vrijdag 29 december 2017

Visualisatie voor hoogsensitieven

De kunst van het visualiseren (17)
Over sponzen en een vergiet met prei

Hoogsensitieve mensen worden vaak vergeleken – en vergelijken zichzelf vaak – met een spons. Net zoals dit bekende weekdier alle vocht uit zijn omgeving opslorpt en er zijn talloze lichaamsholtes mee opvult, nemen hooggevoelige mensen alle emoties uit hun omgeving in zich op waarbij deze de inhoud van hun bewustzijn en hun beleving van de realiteit in sterke mate gaan bepalen. De spons doet dit om uit het opgeslorpte water de nodige voedingsstoffen voor zichzelf te halen en op die manier niet alleen in leven te blijven maar ook te kunnen groeien. Dat laatste feit maakt echter geen deel uit van onze algemeen verspreide associaties met de spons.
Een plastische vergelijking zoals deze tussen hoogsensitieve personen en sponzen is weliswaar een nuttig hulpmiddel om een van de belangrijkste aspecten van hoogsensitiviteit te leren begrijpen, het veelvuldig gebruik van deze metafoor werkt echter op het bewustzijn in als een voortdurende bevestiging hiervan. Het gaat immers om beeldtaal die we automatisch omzetten in een visualisatie van zodra we deze onder woorden brengen. Een visualisatie houdt een boodschap in aan het onbewuste. In dit geval leidt de boodschap tot de bevestiging dat hooggevoelige mensen als sponzen functioneren die alle omgevingsprikkels opslorpen. Het gevolg van deze frequent herhaalde visualisatie is dat deze eigenschap nog versterkt wordt. En dat is nu ook weer niet de bedoeling.


Nochtans kunnen we uit het verhaal van de echte spons nog iets nuttigs halen: ook hooggevoelige mensen halen heel veel voeding uit alles waarmee ze meebeleven. Veel van de informatie die hen overspoelt is immers positief. Bevestigende reacties sterken hen in hun zelfvertrouwen, vriendelijkheid leidt tot een gevoel van geborgenheid en enthousiasme moedigt hen aan om initiatieven te nemen en hun grenzen te verleggen. Hun automatisme om emoties uit hun omgeving op te slorpen is dus geen eigenschap die louter leidt tot emotionele belasting. Net zoals sponzen hun eten uit het zeewater halen, halen hoogsensitieve mensen veel psychische voeding uit wat ze uit hun omgeving opslorpen. Sponzen die in vervuild water leven, vergiftigen zichzelf anderzijds wel door hun manier van functioneren.
Een praktisch bruikbare visualisatie verzinnen op basis van deze kennis is echter niet zo gemakkelijk. Als ik me voorstel dat al mijn psychische holtes – wat dat ook moge zijn in de realiteit – vollopen en dat ik er emotionele voeding en stimulans uit haal, dan lijkt het wel alsof ik me continu onder water bevind en dat lokt onaangename associaties uit. Me voorstellen dat het water verdwijnt en enkel de nuttige voedingsstoffen achterlaat terwijl ik een spons ben, leidt dan weer tot de associatie van uitgeknepen worden als een badspons, wat al evenmin prettig aanvoelt.
Dat brengt me tot het beeld van een vergiet waarin prei wordt schoongespoeld. Het is een klassieke methode om prei eerst in stukjes te snijden en dan in een vergiet het zand ervan tussen te spoelen. Een vergiet laat automatisch alle water weglopen die je erin giet, dit in tegenstelling tot een spons. Dus stel ik me tegenwoordig na een overbelastende situatie voor dat mijn lichaam als een vergiet is waarin nog ongespoelde prei is terechtgekomen. Het water en het vuil – c.q. de emotionele ladingen waarin de prei ronddreef toen ze in mijn vergiet terechtkwam – lopen er automatisch tussen uit en ik houd enkel datgene over wat voedend is.
Hou je niet van prei, dan kun je natuurlijk ook spinazie of witloof visualiseren. Of spruitjes. Heb je aan eender welke groente een hekel, dan kan je maar beter je eigen fantasie en creativiteit aan het werk zetten om een visualisatie te bedenken waarbij je voedende inspiratie scheidt van louter belastende emotionele prikkels.
*****
Op een goeie dag, ergens in de toekomst zal deze tekst een hoofdstukje vormen van een nieuw boek met de titel 'De Kunst van het Visualiseren'.

donderdag 21 december 2017

De naaktdroom en de overstromingsdroom bij HSP

Hooggevoelig – Anders bekeken (aanvulling 9) –
De naaktdroom en de overstromingsdroom

Droomsymboliek is voor een groot deel erg individueel, maar bevat anderzijds ook veel cultuurgebonden symboliek. In een cultuur waar iedereen naakt loopt, zal het aspect ‘naakt zijn’ tijdens een droom geen bijzondere betekenis hebben. Leden van de Yanomami-gemeenschap uit het Braziliaanse Amazonewoud worden wellicht niet emotioneel geschokt wakker uit een droom waarin ze naakt tussen andere mensen staan, in tegenstelling tot de doorsnee westerling.
Droomsymboliek verwijst vaak naar plastische uitdrukkingen of zegswijzen. ‘Je naakt voelen’ of ‘je in je blootje gezet voelen’ worden in onze taal courant gebruikt. Daarmee breng je tot uitdrukking dat je kwetsbaarste emoties voor iedereen zichtbaar zijn, waardoor je je helemaal niet veilig voelt. Veel hoogsensitieve mensen hebben regelmatig dromen met betrekking tot dit thema. Enkele voorbeelden:
Een vrouw had frequent de droom dat terwijl ze aan de kassa van de supermarkt stond aan te schuiven, ze tot het besef kwam dat ze daar in haar veel te korte slaapkleed stond en geen onderbroek aan had. De hele tijd door was ze bezig haar slaapkleed zo ver mogelijk naar beneden te trekken in de hoop dat niemand het zou merken.
Een man had regelmatig een bijna identieke droom. Ook hij stond telkens weer aan de kassa aan te schuiven in het besef dat hij helemaal naakt was. Hij had hooguit een doek of een laken om om zich heen te trekken. Ook hij hoopte dat niemand het zou zien.

Hooggevoelige mensen voelen zich kwetsbaar omdat ze minder afscherming hebben ten opzichte van alle prikkels die op hen af komen. In situaties waarin veel ingehouden emoties voelbaar zijn, hebben ze daar het meest last van. Een rij ongeduldige mensen die aan een drukke winkelkassa staan aan te schuiven, staat vaak bol van de emotionele spanning. Ongeduld, irritatie en ergernis vieren hoogtij maar deze worden niet geuit.
Hoogsensitieve mensen die dit soort prikkels opslorpen voelen zich niet alleen kwetsbaar, maar krijgen tezelfdertijd onterecht het gevoel dat iedereen kan zien hoe kwetsbaar ze zijn. Ook al weten ze dat het niet zo is, toch lijkt het alsof alle ergernis voor hen is bestemd. Tegelijkertijd schamen ze zich omwille van alle ongeduld en irritatie die ze door zich heen voelen gaan, alsof zij als enigen de verantwoordelijkheid dragen voor de ergerlijke situatie en de emoties die daardoor opgeroepen worden.
Naast een aanschuivende rij aan een supermarktkassa bestaan er uiteraard tal van andere situaties in een mensenleven waarbij hooggevoelige mensen zich heel kwetsbaar voelen en lijden onder overprikkeling. Deze kunnen allemaal de aanleiding vormen voor gênante naaktdromen zoals deze uit ons voorbeeld.

Een andere beeldende uitdrukking is ‘overspoeld worden door emoties’. Bij de vertaling hiervan naar droomtaal speelt nog een tweede categorie van droomsymboliek een rol dan deze die cultureel bepaald is. Emoties worden van oudsher geassocieerd met water. Het gaat in dit geval om archetypische symboliek. Deze laat zich niet begrenzen door tijd of cultuur, maar duikt ongeacht de tijdsgeest op in menselijke dromen overal ter wereld. Hoogsensitieve mensen hebben vaak dromen waarin ze af te rekenen hebben met overstromingen. Een voorbeeld uit mijn eigen droomleven:
Al tientallen jaren heb ik om de zoveel maanden een variatie op dezelfde droom: ik bevind me in een landschap dat overstroomt en ik probeer terug op het droge te komen. Soms moet ik zwemmen.
Een andere, aanverwante droom had ik enkel de voorbije twee jaar: al zwemmend kom ik op de bodem van een vijver terecht en ik geraak niet tijdig weer boven water om adem te halen. Naar adem happend wordt ik wakker.
Recent ontstond er een synthese van beide dromen, waar een nieuw element bij kwam: ik bevond me in een stad met een soort spaarbekken of een dokkencomplex dat langzaam maar zeker onder water kwam te staan. Ik besefte dat het weer vloed werd en toen zwom ik naar de overkant, omdat ik om de een of andere reden daar moest zijn, wetend dat het water na een tijdje weer zou wegtrekken van zodra het eb zou worden.

