zaterdag 4 januari 2025

Psychopathie in een notendop

 

Psychopathie in een notendop

Psychopathie is het gevolg van een verregaande afwezigheid van Wezenscontact1 en de bijbehorende empathische reflex. Dit is geenszins synoniem voor een gebrek aan intelligentie of andere persoonlijkheidskwaliteiten. Wezenloze mensen kunnen immers op allerlei andere vlakken zeer ontwikkeld zijn. Vanuit de invalshoek van de karmische psychologie beke­ken, worden dergelijke mensen volledig geregeerd door zeer goed ontwikkelde, autonome schaduwdeelper­soonlijkheden.

De oorzaken van psychopathie zijn altijd karmisch: het Wezen heeft zich afgekeerd van het aardse leven als gevolg van walging, angst en opgelopen trauma’s, vaak ook vanuit een principiële afwijzing van de aarde en het aardse overlevingsinstinct, of een combinatie van beiden. Of het is buiten spel gezet door zijn eigen Schaduw2. Hoe dan ook vormt het totale gebrek aan Wezenscontact een schrijnende leegte die de aanleiding vormt om het hartchakra volledig af te sluiten. Dit betekent dat er geen mogelijkheid meer is om diepere gevoelens, spirituele indrukken en gewetensconflicten te ervaren. Het integreren van kennis en inzichten wordt evenmin mogelijk indien het bewustzijn van het hart buiten spel wordt gezet.

Een basiskenmerk van psychopathie is de afwezigheid van de gewetensfunctie. Het geweten ontstaat im­mers als gevolg van de interactie tussen het tijdloze Wezen en de heersende wetten en regels in de maatschappij. Zonder Wezenscontact is er wel een besef van die normen en waarden, maar is er geen intuïtieve aandrang om deze te respecteren.

Een psychopaat wordt geregeerd door de drijfveren van het primitieve overlevingsinstinct. Hij functioneert als een superroofdier dat streeft naar macht en overheersing, omdat dit hem de meeste garantie oplevert voor een lang en comfortabel leven. Psychopathie komt overigens bij zowel mannen als vrouwen voor.

Mensen met een psychopate persoonlijkheidsstructuur nestelen zich bijgevolg, van zodra mogelijk, in lei­dinggevende posities van waaruit ze invloed kunnen uitoefenen op hun medemensen met als hoofddoel hun eigen levens te vergemakkelijken. Dit doen ze ongeacht of ze al dan niet over de kwaliteiten beschikken die voor het uitoefenen van deze functies noodzakelijk zijn. Blufpoker is hen lang niet vreemd, evenals alle technieken waarmee geïntimideerd en geïntrigeerd kan worden. Bij communicatie primeert het effect van hun woorden op de inhoud. De inhoud van de boodschappen die ze geven is vaak zelfs van geen en­kel belang, indien het vooropgestelde doel er maar door wordt bereikt.

Een psychopate persoonlijkheidsstructuur kan zich vertalen in uiteenlopende vormen van asociaal en egoïs­tisch gedrag. Uitgesproken sadisme is een uitzondering, omdat ook psychopaten zich zeer goed bewust zijn van de negatieve gevolgen die sociaal onacceptabel gedrag voor henzelf kan hebben. Het zich houden aan wetten en regels vormt voor hen in dit opzicht een louter pragmatische keuze. Die keuze behoedt echter wel hun medemensen voor de ergste consequenties van hun afwijkende persoonlijkheid, tenminste voor zover het leven zich in het openbaar afspeelt. Achter gesloten deuren gaan psychopaten in de regel hun egoïstische gangetje, maar het liefst doen ze dit zonder zichtbare sporen na te laten.

Verder is het afhankelijk van het milieu waarin een psychopaat functioneert welk repertoire aan egoïstisch, asociaal en kwetsend gedrag zich ontwikkeld. Ook is de mate van sociale integratie of - omgekeerd – van sociale isolatie erg belangrijk voor hoe ze in de praktijk functioneren. De fatsoenlijksten onder hen zijn zeer goed geïntegreerd in het maatschappelijk weefsel, wat hen veel voordelen biedt. Daarentegen hebben psychopaten die zich uitgestoten weten en een geïsoleerd bestaan leiden geen voordeel meer bij sociaal aanvaardbaar gedrag. Dergelijke mensen zijn vaak tot extreem sadistische daden in staat. Geen enkele psychopaat is echter ooit vrij van gewetenloos gedrag.

Voor hun medemensen vormen ze steevast een gevaar. Afhankelijk van de context moet men op zijn hoede zijn voor vergaande emotionele manipulatie, psychologische terreur, fysieke terreur of regelrechte mishandeling. Psychopaten hebben een voorkeur voor gekwetste, kwetsbare en hooggevoelige mensen en het liefst nog een combinatie van dit alles. Elke ingang die ze kunnen bespelen, zullen ze misbruiken. Getraumatiseerde men­sen hebben meer ingangen dan anderen. De naweeën van trauma’s gaan immers gepaard met angstreacties, met zich aanpassen of lijdzaam opstellen in geval van gevaar en manipulatie. Getraumatiseerde mensen la­ten zich in veel situaties doen als gevolg van emotionele blokkades, daar waar anderen voor zichzelf zouden opkomen en zichzelf verdedigen.

Hooggevoelige mensen zijn dan weer moeilijk in staat om niet empathisch te functioneren. Ze beleven mee met het innerlijke lijden van de psychopaat, met zijn schrijnende leegte op hartniveau en willen hier automa­tisch iets aan verhelpen. Daardoor stellen ze zich open voor de enige soort mensen voor wie ze zich per defi­nitie zouden moeten afsluiten.

Psychopaten verleiden hun prooien, misleiden hun omgeving en spelen toneel om mensen aan zich te binden die ze vervolgens schaamteloos gebruiken tot ze hen niet meer nodig hebben.

Ontsnappen aan de greep van een psychopaat is niet eenvoudig. Het vergt een ingesteldheid die men pas ontwikkelen kan indien men al zijn eigen innerlijke kwetsuren oplost. Tevens moet men zijn Wezenlijke blinde vlekken uitwissen en de Schaduw van het leven onder ogen willen zien.

Wie er bv zeer Wezenlijk van overtuigd is dat elk probleem door middel van verbondenheid en liefde kan worden opgelost, komt bedrogen uit indien hij dit principe wil toepassen in relatie met een psychopaat. Wie de neiging heeft problemen voor anderen op te lossen vanuit bv het toepassen van de Christelijke mythe dat men net zoals Christus het lijden van een ander op zich moet nemen en dit toepast in contact met een psychopaat, biedt zichzelf met open ogen aan om tot op het bot gemanipuleerd te worden.

In de praktijk komt het erop neer dat men moet doorgronden op welke manier men bespeeld wordt door de psychopaat in wiens netten men is verstrikt geraakt, de oorzaken hiervan moet leren kennen en deze via the­rapeutisch werk moet aanpakken. Daarnaast dient elke bron van Wezenlijke naïviteit drooggelegd worden. Onze Wezens zijn immers niet exclusief aan het aardse leven gebonden. Een groot deel van onze Wezenlijke beleving speelt zich af in tussenlevens en velen onder ons hebben een Wezen dat zich voorafgaand aan zijn aardse incarnaties reeds ontwikkeld had in andere belevingssferen waar andere spelregels heersen. Leugens en bedrog, zoals deze op aarde voorkomen, kennen zij niet vanuit die achtergrond.

