vrijdag 14 juli 2023

De integratie van het licht na een bijna-doodervaring

 

De integratie van het licht na een bijna-doodervaring


Wat we als de Schaduw van onze ik-persoonlijkheid ervaren is erg relatief. De menselijke persoonlijkheid is namelijk behoorlijk complex opgebouwd en elk aspect ervan heeft zijn tegenpool. Afhankelijk vanuit welk oogpunt we kijken, worden we dus met een andere Schaduw geconfronteerd. Vanuit het standpunt van sommige ego’s vormt al het wezenlijke zodoende een Schaduw. Het heftigst komt dit tot uitdrukking bij mensen die met weinig wezenscontact door het leven gaan en materialistisch ingesteld zijn maar die plots, als gevolg van een bijna-doodervaring, met een overdosis aan wezenlijk bewustzijn in zichzelf geconfronteerd worden. Al het wezenlijke, met inbegrip van het besef een deel te zijn van een grotere Eenheid en de sterke verbondenheidgevoelens die daaruit voortvloeien, worden ervaren als ‘licht’. Dat licht vormde ten opzichte van hun vroegere, materialistische ik-persoonlijkheid in feite een Schaduw. Deze moeten ze zien te integreren1.

Hoe materialistischer de ik-persoonlijkheid was voorafgaand aan de BDE, hoe groter het contrast is tussen voor en na de ervaring en hoe ingrijpender en moeilijker de integratie van deze ervaring wordt. Indien een hooggevoelig mens een BDE ondergaat, is dit contrast in de regel niet zo groot. De ervaring bevestigt in die gevallen vooral de ingesteldheid die men voordien reeds had.

De integratie van het licht gebeurt vooral door te beginnen leven vanuit de waarden die men intuïtief heeft ervaren. Empathie en respect voor het leven spelen hierbij een hoofdrol, evenals de zoektocht naar zingeving. Men stelt zich anders op, gedraagt zich anders. In de praktijk houdt men meer rekening met anderen en relativeert men heel sterk alles wat tijdsgebonden is en louter met de materie te maken heeft. Hierover is reeds veel geschreven in de literatuur over bijna-doodervaringen.

Er zijn een viertal aspecten waaraan in de literatuur nog niet zo veel aandacht is besteed. Het eerste is de sterke nood aan een spiritueel concept, aan een levensfilosofie waarover men met anderen kan communiceren. Overlevers van een BDE zoeken systematisch naar een theoretisch kader dat hun intuïtieve waarden samenvat en overdraagbaar maakt.

Het tweede is dat men naar manieren zoekt om het respect voor het leven in de praktijk te brengen. Men ervaart intuïtief de ‘goddelijke vonk’ of de vonk van bewustzijn en levensenergie die door alle levende wezens gedeeld wordt, in zowel de meest complexe levensvormen als de meest onbeduidende. Hoe vertaal je dit naar een concrete manier van leven?

In de praktijk van het dagelijkse leven vormt het derde element misschien wel het moeilijkste om te leren mee omgaan: het verveelvoudigde vermogen tot empathisch meebeleven met de medemens. Dit heeft nogal wat praktische consequenties die het leven lang niet altijd eenvoudiger maken.

Als logisch gevolg van dit alles ontstaat ten slotte de noodzaak om een nieuw zelfbeeld op te bouwen. Je bent immers veranderd, maar wie ben je nu?


Wie een BDE heeft meegemaakt en die poogt te integreren in zijn leven, moet dus niet alleen een nieuw zelfbeeld en een andere manier van leven opbouwen – wat in vele gevallen ook een ander sociaal leven in een nieuwe sociale kring inhoudt – maar tevens een ander spiritueel concept dat men als leidraad kan gebruiken om zichzelf door de kronkelpaden van het leven heen te loodsen. Bij velen leidt dit tot een zoektocht doorheen alle bestaande en beschikbare spirituele concepten. Deze worden op hun waarde getoetst.

Deze neiging - deze behoefte eigenlijk – is het sterkst in geval men een BDE heeft gehad waarbij men tijdelijk is opgegaan in het contact met wat tegenwoordig ‘het Akasha-veld’ wordt genoemd. Dergelijke ervaringen zijn eerder zeldzaam en behoren niet tot het standaardpakket van de elementen van een doorsnee bijna-doodervaring. Deze ervaring houdt in dat men terechtkomt in een holistische manier van begrijpen hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Terwijl dit gebeurt weet men alles, heeft men inzichten in elk aspect van het leven en valt elke antwoord op elke vraag die men zich ooit kan stellen als vanzelf op zijn plek. Maar eens men teruggekeerd is naar het leven in het hier en nu, herinnert men zich weliswaar dat men alles geweten heeft, maar de kennis en inzichten zelf kan men blijkbaar niet zomaar meebrengen naar het dagelijks bewustzijn. Te veel kennis waar men in de praktijk niets mee kan aanvangen, zou alleen maar belastend en eventueel zelfs verlammend werken.