Lange tijd wist ik me geen raad met deze dromen, tot ik de link legde met ‘overspoeld worden door emoties’. Telkens mijn hoogsensitiviteit leidde tot overprikkeling, droomde ik van ondergelopen landschappen waaruit ik moest zien weg te raken, wat symbool stond voor levenssituaties met te veel emotionele prikkels. Aan de tweede reeks dromen, waarbij ik telkens ei zo na verdronk, was ik onderhevig tijdens een periode in mijn leven waarin ik meer meemaakte dan ik op korte tijd kon verwerken. Toen legde ik wel reeds de link met emotionele overprikkeling. De derde droom toont een belangrijke evolutie: het besef dat overprikkeling komt en gaat, zoals de getijden van de zee. Het laat zien dat inzicht in hoe hoogsensitiviteit functioneert het mogelijk maakt om te voorspellen wanneer het je te veel zal worden, zodat je je eraan kunt aanpassen en je erop kunt voorbereiden.

Ik ben er mij van bewust dat beide droomthema’s – het naakt zijn en de overstroming – ook bij andere mensen dan HSP-ers kunnen voorkomen en in veel gevallen een andere interpretatie behoeven dan hierboven wordt gegeven, maar de ervaring heeft me geleerd dat dit deze droomthema’s zeer vaak gelinkt zijn met hoogsensitiviteit. 

*****

Deze tekst vormt een aanvulling die zal opgenomen worden in de volgende druk van mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001 

dinsdag 12 december 2017

Gansje Grauwvleugel

Gansje Grauwvleugel

Op een oude boerderij woonde een mooie witte gans. Haar naam was Louise. Ze leefde in een oud hobbelig weiland met draad er om heen. Aan één kant van de wei was een smalle gracht. In de hoek van de wei was de gracht verbreed tot een vijvertje en daar ging Louise zich elke dag uitgebreid wassen. Na haar bad bleef ze altijd een tijdje op het water dobberen en zwom ze een paar rondjes, met snelle, krachtige slagen van haar brede poten. Dat was voor haar het leukste moment van de dag. Voordat ze weer aan land ging, klapperde ze heel heftig met haar vleugels, maar deze waren gekortwiekt zodat ze niet kon opstijgen. Louise kon niet vliegen.

Daarna ging ze aan land om te grazen, heel veel te grazen. Ganzen kunnen veel eten en Louise was dik, want ze kon vreselijk veel eten.

Louise had altijd genoeg gras in haar wei, behalve als het winter werd en het ging sneeuwen. Dan werd het gras dor en kort en moest ze haar toevlucht nemen tot de wortels en de ondergrondse uitlopers. Met haar sterke snavel maakte ze putjes in de sneeuw en schraapte ze ook wat van de bevroren aarde weg om bij de ondergrondse delen van het gras te kunnen. Maar gelukkig was de boer er ook nog. Hij bracht tijdens de winterdagen steevast afval van kool, worteltjes, oude aardappelen en andere lekkere hapjes.

Deze winter was het heel koud. Niet dat Louise daar veel last van had, want ze had tijdens de lange zomermaanden heel veel gegeten en daardoor had ze nu een dikke laag vet onder haar pluimen. Dankzij die vetlaag voelde ze de kou niet. Maar er lag geen sneeuw en de grond was zodanig hard bevroren dat ze helemaal niet naar wortels kon graven. Ze was volledig aangewezen op wat de boer haar bracht. Dat was wel meer dan ze op kon, maar ze verveelde zich als ze niet kon grazen, graven of zwemmen.
Op een ochtend klonken er vreemde kreten in de lucht. Louise hoorde wel dat het ganzentaal was, maar ze verstond er niet veel van. Het waren wilde ganzen en ze kwamen blijkbaar uit een vreemd land. Het was een kleine groep. Vijftien ganzen telde ze toen ze dichterbij kwamen. Ze waren grijs, hadden brede zwarte strepen op hun buik en een gekke witte vlek rond hun snavel.
Louise slaakte een kreet. ‘Hé kom toch hierheen’, riep ze in haar eigen taal. De voorste gans hoorde haar roep, keek omlaag, zag Louise en dook toen naar beneden. De groep volgde hem en ze landden in de wei, in een kring rond de verbaasde Louise.
De wilde ganzen bleven, want ze hadden al snel door dat ze hier gemakkelijk aan eten konden komen. De eerste dagen vluchtten ze weg als de boer kwam, om na zijn vertrek terug te keren en samen met Louise van de lekkere hapjes te genieten die hij had achtergelaten. Maar na een week bleven ze gewoon zitten.
Moeten we die wilde ganzen niet wegjagen?’ vroeg de boer aan zijn vrouw.
Ach man, laat ze toch’, antwoordde de boerin, ‘die beesten hebben het al moeilijk genoeg. Ze vinden niets meer te eten en als ze verder naar het zuiden trekken, naar Frankrijk, dan worden ze vast door jagers doodgeschoten. Trouwens, je weet toch dat de wilde ganzen in ons land bij wet beschermd zijn? We mogen ze niet eens wegjagen.’
De boer zei nu niets meer en de boerin ging een volle kruiwagen met oude wortels halen. Ze gooide ze in de ganzenwei.

Louise was in haar nopjes met haar nieuwe vrienden. Ze verveelde zich niet meer. Al snel leerde ze de taal van haar wilde soortgenoten te begrijpen en luisterde ze naar verhalen over verre landen. Elke winter kwamen de wilde ganzen vanuit het hoge noorden naar de warmere landen in het zuiden gevlogen, op zoek naar voedsel. Met tienduizenden waren ze. Meestal reisden ze niet zo ver als dit jaar en bleven ze in grotere groepen samen, maar nu was het wel erg koud en ze waren veel verder naar het zuiden afgezakt dan ze gewoon waren. Daardoor waren ze nu hier, bij Louise in de ganzenwei.
Eén maal waren ze nog verder gegaan, maar dat was wel al vijftien jaar geleden. Ze waren helemaal naar Frankrijk gevlogen. Maar ze waren nog maar net toegekomen, toen een grote groep jagers met honden en geweren op hen hadden geschoten. Veel van hun vrienden werden gedood. Nooit meer gingen ze naar Frankrijk terug.
Straks, als de strenge winter weer voorbij is, keren ze terug naar hun geboorteland in Siberië, waar de hele zomer lang de zon niet ondergaat en waar geen bomen groeien, alleen maar lage struikjes. Daar zijn veel moerassen en grote meren waarop ze kunnen zwemmen. Daar kunnen ze veilige nesten bouwen.
Louise raakte bevriend met een ganzenmannetje uit de groep. Hij was het die vooraan had gevlogen, de dag dat ze waren aangekomen. Het liefst wilde ze voor de rest van haar leven bij hem blijven. Ze knuffelden elkaar vaak.
Maar de winter liep ten einde, de lucht werd warmer. De wilde ganzen werden met de dag onrustiger. Ze deden veel vaker vliegoefeningen en snaterden onder elkaar over de lange terugreis die ze weldra zouden aanvatten. Louise zuchtte alleen maar en voelde zich steeds verdrietiger worden. Zij kon niet vliegen en ze kon dus ook niet mee met haar vrienden. Over enkele dagen zou ze weer alleen zijn.
Toen was het zover. De zon scheen feller dan de ochtend voordien en er kwamen ook dikke regenwolken aandrijven. De regen viel, de wei werd modderig en de laatste restjes ijs op de vijver ontdooiden. De wilde ganzen besloten dat het nu hoog tijd werd om naar huis terug te keren, want als ze nog langer zouden wachten zou hun groep vast en zeker als laatste terug thuis komen en dan zouden alle goeie nestplaatsen ingepalmd zijn door andere ganzen.
Ze flapten met hun sterke vleugels, stegen op en vlogen in een grote boog rond de wei van Louise. Alleen haar vriend twijfelde. Hij bleef nog een hele tijd dralen in de ganzenwei en Louise smeekte hem om te blijven.
Kom je nog?’ riepen de andere ganzen vanuit de lucht. Toen vloog ook hij weg, maar pas nadat hij had beloofd dat hij de volgende winter terug zou komen.
Enkele dagen later zocht Louise een geschikt plekje aan de rand van haar vijvertje. Ze maakte er met takjes en pluimpjes een mooi nest. Ze legde een groot wit ei en ging er op broeden.
De lente kwam nu snel. Het gras groeide en in de vijver stond veel water. Louise dacht nog vaak aan de wilde ganzen maar haar eetlust verminderde er niet om. Ze nam ‘s ochtends haar bad, graasde haar buikje vol en ging snel terug naar haar ei. ‘s Nachts keek ze naar de sterren of luisterde ze naar de geluiden rond de boerderij, want ganzen slapen maar zelden. Na vier weken brak de schaal van het ei open en een donzig geel ganzenkuiken kwam eruit te voorschijn. Zijn piepkleine vleugeltjes waren donkerbruin.
Het kuikentje groeide snel en aan het eind van de zomer was hij veranderd in een sterke jonge gans. Hij was wit zoals zijn moeder, maar zijn vleugels waren lang en sterk en hadden de bruingrijze kleur van de wilde ganzen. Iedereen noemde hem Grauwvleugel.

