecosystemen op grote schaal.

  • In dit rijtje horen nog andere samenwerkingsverbanden thuis zoals onze darmflora en onze huidflora. Hier gaat het om samenlevingsverbanden van bacteriën die in onze darmen ons eten helpen verteren en ons helpen gezond te houden. Op onze huid zorgen ze voor een beschermlaag. Zowel wij als de bacterieculturen zijn hierdoor beter aangepast aan het overleven op aarde.

  • We hebben het in een van de eerste hoofdstukken ook reeds gehad over het belang van de samenwerking tussen mensen en honden voor de evolutie van de mens. Ook dit is een voorbeeld van hetzelfde principe dat in de biologie symbiose wordt genoemd, een samenlevingsverband tussen verschillende organismen waar alle betrokken partners beter van worden.

Wat we hier dus zien is dat samenwerking over de grenzen van soorten heen voor alle betrokken organismen voordelig is, zowel om te overleven als om zich voort te planten en zich te verspreiden. Ecosystemen die op die manier functioneren, zijn veel flexibeler om verandering op te vangen dan de afzonderlijke soorten en dit komt de overlevingskansen op lange termijn van alle samenstellende soorten ten goede. Deze symbiotische samenwerking is een van de sterkste krachten die de evolutie voortstuwt. Daar waar de concurrentie van soorten onder elkaar en het individuele aanpassingsvermogen van soorten aan hun omgeving de stuwende kracht vormen achter de evolutie in jonge ecosystemen, wordt het belang van de symbiotische samenwerking tussen grote aantallen organismen steeds belangrijker naarmate de situatie ingewikkelder wordt en er steeds meer mogelijkheden tot samenwerking ontstaan. Hoe langer de aarde bestaat, hoe diverser het leven op aarde wordt en hoe groter het belang van deze tweede evolutiekracht wordt.

Dergelijke verregaande vormen van symbiotische samenwerking vertonen duidelijke parallellen met traditionele karma-opvattingen. Deze gaan er namelijk van uit dat karma de menselijke groei in de richting stuurt van samenwerking tussen alle mensen op basis van spirituele verbondenheid en empathie. In de biologische evolutietheorie gaat het om het in harmonie samen leven tussen organismen van verschillend pluimage, bij karma gaat het om het in verbondenheid en harmonie samenleven van mensen van verschillende culturen, rassen en standen. De logica hierachter is dat de aarde voor steeds meer mensen een verschrikkelijke plek wordt indien empathie uit onze samenlevingen verdwijnt. Empathische samenwerking daarentegen leidt tot het ontstaan van samenlevingen waarin mensen zich goed voelen. Bijgevolg blijven de betrokken Wezens gemotiveerd om te blijven reïncarneren en daardoor blijven ze ook evolueren. In het tegenovergestelde geval geraken menselijke Wezens gedemotiveerd en proberen ze hun verdere reïncarnatiecyclus te ontlopen, waardoor ook hun door de aarde gestimuleerde groeiprocessen stilvallen.

Hier komt nog bij dat mensen zich het best aarden en thuis voelen indien hun samenlevingen geïntegreerd zijn in een aards ecosysteem, waardoor er ze dus deel uitmaken van de symbiotische samenleving tussen alle levensvormen in het ecosysteem.


We kunnen de link tussen de evolutietheorie en karma ook vanuit een filosofisch oogpunt benaderen. Het uitgangspunt hierbij is dat het geheel van alles wat bestaat - dat we voor het gemak ‘het Opperwezen’ noemen - voortdurend in verandering is. Het innerlijke transformatieproces van dit allesomvattende geheel leidt automatisch tot even intense transformaties binnen de kleinere gehelen die er deel van uitmaken. Zowel mensheid als aarde zijn kleinere eenheden binnen dat oneindig grote geheel. Opbouw- en afbouwprocessen, voortdurende beweging en transformatie, zijn een absolute voorwaarde voor het ontstaan en in stand houden van bewustzijn. Zonder veranderingen vervaagt bewustzijn onherroepelijk tot het uitdooft. En dat is blijkbaar niet de richting waar het Grote Geheel voor kiest3. Het kiest duidelijk voor een voortdurende verversing van het bestaande bewustzijn onder invloed van diversifiëring, groei en transformatie. Bijgevolg ontstaan er wetmatigheden (evolutie en karma) waaraan de kleinere gehelen (Aarde en Mensheid ) onderhevig zijn en die een logisch uitvloeisel zijn van die keuze. Karma leidt tot een aanpassing van de mensheid aan de keuze van het Opperwezen om voortdurend te blijven evolueren. Darwiniaanse evolutie is de vertaling van diezelfde keuze met betrekking hoe het leven op aarde zich ontwikkelt.

Wat karma betekent voor de mensheid, betekenen de evolutiewetten voor de levende planeet aarde.

1 Meer hierover lees je in Karmische Psychologie 4, Boek III: Narcisme en Psychopathie

2 Zie mijn boek Autisme en Vorige Levens (ISBN 9789077101148)

3 Zie Henk Coudenys: ‘De Pijn van het Opperwezen’ (ISBN 9789077101 049)

***********************************************************************************

Deze tekst is een voorpublicatie uit 

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be