In de concrete omgang met een psychopaat moet men zich zeer neutraal leren opstellen. Men moet zich de ingesteldheid eigen maken om niet langer te reageren op welke provocatie of verleiding dan ook. Ten slotte moet men bereid zijn om niet alleen de psychopaat maar tevens een volledige manier van leven achter zich te laten en grondig opnieuw te begin­nen. Dit laatste is meestal nodig om elke connectie met de psychopaat ongedaan te maken.

Voetnoten:

1 Het Wezen is de oudste kern van de menselijke persoonlijkheid en evolueert leven na leven onder impuls van het individuatieproces. Het begrip Wezen komt overeen met wat C.G.Jung het archetype van het Zelf noemde.

2 Zie Karmische Psychologie 4, Boek II: De Integratie van de Schaduw (ISBN 9789077101179)

************************************************************************************

Deze tekst is een voorpublicatie van mijn volgende boek uit de reeks Karmische Psychologie,

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek III: Psychopathie en Narcisme.

Dit boek verschijnt medio 2025. 

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be

dinsdag 3 december 2024

Empathisch Contact - Intiem Contact? (Hoogsensitief - Anders Bekeken - Aanvulling 27)

 

Karmische Psychologie 3III – Relaties (49): Empathisch contact – Intiem contact?

(Empathisch contact houdt in dat men niet alleen rekening houdt met de emoties van een ander, maar deze tevens in zekere mate meebeleeft. Bij empathisch contact tussen twee mensen is er niet alleen aandacht en begrip voor elkaar maar is het begrip gebaseerd op elkaars emoties, gevoelens en motieven aanvoelen en begrijpen. Empathisch contact is dus alles behalve oppervlakkig.

Afhankelijk van de context waarin empathisch contact tussen twee mensen ontstaat, kan het gaan om ofwel eenrichtingsverkeer, ofwel om een wederkerig contact waarbij beide partijen elkaar even intens aanvoelen en zich even sterk in de ander inleven.

In het eerste geval is er sprake van een vorm van therapeutisch contact, ook al speelt dit zich niet noodzakelijk af in een therapeutische context. Er zijn immers heel wat mensen die zeer empathisch aangelegd zijn (hoogsensitieve personen), bij wie anderen hun verhaal komen doen. Het feit dat de een niet alleen luistert maar ook meebeleeft en daardoor begrijpt, leidt er bij de ander toe dat die zich begrepen voelt. Heel wat kappers hebben bv deze rol ten opzichte van hun klanten.

Dit soort contacten houden altijd een zekere mate van intimiteit in dat voor beiden voelbaar is. Indien de ‘ontvanger’ van het empathisch contact op relationeel vlak een groot gemis ervaart, kan dit gemakkelijk leiden tot projecties op de tegenpartij. Hierdoor kunnen asymmetrische relaties ontstaan waarbij de een zich op den duur leeg geeft en de ontvanger zich steeds emotioneel afhankelijker opstelt.

Indien dit zich in een therapeutische context afspeelt, is het aan de therapeut om de cliënt te helpen deze afhankelijkheid om te buigen tot een innerlijk groeiproces. In andere situaties kan het zeer lastig worden voor de hooggevoelige persoon die tegen wil en dank de rol toebedeeld krijgt van immer beschikbare moeder- of vaderfiguur. Dit leidt voor beiden tot een leerproces waarin het neerzetten en aanvaarden van grenzen ten opzichte van elkaar een erg belangrijke rol speelt. Zo niet volgt er vroeg of laat een onvermijdelijke breuk.

Indien het gemis van de ontvanger niet zozeer voortvloeit uit de behoefte aan iemand die emotionele veiligheid biedt – veel mensen lijden immers aan een hechtingstrauma omdat de band met hun eigen moeder en/of vader in emotionele zin onveilig was – maar uit het gemis aan een vaste partner, leidt eenzijdig empathisch contact er vaak toe dat de ontvanger verliefd wordt op de tegenpartij. Verliefdheid is in een dergelijke context echter niets meer dan een projectie van de eigen noden, behoeften en verlangens op iemand die zich alleen maar begrijpend opstelt en meelevend open stelt. Dergelijke projecties zijn zowel in een therapeutische context als in andere situaties lastig voor het doelwit van de verliefde.

Een therapeut moet in dit geval niet alleen de grenzen duidelijk neerzetten maar tevens begrip opbrengen voor het feit dat dit gebeurt. Via de projecties komt er immers een onderliggend trauma aan de oppervlakte dat om begeleide verwerking vraagt. Gebeurt iets dergelijks buiten een therapeutische context om, dan is het belangrijk dat de hooggevoelige aandachtsgever duidelijke grenzen neerzet en gas terugneemt wat het empathisch contact betreft. Zijn die grenzen er niet, dan wordt de ontvanger hoe dan ook gestimuleerd in het blijven hopen op wederkerige verliefdheid.

Er zijn heel wat hoogsensitieve mensen die zich op den duur toch open stellen voor een relatie met iemand voor wie ze weliswaar veel zorgzaamheid en begrip hebben, maar die voor henzelf niet als de juiste partner voor een intieme relatie aanvoelt. Dit komt vooral voor indien de ontvanger niet tot rede te brengen is en tezelfdertijd over enig manipulatief talent beschikt, terwijl de gever niet in staat is de eigen grenzen duidelijk neer te zetten en te handhaven. Dit leidt dit tot een verwarrende vermenging van emoties, waarbij deze laatste op den duur zodanig aan zichzelf gaat twijfelen dat hij of zij denkt toch ook verliefd te zijn. Al snel blijkt echter dat ze in een zorgrelatie terecht gekomen zijn waarbij ze maar blijven geven en zelf niet aan hun behoeften toe komen. Hooggevoelige mensen zijn erg kwetsbaar voor deze valkuil.

Wat hierbij ook een rol speelt is dat veel hoogsensitieve mensen moeite met oppervlakkige contacten. Ofwel gaan ze een diepgaand, empathisch contact aan, ofwel liever geen. Het gevolg is dat ze meer dan gemiddeld in de gevende rol terecht komen waarbij de empathie vooral uit eenrichtingsverkeer bestaat.

De moeilijkste situaties ontstaan indien de ontvanger van empathisch eenrichtingsverkeer iemand is met een borderlinepatroon. Borderline is een lelijk woord voor de gevolgen van een ernstig hechtingstrauma, meestal opgelopen in de prille jeugd. Deze mensen hebben als kind niet de nodige afstemming van hun moeder – en bij uitbreiding van hun voornaamste opvoeders – ervaren, waarbij ze zodanig weinig erkenning en ruimte kregen voor hun emotionele behoeften dat ze zich hun hele jeugd lang onveilig en onbegrepen hebben gevoeld.