Ongeacht of men die speciale ervaring nu heeft meegemaakt of niet, draagt iedereen die terugkeert uit een bijna-doodervaring wel een fragment van die kennis met zich mee. Onbewust heeft men die inzichten mee teruggebracht naar het hier en nu, die men nodig heeft om verder te kunnen evolueren. Dit leidt tot een nieuwe visie op zichzelf en op de eigen levensomstandigheden,

Wat ook gebeurt – en dan vooral na een contactervaring met het Akasha-veld – is dat er een soort ‘waarheidsbewustzijn’ in het hart ontstaat. Dit zorgt er voor dat als men met een theorie over het leven of met een spiritueel concept in aanraking komt, men dat kan herkennen als iets wat in harmonie is met wat men in het Akasha-veld heeft ervaren. Als iets wat ermee in tegenspraak is, voelt men dat eveneens.


Sowieso ontwikkelen mensen die een bijna-stervenservaring overleefd hebben een concept over hoe de realiteit in elkaar zit. Maar dit concept is nooit in al zijn aspecten universeel toepasbaar omdat het nu eenmaal bestaat uit een fragment van de totale bestaande kennis. Het is aangepast aan wat men voor zichzelf nodig heeft en het zal voor veel andere mensen ook zinvol zijn, maar daarom niet altijd en op alles en iedereen van toepassing zijn. Een voorbeeld:

Een voormalig dokwerker die voordien volgens eigen zeggen een doorsnee materialistisch leven leidde, keert als een ander mens terug na meerdere BDE’s waarin hij telkens in contact kwam met de universele kennis die in het Akasha-veld was opgeslagen. Een van de praktische inzichten die hij hieraan heeft overgehouden is dat hij met minder angst in het leven moet staan. Hij leeft hier consequent naar en staat zichzelf niet meer toe om keuzes te maken vanuit zijn angst.

Dit inzicht is voor velen van toepassing, maar zeker niet voor alle mensen in alle omstandigheden. Er bestaan ook mensen die te roekeloos aangelegd zijn en die baat hebben bij meer leren luisteren naar de gezonde angsten die ervoor zorgen dat we geen fatale fouten begaan in ons leven.


Het volgende voorbeeld wordt maar al te vaak onterecht veralgemeend:

Meerdere mensen houden aan een bijna-doodervaring het besef over dat ze zelf kiezen voor de levensomstandigheden en de gebeurtenissen in hun leven. Dit principe is echter niet zonder meer toepasbaar voor mensen die gruwelijke dingen aantrekken zoals misbruik, marteling en geconfronteerd worden met oorlog en genocide. In individuele gevallen bestaat de mogelijkheid om zelf te kiezen voor wat men aantrekt, maar dan enkel indien men voldoende bewustzijn heeft ontwikkeld om vanuit karmische levenswijsheid te kunnen kiezen. De meeste mensen trekken gewoon onbewust die levensomstandigheden aan die meetrillen met hun sterkste onverwerkte ladingen. Dat men hieruit iets kan en moet leren is een understatement. Dat men via dat leerproces kan groeien in bewustwording en uiteindelijk kan leren om bewuste en wijze levenskeuzes te maken is eveneens een feit. Maar maak mensen die het gruwelijkste wat een mens meemaken kan aan den lijve ondervonden hebben, aub niet wijs dat ze hier zelf voor hebben gekozen. Niemand maakt vrijwillig een dergelijke keuze2.


Wie contact met het Akasha-veld heeft ervaren, kan dus in zijn hart voelen of een spiritueel idee al dan niet klopt met de herinnering aan het weten dat men tijdens de BDE heeft meegemaakt. Op die manier kan stap voor stap een spiritueel concept uitgebouwd worden, waarbij men welbepaalde ideeën ontwikkelt over de zin van het leven als mens op aarde. Typisch aan dit proces is dat men hongerig wordt naar alle spirituele ideeën die ooit te boek zijn gesteld, dat men alle bestaande spirituele denkbeelden en religieuze teksten bestudeert en dat men er datgene uithaalt wat volgens het waarheidsbewustzijn in het hart klopt. Dit alles gebeurt in de wetenschap dat men toch nooit in staat zal zijn het geheel van alle kennis te reconstrueren. Maar elke bijdrage in die richting is welkom en waardevol. Het leidt op zijn minst tot een serieuze schifting in de bestaande ideeën en concepten die door de verschillende dominerende religies en spirituele stromingen gepromoot worden.