Gansje Grauwvleugel vond het leuk in de ganzenwei. Samen met zijn moeder waste hij zich in de vijver, klapperde met zijn vleugels en zwom enkele rondjes. Daarna gingen ze allebei grazen. Maar het leukst van al vond hij de avonden, als hij samen met zijn moeder naar de sterren keek of naar de opkomende maan. Louise vertelde hem dan verhalen over de vorige winter, over zijn vader die een wilde gans was en van helemaal voorbij de poolcirkel naar hier was komen vliegen met zijn vrienden. Ze vertelde ook dat de wilde ganzen de volgende winter terug zouden komen. Gansje Grauwvleugel wilde het verhaal telkens opnieuw horen. Hij begon te verlangen naar de winter, net zoals zijn moeder.
Zou ik ook kunnen vliegen, zoals de wilde ganzen?’ vroeg Gansje Grauwvleugel op een dag. ‘Ik denk het niet’, antwoordde Louise. ‘Wij zijn tamme ganzen en wij zijn niet gemaakt om te vliegen. Ik kan het in elk geval niet’, voegde ze eraan toe en ze klapperde met haar gekortwiekte vleugels zonder dat ze van de grond kwam. ‘Maar we kunnen wel zwemmen’, zei Louise, ‘en ik heb toevallig wel zin in een lekkere duik’. Ze waggelde naar de vijver en Gansje Grauwvleugel waggelde achter haar aan.

De winter kwam en het regende veel. De ganzen vonden dat niet erg, hun verenpak was dik en de druppels gleden er zo weer af. Echt nat werden ze dus niet. Maar de wilde ganzen kwamen niet. Daarvoor was het niet koud genoeg.
Pas toen de winter al een heel eind gevorderd was, begon het te vriezen. Op een dag regende het heel hard en de druppels veranderden in ijs van zodra ze de grond raakten. De ganzenwei, die tot dan toe nat en modderig was geweest, werd glad als een ijsbaan. Louise mopperde, want ze gleed telkens uit en dan viel ze op haar bek. Gansje Grauwvleugel vond het echter leuk om te glijden en al glijdend ging hij op weg naar de vijver. ‘Zouden de wilde ganzen nu komen?’ vroeg hij zich af. Hij wilde zo graag zijn papa leren kennen.
Er lag een dun laagje ijs op de vijver en toen hij zich daarop waagde, zakte hij er door. Hij plonsde in het ijskoude water. Hij klapperde heftig met zijn vleugels en spartelde in het rond. De ijskorst brokkelde steeds verder af . Gansje Grauwvleugel vond dat maar best want hij had zin om te zwemmen. Toen regende het plots zo hard dat hij bijna het verschil tussen de lucht en het water niet meer kon zien. Zoveel water kwam er tegelijk uit de hemel gevallen.
Jammer dat ik niet vliegen kan’, dacht Gansje Grauwvleugel, ‘want als de wilde ganzen komen, dan gaan ze na de winter weer weg en ik zou zo graag met hen mee gaan.’ En om zichzelf te bewijzen dat hij niet kon vliegen klapperde hij met zijn vleugels, net zoals hij zijn moeder had zien doen. Ondertussen viel de regen met bakken tegelijk uit de lucht. Gansje Grauwvleugel bleef maar klapwieken. Hij vond het heerlijk en na een tijdje had hij het gevoel alsof hij met zijn vleugels aan het zwemmen was in de natte lucht.
Plots hoorde hij een vreemde kreet achter zich. Hij keek om. Een grote grijze gans met witte strepen op zijn buik en een witte vlek rond zijn snavel kwam aangevlogen. ‘Zo jongen’, zei de wilde gans, ‘leer jij ook al vliegen?’.
Hoezo, vliegen?’, vroeg Gansje Grauwvleugel verbaasd. ‘Ik zit gewoon op de vijver en ik klapper heel hard met mijn vleugels, zodat het lijkt alsof ik met mijn vleugels zwem in de regen’.
De wilde gans begon hartelijk te lachen en zei: ‘Kijk maar eens naar beneden!’ Een heel eind onder zich zag Gansje Grauwvleugel nu tot zijn eigen verbazing de vijver liggen en de ganzenwei.

Ik vlieg!’, riep hij.
Ik vlieg!’

Onder hem stond zijn moeder omhoog te kijken. Ze riep:
Gansje Grauwvleugel, dat is je vader die thuiskomt’.
  
*****

Boeken en activiteiten: zie www.henkcoudenys.be
Teksten en copyright: Henk Coudenys; Gelieve niets van deze uitgave te vermenigvuldigen of te publiceren, op eender welke wijze, zonder toestemming van de auteur.

donderdag 7 december 2017

De verschillen tussen hoogsensitiviteit en autisme

De verschillen tussen hooggevoeligheid en autisme

Op het eerste zicht lijkt het verschil tussen hooggevoeligheid en autisme vanzelfsprekend: het gaat om twee tegenpolen. Hooggevoelige mensen functioneren op basis van empathie, intuïtie en inlevingsvermogen, terwijl bij autistische mensen net deze basisfuncties slecht tot helemaal niet ontwikkeld zijn. Een gebrek aan empathie is overigens totaal iets anders dan harteloosheid, ook al kan het tot harteloos gedrag leiden. Empathie staat voor het vermogen om spontaan mee te beleven met wat in een ander omgaat, met de sfeer in een bepaalde situatie of met de achterliggende boodschap bij iets wat verteld of uitgebeeld wordt. Het gaat niet over mentaal weten of raden wat er bedoeld wordt, maar om innerlijk (of intuïtief) weten. Dit weten komt tot stand door aanvoelen en meevoelen. Het is deze basisfunctie die niet is ontwikkeld in het geval van autisme, terwijl deze het bewustzijn overheerst in het geval hooggevoeligheid.
Het tweede grote verschil betreft het vermogen om gebeurtenissen en veranderingen emotioneel te verwerken. Dit is goed ontwikkeld bij hoogsensitieven, maar gebrekkig tot niet ontwikkeld bij autistische mensen. Het is echter met betrekking tot dit thema dat de gelijkenissen in gedrag en reactiepatronen tussen beiden ontstaan, wat tot heel wat verwarring kan leiden.
Autistische mensen doen er alles aan om emotionele confrontaties te vermijden, omdat ze al vroeg ervaren dat ze niet met emoties kunnen omgaan, dat deze met hen weglopen zonder dat dit tot de verwerking leidt van datgene wat de emoties heeft
opgewekt. Bijgevolg gaan de meesten ook systematisch nieuwe situaties en veranderingen uit de weg, want de kans op emoties is in die gevallen zeer groot.
Hooggevoelige mensen kunnen op zich wel met veranderingen overweg, kunnen genieten van het onverwachte, verwelkomen in de regel de gevoelens en de emoties die dit met zich meebrengt, maar geraken veel sneller overprikkeld dan de gemiddelde mens. Dit komt omdat ze op elke prikkel veel intenser reageren en daar bovenop ook nog op meer soorten prikkels reageren. Hierdoor geraakt hun emotioneel verwerkingssysteem snel overbelast. De emoties die losbarsten bij overbelasting zijn zeer heftig en soms is er heel wat tijd nodig om tot verwerking te komen, omdat er nu eenmaal veel tegelijk moet verwerkt worden. Daar vloeit een grote behoefte aan rust uit voort, aan een tijd lang zich kunnen koesteren in een prikkelarme situatie. Tijdens deze fasen zijn hooggevoelige mensen even afkerig van nieuwe gebeurtenissen en veranderingen als autisten. Ze
klampen zich op eenzelfde manier vast aan veiligheid biedende structuren en routines. Ze ontwikkelen gelijkaardige strategieën om emotionele confrontaties te vermijden.
De meeste hooggevoelige mensen weigeren empathisch te reageren op hun medemensen als ze tijdelijk gevangen zitten in deze pseudo-autistische manier van functioneren die het gevolg is van overprikkeling, maar dit betekent niet dat ze plots niet meer tot empathie in staat zouden zijn.
Het verschil is, dat het hier om een fase gaat, die weliswaar frequent terugkeert, maar ook weer systematisch voorbij gaat. Deze fase wordt in de regel gevolgd door een hernieuwde behoefte aan emotionele prikkels. Tijdens deze nieuwe cyclus van wezenlijk en empathisch functioneren, voelt de hooggevoelige mens zich in de regel schuldig voor zijn gebrek aan empathie tijdens de overprikkelde fase. Daaruit volgt vaak compensatiegedrag: extra aandacht besteden aan de mensen die ze volgens hun eigen gevoel te kort hebben gedaan. Uiteraard leidt dit
gemakkelijk tot opnieuw overprikkeld geraken. Sommige hooggevoelige mensen zitten dan ook gevangen in een zich steeds herhalende kringloop, waarbij empathisch functioneren afgewisseld wordt met pseudo-autisme. Op de mensen met wie ze langdurig omgaan, komen ze daardoor over alsof ze aan een vorm van autisme lijden. Een uitweg hieruit vinden is overigens niet zo moeilijk: meestal volstaat het om te leren nee zeggen en om op voorhand in te calculeren hoeveel emotioneel prikkelende situaties men aankan. Op tijd rust inplannen is een goed
alternatief voor tot rust gedwongen worden door overprikkeling.
Autistische mensen kennen die fasen niet. Zolang ze in een voor hen veilige omgeving kunnen functioneren, zolang ze niet noodgedwongen geconfronteerd worden met situaties die hun emotionaliteit prikkelen, blijft het leven voor hen hanteerbaar. Uit zichzelf voelen ze geen behoefte om ‘het gevaar’ (d.w.z. intense nieuwe prikkels) op te zoeken, in tegenstelling tot hoogsensitieven. Hun empathisch vermogen blijft gebrekkig, zowel wanneer ze in de ‘veilige modus’ kunnen functioneren, als
wanneer ze overprikkeld worden. Wel is het zo dat de beter functionerenden onder hen – mensen met het zogenaamde
Aspergersyndroom – gemakkelijker hun compensatiepatronen in stand kunnen houden, waardoor ze in beperkte mate nieuwe en onverwachte situaties aankunnen. In de regel gaat het om het vervangen van invoelen en aanvoelen door opgebouwde mentale kennis. Van zodra ze echter met hun emoties in aanraking komen, kunnen ze hier niet meer bij en slaan ze zoals alle autistische mensen tilt.