Indien dit trauma niet wordt behandeld, blijft het hen voor de rest van hun leven parten spelen. Een van de negatieve gevolgen hiervan is dat als ze contact krijgen met een empathisch persoon die hen begrijpt, aanvoelt en daarbij een grote emotionele zorgzaamheid aan de dag legt, hun hechtingstrauma volledig gereactiveerd wordt. Dit leidt tot ernstige emotionele verwarring: enerzijds willen ze voortdurend die emotionele zorgzaamheid ontvangen omdat dit eindelijk de pijnlijke leegte invult waar ze al hun hele leven onder lijden, anderzijds is het zodanig moeilijk om te vertrouwen dat het waar is wat ze ervaren, dat ze voortdurend heen en weer geslingerd worden tussen wantrouwen en hoop. Het gedragspatroon dat hieruit voortvloeit houdt in dat ze hun wantrouwen steeds opnieuw projecteren op de empathische gever, voortdurend bevestiging vragen (en ten slotte eisen) en zich in een onmogelijke emotionele afhankelijkheidsrelatie manoeuvreren. In de regel eindigt dit doordat de tegenpartij zich steeds meer beklemd, gestalkt en mis begrepen voelt en ten slotte alle banden verbreekt. En daardoor gaat voor de diep gekwetste ontvanger ook de helende werking van het empathisch contact verloren.

Dergelijke emotionele afhankelijkheidsrelaties met het bijbehorende duw- en trekwerk dat voortvloeit uit a priori wantrouwen, zijn vaak tezelfdertijd intieme relaties. In deze context wordt de partner van iemand met een borderlinepatroon zonder uitzondering het slachtoffer van extreme jaloezie die meestal nergens op gebaseerd is. Elke vorm van appreciatie of affectie voor een ander wordt geïnterpreteerd als mogelijke ontrouw en vooral als afwijzing. Dat dit een bom vormt onder de partnerrelatie, is een understatement. Iedereen heeft immers naast zijn vaste partner ook behoefte aan andere vertrouwenspersonen en aan vrienden met wie iets gedeeld kan worden dat niet in de partnerrelatie aan bod komt.

Het is belangrijk dat kinderen met een hechtingstrauma al op jonge leeftijd therapeutisch begeleid worden opdat ze niet in een dergelijk zelfdestructief borderlinepatroon gevangen komen te zitten. Want eens dit patroon zich heeft vast gezet, is het maar moeilijk meer te doorbreken.

Indien het empathisch contact wel wederkerig is, ontstaat de mogelijkheid dat dit uitgroeit tot een intieme band en uiteindelijk - indien de context het toelaat – tot een intieme partnerrelatie. Indien een partnerrelatie ontstaat zonder een dergelijk wederzijds begrip, aanvoelen en invoelen, dan is deze en emotionele zin niet veilig genoeg om er een duurzame relatie op te bouwen. Door gebrek aan wederzijdsz begrip ontstaat er al snel heel wat frictie tussen beide partners. Dergelijke relaties drijven op de tijdelijke brandstof van verliefdheid en seksuele aantrekking en verzanden meestal in afstandelijkheid naar elkaar toe en een vorm van samenleven dat aan elkaar hangt van de compromissen. Zonder wederzijds empathisch contact blijven koppels zelden langdurig bij elkaar en indien ze dat toch doen zijn ze niet gelukkig met elkaar.

Wederzijds empathisch contact is weliswaar een voorwaarde voor het ontstaan van een duurzame intieme relatie, maar het betekent geenszins dat elk empathisch contact een uitnodiging vormt om een intieme relatie te beginnen.

**************************************************************************************

Deze tekst is een aanvulling op mijn boek 'Hoogsensitief- Anders Bekeken' (ISBN 9789077101124)

Tevens is het een voorpublicatie uit 'Karmische Psychologie Deel 3: Relaties, Seksualiteit en Opvoeding, Boek IV: Relaties.

zaterdag 30 november 2024

Libido en de biologische klok - Aanvulling 3 bij Onze Erfenis van Moeder Aarde

 Libido en de biologische klok

Een van de meest essentiële kenmerken van onze aardse natuur is ons voortplantingsinstinct. Dit vertaalt zich vanaf de puberteit in een drang om seks te hebben. Sinds Sigmund Freud zijn grondslagen voor de psychoanalyse ontwikkelde, wordt deze drang ‘libido’ genoemd. Hoe jonger en gezonder we zijn, hoe sterker ons libido gemiddeld genomen is. Uiteraard zijn er tal van factoren die hierop invloed uitoefenen en waardoor er heel wat fluctuaties ontstaan binnen een mensenleven en heel wat verschillen tussen mensen. In de regel neemt het libido sterk af naarmate we ouder worden, al kunnen de onderlinge verschillen tussen mensen op dat vlak zeer groot zijn en geldt dit voor vrouwen in sterkere mate dan voor mannen. Vanuit het voortplantingsinstinct bekeken is dit laatste zeer logisch: mannen blijven in principe hun hele leven vruchtbaar, vrouwen niet. Maar zonder zoiets als het libido zou er niet veel kans bestaan dat we ons hier op aarde blijven handhaven.

Een ander aspect van ons voortplantingsinstinct is wat we ‘de biologische klok’ zijn gaan noemen. In tegenstelling tot het libido is dit geen permanent aanwezig gegeven. Het gevoel geen tijd meer op overschot te hebben om een kind op de wereld te zetten, oefent pas vanaf een zekere leeftijd zijn invloed uit op het bewustzijn. Bij kinderloze vrouwen is dit gemiddeld vanaf de leeftijd van dertig en deze dwingende kinderwens kan tien tot vijftien jaar lang het bewustzijn blijven overheersen. Die leeftijd is niet willekeurig: een vrouw van dertig leeft gemiddeld nog lang genoeg om haar kind volwassen te helpen worden. Met ‘volwassen’ wordt door moeder natuur ‘het bereiken van de vruchtbare leeftijd’ bedoeld en ‘lang genoeg leven’ moeten we zien in de context van de oorspronkelijke levensomstandigheden van de mens. Deze verschillen qua levensverwachting nogal sterk van wat we tegenwoordig gewoon zijn.

Bij mannen is de leeftijdsfactor minder dominant met betrekking tot een kinderwens. Ook dit is een logisch gevolg van de menselijke biologie, namelijk het feit dat mannen hun leven lang vruchtbaar blijven en het absoluut geen onnatuurlijk gegeven is dat ze zich met jongere vrouwen verbinden. Hierdoor is ‘de biologische klok’ in de mannelijke natuur minder dwingend van aard. Maar bij iedereen die deze klok genadeloos voelt voort tikken, krijgt het libido een sterke boost. Bij vrouwen die enkel op andere vrouwen vallen, kan dit zelfs tijdelijk gepaard gaan met zich seksueel aangetrokken voelen tot mannen.

Bij veel vrouwen leidt de alarmbel van de biologische klok tot een obsessieve focus op zwanger worden. Hun voortplantingsinstinct geeft hen in dat hun leven zo niet zinloos, dan toch minstens onvolledig is indien ze geen moeder worden. In dat geval wordt alles geprobeerd wat maar voor handen is zoals zo vaak mogelijk seks hebben tijdens hun vruchtbare dagen tot en met de meest geavanceerde fertiliteitsbehandelingen. Ook een scheve schaats rijden wordt in dit geval verleidelijker dan voordien. Zwanger worden in ongunstige omstandigheden en/of door een onbetrouwbare partner komt in deze levensfase vaker voor dan gemiddeld.

