zaterdag 30 maart 2024

Het bevrijden van spiritualiteit uit de klauwen van religies

 

Het bevrijden van spiritualiteit uit de klauwen van religies

In speciale situaties is ons bewustzijn in staat zich uit te breiden tot ver buiten de grenzen van de persoonlijke belevingswereld. Visioenen, uittredingen, bijna-doodervaringen en aanverwante spirituele ervaringen kunnen ons overvallen als we zwaar ziek zijn, uitgeput zijn, drugs gebruiken of de dood in de ogen kijken. Telkens weer gaat het om ervaringen die, als we ze met anderen delen, onze gemeenschappelijke opvattingen over leven en dood vorm geven. Soms blijft het hierbij, maar af en toe ontstaan er hieruit spirituele bewegingen. Deze brengen mensen samen, in een gemeenschappelijke overtuiging omtrent de aard en de zin van het leven en dit geeft dan weer aanleiding tot gemeenschappelijke normen en waarden die omgezet worden in een manier van leven, van omgaan met elkaar en met de wereld om ons heen.

Het is een feit dat er op die manier telkens weer spirituele stromingen ontstaan. We mogen dit beschouwen als iets wat inherent is aan de menselijke natuur, even normaal als onze behoeftes aan sociaal contact en een dak boven ons hoofd. De onderlinge verbondenheid die hierdoor ontstaat, versterkt het sociaal overlevingsinstinct. Het overstijgt de familiebanden, waardoor we ook door het vuur zouden gaan voor mensen met wie we geen nauwe genetische verwantschap vertonen. Wie dezelfde spirituele waarden aanhangt, wordt wat dat betreft gelijkgesteld aan familie.

In de kleinschalige levensgemeenschappen van vroegere tijden leverde dit dus alleen maar voordelen op. Naast het verstevigen van de interne banden zorgde een gemeenschappelijke spiritualiteit tevens voor een belangrijke bijdrage tot de groepsidentiteit. Maar in recentere tijden, na het algemeen worden van de landbouw en de enorme bevolkingstoenames ontwikkelden er zich overal patriarchale, hiërarchisch georganiseerde samenlevingen. Dit ging gepaard met het ontstaan van een gelaagde maatschappelijke organisatie en een heersende kaste waarin hoofdzakelijk mannen de dienst uitmaken. In combinatie met veroveringsoorlogen leidde dit tot veel grotere mensengroepen die met elkaar moesten zien samen te leven, ondanks hun oorspronkelijke culturele verschillen.

De natuurlijke neiging van een volk om zich rond een gemeenschappelijke spiritueel concept te organiseren wordt sindsdien door de machtshebbers systematisch misbruikt om een kunstmatige vorm van grootschalige samenhorigheid af te dwingen.. Spirituele stromingen werden en worden omgevormd tot staatsreligies. Deze hoeven niet eens op echte spirituele ervaringen gebaseerd te zijn, maar daar waar ze bestaan worden ze ofwel bestreden ofwel ingelijfd.

Gefingeerde en ingebeelde spirituele ervaringen zijn in dit proces van groot belang. De gemiddelde mens is immers erg vatbaar voor toneelspel dat lijkt op het delen van echte mystieke ervaringen. Hiervan werd in het verleden dankbaar misbruik gemaakt door machtshebbers om religies uit de grond te stampen waarbij zij zichzelf een goddelijke status toe lieten schrijven.

Soms beperken machtshebbers zich tot het installeren van een stelsel van morele normen en waarden zoals die ook ontstaan in het kader van religies, zonder dat er sprake is van een spiritueel of pseudospiritueel opstapje. Het communisme van de vorige eeuw was daar een voorbeeld van. De mechanismen waarmee mensen met dit hulpmiddel onderdanig worden gehouden en gedwongen worden massaal in de pas te marcheren, zijn echter dezelfde als onder pakweg de dictatuur van Islamitische Staat.

Er zijn enkele fenomenen die in de loop van de menselijke geschiedenis telkens terugkeren.