***
Uit: Henk Coudenys: Autisme en Vorige Levens, tweede druk.  ISBN 9789077101094
Dit boek kan in alle boekhandels en internetboekhandels besteld worden en ook via mijn website:
www.henkcoudenys.be

zondag 19 november 2017

Aikido, Zen & Hardlopen - het testament van een net niet kreupele aikidoka


Aikido, Zen & Hardlopen - het testament van een net niet kreupele aikidoka

Gedurende drieëntwintig en een half jaar was ik in de gelegenheid om aikido te beoefenen.  Het heeft me veel meer gegeven dan de beheersing van zomaar wat gevechtstechnieken.  Toen ik zevenenveertig was, gaf mijn lichaam me de keuze tussen nog enkele jaren verder doen en daarna een knieprothese, of me terugtrekken van de tatami en alles wat ik daar had geleerd te integreren in mijn dagelijks leven. 
Met dat laatste was ik al volop bezig: de lichaamshouding, de manier van bewegen, de aardingsoefeningen, de manier van omgaan met je lichaam en de geestelijke ingesteldheid (om maar iets te noemen) die je tijdens een opleiding tot aikidoka meekrijgt, kan je moeiteloos toepassen op moeilijkheden in het dagelijks leven, omgaan met conflicten, lopen, andere vormen van lichaamsbeweging of muziekinstrumenten bespelen.  Daarover gaat het boek dat ik bij wijze van aikido-testament heb geschreven. 

Sinds april 2017 kan Aikido, Zen en Hardlopen in elke boekhandel besteld worden.
Het isbn-nr is 9789077101087; mijn boeken worden verdeeld door het Centraal Boekenhuis, Culemborg.

zaterdag 11 november 2017

Is hoogsensitiviteit alleen maar aangeboren? (Hoogsensitief - Anders Bekeken:Aanvulling 7)

Is hoogsensitiviteit alleen maar aangeboren?

(deze tekst vormt een aanvulling die zal opgenomen worden in de volgende druk van mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001)

Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat bij ongeveer twintig procent van de onderzochte mensen de hersenen op een andere manier werken dan bij de overige tachtig procent. Die andere manier houdt in dat er veel meer hersenregio’s tegelijk actief worden in reactie op gebeurtenissen, wat gelinkt wordt aan een intensievere prikkelverwerking omdat men op meer prikkels tegelijk reageert. Dit soort hersenwerking leidt tot hoogsensitiviteit.
De conclusie die hieruit wordt getrokken is dat er een biologische basis voor bestaat. Dit wil zeggen: er is een genetische aanleg die dat soort hersenen laat ontstaan en wie deze aanleg heeft is sowieso hoogsensitief. Een tweede conclusie die wetenschappelijke onderzoekers hieruit trekken is dat hoogsensitiviteit een kwestie is van je hebt het of je hebt het niet. Er zou geen sprake zijn van nuances, van meer of minder hoogsensitief zijn en ook niet van evoluties en veranderingen op dat vlak. Dat laatste wordt niet alleen door de realiteit tegengesproken, ook als wetenschappelijke conclusie klopt het niet. Eerst bekijken we de realiteit.
Heel wat mensen hebben voor zichzelf geconstateerd dat ze weliswaar altijd een aanleg gehad hebben voor hoogsensitiviteit maar dat deze eigenschap pas tijdens een bepaalde fase van hun leven duidelijk tot ontwikkeling is gekomen of na ingrijpende gebeurtenissen zoals confrontaties met de dood, heftige rouwprocessen, de geboorte van een kind of een ernstige ziekte. Het meest ingrijpend op dat vlak zijn bijna-doodervaringen. Andere mensen hebben ervaren dat hun hooggevoeligheid gedurende hun leven evolueerde van een hanteerbare vorm tot een extreme vorm die hen het leven vaak moeilijk maakt. Ook deze evolutie blijkt gelinkt te zijn aan belangrijke levensgebeurtenissen, al zijn er ook mensen wiens hooggevoeligheid gewoon toeneemt naarmate ze ouder worden. Terug naar de wetenschap.
Bij mijn weten werd er nooit een grondig onderzoek uitgevoerd naar de veranderingen in het functioneren van de hersenen van mensen die een BDE hebben meegemaakt. Wat wel is gebeurd is onderzoek naar de veranderingen die bij zwangere vrouwen optreedt. En wat blijkt? Al vanaf de eerste weken van de zwangerschap worden de hersenregio’s die te maken hebben met empathie en emotionaliteit actiever. Ze groeien gedurende de zwangerschap. De biologische logica hierachter is dat je als moeder nu eenmaal nood hebt aan een uitgesproken empathisch contact met je kind om het te kunnen aanvoelen, begrijpen en zo goed mogelijk verzorgen. Wat dit wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond is dat er tijdens de zwangerschap bij de meeste vrouwen een verandering optreedt die in de richting gaat van hoogsensitief worden of van een sterkere expressie van hun hoogsensitieve aanleg. Dit verklaart meteen waarom hooggevoeligheid meer bij vrouwen blijkt voor te komen dan bij mannen. Ik vermoed dat een vergelijkbaar onderzoek bij mensen die een bijna-doodervaring gehad hebben, vergelijkbare resultaten zou opleveren.
De conclusie dat hoogsensitiviteit louter een kwestie is van ja of nee, wordt niet alleen tegengesproken door de feiten die hierboven worden aangehaald, maar ook door de huidige wetenschappelijke inzichten in de menselijke genetica en in de werking van onze hersenen. Wat onze hersenen betreft hebben we reeds aangehaald dat hersenregio’s kunnen groeien of krimpen al naargelang ze veel of weinig gestimuleerd worden. De hersenstructuren die verband houden met empathie en emotionele verwerking kunnen dus sterker worden of juist in belang afnemen, afhankelijk van de vrije keuze om deze te trainen of niet. Iemand met een genetische aanleg voor hoogsensitiviteit kan deze hersenregio’s bv versterken door een cursus intuïtieve ontwikkeling te volgen of door zich te bekwamen in emotioneel lichaamswerk en psychodramatechnieken. Iemand anders die dezelfde aanleg heeft, kan ervoor kiezen om zich te oefenen in stoïcijns reageren en louter rationeel te functioneren. Hierdoor ontwikkelen de bijbehorende hersenstructuren zich niet en kunnen ze zelfs onderontwikkeld blijven. Conclusie: een genetisch bepaalde aanleg tot hoogsensitiviteit is nog geen garantie op het ontwikkelen van een hoogsensitieve persoonlijkheid. Of hoogsensitiviteit tot expressie komt en de mate waarin dit gebeurt, hangen voor een groot deel af van de manier waarop men kiest om in het leven te staan.
Als we de recente wetenschappelijke inzichten in de menselijke genetica erbij halen, wordt het verhaal nog genuanceerder. Veel opvallende persoonlijkheidskenmerken hebben een genetische basis. Van sommige is dit in detail onderzocht tot een niveau waarbij de betrokken genen werden geïdentificeerd alsook de manieren waarop deze genen tot uitdrukking komen. Vrijwel altijd gaat het om onderzoek naar problematische persoonlijkheidskenmerken die beschouwd worden als geestesziekten. Voor dergelijk onderzoek wordt veel geld en tijd vrijgemaakt omdat er een gereide kans bestaat dat men op basis van de inzichten die men verwerft medicijnen kan ontwikkelen om het probleem mee aan te pakken, wat altijd weer financieel winstgevend is. De kans dat een dergelijk onderzoek naar de genetische basis van hoogsensitiviteit in de eerstkomende tijd zal worden uitgevoerd is dan ook niet zo groot, tenzij het in de nabije toekomst als een prangend maatschappelijk probleem zou worden bestempeld. Wel kunnen we heel wat te weten komen uit onderzoek naar andere erfelijke persoonlijkheidskenmerken.
De ziekte van Huntington is hier een goed voorbeeld van. Deze wordt veroorzaakt door één welbepaald gen dat gemuteerd is, wat wil zeggen dat het eigenlijk defect is in vergelijking met het gezonde gen. De meeste mensen bezitten de ‘gezonde’ versie van dit gen en krijgen dus nooit de ziekte van Huntington krijgen. Wie aan deze ziekte lijdt verliest de controle over zijn bewegingen en wordt langzaam maar zeker dement. De zenuwcellen kunnen niet meer op een vlotte manier informatie aan elkaar doorgeven waardoor zowel bewegen als denken letterlijk met horten en stoten gaat. Wie met het defecte Huntingtongen zit opgescheept, heeft heel veel kans om deze ziekte te krijgen, maar op welke leeftijd deze tot ontwikkeling komt en hoe snel het daarna bergaf gaat verschilt sterk van mens tot mens. Er zijn ook dragers van het Huntingtongen die sterven voordat ze ziek worden.
Schizofrenie is een ander voorbeeld van een nauwkeurig onderzocht persoonlijkheidsprobleem dat het gevolg is van erfelijke afwijkingen. In dit geval is er niet één gen bij betrokken, maar gaat het om tientallen genen die anders zijn dan bij gezonde mensen. Schizofrenie houdt in dat het vermogen om logisch na te denken afkalft en zelfs volledig kan wegvallen. Het denken wordt letterlijk gefragmenteerd en vertoont geen samenhang meer. Kennis wordt niet meer samengevoegd; elke vorm van kennis blijft bij wijze van spreken in zijn eigen hersenfragment rondhangen.
Zowel schizofrenie als de ziekte van Huntington hebben een directe impact op de persoonlijkheid. Over beide erfelijke ziekten zijn genetici veel te weten gekomen door onderzoek te doen bij identieke tweelingen.
Identieke tweelingen bezitten identiek dezelfde genen. Als bij een helft van een identieke tweeling schizofrenie voorkomt, is er tot vijftig procent kans dat de andere helft hetzelfde probleem ontwikkelt. Hierdoor weten we met zekerheid dat er een genetische basis bestaat voor dit probleem. Indien de mildere vormen van schizofrenie meegerekend worden is er zelfs ongeveer tachtig procent overeenkomst tussen de twee helften van een identieke tweeling. In de praktijk komt het er dus op neer dat de genetische aanleg voor schizofrenie in ongeveer de helft van de gevallen volledig tot uitdrukking komt bij de twee tweelingbroers of -zussen en in ongeveer dertig procent van de gevallen bij één van beide in ernstige mate en bij de ander in een mildere vorm. In twintig procent van de gevallen krijgt slechts één van beiden de ziekte.
Gelijkaardig onderzoek naar de ziekte van Huntington toont nog een veel grotere gelijkenis tussen identieke tweelingen. Maar ook hier zijn er verschillen: niet bij allebei de tweelingbroers of -zussen kent de ziekte hetzelfde verloop en ook komt de ziekte niet noodzakelijk bij beiden op dezelfde leeftijd tot ontwikkeling.
Genen kunnen aan- of uitgeschakeld worden. Ook dat weten we intussen met wetenschappelijke zekerheid. De mechanismen waarop dit gebeurt zijn reeds decennia geleden ontrafeld. De schakelaars in kwestie zijn vaak omgevingsfactoren of toevalskwesties. Het kan gaan om chemische stoffen die in het lichaam worden opgenomen of om stoffen die in het lichaam worden gevormd als reactie op een voorval. Een genetisch bepaald patroon dat maar op één gen berust kan daardoor vroeg of laat in gang schieten en de impact ervan kan zich geleidelijk opbouwen of snel. Een patroon dat zijn oorsprong vindt in het samenspel tussen meerdere genen kan daardoor meerdere variaties vertonen doordat niet elk betrokken gen even sterk en op hetzelfde tijdstip wordt geactiveerd. Dezelfde genetische basis die voor schizofrenie codeert veroorzaakt bij heel wat mensen een bipolaire persoonlijkheidsstoornis (manisch-depressiviteit). De oorzaak van deze variatie is wellicht het gevolg van een andere combinatie van genen die actief wordt dan in het geval van schizofrenie.
Als we nu de analogie maken met hoogsensitiviteit, lijken me de volgende conclusies erg waarschijnlijk: er is vrijwel zeker sprake van een genetische aanleg. Alleen al het feit dat hoogsensitiviteit in een afwijkende werking van de hersenen resulteert, wijst in die richting. Verder komen er in sommige families veel hoogsensitieve personen voor en in andere heel weinig.
In mijn eigen familie bv gaat het om mijn moeder, een van mijn vier zussen, minstens drie nichtjes en een neefje (kinderen van mijn zussen), een dochter en twee zoons. Bij elk van ons komt de hooggevoeligheid op een andere manier of in een andere verpakking naar buiten.

Aangezien er in de praktijk veel variaties voorkomen in de mate waarin iemand hoogsensitief is en in de manier waarop dit zich manifesteert, zijn er hoogstwaarschijnlijk meerdere genen bij betrokken. Wellicht gaat het zoals bij schizofrenie om meerdere genen die al dan niet gelijktijdig actief kunnen worden en in dezelfde richting kunnen werken. Deze genen kunnen daarenboven intens of gematigd geactiveerd worden als gevolg van externe triggers. Ze kunnen ook inactief blijven. Kandidaten voor die externe triggers zijn m.i. drugs, medicijnen en de stresshormonen die ons lichaam zelf produceert in reactie op confrontaties met de dood, rouwprocessen en emotioneel geladen gebeurtenissen. Het aantal triggers waarmee men in zijn leven te maken krijgt en de kracht waarmee deze triggers op de betrokken genen inwerken, leiden tot verschillen zodat er bij de ene mens een milde vorm van hoogsensitiviteit ontstaat en bij de andere een extreme vorm.
Een voorbeeld van intense triggers is een combinatie van cannabisgebruik, psychoactieve medicatie en meerdere opeenvolgende rouwprocessen. Een ander voorbeeld van een intense trigger is het meemaken van een bijna-doodervaring. Eén of twee normaal verlopende zwangerschappen kunnen anderzijds beschouwd worden als milde triggers.

Indien iemand met een genetische aanleg voor hoogsensitiviteit gevrijwaard blijft van dergelijke triggers en er zelf voor kiest die aanleg absoluut niet te ontwikkelen, is er veel kans dat de hoogsensitiviteit niet of nauwelijks tot uitdrukking komt. Maar indien er veel triggers zijn kan de hoogsensitieve manier van functioneren in extreme mate tot expressie komen.
Kortom, voor het bestaan van een alles of niets situatie met betrekking tot hoogsensitiviteit zijn er weinig tot geen wetenschappelijke argumenten voorhanden, terwijl er des te meer argumenten zijn die in de richting wijzen van een ontwikkeling die soms geleidelijk gebeurt, soms schoksgewijs en die aanleiding geeft tot een gans spectrum van vormen van hooggevoeligheid1.