Deze preoccupatie kan sterk beïnvloed en verkleurd worden door ervaringen uit vorige levens, levens waarin een vrouw het risico liep verstoten en sociaal achtergesteld te worden indien ze haar man (en de samenleving) zou teleurstellen op dat vlak. Bij vrouwen die dergelijke vorige-levenstrauma’s met zich meezeulen, gaat het opgejaagd worden door hun biologische klok gepaard met angstige stress en een gevoel dat ze door onrechtvaardig benadeeld worden door het leven (of door ‘God’)..

Er zijn anderzijds ook heel wat vrouwen die geen nestdrang voelen en absoluut geen verlangen hebben om moeder te worden, maar integendeel hun vrijheid en onafhankelijkheid prefereren. Bij velen is het niet zomaar een voorkeur maar een basisvoorwaarde om levensvreugde en zingeving in hun leven te blijven ervaren, in tegenstelling tot vrouwen voor wie de zin van het leven (al dan niet tijdelijk) gelijkgesteld wordt met het verwekken van een kind.

Vrouwen van boven de dertig zonder voortplantingsdrang voelen weliswaar geen aandrang om hun menopauze voor te zijn en vooralsnog zwanger te worden, bij velen onder hen reageert hun lichaam desondanks op de biologische klok met een sterk verhoogd libido. Het voortplantingsinstinct heeft dit zo geregeld omdat in dat geval de kans op een ongewenste zwangerschap door seksueel risicogedrag groter wordt.

Moeder Aarde heeft bij wijze van spreken haar eigen agenda wat onze seksualiteit betreft en voert deze agenda uit via die functies van het menselijk lichaam die gemakkelijk aan onze mentale controle ontsnappen, zoals het libido. Onze lichamen zijn immers een onvervreemdbaar deel van Hare Majesteit de Aarde.

 *******************************************************************************

Deze tekst is tezelfdertijd een voorpublicatie uit Karmische Psychologie 3: Relaties, Seksualiteit en Opvoeding - Boek 4: Seksualiteit en een aanvulling om mijn boek Onze Erfenis van Moeder Aarde 

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek I: Onze Erfenis van Moeder Aarde 
(Te koop in elke boekhandel en online-boekhandel)

Onze Erfenis van Moeder Aarde gaat over het spanningsveld tussen de het Wezenlijke in de mens en onze instinctieve drijfveren en reflexen. Wat het lichaam wil, als gevolg van miljoenen jaren evolutie, komt vaak in conflict met waar we vanuit onze mentale en spirituele ingesteldheid naar streven. De emoties die voortkomen uit onze instinctieve reflexen doen ons vaak denken, voelen en handelen op een manier die tegengesteld is aan waar we naar streven. Hoe kunnen we meer harmonie scheppen tussen deze innerlijke tegenpolen? En welke plaats neemt deze innerlijke zoektocht in, in ons groeiproces als mens op aarde?

Dit boek telt 466 pagina’s  ISBN-nummer: 978-90-77101-19-3

 

woensdag 20 november 2024

Competitiviteit - Aanvulling 2 bij 'Onze Erfenis van Moeder Aarde'

 

Competitiviteit

Een van de instinctieve gedragspatronen waar Moeder Aarde de mens van heeft voorzien, is een competitieve ingesteldheid. In de natuurlijke omstandigheden waarin de mens is geëvolueerd leidde dit tot een systematische verbetering van onze overlevingskansen. Competitie draaide van nature immers om vaardigheden die met leven en overleven te maken hebben zoals uithoudingsvermogen, voedsel zoeken en vinden, spoorzoeken, raak kunnen gooien met stenen, stokken of speren, raak kunnen schieten met een boog, vanop grote afstand situaties kunnen inschatten, geluiden herkennen van dieren, mensen en natuurfenomenen en oriëntatievermogen. Minder voor de hand liggend maar minstens even belangrijk waren het vermogen om diplomatisch om te gaan met conflicten, genuanceerde oordelen te vellen, verzoening te bewerkstelligen en dromen interpreteren. Ook hierin bestond er een vorm van competitiviteit.

Een derde categorie behelst theoretische en praktische kennis. Weten welke planten eetbaar zijn of een genezende werking hebben was zowel onmiddellijk praktisch toepasbaar als voor in noodgevallen. Wat wel eetbaar is maar niet lekker wordt gemakkelijk vergeten, behalve door oudere mensen die ooit hongersnood hebben meegemaakt en nog weten wat ze toen uit noodzaak aten om het te overleven.

Het kennen van de geschiedenis en de ontstaansmythes van het eigen volk is een totaal ander soort kennis dat meestal hand in hand ging met het vermogen hierover te kunnen vertellen. Wie hier bekwaam in was, kon altijd op bijval en een zekere status rekenen.


Wie ergens de beste in bleek te zijn, kreeg in oorspronkelijke samenlevingen automatisch een vorm van leiderschap. De beste spoorzoeker werd gevolgd bij het zoeken naar prooidieren, de beste schutter mocht de eerste pijl afvuren op het jachtwild, wie het beste oriëntatievermogen had leidde de groep naar nieuwe leefgebieden en wie het best was in conflicten beslechten op een manier waar iedereen zich in kon schikken werd het vaakst om een oordeel gevraagd. Zo ging het er hoogstwaarschijnlijk tijdens het grootste deel van het bestaan van de Homo sapiens aan toe.

Dit alles veranderde drastisch na de opkomst van hiërarchisch gelaagde samenlevingen. Om in een leiderspositie terecht te komen was het nu niet meer noodzakelijk om uit te blinken op het domein waarin men leiding gaf. Dit was immers vastgelegd in wetten en regels, waarbij afkomst en sociale klasse – en vooral de machtspositie die daaruit voortvloeit - meer gewicht in de weegschaal legden dan kennis, ervaring en vaardigheid. En zo is het tot op de dag van vandaag gebleven.

Dit betekent echter niet dat ons instinctief beoordelingssysteem dat zegt dat de beste leiding moet geven, volledig is lamgelegd. Ook binnen leidinggevende klassen speelt dit nog steeds een rol, maar de sociale controle die ertoe leidde dat onbekwame leiders al snel opzij werden gezet is niet langer werkzaam. Naar protesten tegen leidinggevenden die er een potje van maken, wordt niet gauw geluisterd, tenzij deze komen uit de hoek van andere mensen met macht. Het tegendeel is eerder regel dan uitzondering: protesten worden weggewuifd of onderdrukt vanuit de psychopate reflex waaraan machtshebbers zich maar al te gemakkelijk overgeven en die louter ten dienste staat van het behouden van hun macht.

Als het gaat om kennis die ten dienste staat van het algemeen belang zoals toepasbare wetenschappelijke kennis, bestaat er nog steeds een gezonde competitie met een gereguleerde vorm van sociale controle, maar binnen een hiërarchisch systeem bestaat er ook veel corruptie die oogluikend toegelaten of toegedekt wordt door diegenen die in een machtspositie staan. Als wetenschap verkochte leugens zijn immers zeer handig om macht en invloed te consolideren.