Het eerste is het ontstaan van authentieke spirituele bewegingen binnen de grote religies, wat elke keer weer tot de nodige conflicten en schisma’s leidt binnen de kerken.  Tijdens de Europese middeleeuwen leidde dit bv tot het buiten de kerk plaatsen van de Albigenzen - die beter bekend zijn onder hun geuzennaam Katharen – en tot een georganiseerde genocide op de aanhangers van deze spirituele beweging.

Het tweede is het inlijven of het ‘verkerkelijken’ van spirituele systemen die buiten een grote religie om zijn ontstaan. Het vroege Christendom is hier een voorbeeld van. Het ontstond als een spirituele beweging die zich afzette tegen het officiële Jodendom en het werd enkele eeuwen later als staatsgodsdienst geïnstalleerd door een Romeinse keizer.

Het derde is het ontstaan van een machtsstrijd tussen de wereldlijke gezagsdragers die dankzij het gebruik van een religie hun positie wisten te verkrijgen en/of te consolideren en hun concurrenten binnen de religies. Hierbij wisselen beide antagonisten gemakkelijk van positie. Denk maar aan de vele pausen die de concurrentie aangingen met de koningen en keizers die ze zelf hadden ingezegend en die vaak zelfs persoonlijk hun oorlogstroepen gingen aanvoeren.  Anderzijds waren er steevast koningen en keizers die de leiding over de kerk opeisten.

Het delen van mystieke ervaringen zoals uittredingen en bijna-doodervaringen, helpt eenieder die hierover hoort om zijn angst voor de dood te overwinnen. Het geloof in een hiernamaals en / of reïncarnatie draagt hier eveneens zijn steentje toe bij. Indien dit wordt aangevuld met leefregels die zogenaamd door ‘God’ of welke hogere macht dan ook zijn gedicteerd en indien hieraan de belofte gekoppeld wordt dat er een beloning volgt in het hiernamaals of tijdens een volgende incarnatie indien deze regels rigoureus gevolgd worden, dan heb je als machthebber een enorme hefboom om grote mensenmassa’s op de been te krijgen en hen aan te zetten tot opofferingen die ze van nature niet zouden opbrengen, zoals bereid zijn om te sterven in een oorlog. Het concrete middel hiervoor is het opportunistisch invullen van de door ‘God’ gedicteerde leefregels. De machthebbers worden tot ‘Zijn’ vertegenwoordigers gebombardeerd en oorlog voeren, buurvolkeren onderwerpen, tegenstanders martelen en vermoorden, worden gepresenteerd als ‘Zijn’ instructies. Koppel dit aan een machtsapparaat dat alle dissidente stemmen hardhandig het zwijgen oplegt en je hebt een efficiënte staatsreligie.

Dit houdt tevens een misbruik in van een andere natuurlijke menselijke neiging: zich aaneensluiten om gezamenlijk op te komen tegen een bedreiging, met als doel de groep te laten overleven, desnoods door het leven van individuen binnen de groep op te offeren. Bij natuurvolkeren schoot dit mechanisme in gang als het nodig was om tijdelijk oorlog te voeren tegen een invasief buurvolk, een gevaarlijke gemeenschappelijke jacht op grote prooien uit te voeren, of om het in gang zetten van een risicovolle migratie, op zoek naar een betere omgeving die meer overlevingskansen bood. Staatsreligies misbruiken deze neiging om grote groepen mensen aan te zetten tot zelfopofferende dienstbaarheid en oorlog.

Het is een van de grootste uitdagingen van de mensheid om de natuurlijke behoefte aan spiritualiteit te bevrijden uit de klauwen van religies en vooral om deze te vrijwaren van het uitgroeien tot nieuwe religies. Dit kan enkel maar door spiritualiteit individueel te beleven of, indien ze in groep wordt beleefd, nooit een spirituele stroming tot een hiërarchische organisatie uit te bouwen. Van zodra er postjes worden gecreëerd, ontstaat immers de voedingsbodem voor machtsmisbruik. Losse, open organisaties zonder vaste uitvalsbasis en zonder geschreven leefregels zijn wat dat betreft de hoogst haalbare organisatievormen waarbinnen een gemeenschappelijke beleving van spiritualiteit mogelijk is zonder dat dit hoeft te ontaarden in een kleine of grote religie, die vroeg of laat gekaapt kan worden door de een of andere groep machtshebbers om er een staatsreligie van te maken.