1 Analoog hieraan bestaat er een vrij uitgebreid spectrrum van autismestoornissen. Het genetisch onderzoek hiernaar is nog volop aan de gang, maar de kans is groot dat de genetische factor die meespeelt in het ontstaan van autisme eveneens een combinatie omvat van meerdere genen die afwijkend functioneren in vergelijking met deze van ‘normale’ mensen.

woensdag 8 november 2017

Het Opperwezen en het A-Veld (Aanvulling bij De Pijn van het Opperwezen)

Het Opperwezen en het (A-) Veld
Tijdens de voltooiing van het manuscript van De Pijn van het Opperwezen, verschenen twee boeken die in wezen over het zelfde onderwerp gaan: ‘Het Veld’ van onderzoeksjournaliste Lynne McTaggart en ‘Kosmische Visie’ van wetenschapsfilosoof Ervin Laszlo. Dit laatste boek heeft als ondertitel ‘Wetenschap en het Akasha-veld’ meegekregen.
Onafhankelijk van elkaar bundelden beide auteurs een veelheid aan wetenschappelijke gegevens die in de richting wijzen van een gemeenschappelijk informatieveld dat alles wat er is, verenigt met elkaar. Uit dit informatieveld is alles ontstaan wat bestaat en ooit heeft bestaan. Alles wat ooit zal bestaan, zal ook hieruit ontstaan. De ‘herinnering’ aan of de blauwdruk van alles wat er ooit geweest is, blijkt ook opgeslagen te worden in dit immense geheugenveld.
De auteurs baseren zich op wetenschappelijk onderzoek uit zeer uiteenlopende disciplines, zoals biologie, farmacologie, astronomie, kwantumfysica en bewustzijnsonderzoek. McTaggart noemt dit informatieveld dat alles met elkaar verbindt simpelweg ‘het Veld’, Laszlo geeft er de naam ‘Akasha-veld’ aan of kortweg A-Veld. Feitelijk gaat het om niets anders dan wat ik het Opperwezen heb genoemd.
De Nederlandse arts Pim Van Lommel introduceert in zijn boek over bijna-doodervaringen ‘Eindeloos Bewustzijn’, de termen ‘non-lokaal bewustzijn’ en ‘non-lokale ruimte’. De non-lokale ruimte is weer een ander begrip voor hetzelfde bewuste geheel van alles wat er is, namelijk het Opperwezen. Het non-lokale bewustzijn heb ik het ‘eenheidsbewustzijn’ genoemd. Het verwijst naar de wijze waarop ons bewustzijn functioneert eens het is losgekoppeld van het lichaam.
Nu kan er wel enige spraakverwarring ontstaan omtrent het gebruik van de term Akasha-veld. In deel 2 van Karmische Psychologie heb ik het begrip ‘Akasha-kronieken’ geïntroduceerd. Deze term uit de Vedische filosofie werd door de Theosofische vereniging in het westen geïntroduceerd. Zij haalden de mosterd dan weer bij de beroemde paragnost Edgar Cayce. Steiner nam de term eveneens over bij zijn ontwikkeling van de Anthroposofie. Hij beschouwde de Akasha’s als een soort kosmisch geheugen waarin van elk mens terug te vinden is wat hij heeft gedaan, geleerd en beleefd tijdens al zijn incarnaties. Hieruit kan ook afgeleid worden welk ‘karma’ (levenslessen) hij reeds heeft afgewerkt en waaraan hij nog verder moet werken.
In deel 2 van Karmische Psychologie werd het begrip Akasha-kronieken verder uitgediept. Ik beschouw het als het ‘wezen van de mensheid’, de overkoepelende, bewuste ‘superpersoonlijkheid’ waarin alle wezens van alle mensen in elkaar opgaan. Wat één mens leert, komt zodoende de ganse mensheid ten goede. Dit wezen van de mensheid is dan ook de voornaamste bron van intuïtieve inzichten waarbij een individueel mens te rade kan gaan.
We hebben nu dus twee verschillende invullingen van de term Akasha’s. De ‘Akasha-kronieken’ omvatten het menselijke deel van het geheel, het ‘Akasha-veld’ van Laszlo omvat het geheel waarvoor ik de term Opperwezen heb gereserveerd. 

*****
Deze tekst is een aanvulling bij mijn boek De pijn van het Opperwezen (ISBN 9789077101049)
Dit boek kan besteld worden in alle boekhandels, internetboekhandels en ook via de volgende link naar mijn website :
http://www.henkcoudenys.be/psychologie.php 

zaterdag 28 oktober 2017

De Integratie van de schaduw na een BDE

Inleiding

Sinds Carl Gustav Jung het archetype ‘De Schaduw’ introduceerde als begrip in de analytische psychologie, is er erg veel over dit onderwerp geschreven. Wat me hierbij opvalt, is dat vrijwel alle auteurs zich beperken tot uitvoerige beschrijvingen van en beschouwingen over de schaduw, maar dat niemand zich lijkt te durven uitspreken over wat we ermee moeten aanvangen. Nergens ben ik zelfs maar op tips gestoten omtrent hoe we met onze schaduw kunnen leren omgaan.
Er wordt ook nauwelijks ingegaan op hoe de schaduw ontstaat. Hij lijkt te ontstaan als restproduct van de opvoeding, op basis van al wat ons verboden wordt en onder sociale taboes terechtkomt en er verder gewoon te zijn. Daar moeten we het dan maar mee doen.
De teneur van de meeste verhandelingen over de schaduw is er een van ontzag, zelfs van vrees, waardoor we niet verder dreigen te geraken dan inzicht in het vaak mensonwaardig gedrag waartoe de schaduw ons kan aanzetten.
Dit heeft bij mij tot het besef geleid dat het dringend nodig is dit fenomeen genuanceerder en vanuit een andere richting te benaderen. De invalshoek van ‘De Integratie van de Schaduw’ omvat zowel een pragmatische benadering als een theoretische herkadering. Bij dat laatste speelt de achtergrondtheorie van de reïncarnatiepsychologie (of karmische psychologie) een belangrijke rol. Deze levert namelijk verfrissende inzichten op. Cruciaal hierbij is dat het begrip ‘onsterfelijke ziel’ – die hierna ‘het wezen’ wordt genoemd – via het reïncarnatiedenken een concrete invulling krijgt. Wat het ego of de ik-persoonlijkheid is voor het huidige leven, is het wezen voor het geheel van de opeenvolgende wezens. Het ego is het resultaat van alle leerprocessen en invloeden die we vanaf onze prilste kindertijd hebben ondergaan. Deze ik-persoonlijkheid is wie we nu zijn in relatie tot de sociale omstandigheden waarin we nu leven. Het wezen is het resultaat van alle invloeden en leerprocessen die we tijdens de opeenvolgende reïncarnaties hebben ondergaan in geïntegreerd. Deze persoonlijkheidsfactor is niet zozeer aangepast aan de levensomstandigheden waarin we nu verkeren, maar omvat anderzijds wel alle wijsheid en menselijke vaardigheden die we doorheen de levens hebben verzameld en opgebouwd.

Om te beginnen lijkt het geheel van de psychische schaduw uiteen te vallen in verschillende aspecten, al naargelang van het bewustzijnsniveau van waaruit men naar de schaduw kijkt. De schaduw van ons wezen is bv niet identiek aan de schaduw van onze ik-persoonlijkheid.
De inhouden van de schaduw kunnen van mens tot mens en van cultuur tot cultuur sterk verschillen. Inzicht krijgen in hoe de schaduw opgebouwd wordt en vanuit welke achterliggende drijfveren, is wel degelijk mogelijk.
Via het identificeren van de positieve intentie die achter elk aspect van de menselijke schaduw schuil gaat, is het ten slotte mogelijk om de inhouden van deze schaduw een zinvolle plaats te geven in wie we zijn en hoe we functioneren. Veel hiervan kan zelfs volledig worden geïntegreerd, in die zin dat het uit de schaduw kan verlost worden en in een andere, aan de maatschappelijke realiteit aangepaste vorm in het bewuste belevingsniveau kan worden opgenomen.