Twee bekende voorbeelden hiervan zijn de agro-industrie en de farmaceutische industrie. Wat deze laatste betreft is het vooral in de sector van de psychoactieve medicatie dat onderzoeksresultaten creatief bijgewerkt worden om ogenschijnlijk positieve resultaten te kunnen presenteren en medicijnen goedgekeurd en verkocht te krijgen. De agro-industrie pretendeert dan weer de enige manier om voldoende voedsel te produceren te stimuleren, maar ziet maar al te graag over het hoofd dat hun systeem op lange termijn niet alleen boeren doet failliet gaan maar de landbouwgrond zelf laat degenereren tot een niveau dat deze onbruikbaar wordt. Wat beide voorbeelden gemeen hebben is dat de schijn gewekt wordt dat ze zich inzetten voor het algemeen belang, maar dat uit hun handelswijzen blijkt dat ze louter uit zijn op winstbejag.

Onze instinctieve drang tot competitiviteit is zich in een hiërarchische samenleving blijven manifesteren maar heeft sterk aan overlevingswaarde ingeboet, met uitzondering dus van de concurrentie op wetenschappelijk vlak. Onze competitiviteitsdrang staat tegenwoordig vooral ten dienste van het opklimmen op de sociale ladder in functie van het eigen voordeel. Superieure capaciteiten komen niet meer automatisch ten goede aan de samenlevingsgroep waartoe men behoort. Competitiviteit is steeds meer in de klauwen terecht gekomen van een narcistische cultuur. De voorbeelden hiervan liggen voor het oprapen.

  • In de culturele sector worden competities georganiseerd waarin ‘de beste1’ wordt verkozen op basis van het criterium ‘wie of wat heeft het meest verkocht’.

  • Hetzelfde gebeurt in de commerciële sector met verkiezingen zoals van de beste manager of het beste reclamebureau.

  • In vrijwel elke sportieve discipline is de overlevingswaarde zeer ver te zoeken en topsport beoefenen is daarenboven nog ongezond ook:

Wat is bv de overlevingswaarde van over twee meter te kunnen springen of nog een centimetertje hoger? Of van een marathon lopen in twee uur tijd? Laat staan van hard en raak tegen een bal te kunnen schoppen of diezelfde bal met een zweefsprong uit de winkelhaak te kunnen duwen? Hoe komt dit de samenleving potentieel ten goede? Toch wekken dergelijke prestaties in ruime kring bewondering op.

Niet alleen krijgen topsporters, acteurs en zangers overmatig veel waardering voor wat ze maar bijdragen aan het reilen en zeilen in de maatschappij, ze krijgen automatisch ook een podium om hun mening over allerlei maatschappelijk belangrijke kwesties te ventileren. En er wordt nog naar hen geluisterd ook.

Het is niet moeilijk om in dat laatste feit terug de hand van ons oorspronkelijk instinct te herkennen: wie de beste is, krijgt de voorkeur als leider. Jammer genoeg zijn kwaliteiten en leiderschap intussen zodanig losgekoppeld van elkaar dat dit nergens meer op slaat. Wie goed is in een basketbal dunken, heeft niet automatisch de kwaliteiten om de gezondheidszorg te beoordelen en wie de ene hit na de andere scoort heeft daarom nog geen goed zicht op de internationale politiek. En toch wordt er aan topsporters, gevierde acteurs en auteurs wiens boeken veel verkopen bovenproportioneel vaak een podium gegeven waarop ze hun mening kunnen ventileren over politieke en maatschappelijke thema’s alsof hun creatieve en sportieve kwaliteiten van hen ook automatisch goede leiders of maatschappelijke adviseurs zouden maken.

Conclusie: in een samenleving waarin op narcisme gebaseerde spelregels de dienst uitmaken, is competitiviteit een doel op zich geworden, grotendeels losgekoppeld van het vermogen om als soort te groeien in de bekwaamheden van leven en overleven.

1 Vul in naar believen: film, acteur, zanger, theaterproductie, tv-programma, presentator, reclamebureau, fotograaf, krantendesign…

************************************************************************************

Deze tekst is een aanvulling om mijn boek Onze Erfenis van Moeder Aarde of voluit:

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek I: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Onze Erfenis van Moeder Aarde gaat over het spanningsveld tussen de het Wezenlijke in de mens en onze instinctieve drijfveren en reflexen. Wat het lichaam wil, als gevolg van miljoenen jaren evolutie, komt vaak in conflict met waar we vanuit onze mentale en spirituele ingesteldheid naar streven. De emoties die voortkomen uit onze instinctieve reflexen doen ons vaak denken, voelen en handelen op een manier die tegengesteld is aan waar we naar streven. Hoe kunnen we meer harmonie scheppen tussen deze innerlijke tegenpolen? En welke plaats neemt deze innerlijke zoektocht in, in ons groeiproces als mens op aarde?

Dit boek telt 466 pagina’s en bevat een bondige inleiding tot de reïncarnatiepsychologie. ISBN-nummer: 978-90-77101-19-3

 

donderdag 31 oktober 2024

Oud worden - Een aanvulling op 'Onze Erfenis van Moeder Aarde'

 

Oud Worden (Onze Erfenis van Moeder Aarde – Aanvulling 1)

Doorheen de eeuwen zijn er altijd en overal mensen geweest die ouder werden dan hun gemiddelde medemens, maar zij waren de uitzonderingen. Onze menselijke natuur is niet van die aard dat ons lichaam is aangepast aan leeftijden die ver boven de vijftig jaar uitklimmen. Daarvoor was het leven van de mens al van sinds zijn ontstaan te vol van risico’s en gevaren. De menopauze bij de vrouw is daar het duidelijkste voorbeeld van. Het toenemende risico op hart-en vaatziektes en op diabetes type 2 vanaf de middelbare leeftijd van veertig à vijftig jaar zijn daar eveneens getuigen van.

Door onze steeds toenemende intelligentie, culturele overdracht van kennis, vermogen om samen te werken en aanpassingsvermogen in het algemeen, is onze levensverwachting intussen toegenomen tot ver boven wat de natuur duizenden jaren lang voor ons in petto had. In tijden van voorspoed en vrede althans. Het kan immers snel verkeren.

Hoe dan ook wordt de doorsnee mens in tal van culturen over de hele wereld intussen geconfronteerd met een nieuw algemeen voorkomend fenomeen: ouder worden. Het gevolg hiervan is dat we moeten leren omgaan met een langzaam aftakelend lichaam, met levensfuncties die het beetje bij beetje en een voor een laten afweten.

Op esthetisch vlak krijgen we te maken met een slapper wordende huid, grijs worden en / of haaruitval en een toenemend onvermogen om rechtop te lopen. Hoe traumatiserend dat ook moge zijn op sociaal vlak, dit zijn nog de minst problematische gevolgen.

Onze zintuigen die achteruit gaan, vooral dan onze ogen en oren, zouden ons in andere tijden groot nadeel berokkend hebben om te overleven. Jagers-verzamelaars die niet scherp meer zien en horen, komen maar moeilijk aan de kost. Diegenen die toegang hebben tot degelijke zorgsystemen kunnen dit counteren met brillen en hoorapparaten. Voor wie in armoede leeft, is dit minder evident, maar hieraan sterven doen we tegenwoordig nog niet zo gauw.

