vrijdag 23 februari 2024

Darwin en Karma - Is er een verband tussen de evolutieleer en het concept karma?

 

Darwin en karma

Is er een verband tussen de evolutieleer en het concept karma?

Van zodra de naam Darwin genoemd wordt, weet iedereen dat het over de evolutietheorie gaat. Het volgende zinnetje dat door ieders hoofd gaat is ‘the survival of the fittest’, wat niet zelden vertaald wordt als ‘de wet van de sterkste’. Charles Darwin had het oorspronkelijk over ‘the survival of the best fitting’ waarmee hij bedoelde dat wie het best was aangepast aan de heersende of de veranderende levensomstandigheden, het meest kans had om te overleven. Een invloedrijke tijdgenoot van hem verbasterde dit tot ‘the survival of the fittest’ daarmee suggererend dat de meest fitte en sterke exemplaren van een soort het meest kans maakten om te overleven. En dit opende de weg voor nog meer misvattingen, zoals de legitimatie van theorieën over rassen- en klassensuperioriteit.

Nochtans had Darwin het bij het rechte eind met zijn oorspronkelijke formulering: de kern van de evolutieleer draait om aanpassingsvermogen, niet om de mate van kracht of vitaliteit op zich. Een zeer plastisch voorbeeld hiervan zien we in totalitaire samenlevingen:

Samenlevingen die geregeerd worden door een dictatoriale alleenheerser en zijn acolieten, worden gekenmerkt door een heersende klasse die vooral uitblinkt in agressie, corruptie en gebrek aan empathie. Zij maken het meest kans om te overleven, zolang hun alleenheerschappij overeind blijft tenminste. Maar zijn dat de meest vitale mensen in hun samenleving? Zijn zij de sterksten? Het gaat vrijwel altijd om mensen met een psychische handicap (gebrek aan empathie!) en ernstige persoonlijkheidsstoornissen zoals paranoia, grootheidswaanzin en psychopate neigingen. Dit alles gaat zeer vaak gepaard met een decadente levensstijl en alle bijbehorende lichamelijke kwalen en zwakheden. Door hun manier van zijn, zijn ze echter het best aangepast aan functioneren aan de top van een repressief systeem.

Diezelfde samenlevingen worden gekenmerkt door een groot percentage aan volgzame mensen die zich aanpassen aan en neerleggen bij het onrecht. Daardoor maken ze het meest kans om te overleven. Ook zij zijn niet de sterkste en de meest fitte elementen uit die samenleving maar de best aangepaste.

De sterkste en meest vitale onderdanen van een dictatoriaal regime, zijn diegenen die intelligent en moedig genoeg zijn om het onrecht aan te klagen en die fit genoeg zijn om hier ook fysiek tegen in opstand te komen. Zij maken echter weinig kans om te overleven, want ze worden systematisch vervolgd door de heersende klasse. Enkel in de zeldzame gevallen dat een dergelijk regime omver wordt geworpen, maken de sterke en geestelijk fitte mensen die de revolutie overleven meer kans om te overleven en nakomelingen op de wereld te zetten. Op dat ogenblik zijn zij het best aangepast aan de nieuwe situatie, daar waar ze voordien de minst aangepasten waren met de kleinste overlevingskans.

Als we het hier over Darwiniaanse evolutie hebben, dan gaat het wel degelijk over het aanpassingsvermogen van de mens, niet over zijn fysieke kracht, agressie en /of vitaliteit. Dat een agressieve menselijke ingesteldheid tot evolutionair voordeel zou leiden, is een grove misvatting. Elk voordeel op korte termijn dat hier soms het gevolg van is, is de voorbode van gigantische nadelen op lange termijn. Belangrijk hierbij dat een duurtijd van enkele eeuwen binnen het begrip ‘korte termijn’ valt als we het over de evolutie van langlevende soorten hebben. Met lange termijn wordt hier op minstens enkele duizenden jaren bedoeld. Met deze opmerking in gedachten kunnen we helderder kijken naar wat er de voorbije paar duizend jaar is in gang gezet, namelijk het ontstaan van imperialistische, kapitalistische, patriarchaal geleide samenlevingen die zowel de andere menselijke samenlevingsvormen onmogelijk maken als het met respect samenleven met de andere levensvormen op aarde. Resultaat: de mensheid loopt het risico zichzelf te vernietigen en in zijn val het gros van al het andere leven op aarde mee te sleuren. Voorbeelden hiervan zijn:

  • De oorlogen die steeds vernietigender van karakter worden, met als apocalyptisch beeld bij uitstek het gebruik van kernwapens, waardoor de wereld op slag onleefbaar zou worden voor de meeste soorten die nu bestaan, de mens inbegrepen.