Het blijft echter belangrijk om het toepassingsgebied van elk concept te beperken tot het domein waarop het van toepassing is. Zo zijn er inzichten die voor de Westerse mens van ons huidig tijdvak van toepassing zijn, maar die niet noodzakelijk gelden voor mensen uit andere tijden en andere culturen. Vaak is dit afhankelijk van het evolutiestadium waarin bepaalde bevolkingsgroepen zich bevinden of zelfs van de mensheid als geheel.

Zo zijn er bv groepen van mensen voor wie het primitieve idee over karma, dat inhoudt dat men zelf aantrekt wat men een ander ooit heeft aangedaan, geldig is omdat ze nog te weinig empathisch vermogen hebben ontwikkeld in zichzelf en dus via die weg leren om zich te verplaatsen in het leed dat men een ander kan aandoen. Voor mensen die wel zeer empathisch functioneren, gelden genuanceerdere karmische spelregels.


Het tweede werkpunt bij de integratie van het licht na een BDE, houdt in dat men in het dagelijks leven leert omgaan met het besef dat alle vormen van leven met elkaar verbonden zijn, evenveel waarde en evenveel bestaansrecht hebben. Het goddelijke manifesteert zich niet alleen in de mens maar in alle levensvormen op aarde.

Anderzijds keert men wel terug naar het leven op aarde, gebonden aan een lichaam dat voedsel nodig heeft, kledij, warmte en een dak om onder te slapen. Niets van dit alles kan er zijn zonder andere levensvormen dood te maken. Op aarde zijn we allemaal onderhevig aan de cyclus van eten en gegeten worden, kunnen we ons hier niet aan onttrekken en moeten we er ons dan ook naar gedragen. Het is dat of een langzame zelfmoord plegen door ons lichaam niet langer te geven wat het nodig heeft. En dan nog begaan we moorden: zelfs een verzwakkend lichaam beschikt nog steeds over een immuniteitssysteem dat automatisch bacteriën, schimmels, virussen en andere ziekmakers aanvalt en poogt te vernietigen. Ook deze levensvormen bevatten de goddelijke vonk.

Het besef van dit alles, leidt bij een groot deel van de overlevers van een BDE tot het omhelzen van de Boeddhistische principes die stellen dat men zelfs een insect niet doden mag. Anderen bekeren zich tot vegetarisme of zelfs veganisme. Maar uiteindelijk zijn dit allemaal slechts rituelen die men gebruikt om het gevoel van respect uit te drukken. Wie geen vlees eet, doodt wel nog steeds planten die eveneens met dezelfde vonk van universele levensenergie begiftigd zijn. En ons immuniteitssysteem stelt zich automatisch te weer tegen tal van levensvormen die ons lichaam als voedselbron willen gebruiken.

Het antwoord op dit dilemma is eigenlijk heel simpel: doe alles wat je moet doen om gezond te blijven, maar doe het met innerlijk respect. Trek het onkruid tussen de groentes uit omdat je weet dat je dit moet doen om voldoende gezond voedsel voor jezelf te kunnen kweken, maar doe het zonder kwaadheid, zonder agressie naar die plantjes. Neem antibiotica als dat niet anders meer kan, maar doe dit in het besef dat ook ziekmakende bacteriën hun bestaansrecht hebben, terwijl jij het aan je menselijke natuur verplicht bent om hen te bestrijden in je lichaam. Eet vlees en groenten in het besef dat je daardoor andere levende wezens hun leven ontneemt maar accepteer dat het leven op aarde in elkaar zit zoals het in elkaar zit.

Het is niet nodig om het kunstmatig idee voorop te stellen dat alle dieren en planten die ons in leven houden ‘door God aan ons zijn gegeven’ of speciaal voor ons zijn geschapen. Hiermee kunnen we wel ons schuldgevoel afkopen, maar tezelfdertijd doen we de realiteit geweld aan met een dergelijke stelling. Het volstaat om respect te hebben voor en verbondenheid te voelen met de levende wezens waarmee we ons voeden. Wie zijn wij, kleine mensjes ten slotte, om de aard van deze schepping in vraag te stellen?

In elk geval leidt het besef dat de vonk van goddelijk bewustzijn en levenskracht in elk levend wezen is terug te vinden tot een respectvollere ingesteldheid ten opzichte van al het leven dat ons omringt.


Het derde werkpunt is leren omgaan met het drastisch verhoogde empathisch bewustzijn. Niet iedereen heeft een terugblik op het voorbije gedeelte van zijn leven terwijl hij een BDE doormaakt, maar vrijwel iedereen keert terug met de manier van functioneren die eigen is aan deze terugblik: alles wat je doet, elke interactie met een ander mens beleef je niet louter vanuit je eigen standpunt maar tezelfdertijd met de emotionele reacties, de gevoelens en de gedachten van de andere betrokkenen.