Met pijn krijgen we allemaal te maken wanneer we ouder worden: rugpijn, gewrichtspijn, aftakelende tanden en tandvlees, spierpijn, zenuwpijnen en in zeurderige tot scherpe pijn in onze overbelaste interne organen. Maag, lever en darmen kunnen ons helse dagen en slapeloze nachten bezorgen. Ondanks het bestaan van pijnstillers slapen we naarmate we ouder worden hoe langer hoe slechter door alle pijntjes hier en pijntjes daar. Bijgevolg slapen we onvoldoende lang en onvoldoende diep, waardoor er een vicieuze cirkel ontstaat: die lange, diepe slaap hebben we immers nodig om ons immuunsysteem zijn herstellende werkzaamheden te laten verrichten.

Ziekteverwekkers die zich in ons lichaam nestelen en ons chronisch last bezorgen, zo zijn er heel wat. Ik denk hierbij bv aan het Epstein-bar virus dat (chronische) klierkoorts veroorzaakt of de bacteries van het geslacht Borellia die ons de Ziekte van Lyme bezorgen. In tropische streken zitten veel mensen opgescheept met Malaria en met tal van darmparasieten. Hoe langer we leven, hoe meer van dergelijke kwalen we verzamelen, met chronische ziekte, vermoeidheid, pijntjes en slaapgebrek tot gevolg.

De gevolgen van ooit opgelopen kwetsuren laten zich ook steeds meer voelen met het toenemen van de ouderdom.

En tenslotte is er de toenemende kans op het ontwikkelen van aftakelingsziektes zoals de Ziekte van Parkinson, Kankers en allerlei vormen van dementie.

Kortom, in lichamelijk opzicht is ouder worden geen pretje.

Het menselijke pionierswerk dat aan dit alles iets wil verhelpen, draait dan ook op volle toeren. Bij sommigen leidt dit tot fantasieën over een eeuwige jeugd en nog maar eens een verdubbeling van onze levensverwachting, maar in de realiteit is het vooral een strijd tegen de spreekwoordelijke bierkaai. Voor elke ziekte of kwaal die de medische wetenschap weet te bedwingen of te verzachten, duikt er wel een nieuwe op die niet onder controle kan worden gebracht.

Stel echter dat we onze lichamelijke aftakeling sterk zouden kunnen vertragen, zouden we het in dat geval wel aankunnen om nog veel ouder te worden? In emotionele zin is onze capaciteit om intense en traumatiserende gebeurtenissen te verwerken weliswaar best wel groot, maar zeker niet oneindig. Iedereen die een lang en intens leven achter de rug heeft, voelt niet alleen zijn lichaam steeds meer tegensputteren, maar ook zijn emotionele weerbaarheid afnemen. Wanneer het genoeg is geweest, wanneer ons de moed om na een zoveelste val terug op te staan in de schoenen zakt, wanneer we geen energie meer hebben om nog maar eens een uitdaging aan te gaan, verschilt sterk van mens tot mens. Dit neemt niet weg dat de rek er voor iedereen op een bepaald moment wel uit is.

Wat hierbij een niet onbelangrijke rol speelt, is dat we allemaal onze basispersoonlijkheid opbouwen tijdens onze jeugd, in relatie tot en in wisselwerking met onze culturele omgeving. Naarmate we ouder worden verandert deze culturele omgeving steeds sterker. Ons individueel aanpassingsvermogen aan die veranderingen verschilt van mens tot mens, maar wordt bij iedereen beperkt door de basis die tijdens de jeugd werd opgebouwd. Ouder worden leidt bijgevolg ook tot een toenemende vervreemding ten opzichte van de wereld waarin we leven.


Als we het reïncarnatieverhaal erbij nemen wordt het nog complexer:

Degenen onder ons die al een behoorlijk aantal levens meedraaien op hier aarde, hebben in Wezen herinneringen aan hoe lang – en vooral hoe kort – de meeste van hun vorige incarnaties waren. Dit kan tot verschillende impulsen leiden, die vanuit het hart vertrekken. Het hartchakra is immers het bewustzijnscentrum waarin zich het contact met ons Oudere Zelf of Wezen manifesteert. Dit brengt opvattingen en drijfveren mee die met diepe, oude gevoelens gepaard gaan en die niet zelden tegen de bewuste mentale ingesteldheid indruisen. Een voorbeeld hiervan:

Bij veel jonge mensen leeft een dwingend gevoel dat ze zich moeten haasten met het realiseren van de belangrijke doelstellingen in hun leven. Ze zijn ervan overtuigd dat hun leven te kort zal zijn om alles te verwezenlijken wat hen een gevoel van zingeving kan bezorgen. In de regel is dit het gevolg van recente vorige levens waarin men jong en vol onvervulde ambities is gestorven.

Andere mogelijke gevolgen zijn een fatalistische overtuiging dat het toch geen zin heeft aan een langdurig project te beginnen omdat het toch nooit tot een goed einde kan worden gebracht.

Het meest in het oog springende en meest algemene gevolg van onze toegenomen levensverwachting is echter de zogenaamde ‘midlifecrisis’. Dit komt erop neer dat men de leeftijd heeft bereikt waarop men tijdens de meeste vorige levens het einde zag naderen en de balans begon op te maken. Tegenwoordig gebeurt dit ongeveer in het midden van het leven, maar dat komt enkel doordat we gemiddeld dubbel zo lang leven dan in vroegere tijden.

Kortom: ons vermogen om mentaal en emotioneel om te gaan met een lang leven wordt al even sterk op de proef gesteld als het prestatievermogen van onze ouder wordende lichamen.

Er is echter ook een anderzijds.

Veel mensen kijken op hun jeugd terug zonder de gebruikelijke nostalgie. Eens ze de middelbare leeftijd bereikt hebben, heel wat van hun jeugdtrauma’s hebben verwerkt en zich losgemaakt hebben van de beperkende opvattingen die ze van thuis uit hebben meegekregen, zouden ze wel terug jong willen zijn, maar dan met de levenswijsheid die ze nu hebben. Zomaar terugkeren naar hun jeugd, met alle bijbehorende naïviteit en gebrek aan levenservaring zouden ze absoluut niet willen.

Hoe langer we leven, hoe meer levenservaring en wijsheid we kunnen opbouwen en hoe meer we kunnen groeien als mens. Oud worden biedt ons de mogelijkheid om zowel qua zelfinzicht als op het vlak van wereldwijsheid veel meer te groeien dan tijdens de kortere levens uit voorbije tijden. Dit maakt het voor de Wezenlijke mens niet alleen aanvaardbaar dat ouder worden zoveel moeilijkheden met zich mee brengt, het wordt desondanks voor velen een fel begeerd doel. Pas als we zowel op persoonlijk als op Wezenlijk niveau de ervaring hebben dat ons leven zinvol is geweest, zijn we volkomen bereid om het leven en het bijbehorende versleten lichaam los te laten. Als die ervaring er niet is, ervaart elke stervende dit als een spijtig gemis. Hoe langer we leven, hoe meer kans we maken om met een voldaan gevoel de overgang naar een volgend tussenleven aan te vangen. 