  • De extreme wereldwijde milieuvervuiling en habitatvernietiging waarmee we het onszelf onmogelijk dreigen te maken om op lange termijn als soort te blijven floreren.

De mensheid is even goed onderhevig aan natuurlijke selectie als alle andere levensvormen op aarde en speelt hier in onze huidige tijd overigens een erg bepalende rol in. De levende wezens die zich het best weten aan te passen aan hoe wij de wereld inrichten, maken momenteel immers de meeste kans om te overleven. Wat dat betreft is de mens uitgegroeid van een klein radertje tot een groot tandwiel in het functioneringsmechanisme van het Aardewezen.

Maar als het over evolutie en selectie gaat binnen de menselijke populatie, dan gaat het al lang niet enkel meer over louter lichamelijke kenmerken en de achterliggende genetica. De selectieve druk ligt bij ons vooral op gedragskenmerken en ingesteldheid, op cultuurelementen dus. De genetische basis hiervoor is hierbij niet de meest bepalende factor omdat deze bij de meeste mensen zodanig breed is dat er een zeer breed spectrum aan mogelijke gedragspatronen tot uitdrukking kunnen komen, zowel deze die op een egoïstische en asociale ingesteldheid gebaseerd zijn als deze die respect, solidariteit en altruïsme als basis hebben. Wat tot uitdrukking komt en wat niet, wordt grotendeels bepaald door de cultuur waarin men opgroeit en de individuele ervaringen die men opdoet.

Dit wil overigens niet zeggen dat er geen genetische kenmerken zouden zijn waarop natuurlijke selectie van toepassing zou zijn. Ik denk hier bv aan autisme, hoogsensitiviteit en aan psychopathie. Deze extreme vormen van anders functioneren dan de gemiddelde mens, hebben wel degelijk een genetische basis en hierop weegt de natuurlijke selectie.

Op korte termijn (pakweg de voorbije tienduizend jaar) heeft de natuurlijke selectie in het voordeel gespeeld van psychopathie en in het nadeel van hoogsensitiviteit. Hiërarchisch georganiseerde patriarchale maatschappijvormen worden in veel gevallen geleid door mensen met een psychopate persoonlijkheidsstructuur. Zij kennen zichzelf allerlei voordelen toe variërend van exclusieve materiële welstand tot het alleenrecht op voortplanting. Maar op lange termijn wordt hierdoor het sociale weefsel zodanig ontwricht dat samenleven en samenwerken onmogelijk dreigt te worden en er terug dringend nood is aan empathie om als groep te kunnen overleven. Komt daarbovenop nog het gebrek aan respect voor het leefmilieu en de andere levensvormen die eigen is aan psychopathie en dan zien we dat dit leidt tot een gigantisch evolutionair nadeel op lange termijn1.

Wat hoogsensitiviteit betreft zien we de tegenovergestelde dynamiek: honderdduizenden jaren lang was deze menselijke eigenschap evolutionair voordelig. Hooggevoeligen zijn immers beter in staat om samen te werken en om intuïtief contact te houden met groepsleden die zich op verre afstand bevinden dan de gemiddelde mens. Onder de patriarchale régimes van de laatste tienduizend jaar, vormt de ingesteldheid van hoogsensitieve mensen echter een bedreiging voor de gevestigde hiërarchieën en het bijbehorende korte-termijndenken dat tot uitputting van de aardse hulpbronnen leidt naast nog heel wat andere negatieve gevolgen. Bijgevolg komen hoogsensitieven vaak in de hoek te staan waar de klappen vallen. Recent is er echter een tendens die weer in de omgekeerde richting gaat, omdat hoogsensitiviteit nu eenmaal een voordeel is bij het oplossen van de wereldwijde problemen die veroorzaakt zijn door de dominantie van door psychopaten geleide culturen.