De integratie van de voormalige ik-persoonlijkheid na een bijna-doodervaring

Wie na een bijna-doodervaring terugkeert in het leven, is veranderd. Weliswaar heeft men het stervensproces maar gedeeltelijk doorgemaakt, toch heeft het reeds in zekere mate gezorgd voor de desintegratie van de ik-persoonlijkheid. Gedeeltelijk, niet totaal. Indien een stervensproces normaal verloopt, vloeit het ego als het ware samen met het wezen. Het wezen neemt de inhouden van het ego in zich op, waarna de structuur van het ego leeg achter blijft en tenslotte ontbonden wordt. Al wat men op persoonlijk niveau heeft geleerd en dat nieuw is voor het wezen, zorgt voor een verrijking van het wezen. Het wezen krijgt er bij wijze van spreken een groeischeut door.
Tijdens een bijna-dood wordt er een aanvang gemaakt met dit proces, maar het geschiedt niet volledig. Er is een intense uitwisseling van informatie tussen wezen en persoon. Het ego ervaart dit onder de vorm van de terugblik op het voorbije leven, waarbij het op een zeer rechtstreekse manier feedback krijgt met betrekking tot de belangrijke keuzes die het heeft gemaakt. Door die feedback wordt er intens gemorreld aan de structuur van de persoonlijkheid: onder meer sociale conditioneringen en ingesleten reactiepatronen worden uitgewist. Er verandert veel, maar ook niet alles. De leerprocessen die afgewerkt zijn, worden in het wezen geïntegreerd. Deze die niet afgewerkt zijn, worden in de schaduw opgeslagen. Als de ik-persoonlijkheid terugkeert naar het aardse leven, is dit met een veel intenser wezenscontact dan voorheen. Het wezenlijke bewustzijn heeft het oude ik-bewustzijn grotendeels vervangen. Wat echter nog overblijft van het vroegere ego – namelijk die persoonlijkheidskenmerken die gerelateerd zijn aan onafgewerkte leerprocessen – vormt nu een onbewuste schaduwdeelpersoonlijkheid. Net zoals alle schaduwdeelpersoonlijkheden, laat deze zich op tijd en stond gelden. Voor de buitenwereld komt het dan over alsof de oude vertrouwde persoonlijkheid van voor de bijna-doodervaring, plots weer even terug is. Een voorbeeld:
Een vrouw leidde een zeer sociaal leven, waarbij ze bijna permanent bezig was met andere mensen te helpen. Enerzijds lenigde ze heel wat noden, anderzijds was ze vaak opdringerig en bemoeizuchtig in haar drang om hulp te bieden. Voor zichzelf zorgen deed ze amper. Na een bijna-doodervaring stelde ze zich veel empathischer op in haar neiging hulp te bieden: ze voelde veel meer aan wanneer haar inbreng gewenst was en wanneer niet. Ze respecteerde andermans grenzen hierin. Ook leerde ze meer voor zichzelf te zorgen, uit noodzaak.
Haar drang om zich met andermans leven in te laten en hierbij zowel over haar eigen grenzen te gaan als die van andere mensen, stak echter regelmatig nog de kop op. Het was nu echter voldoende dat ze een signaal kreeg van de buitenwereld om haar attitude terug om te draaien.

Naarmate er meer tijd voorbij gaat na de bijna-doodervaring, wordt men meer en meer geconfronteerd met de vroegere ik-persoonlijkheid die tot schaduw is verworden. De noodzaak ontstaat om de positieve intentie uit deze schaduw te verwerkelijken. Twee voorbeelden:
  • Een vrouw had op zeer jonge leeftijd een bijna-doodervaring ondergaan tijdens een zeer zware longinfectie. Haar prille ego was tot dan toe gevormd onder invloed van twee ouders die allebei sterk narcistische trekjes hadden. Na haar terugkeer in het leven, ontwikkelde ze zich tot een hypergevoelig kind dat een en al gericht was op het uitdrukken van verbondenheid. Vanaf haar puberteit echter, kwam ze in aanraking met narcistische persoonlijkheidstrekjes. De positieve intentie van die drang om gezien en bewonderd te worden, was dat het een stimulans betekende om haar creativiteit te ontwikkelen en hiermee naar buiten te komen. Ze had heel haar verdere leven nodig om een evenwicht te vinden tussen het individualisme dat met haar creativiteit samen hing en haar drang naar verbondenheid. Dit deed ze onder meer door creatieve workshops met kinderen te organiseren.
  • Een andere vrouw had een bijna-doodervaring tijdens haar adolescentie. Haar ego had zich gevormd in relatie tot onbetrouwbare familieleden van wie ze nooit zeker was hoe ze haar zouden behandelen. De persoonlijkheid van voor haar BDE had dan ook heel wat borderlinekenmerken1, zoals de neiging heel naïef de verkeerde mensen te vertrouwen, de tegenovergestelde neiging om alles en iedereen te wantrouwen (ongeacht de eerlijkheid van haar medemensen) en het vermogen om onaangename ervaringen uit het verleden volledig uit haar geheugen te wissen. Na haar bijna-dood, werd ze heel wezenlijk, streefde ze voortdurend naar zelfontwikkeling en ging ze zeer intensief in verbondenheid met mensen en situaties. Ze zette zich volledig af tegen het materialisme waarmee ze was opgevoed. Haar oude borderlinepersoonlijkheid leefde echter verder in haar onbewuste, onder de vorm van een innerlijke schaduw. Naarmate ze onder druk van de omstandigheden meer en meer gedwongen werd om zich dag in dag uit met haar financiën bezig te houden, nam deze schaduwdeelpersoonlijkheid steeds vaker haar bewustzijn over. Uiteindelijk resulteerde dit in een veranderingsproces waarbij ze leerde de juiste mensen te vertrouwen en de mensen die niet te vertrouwen waren uit haar leven te bannen. Ze leerde tevens om in materieel opzicht duidelijke grenzen neer te zetten naar anderen toe en voor zichzelf op te komen op dat vlak. De positieve intentie van haar schaduw was het doorbreken van een zelfgekozen wezenlijke naïviteit die erin bestond geen schaduwkanten van andere mensen te willen zien.

Over het algemeen zijn het de meer aardse, materialistische en egocentrische persoonlijkheidskenmerken die na een bijna-doodervaring zijn vervangen door een wezenlijke ingesteldheid waarin verbondenheid en altruïsme voorop staan. Ook de conditioneringen die ervoor zorgen dat we ons aanpassen aan de plaats- en tijdsgebonden normen en waarden zijn meestal naar de schaduw verbannen. Door deze schaduw te integreren in de nieuwe ik-persoonlijkheid, wordt de overlevende van een BDE echter vollediger als mens en keert vooral het vermogen terug om te functioneren in de maatschappij waarin nu wordt geleefd. 

*****

Deze tekst is een voorpublicatie uit Karmische Psychologie Deel 4 - Aarde en Schaduw, Hoofdstuk II: De Integratie van de Schaduw. 
1

zondag 15 oktober 2017

Het herstel van de eigenwaarde en de opbouw van een positief zelfbeeld (Hoogsensitief - Anders Bekeken , Aanvulling 6)

Het herstel van de eigenwaarde en de opbouw van een positief zelfbeeld

Hooggevoelige mensen die van kindsbeen af leren omgaan met de consequenties van hun hoogsensitiviteit, die daarenboven in een milieu opgroeien waarin ze volledig geaccepteerd worden in hun manier van zijn en doen, bouwen automatisch een positief zelfbeeld en de bijbehorende eigenwaarde op, op basis van hun talenten en kwaliteiten. Jammer genoeg zijn dat in onze huidige tijd nog steeds uitzonderingen.
In de praktijk krijgen de meeste hooggevoeligen met tal van problemen te maken waardoor ze een negatief zelfbeeld opbouwen. Deze hebben allemaal dezelfde factor gemeen: sociale afkeuring vanuit de omgeving omwille van hun andere manier van zijn en functioneren. Enkele veel voorkomende voorbeelden:
  • Heel wat hooggevoelige baby’s slapen minder over dag, minder lang, vatten moeilijker de slaap en slapen ‘s nachts alleen maar goed als ze bij hun moeder liggen. Overdag zijn ze alerter, hebben ze meer aandacht nodig en moeten ze veel meer opgepakt worden. Wordt aan deze behoeften niet tegemoet gekomen, dan huilen ze veel. Gevolg: ze worden lastige huilbaby’s genoemd en ze krijgen steeds meer neurotische en wanhopige reacties van hun moeders, verzorgers en opvoeders te verwerken waardoor ze zich onbegrepen en onbeschermd voelen. Dit vormt in veel gevallen de aanzet tot een negatief zelfbeeld.
  • Hoogsensitieve peuters zijn wakkerder, nieuwsgieriger, hebben meer behoefte aan zowel aandacht en uitdagingen als aan veiligheid en bescherming. Ze hebben heftige emoties, vaak uit frustratie om wat ze al zouden willen kunnen maar fysiek nog niet aankunnen en ze schrikken heel vaak van de gevolgen van hun impulsieve verkenningstochtjes in het leven. Afkeurende reacties en bestraffing zijn vaker hun deel dan voor ‘gewone’ peuters het geval is. Veel hooggevoelige peuters vervelen zich omdat hun behoefte aan bijleren onvoldoende herkend wordt. Daardoor gaan ze zich vervelend gedragen, bij wijze van vraag om aandacht en interessante uitdagingen. Als ze hierop steevast afwijzende reacties krijgen, keldert dit hun zelfvertrouwen en wordt de aanzet gegeven tot een neiging om te dissociëren, omdat ze bv in een park gezet worden en er niet gereageerd wordt op hun vraag om uitdagende prikkels.
  • Hooggevoelige peuters en kleuters begrijpen in de regel veel meer dan wat de volwassenen om hen heen beseffen. Ze kunnen zichzelf echter nog onvoldoende duidelijk maken en ervaren bijgevolg regelmatig dat ze niet ernstig genomen worden. Dit wekt het gevoel op dat hun mening er niet toe doet.
  • Hoogsensitieve lagere-schoolkinderen hebben in veel gevallen andere interesses dan hun leeftijdsgenoten, andere gedragspatronen (ze zijn veel empathischer), meer verantwoordelijkheidsgevoel en vinden daardoor vaak geen aansluiting bij hun leeftijdsgenoten. De innerlijke eenzaamheid die hiermee gepaard gaat is nefast voor hun zelfbeeld: ze voelen zich buitenstaanders en denken dat er iets mis is met hen. Als ze daarenboven gepest worden nemen deze negatieve denkbeelden toe en daalt hun eigenwaarde nog meer.
  • Hooggevoelige kinderen van alle leeftijden hebben het moeilijk met drukke situaties en genieten dus minder of niet van de heftige sensaties waar andere kinderen in opgaan. Ze trekken zich terug en stellen zich onbereikbaar op. Ze worden saai gevonden of men laat hen gewoon links liggen.
  • Hooggevoelige kinderen zien de humor niet in van grapjes waar een ander het slachtoffer van wordt en doen dus vaak niet mee als er gelachen wordt. Ze staan in die gevallen aan de zijlijn en worden spelbedervers genoemd of ze kunnen zogenaamd niet tegen een grapje. Resultaat: ze worden zelf geregeld het slachtoffer van als grapjes verpakte pesterijen.
  • Dergelijke kinderen hebben vaker dan gemiddeld een volwassen mening en volwassen gedrag waarop ze door hun leeftijdsgenoten afgerekend worden. De reacties variëren van ‘dikke nek’ tot ‘trut’, over ‘die moet het altijd beter weten’ of ‘waar bemoei jij je mee’. Vooral als ze hun geweten laten spreken in situaties waarin het groepsgeweten het laat afweten, kunnen ze het slachtoffer worden van hardvochtige afwijzing.
  • Hoogsensitieve tieners snappen in de regel niet waar hun leeftijdsgenoten onder invloed van de opkomende hormonen mee bezig zijn. Hun emotionele verwarring is groter dan gemiddeld, hun neiging zich in zichzelf terug te trekken ook. Zich buitengesloten voelen komt veel voor tijdens deze leeftijdsfase, pseudo-autistisch gedrag eveneens.
  • Veel hooggevoelige adolescenten vinden gemakkelijker aansluiting bij mensen van oudere generaties dan bij hun generatiegenoten. Dit resulteert niet zelden in onevenwichtige intieme relaties waarbij er kans is dat ze het slachtoffer worden van partners met een narcistische of een psychopate persoonlijkheidsstructuur.
  • Een opeenvolging van slachtofferrelaties, afgewisseld met zorgrelaties, leidt bij veel hoogsensitieve personen tot het idee dat ze niet relatiebekwaam zijn. De schuld- en minderwaardigheidsgevoelens hierover stapelen zich op en het zelfbeeld bereikt een dieptepunt.
  • De heftige emoties van hooggevoelige mensen geven in elke leeftijdscategorie aanleiding tot afkeurende reacties. Hooggevoelige mannen die gemakkelijk huilen vangen echter nog meer tegenwind dan hun vrouwelijke lotgenoten. Ze krijgen daarbij vaak dingen te horen over zichzelf die hen sterk doen twijfelen aan hun mannelijkheid of hun geschiktheid als partner.