************************************************************************************

Deze tekst is een aanvulling om mijn boek Onze Erfenis van Moeder Aarde of voluit:

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek I: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Onze Erfenis van Moeder Aarde gaat over het spanningsveld tussen de het Wezenlijke in de mens en onze instinctieve drijfveren en reflexen. Wat het lichaam wil, als gevolg van miljoenen jaren evolutie, komt vaak in conflict met waar we vanuit onze mentale en spirituele ingesteldheid naar streven. De emoties die voortkomen uit onze instinctieve reflexen doen ons vaak denken, voelen en handelen op een manier die tegengesteld is aan waar we naar streven. Hoe kunnen we meer harmonie scheppen tussen deze innerlijke tegenpolen? En welke plaats neemt deze innerlijke zoektocht in, in ons groeiproces als mens op aarde?

Dit boek telt 466 pagina’s en bevat een bondige inleiding tot de reïncarnatiepsychologie. ISBN-nummer: 978-90-77101-19-3


 

donderdag 19 september 2024

Moeder Aarde

 

De uitdrukking ‘Moeder Aarde’ heeft niets te maken met een eventueel vrouwelijk karakter van het Aardewezen. Het Aardewezen is noch mannelijk, noch vrouwelijk. Beide tegenpolen maken deel uit van zijn/haar overkoepelend bewustzijn

.Het is echter zo dat de relatie die een mens heeft ten opzichte van de aarde nog het meest lijkt op deze van een kind ten opzichte van een moeder: we zijn afhankelijk van de aarde voor onze voeding en verzorgin, via het aardse in de mens - meer bepaald de baarmoeder van een vrouwenlichaam - komen we op aarde terecht en het is de aarde die ons een plek geeft om te leven. Of niet.

Maar ook geeft de aarde ons bij wijze van spreken een schop onder de kont van zodra we oud genoeg zijn om op eigen benen te staan, zoals een moeder die haar eigen grenzen bewaakt doet bij haar ouder wordende kinderen.

En net zoals een gewetensvolle moeder haar kwetsbaardere kinderen beschermt tegen de brutalere leden van haar kroost, kan de aarde ons streng straffen indien we het de andere levende wezens om moeilijk blijven maken.

Het is de afhankelijkheidsrelatie van het menselijke Wezen op aarde, ten opzichte van het Aardewezen die ons ertoe aanzet onze levende planeet als een Moeder Aarde te benaderen.

                                                                    ****************

'Onze Erfenis van Moeder Aarde' verschijnt eind oktober 2024 in druk.  Het gaat over de soms moeizame, maar steeds dwingende relatie die we als menselijke Wezens hebben met onze aardse, lichamelijke natuur, meer bepaald met onze instinctieve behoeften en reflexen, onze persoonlijke emoties en noden en onze afhankelijkheid van een goed functionerend menselijk lichaam.

De volledige titel van het boek luidt: Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

zaterdag 24 augustus 2024

Verwarring tussen autisme en traumatisering

 

Een veel voorkomende verwarring tussen autisme en traumatisering


Autisme is een syndroom, een andere manier van functioneren van de hersenen, met een onderliggende genetische basis. Wie autisme heeft, heeft dit voor de rest van zijn leven. Dit betekent niet dat alle gevolgen van autisme een heel leven lang even sterk moeten blijven doorwegen. Via mentale training kan iemand met autisme heel wat inzicht krijgen in zichzelf en in de verschillen tussen het eigen functioneren en die van ‘neurotypicals’. De symptomen die gepaard gaan met het autisme kunnen daardoor vaak in sterke mate gecompenseerd worden. Hierbij gaat het vooral om de communicatie met de buitenwereld die sterk kan verbeteren, het vermogen om zich in een ander te verplaatsen dat weliswaar nooit vanzelf zal gaan maar waar men een mentale versie van kan aanleren en het leren omgaan met gevoelens en emoties die niet langer uit de weg gegaan worden maar bespreekbaar worden, zij het met veel mentale controle. Maar dit is niet elke autist gegeven: hoe hoger de intelligentie en hoe veiliger de hechting met de ouders en de directe sociale omgeving, hoe meer compensatie voor de symptomen van het autisme men kan aanleren. Iemand met autisme is en blijft echter altijd en overal autistisch, ongeacht hoe groot zijn mentaal gestuurd aanpassingsvermogen is geworden.

Dat de gevolgen van heftige traumatisering heel sterk kunnen lijken op autisme weten we sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw toen er in Roemenië na de val van dictator Ceausescur staatsweeshuizen ontdekt werden met extreem verwaarloosde kinderen die ogenschijnlijk aan een uitgesproken vorm van autisme leden. Nadat deze kinderen enkele maanden aan een stuk voor het eerst in hun leven een liefdevolle verzorging kregen en de warmte van menselijk contact mochten ervaren, verdwenen bij vele onder hen het grootste deel van hun autiforme gedragspatronen zoals repetitief zitten wiegen en contactvermijding.

De gevolgen van traumatisering in de kindertijd zijn echter niet altijd zo uitgesproken van karakter dat ze de totale persoonlijkheid overheersen. In de regel manifesteren ze zich vooral in die situaties die door het kind geassocieerd worden met deze waarin de traumatisering ontstaan is. Nog vaker gebeurt het dat dit de enige situatie is waarin autiforme gedragspatronen voorkomen, al zeker wanneer de traumatiserende situatie blijft voortbestaan.

De duidelijkste voorbeelden hiervan zijn kinderen die ernstig getraumatiseerd zijn doordat ze op school gepest werden of worden. Ze ontwikkelen allerlei ontwijkingstrategieën ten opzichte van sociaal contact, verdringen hun emoties en maken deze onbespreekbaar, krijgen als gevolg daarvan heel heftige emotionele uitbarstingen die echter nooit opluchting brengen en communiceren steeds minder. Hun schoolresultaten kelderen meestal en als uitgezocht wordt waaraan dat ligt, eindigen ze met een diagnose van een ‘autisme spectrum stoornis (ASS), niet zelden in combinatie met ADD (een aandachtsstoornis) en dyslexie en/of dyscalculie.

Wat er echter aan de hand is, is dat ze getraumatiseerd zijn in een schoolcontext en dat deze context blijft bestaan, waardoor ze zich zowel fysiek als emotioneel gevangen voelen in een situatie waaruit geen ontsnapping mogelijk is. De dyslexie of de dyscalculie waren meestal mede de oorzaak van het moeilijk mee kunnen en het gepest worden. De ADD kan diezelfde rol gespeeld hebben, kan versterkt zijn door de traumatisering of kan erdoor zijn ontstaan.