Het is ook niet zo dat de natuurlijke selectie gebeurt ten opzichte van ofwel cultureel bepaalde patronen ofwel genetische aanleg. Er is een grote interactie tussen de twee. Twee voorbeelden:

  • Mensen met autisme zijn genetisch in de onmogelijkheid om met heftige emoties om te gaan. Ze ontwikkelen daardoor allerlei strategieën om emotionele confrontaties te vermijden en installeren als het ware een emotie-afschermende cocon. Hierdoor kunnen ze blijven functioneren in situaties waarin andere mensen door hun emoties overmand zouden worden.2 Naarmate een samenleving meer niches creëert waarin deze manier van functioneren een voordeel is, halen meer autisten voordeel uit hun afwijkende functionaliteit. Typische sociale niches die hen voordeel bieden zijn het leger, waar ze het houvast van starre regels krijgen, administratieve jobs waarbij even starre regels gevolgd moeten worden, wetenschappelijk onderzoek en topchirurgie. Bij de laatste twee zijn emoties ongewenst omdat ze de rationele denkprocessen verstoren en in beide gevallen is er daarenboven waardering voor obsessieve interesses in een erg afgebakend vakgebied.

  • In de oorspronkelijke kleinschalige samenlevingen waar iedereen elkaar kende en nodig had, werd psychopathie niet geduld. Mensen die met deze eigenschap geboren werden, pasten zich noodgedwongen aan de heersende normen en waarden aan, zo niet werden ze uitgestoten. Hierdoor kwam hun psychopathie ook minder tot uitdrukking.

Mijn persoonlijke definitie van karma is: je trekt datgene aan wat je nodig hebt om te blijven evolueren. Dit kan gaan over stimulansen en kansen, om mogelijkheden die jou de kans bieden iets nieuws bij te leren of je ergens verder in te bekwamen. Maar even goed gaat het om het aantrekken van confrontaties waardoor je genoodzaakt wordt om de draad terug op te pikken van leerprocessen waarop je geblokkeerd was. Karma zorgt ervoor dat we niet kunnen blijven stilstaan en voortdurend blijven evolueren. Hierbij gaat het zowel om louter aardse thema’s zoals leren met het lichaam omgaan en het overlevingsinstinct ontwikkelen, als om zeer Wezenlijke thema’s zoals de ontplooien van de intuïtie, het ontwikkelen van creativiteit en het opbouwen van kennis.

Wat de mensheid als geheel vanuit karmisch oogpunt aantrekt is de kans en de stimulans om ontwikkelingen door te maken op aarde. De aarde biedt ons kansen van diverse aard: de louter aardegebonden kwaliteiten die we hier kunnen ontwikkelen zijn voor heel veel Wezens nieuw en vormen dus een karmische uitdaging; de mogelijkheid om Wezenlijke kwaliteiten neer te zetten op aarde, geeft een nieuwe dimensie aan wat we in Wezen reeds aan vaardigheden en kennis hadden ontwikkeld voordat we ons met de aarde verbonden. Creativiteit is hierbij de drijvende kracht. Ook het ontwikkelen van die creativiteit vormt een karmische uitdaging. De karmisch gestuurde groeiprocessen van individuele mensen, vormen de motor achter de evolutie van de mensheid als geheel.

Terug naar Darwin. Welke mensentypes hebben het meest persoonlijk succes en geven dus het gemakkelijkst hun genen en hun cultuur door aan de volgende generaties? Een eerste categorie zijn de mensen die beantwoorden aan de van cultuur tot cultuur verschillende normen voor schoonheid en vitaliteit. Een tweede categorie zijn diegenen die in staat zijn om leiding te geven in moeilijke omstandigheden of die een imago creëren waar een uitstraling van kracht, superioriteit en macht aan vast hangt. Zij hoeven er niet eens goed uit te zie (al is dat ook een pluspunt), als ze de schijn maar kunnen ophouden van rijkdom, macht en invloed, komen ze wel aan de bak. Dat laatste is een typisch fenomeen van recente tijden. En tenslotte heb je de mensen die uitblinken in Wezenlijke ontwikkeling op creatief, sociaal en/of intellectueel vlak. Bij deze categorie verdwijnen de uiterlijke kenmerken soms helemaal op de achtergrond zonder dat dit afbreuk doet aan hun aantrekkelijkheid als partner, al geldt ook voor hen dat conform zijn aan de heersende schoonheidsnormen een pluspunt is.


De natuurlijke selectie ondersteunt op lange termijn de karmische leerprocessen die van zuiver aardse aard zijn. Schoonheidsnormen zijn weliswaar lang niet altijd identiek aan deze voor gezondheid en lichamelijke vitaliteit, maar dat wordt er wel onbewust op geprojecteerd. Deze normen evolueren overigens mee met de mate waarin onze kennis over lichamelijke gezondheid groeit.