Aan deze lijst kunnen tal van voorbeelden toegevoegd worden. Helaas is onze westerse samenleving voor hooggevoelige mensen geen pretpark. En even helaas zijn er veel pretparken en andere overprikkelende situaties waarin ze meegesleurd worden en zich een buitenstaander voelen. Als daar negatieve reacties uit hun omgeving bovenop komen, is dit op zijn zachtst uitgedrukt slecht voor hun zelfvertrouwen, zelfbeeld en eigenwaarde.

Het herstellen van de eigenwaarde en het opbouwen van een positief zelfbeeld is voor veel hooggevoelige mensen zo niet een levenstaak, dan toch minstens een rode draad doorheen hun leven en een engagement waarin regelmatig veel energie kruipt.
Slechts een relatief klein percentage van alle hoogsensitieven groeit op in een omgeving die ondubbelzinnig positief is voor hen, waardoor ze zowel met hun hooggevoelige zelf leren omgaan als met de consequenties ervan voor hun relatie met de buitenwereld. Zoals gezegd bouwen deze mensen spontaan een positief zelfbeeld op, op basis van de talenten die ze hebben en de menselijke kwaliteiten die ze ontwikkelen.
Ik schat dat het voor de grote helft van de hooggevoelige mensen erg dubbelzinnig is wat dat betreft: ze bouwen enerzijds eigenwaarde op dank zij de positieve reacties van een deel van de mensen met wie ze omgaan op wat ze kunnen, hoe ze zijn en hoe ze in het leven staan. Maar daarnaast ervaren ze veel afkeuring omwille van hun afwijkende interesses, hun alles overheersende empathie en hun heftige emoties. Maar omdat ze flexibel genoeg zijn om zich in heel wat situaties uiterlijk aan te passen, valt het voor de buitenwereld niet erg op hoe gekwetst ze vanbinnen zijn. Wat hun eigenwaarde betreft bouwen ze een dubbele persoonlijkheid op. Hun ene persoonlijkheidshelft heeft een positief zelfbeeld. Die komt aan bod als ze contact hebben met mensen bij wie ze zich veilig voelen en door wie ze geaccepteerd worden zoals ze zijn, namelijk hoogsensitief en voor de rest heel normaal. De tegenpool hiervan voelt zich minderwaardig. Deze laatste neemt hun gevoelsleven over telkens ze geconfronteerd worden met mensen die hen niet zien en accepteren voor wat ze zijn.
Een kleine helft van alle hoogsensitieve personen gaat emotioneel door de hel tijdens hun kindertijd (en vaak ook nog lang daarna) omdat ze opgroeien in een milieu dat voor geen centimeter rekening houdt met hun kwetsbaarheden en behoeften. Op het vlak van zelfbeeld en eigenwaarde komen ze veel te kort.

Om uiteindelijk toch een positief zelfbeeld en de bijbehorende eigenwaarde te kunnen ontwikkelen zijn er vijf dingen nodig:
1/ Inzicht krijgen in wat hoogsensitiviteit in de praktijk inhoudt en accepteren dat dit het essentiële deel van je persoonlijkheid uitmaakt. De consequenties hiervan leren accepteren voor zichzelf is de bijbehorende en logische volgende stap.
2/ Met behulp van therapeutische begeleiding alle cruciale trauma’s die je zelfbeeld onderuit hebben gehaald, verwerken en ontladen.
3/ Zielsverwanten en lotgenoten leren kennen en op die manier een ondersteunende en positief ingesteld vriendenkring opbouwen.
4/ Op alle belangrijke vlakken zoals relaties, wonen, werken en hobby’s het roer van je leven desnoods drastisch omgooien, zodat je vanaf nu kan leven op een manier die aangepast is aan de specifieke levensbehoeften die gepaard gaan met hoogsensitiviteit.
5/ Je eigen kwaliteiten leren kennen en waarderen; deze verder uitbouwen en ermee leren naar buiten komen. Op basis van wat je kan, kent en wat je verwezenlijkt in je leven, bouw je zodoende een nieuw en realistisch zelfbeeld op. Je zelfbeeld is hierdoor niet langer louter afhankelijk van de reacties vanuit de omgeving.
Elk hoogsensitief mens heeft zeldzame kwaliteiten op creatief, spiritueel en/of sociaal vlak. Vaak gaat het hierbij net om die dingen waar het gros van de mensen het moeilijk mee hebben. Therapeutische kwaliteiten, originele creativiteit, een hoogontwikkelde intuïtie, een empathische en verzorgende ingesteldheid, het vermogen om mensen te begeleiden tijdens hun sterfproces en om anderen door hun rouwprocessen heen te trekken, het verstrekken van spirituele inzichten, goed zijn in luisteren en begrijpen, anderen accepteren zoals ze zijn en daardoor veiligheid en aarding geven aan mensen die dit niet aan zichzelf kunnen geven… het zijn maar enkele veel voorkomende kwaliteiten van hooggevoelige mensen, kwaliteiten waar heel veel behoefte aan is in onze samenleving en die maar bij weinig mensen tot ontwikkeling komen.
Het kan echter ook om eenvoudige menselijke eigenschappen gaan zoals een algemene blijmoedigheid, een positieve ingesteldheid, goed zijn in harmonie en gezelligheid scheppen, goed kunnen bemiddelen, bereid zijn compromissen te sluiten, andere mensen accepteren zoals ze zijn en daardoor iedereen een gevoel van emotionele veiligheid kunnen geven. Elk hooggevoelig mens heeft voldoende te bieden en heeft dan ook reden te over om een positief zelfbeeld op te bouwen op basis van wie hij is als mens.

***

(deze tekst vormt een aanvulling die zal opgenomen worden in de volgende druk van mijn boek Hoogsensitief - Anders Bekeken; isbn 9789077101001) Hoogsensitief - Anders Bekeken kan in elke boekhandel besteld worden en bevat veel verhelderende informatie over hoe hooggevoelige mensen functioneren..