Na de terugkeer in het aardse leven, blijven zowat alle overlevenden van een BDE op die manier functioneren. Bij de een is de verandering al wat intenser dan bij de ander, maar iedereen keert terug met een empathisch vermogen waarvan de volumeknop flink open is gedraaid.

Het maakt je veel gevoeliger voor zowel het leed als het welzijn van andere mensen, maar het maakt je in veel situaties ook kwetsbaarder, manipuleerbaarder en minder weerbaar. Er ontstaat een automatische rem op van je afbijten omdat je al direct de geschrokken, gekwetste of verontwaardigde reacties van de tegenpartij meebeleeft. In de beste gevallen leidt dit tot het zoeken naar relativerende en diplomatische manieren om geschillen te regelen, in het minst gunstige geval tot over je heen laten lopen.

Eén ding is in elk geval zeker: egoïstisch gedrag ten toon spreiden wordt zeer moeilijk, liegen of manipuleren quasi onmogelijk, een machtsstrijd voeren om wat dan ook, leidt direct tot uitputting.

De verhoogde empathie leidt een zoektocht in naar nieuw evenwicht tussen geven en ontvangen waarbij de grenzen tussen accepteren en incasseren, tussen geven en van je laten profiteren, tussen relativeren en over je heen laten lopen, grondig verkend worden. Een nieuw evenwicht wordt pas bereikt indien men een gezonde vorm van egocentrisme weet te ontwikkelen waarbij men tijd en ruimte creëert om iets vanuit zichzelf voor zichzelf te doen. Meestal gaat het om een creatieve bezigheid. Op die manier kan men de dominante werking van de empathie regelmatig een halt toeroepen en weer tot zichzelf komen.


Het integratieproces van wat men in het licht van een bijna-doodervaring heeft meegemaakt, heeft een ingrijpende invloed op de persoonlijkheid. Niet zelden veranderen mensen daardoor niet enkel in een vreemde voor hun omgeving, maar ook voor zichzelf. Het oude zelfbeeld dat hand in hand ging met bekende gewoontes en een vertrouwde manier van functioneren, dient tot niets meer. Het opbouwen van een nieuw zelfbeeld gaat meestal hand in hand met het ontwikkelen van een even nieuw wereldbeeld en daarmee is de cirkel rond.


Hoe jonger men is als men in een BDE wordt ondergedompeld, hoe minder de persoonlijkheidsveranderingen opvallen. De persoonlijkheid van een kind is nu eenmaal nog in volle ontwikkeling. Wel wordt deze ontwikkeling een beduidend andere richting ingestuurd dan bij kinderen die niet zoiets hebben meegemaakt. Een gevolg hiervan is dat BDE-kinderen zich veel vaker eenzaam en onbegrepen voelen dan andere kinderen. Ze maken meestal minder vrienden, maar hun vriendschappen zijn wel duurzamer van aard. Hun interesses wijken over het algemeen sterk af van die van hun leeftijdsgenoten. Hun reacties op situaties zijn in de regel te volwassen voor hun leeftijd.

In reactie hierop kunnen BDE-kinderen zich soms hard gaan afzetten tegen de levenslessen die ze tijdens hun ervaring hebben meegekregen, in een poging ‘gewoon’ te zijn, zich niet anders te voelen dan alle anderen. In dit geval wordt de integratie van het licht bemoeilijkt, maar anderzijds wordt hun oude ik-persoonlijkheid van voor de BDE niet volledig losgelaten. Uiteindelijk leidt dit tijdens de adolescentie meestal tot het vinden van een evenwicht tussen licht en Schaduw in zichzelf.


____________________________________________________________________________________

1 De omgekeerde redenering gaat eveneens op: de oude ik-persoonlijkheid wordt ervaren als een schaduwdeelpersoonlijkheid ten opzichte van de nieuwe persoonlijkheid met zijn intense wezenscontact. Zie ‘De integratie van de voormalige ik-persoonlijkheid na een bijna-doodervaring’.

2 Als gevolg van vergaande religieuze indoctrinatie kan het echter wel voorkomen dat iemand ervan overtuigd is ‘gestraft te moeten worden voor zijn zonden’, deze opvatting meeneemt naar een tussenbestaan en daar dan ‘kiest’ voor een leven in ellende.


**********************************************************************************

Deze tekst vormt een hoofdstuk uit mijn boek 'De Integratie van de Schaduw'  (Karmische Psychologie, Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek II; verschijnt ergens in 2023)