Het middeleeuwse schoonheidsideaal van een bleke huid – wat wees op voldoende welstand om niet in de zon te hoeven werken – is bv al lang verlaten, evenals het ideaal van de extreem magere vrouw uit de vorige eeuw. De huidige normen komen dichter bij deze die op gezondheid wijzen: een slanke, gespierde lichaamsbouw met een huidskleur die duidt op voldoende tijd die in de buitenlucht wordt doorgebracht.

Mensen met leidinggevende kwaliteiten zijn vaak de trekkers van maatschappelijke evoluties die ieders ontwikkelingskansen ten goede komen.

Narcisten, machiavellisten en psychopaten die een schijn van kracht en leiderschap neerzetten (ondanks vaak erg weinig inhoud) kunnen op korte termijn bogen op een groot voortplantingssucces en ook hun ingesteldheid gaat er op grote schaal in als zoete koek. Op lange termijn echter dragen ze slechts bij tot de potentiële zelfvernietiging van de mensheid. Vanuit de karmische wetmatigheden bekeken gaat hun korte-termijnsucces hand in hand met het karmisch aantrekken van confronterende leerprocessen. Een voorbeeld:

Een veelvoorkomend karmisch leerproces dat louter met de integratie van onze aardse kant te maken heeft, is het leren accepteren van en omgaan met grenzen. Elk menselijk en ander Wezen heeft in oorsprong de ervaring gehad een deel te zijn van een Groot Geheel en heeft daarbij een verweven bewustzijn ervaren waarin geen sprake was van grenzen. Als mens op aarde functioneren, is daarentegen een erg moeizame bedoening indien je niet over een besef van eigen grenzen beschikt. Het karmisch aantrekken van een levenssituatie waarin je gedomineerd wordt door een narcist die jouw grenzen niet respecteert, staat ten dienste van het aanpakken van dit groeiproces. Een narcist is iemand die tijdens vorige incarnaties evenmin voldoende besef van zijn eigen grenzen had en daardoor zodanig vaak aan de slachtofferkant van de samenleving terechtkwam dat hij een schaduwdeelpersoonlijkheid heeft opgebouwd die nu zelf wil domineren. De positieve intentie van deze Schaduw is het slachtofferschap te doorbreken. In zijn huidige incarnatie maakt hij deze positieve intentie waar door zelf te domineren. Maar daarmee lost hij zijn probleem nog niet op; dat kan immers pas als hij zijn karmisch leerproces aangaat en op een verantwoorde manier met zijn eigen grenzen en die van anderen leert omgaan. Dit leerproces houdt een traject in dat meerdere opeenvolgende levens in beslag kan nemen. Zowel de narcist als zijn slachtoffer worden door de confrontatie met elkaar met hetzelfde leerthema geconfronteerd. Het feit dat ze elkaar aantrekken is in die zin karmisch.

Ook bij karma geldt in het bovenstaande geval dat wat op korte termijn voordelen lijkt op te leveren, leidt tot problemen op lange termijn. En deze problemen moeten vroeg of laat aangepakt worden. Om de link met de evolutietheorie nog duidelijker te maken, kunnen we ons voorbeeld meer in detail uitwerken:

De narcist was in dit geval een garagist en verkoper van tweedehandse auto’s. Zijn jeugdvriend kwam uit een kansarm gezin en werkte occasioneel voor hem. Door zijn onzekerheid op sociaal vlak, was hij maar moeilijk in staat om contacten te leggen en al helemaal niet met vrouwen. Hij bleef dan ook lang vrijgezel, terwijl zijn tegenpool (de garagist) al op jonge leeftijd huwde en kinderen had. Diens partner was een hoogsensitieve vrouw. Zoals zo vaak gebeurt, voelen narcisten zich sterk aangetrokken tot partners met een goed ontwikkeld empathisch vermogen. Als kind hebben ze geleden onder een gebrek aan emotionele betrokkenheid en dit moet gecompenseerd worden met onbegrensde aandacht voor hun persoon. En wie is beter in het aanvoelen van hun noden dan een hoogsensitief persoon?

Het huwelijk liep na verloop van tijd spaak en de vrouw zocht begrip en steun bij de verlegen jeugdvriend van haar man. Ze herkende in de verhouding tussen hem en haar man dezelfde scheefgroei als in haar eigen relatie. De gesprekken met haar waren voor de jeugdvriend de aanzet om therapeutische hulp te zoeken en stap voor stap zijn eigenwaarde op te bouwen en zijn eigen grenzen te leren respecteren. Ook tussen hem en de garagist kwam het hierdoor uiteindelijk tot een breuk.