De ontwikkeling van een evenwichtige spiritualiteit

die ons stimuleert om te leven en ons tevens helpt om onze sterfelijkheid en de dood te aanvaarden.

Elk mens heeft bruikbare spirituele waarden nodig om zijn motieven en keuzes aan af te wegen. Als tegengewicht voor de confrontaties en uitdagingen van het leven, hebben we nood aan een visie op de aard van het leven, aan antwoorden op de belangrijkste levensvragen (‘Wat is de zin van het leven?’; ‘Wat gebeurt er als we dood gaan?’; ‘Wat is ons ontwikkelingsdoel?’) die op zijn minst logisch aanvoelen en plausibel zijn. Alle spirituele gedachtegoed vormt een schakeltje in een nooit eindigende zoektocht naar de waarheid achter die vragen, zonder dat we ooit zeker kunnen zijn dat de antwoorden hierop definitief en volkomen juist zijn. Wat na verloop van tijd wel duidelijk wordt, is welke antwoorden uit het verleden hun doel voorbij blijken te schieten. Telkens een oud antwoord - en dus ook een oud spiritueel idee - wordt ontkracht, ontstaat er een zoektocht naar nieuwe antwoorden, naar alternatieve spirituele waarden ter vervanging van de oude. Met een spirituele leegte kunnen we immers niet leven.

Het wordt hoe langer hoe duidelijker dat spirituele systemen die de waarde van het aardse leven bagatelliseren en afdoen als een illusie waar we vanaf moeten zien te geraken (bv het Boeddhisme) of als een negatieve plek vol negatieve verlangens waarvan we dienen los te komen (bv het middeleeuwse christendom) ons meer kwaad dan goed doen. Al wie zich van het aardse aspect van het leven afkeert of het negeert, krijgt vroeg of laat af te rekenen met een terugslag.

Anderzijds zijn de waarden van het wetenschappelijk rationalisme (wat we eveneens als een spiritueel systeem kunnen beschouwen) al even extreem in de tegenovergestelde richting doorgeschoten. Enkel en alleen in functie van het aardse hier en nu leven, in de veronderstelling van een totale afwezigheid van andere belevingswerelden, reïncarnatie, een leven na de dood en ontwikkelingsprocessen die dit ene leven overstijgen, is even vernietigend voor ons geestelijk welzijn als het afwijzen van de aarde.

In het ene uiterste worden we gestimuleerd om ons enkel te richten op een zijnstoestand na de dood, in het andere uiterste om ons zo lang mogelijk vast te klampen aan het zogenaamd enige aardse leven dat we hebben. Het eerste leidt tot een onvermogen om het leven in al zijn intensiteit te beleven, het tweede tot angst voor de dood en een obsessie met onze sterfelijkheid.

Om als mens een evenwichtig leven te leiden, periodes van geluk te kennen en over het algemeen te kunnen voelen dat het leven zin heeft, hebben we zowel nood aan het aardse leven beleven via wat ons lichaam ons te bieden heeft, als aan een ruimer perspectief waarin het voortbestaan na de dood wordt erkend. Zonder dat laatste valt elk mens vroeg of laat ten prooi aan nihilisme, vertwijfeling of doodsangst. Spirituele waarden die ons het vertrouwen geven dat wat we nu leren en beleven zinnig is, die uitgaan van een continuïteit van ons bewustzijn en onze ontwikkelingsprocessen over de grenzen van de dood heen, geven ons tevens ruimte om onze levens te leven en te beleven, soms met vallen en opstaan, vaak met pijn en lijden, maar evengoed met hoop, voldoening, genot en levensvreugde.

De ontwikkeling van evenwichtige spirituele waarden die ons helpen om zowel het leven als de dood te aanvaarden, vormt m.i. een van de belangrijkste pionierswerken van de mensheid. Ik hoop dat mijn werk hiertoe een blijvende bijdrage kan vormen.

***********************************************************************************

Deze hoofdstukjes vormen een voorpublicatie uit 

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be