In elk geval hebben dergelijke kinderen geen baat bij de diagnose autisme. Hiermee krijgen ze een label opgeplakt dat om te beginnen niet klopt, dit label houdt tevens in dat ze maar moeten leren leven met hun anders functioneren. Maar vooral gaat dit label voorbij aan de oorzaak van hun probleem, waardoor het tevens niet aangepakt wordt. Van traumatisering kan men wel degelijk genezen! Een eerste voorwaarde hiertoe is dat de traumatiserende situatie wordt stopgezet en een tweede voorwaarde is dat men de mogelijkheid tot effectieve traumatherapie aangereikt krijgt. In het geval van op school gepeste kinderen betekent dit dat ze ofwel de kans moeten krijgen naar een kleinschalige, veilige vorm van onderwijs over te stappen of tijdelijk thuisonderwijs moeten krijgen en dit in combinatie met aangepaste therapie. Hun sociale en emotionele problemen zullen hierdoor hanteerbaar worden en op termijn zelfs verdwijnen. Gebeurt dit niet en gaan ze geloven in hun ‘autisme’, dan is de kans groot dat ze voor de rest van hun leven blijven worstelen met hun uitbarstingen van autiforme reactiepatronen, ook al zijn deze er niet altijd en overal.

Enkele voorbeelden:

  • Een hooggevoelig meisje dat jarenlang werd gepest omwille van haar emotionele kwetsbaarheid en haar volwassen interesses, voelde zich steeds minder thuis op school als gevolg van de sociale uitsluiting die ze er dagelijks ervoer. Dit resulteerde op den duur in een totaal onvermogen om nog met haar leeftijdsgenoten te communiceren of samen te werken. In de klas trok ze zich steeds meer terug uit angst en uit schaamte. Het Centrum voor Leerlingen Begeleiding (CLB) diagnosticeerde haar als leidend aan een autisme spectrum stoornis (ASS). In elke privécontext waarin ze zich emotioneel veilig voelde gedroeg ze zich echter uitermate sociaal en emotioneel betrokken en bleek ze in staat om diepgaand te communiceren over wat er in haar omging. Van haar ‘autisme’ was in dergelijke situaties plots geen spoor meer te bekennen!

  • Een ander meisje vertoonde tot ongeveer de leeftijd van tien jaar geen enkel gedragspatroon dat op autisme wees. Op school lag ze goed in de groep, ze had vriendinnen en praatte met haar moeder over wat er in haar omging. Ze liep echter een ernstig trauma op in de omgang met haar vader van wie ze meestal gescheiden leefde maar bij wie ze regelmatig enkele dagen verbleef. Ze werd door hem totaal niet begrepen in haar behoeften en elke poging van haar kant om aandacht van hem te krijgen voor elementaire zaken zoals honger of dorst hebben, te koud of te warm hebben of voor minder banale zoals zich niet veilig voelen in de situaties waarin hij haar meenam, eindigden in ellenlange monologen van zijn kant waarin hij haar overtuigde dat haar noden, onzekerheden of angsten niet juist konden zijn. Als gevolg daarvan vermeed ze het op den duur om nog te communiceren met hem en trok ze dit traumatische gedragspatroon naar steeds meer mensen door, onder meer in de context van school. Haar trauma was gelokaliseerd op het thema praten. Ze kreeg echter het label ASS opgeplakt, waardoor er geen aandacht werd gegeven aan de traumatiserende relatie met haar vader en waardoor ze al zeker geen traumatherapie hiervoor kreeg. Dit was nefast voor haar sociaal zelfbeeld al gaf de weigering om nog ooit een woord tegen haar vader te zeggen haar de kracht om in zichzelf te blijven geloven, mits ze elk gesprek over wat er in haar omging uit de weg bleef gaan tenminste, behalve met haar moeder omdat ze zich door haar begrepen wist.

  • Een volwassen man met het label ASS had als kind een reeks traumatiserende gebeurtenissen meegemaakt waaraan nooit helende aandacht was gegeven. Door de tomeloze ambities van zijn ouders was hij al heel vroeg emotioneel aan zijn lot overgelaten en daarenboven had hij meermaals meegemaakt dat er over zijn hoofd heen over zijn lot werd beslist, waardoor hij onder meer plots werd geconfronteerd met een verhuis die heel wat verlies van veiligheid en ondersteunende contacten met zich meebracht. Telkens hij geconfronteerd werd met situaties waar hij geen controle over had, kon hij uitgesproken autistisch reageren, maar in andere situaties reageerde hij spontaan erg empathisch en had hij geen moeide met het communiceren over en vanuit zijn emoties. Toen hij op zijn werk crashte met een burnout als gevolg van allerlei onverwachte veranderingen in de manier van werken die voor hem te veel associaties met zijn traumatische kindertijd opwekten, kreeg hij de diagnose ASS opgeplakt in plaats van doorverwezen te worden naar een traumatherapeut die hem zou kunnen helpen om de gevolgen van zijn jeugdtrauma’s hanteerbaarder te maken.


Het is echter niet altijd even duidelijk of de oorzaak van autiforme reactiepatronen wortelt in aangeboren autisme of het gevolg is van traumatisering. Het kan ook een combinatie van beiden zijn, getuige het volgende voorbeeld:

Een jonge vrouw met een ASS diagnose, had een vader met autisme wat de diagnose als vanzelfsprekend maakte gezien haar onvermogen tot het aangaan van vriendschappen en haar moeilijkheden om zich in het standpunt van anderen te verplaatsen. Op vierjarige leeftijd was haar moeder echter plots uit het gezin verdwenen waarna ze haar nooit meer had terug gezien. Tot haar vier jaar was ze het lievelingskind van haar moeder geweest en was ze onderhevig geweest aan de nooit aflatende (en soms verstikkende) aandacht van haar. De hechtingsstoornis die het gevolg was van de abrupte scheiding tussen moeder en dochter kan op zich reeds voldoende verklaren waarom ze zoveel moeite had met zich openen voor contacten. Het autisme van haar vader en de emotioneel afstandelijke sfeer in het gezin, waren evenmin bevorderlijk voor het ontwikkelen van ‘normaal’ sociaal gedrag. Het kan dus zijn dat al haar sociale en emotionele problemen het gevolg waren van haar hechtingstrauma of het kan om een combinatie gaan met aangeboren autisme. Hoe dan ook is het label autisme alleen niet voldoende om haar manier van functioneren te verklaren en gaat dit gepaard met onvoldoende aandacht aan de onderliggende traumatisering, waardoor ook niet de focus gelegd wordt op nood aan traumatherapie. Indien dit wel zou gebeuren, zou in haar geval nagegaan kunnen worden of het ‘autisme’ zou blijven bestaan of zou verdwijnen naargelang de gevolgen van haar hechtingstrauma aangepakt worden. Met enkel autismecoaching wordt deze kans om te genezen niet gezien, laat staan gegrepen.

Zo lang de gevolgen van trauma’s, die erg kunnen lijken op de reactiepatronen van mensen met autisme, verward blijven worden met wat autisme echt is, zullen er mensen zijn die niet geholpen worden om van hun trauma’s te herstellen maar onterecht de boodschap krijgen dat ze ‘anders zijn’ en daarmee in zekere mate kunnen leren omgaan. In het geval van schoolkinderen die getraumatiseerd zijn door wat ze dagelijks op school meemaken, hebben we daarenboven te maken met een huizenhoog taboe: het is ondenkbaar dat kinderen niet naar school gaan want onpraktisch voor de ouders en een smet op het blazoen van de samenleving. Dus kan het niet de schoolcontext zijn die traumatiserend werkt en moet het wel aan het kind zelf liggen. Niet dus. 

*******************************************************************************

 Deze tekst is een aanvulling op mijn boek 'Autisme en Vorige Levens' ISBN 9789077101148