Later nam de zoon de zaak van zijn vader over, maar hij verwierp het gebrek aan moraal waarmee zijn vader geld verdiende door zijn klanten op subtiele en minder subtiele manieren te bedriegen. Hij zette het bedrijf met succes verder vanuit een respectvolle ingesteldheid en zonder gesjoemel.

Wat we in dit voorbeeld zien, is een selectiemechanisme dat in het voordeel werkt van integere, Wezenlijke gedragspatronen. Op lange termijn geeft dit de mensheid het meeste kans om succesvol te blijven overleven op aarde. In dit voorbeeld gaat het niet om een genetische selectie, maar om een selectief voordeel voor een louter cultureel bepaalde ingesteldheid.

Vanuit een primitieve, instinctieve reflex worden mensen gemakkelijk aangetrokken tot zelfzekere persoonlijkheden die op een ontspannen manier leiderschapskwaliteiten aan de dag leggen. Of dit pretenderen. In kleinschalige samenlevingen vallen degenen die enkel maar de schijn hoog houden al snel door de mand, maar in een hiërarchisch georganiseerde grootschalige samenleving kan dit lang duren. Wanneer de ballon dan toch eindelijk doorprikt wordt, kunnen dergelijke figuren vaak niet zo snel van hun troon worden gestoten. Dus lijken ze een evolutionair voordeel te hebben: ze kunnen zich een comfortabel leven permitteren en trekken veel kansen aan om nakomelingen op de wereld achter te laten en om hun gedragspatronen aan de volgende generaties door te geven.

Maar naarmate meer mensen hun bedrog doorzien, groeit de groep die een Wezenlijke aversie voelt tegenover hun gedragspatronen. Zij worden net afgestoten door de lege schijn van rustig leiderschap en voelen walging in plaats van aantrekking. Op die manier groeit de groep van mensen die steun verlenen aan en zich aangetrokken voelen tot integere en bescheiden medemensen met leidinggevende kwaliteiten, bij wie deze kwaliteiten gebaseerd zijn op verantwoordelijkheidsbesef, bekwaamheid en empathie. Hierdoor ontstaat er langzaam maar zeker een verschuiving wat betreft het evolutionair voordeel en komen de narcisten en aanverwanten in de hoek terecht van de verstotelingen, terwijl integere en gewetensvolle mensen steeds betere overlevingskansen krijgen en hun invloed op de volgende generaties laten gelden.

Tegenovergestelde voorbeelden zijn nog steeds legio in onze kapitalistische maatschappij, waarbij op egoïsme gestoelde gedragspatronen doorgegeven worden. Op korte termijn lijken deze tot meer overlevingssucces te leiden, maar op lange termijn worden hierdoor de overlevingskansen van de mensheid als geheel ondergraven. De tegenreacties hierop komen er onder impuls van Wezenlijk inzicht in hoe het leven op aarde zichzelf heeft georganiseerd en onder invloed van karmische leerprocessen. Via Wezenlijke keuzes evolueert op lange termijn ook het menselijk instinct en komt het meer en meer in harmonie met onze Wezenlijke waarden. Mensheid en Aardewezen groeien zodoende naar elkaar toe.

Zoals gezegd gaat het bij de evolutie van de mens al lang niet meer om louter genetische variatie waarop geselecteerd wordt, maar om een selectie van culturele waarden en de bijbehorende gedragspatronen. Darwiniaanse selectie leidt bij menselijke populaties tot een voordeel op lange termijn voor die culturele ingesteldheid die de mensheid niet alleen nu maar ook in de verre toekomst de meeste overlevingskansen biedt. Wie een levenssteil ontwikkelt die gebaseerd is op degelijke inzichten in de ecologische samenhang op aarde en bijdraagt tot een cultuur die ernaar streeft om in evenwicht te leven met de andere levensvormen op aarde, draagt bij tot de aanpassing van de mensheid aan de aarde. Hieruit vloeien meer overlevingskansen uit voort én meer Wezenlijke ontwikkelingskansen. Op de lange termijn werken evolutie en karma dus in dezelfde richting.

Er is echter nog een onderbelicht aspect aan de evolutietheorie omdat hier in de tijd van Darwin nog weinig over geweten was, namelijk hoe de subtiele vormen van samenwerking tussen uiteenlopende levensvormen, die zich vooral in stabiele ecosystemen manifesteren, de evolutie voortstuwen. We vinden dit principe echter ook terug in een groep van de oudste en eenvoudigste landorganismen: de korstmossen.

Korstmossen zijn niet wat ze op het eerste zicht lijken te zijn. Eigenlijk zijn het een soort mini-ecosysteempjes waarin een laagje ééncellige groenwieren ingebed zit tussen twee lagen schimmeldraden. De wieren en de schimmels kunnen kunstmatig uit elkaar gehaald worden en elk afzonderlijk in leven blijven en zich voortplanten, maar gezamenlijk doen ze het beter. Hun samenwerking zorgt voor betere overlevingskansen want korstmossen zijn uitzonderlijk taai en tegen heel wat extreme omstandigheden bestand. Wat bij korstmossen op kleine schaal gebeurt, gebeurt in stabiele ecosystemen op grote schaal.

Voorbeelden hiervan zijn oude bossen: in de wortelzone bevinden zich tal van mycelia (schimmelnetwerken) die de wortels van alle soorten bomen, struiken en kruiden die hier van nature samenleven met elkaar verbinden. Via dat netwerk worden voedingsstoffen en water verdeeld, van het ene individu naar het andere overgeheveld en onder verschillende soorten verdeeld. Waar de ene soort veel van heeft, wordt aan andere soorten doorgegeven die er weinig van hebben.

Vergelijkbare voorbeelden vinden we in oude graslanden, heidegebieden en wellicht in nog veel andere ecosystemen. Dergelijke ecosystemen zijn veel flexibeler om verandering op te vangen dan de afzonderlijke soorten en dit komt de overlevingskansen op lange termijn van alle samenstellende soorten ten goede.

Wat we hier zien is dat samenwerking over de grenzen van soorten heen voor alle betrokken organismen voordelig is, zowel om te overleven als om zich voort te planten en zich te verspreiden. Deze symbiotische samenwerking is een van de sterkste krachten die de evolutie voortstuwt. Daar waar de concurrentie van soorten onder elkaar en het individuele aanpassingsvermogen van soorten aan hun omgeving de stuwende kracht vormen achter de evolutie in jonge ecosystemen, wordt het belang van de symbiotische samenwerking tussen grote aantallen organismen steeds belangrijker naarmate de situatie ingewikkelder wordt en er steeds meer mogelijkheden tot samenwerking ontstaan. Hoe langer de aarde bestaat, hoe diverser het leven op aarde wordt en hoe groter het belang van deze tweede evolutiekracht wordt.

In dit rijtje horen nog andere samenwerkingsverbanden thuis zoals onze darmflora en onze huidflora. Hier gaat het om samenlevingsverbanden van bacteriën die in onze darmen ons eten helpen verteren en ons helpen gezond te houden. Op onze huid zorgen ze voor een beschermlaag. Zowel wij als de bacterieculturen zijn hierdoor beter aangepast aan het overleven op aarde.

We hebben het in een van de eerste hoofdstukken ook reeds gehad over het belang van de samenwerking tussen mensen en honden voor de evolutie van de mens. Ook dit is een voorbeeld van hetzelfde principe dat in de biologie symbiose wordt genoemd, een samenlevingsverband tussen verschillende organismen waar alle betrokken partners beter van worden.

Dergelijke verregaande vormen van symbiose vertonen duidelijke parallellen met traditionele karma-opvattingen. Deze gaan er namelijk van uit dat karma de menselijke groei in de richting stuurt van samenwerking tussen alle mensen op basis van spirituele verbondenheid en empathie. In de biologische evolutietheorie gaat het om het in harmonie samen leven tussen organismen van verschillend pluimage, bij karma gaat het om het in verbondenheid en harmonie samenleven van mensen van verschillende culturen, rassen en standen.

We kunnen de link tussen de evolutietheorie en karma ook vanuit een filosofisch oogpunt benaderen. Het uitgangspunt hierbij is dat het geheel van alles wat bestaat - dat we voor het gemak ‘het Opperwezen’ noemen - voortdurend in verandering is. Het innerlijke transformatieproces van de allesomvattende geheel leidt automatisch tot even intense transformaties binnen de kleinere gehelen die er deel van uitmaken. Zowel mensheid als aarde zijn kleinere eenheden binnen dat oneindig grote geheel. Opbouw- en afbouwprocessen, voortdurende beweging en transformatie, zijn een absolute voorwaarde voor het ontstaan en in stand houden van bewustzijn. Zonder veranderingen vervaagt bewustzijn onherroepelijk tot het uitdooft. En dat is blijkbaar niet de richting waar het Grote Geheel voor kiest. Het kiest duidelijk voor een voortdurende verversing van het bestaande bewustzijn onder invloed van diversifiëring, groei en transformatie. Bijgevolg ontstaan er wetmatigheden (evolutie en karma) waaraan de kleinere gehelen (Aarde en Mensheid ) onderhevig zijn en die een logisch uitvloeisel zijn van die keuze. Karma leidt tot een aanpassing van de mensheid aan de keuze van het Opperwezen om voortdurend te blijven evolueren. Darwiniaanse evolutie is de vertaling van diezelfde keuze met betrekking hoe het leven op aarde zich ontwikkelt.

Wat karma betekent voor de mensheid, betekenen de evolutiewetten voor de levende planeet aarde.

1 Meer hierover lees je in Karmische Psychologie 4, Boek III: Narcisme en Psychopathie

2 Zie mijn boek Autisme en Vorige Levens (ISBN 9789077101148)

***********************************************************************************

Deze tekst is een voorpublicatie uit 

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be

donderdag 25 januari 2024

Onze emotionele erfenis van Moeder Aarde

 

Karmische Psychologie


Deel 4 ~ Aarde & Schaduw


Boek I: Onze Erfenis van Moeder Aarde


Inleiding

De planeet Aarde vormt slechts een minuscuul stipje in het gigantische heelal en de dominante diersoort op aarde die zichzelf ‘mens’ noemt, waart hier nog maar net rond in verhouding tot de gigantische hoeveelheid tijd die reeds verstreken is sinds het ontstaan van het heelal. Desondanks beleeft elk individueel mens zichzelf als het middelpunt van het universum en het brandpunt van het bestaan, ondanks de beperkte duur van een mensenleven en het beperkte bereik van het menselijk bewustzijn. Voor deze serieuze discrepantie tussen de realiteit en de beleving ervan bestaat maar één verklaring: we zijn nu eenmaal menselijke Wezens, geïncarneerd op aarde, met een bewustzijn dat op die manier functioneert.

De menselijke persoonlijkheid is grofweg opgebouwd uit twee verschillende groepen van kenmerken: deze die louter aan de aarde gekoppeld zijn en deze die dat niet zijn. De niet-aardse componenten noemen we ‘Wezenlijk’. Ze bestaan onafhankelijk van de beleving van het lichaam en van het besef van lineaire tijd. Het gaat onder meer om spiritualiteit, intuïtie, creativiteit, diep verbondenheidsbesef en relativeringsvermogen. Via de werking van de hersenen worden deze kenmerken wel vertaald in typisch menselijk gedrag en afhankelijk van de omstandigheden al even vaak afgeremd, maar eens we sterven en ons lichaam verlaten, blijven ze deel uitmaken van onze Wezenlijke persoonlijkheid.

Dat geldt niet voor de lichaamsgebonden persoonlijkheidsaspecten die we gemeen hebben met de andere levende wezens op aarde: onze instincten en persoonlijke emoties en alle drijfveren die daaruit voortvloeien. Ze stimuleren ons om in leven te blijven, ons voort te planten en ons leven vorm te geven. Maar nadat we gestorven zijn en ons lichaam hebben verlaten, hebben deze kenmerken geen waarde meer, tenzij in het licht van een volgende incarnatie.

Veel van onze concrete verwezenlijkingen staan bijgevolg in functie van het overleven en van de drang om ons voort te planten. Daarnaast zetten we heel wat neer dat ten goede komt aan onze mogelijkheden tot zelfontplooiing..

Over deze aspecten gaat het in ‘De Erfenis van Moeder Aarde’: over hoe onze aardse component inwerkt op onze Wezenlijke helft en vice versa, over de interactie tussen onze aardse instincten, onze lichaamsgebonden emoties en onze cultureel bepaalde drijfveren enerzijds en ons Wezenlijk verbondenheidsbesef en relativeringsvermogen ten opzichte van al het aardse anderzijds. Het gaat ook over hoe zowel de aarde als de mensheid hierdoor evolueren.

Het Wezenlijke is geen uniek menselijk gegeven. Ook andere levensvormen op aarde zijn behept met een Wezenlijke component en ervaren op hun manier diepe verbondenheid en creatieve intelligentie. Andere soorten zijn net als de mens in staat het leven los te laten indien hun tijd hier op aarde over is. Dit duidt op relativeringsvermogen. Bij de mens lijkt de Wezenlijke component echter een hogere vlucht te nemen dan bij andere soorten, voor zover we tenminste in staat zijn dit waar te nemen en te beoordelen. We weten immers niet wat pakweg een vliegenzwam, een regenworm, een paling, een zeekoraal of een lindeboom innerlijk beleven. We kunnen slechts oordelen op basis van wat we andere levensvormen zien doen.

Maar stel je eens voor dat bv de slaplanten, sparren, kippen en koeien om ons heen ons beoordelen, enkel en alleen op ons gedrag, zouden ze dan het Wezenlijke in de mens herkennen of zouden ze vooral getroffen worden door ons instinctief gedrag waarin ze niet bijster veel empathie van ons ten opzichte van henzelf en andere levende wezens zouden herkennen? We behandelen veel levensvormen immers alsof ze niet eens leven, laat staan alsof ze een bewustzijn, emoties en gevoelens zouden hebben.

Of we dat nu leuk vinden of niet, zo zijn we nu eenmaal. Mensen gedragen zich zoals hun menselijke natuur hen ingeeft, net zoals krokodillen of bladluizen ook maar de impulsen volgen die hun door hun aardse lichaam zijn ingegeven. Dus zagen we bomen om, kweken we massaal kippen en varkens om ze koudweg te slachten en tot voedsel te verwerken (waarin we het leven amper nog kunnen herkennen), rijten we de bodem uiteen om er gewassen in te zaaien die we voor onszelf gebruiken, terwijl we andere soorten gedachteloos vernielen. We vechten, zijn jaloers, planten ons voort, leven op de impulsen van primitieve emoties, lijden en veroorzaken lijden. Daarin zijn we niet beter of slechter dan andere aardse levensvormen. Snelgroeiende bomen verstikken immers ook de trage groeiers, mieren houden bladluizen in slavernij en melken hen, katten eten muizen, beren eten vissen, vissen eten andere vissen, virussen en bacteriën eten alles en iedereen. Ze veroorzaken ziekte, pijn en emotionele ellende en zijn daarin niet slechter dan mensen. Ze leven zoals ze geschapen zijn. Wij leven zoals we geschapen zijn.

En wie zijn wij om onszelf of andere levensvormen hiervoor te veroordelen? We zijn immers slechts zeer kleine stipjes ten opzichte van de oneindige grootheid van het heelaal en de uitgestrektheid van de tijd. We zijn maar een klein onderdeeltje van het Grote Geheel dat alles omvat Ons bewustzijn is een fragment van het Eenheidsbewustzijn, het overkoepelende bewustzijn dat uit de interactie bestaat tussen alle bewustzijnsvormen, zowel deze van de aarde als deze van elders. En dat ‘elders’ is gigantisch in verhouding tot de aarde en al zeker ten opzichte van de mensheid.

Anderzijds behoort het even goed tot onze natuur om als sociale wezens zorgzaam te zijn voor elkaar, empathisch om te gaan met elkaar en onze directe omgeving, om morele waarden en rechtvaardigheidsbesef te ontwikkelen. Ook daarin zijn we niet alleen: het zijn eigenschappen die we delen met andere sociale levensvormen. Zowel sociale zoogdieren, sociale insecten als myceliumnetwerken (zwammen), bomen, struiken en kleinere plantensoorten helpen elkaar om te overleven. Meer nog: in evenwichtige ecosystemen helpen alle samenstellende soorten elkaar om beter te gedijen.


Onze biologische evolutie als mens, als deel van de ecologische kringloop van de aarde, heeft ons met heel wat reflexen opgezadeld die weliswaar zinnige bijdragen leveren tot onze kans om als soort te overleven, maar die niet altijd leiden tot een even Wezenlijke omgang met elkaar. We moeten dankbaar zijn voor deze reactiepatronen, maar er tegelijkertijd omzichtig mee omgaan. Maar we moeten er vooral op een andere manier mee leren omgaan dan hoe de grote religies het van ons verlangen. We kunnen onze aardse kant niet volledig wegduwen, negeren, amputeren of vernietigen. Het leveren van dat soort zinloze gevechten kost ons onnodig veel energie, energie die we nodig hebben om opbouwend werk te verrichten. Het is met onze innerlijke natuur zoals met de natuur om ons heen: we moeten ermee leren samenleven en samenwerken. Het Wezenlijke en het aardse in ons moeten elkaar telkens opnieuw ontdekken en zich steeds beter aan elkaar aanpassen.

************************************************************************************
Deze tekst is een deel van de inleiding van mijn volgende boek: Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze erfenis van Moeder Aarde (verschijnt in 2024)

donderdag 26 oktober 2023

Karmische Psychologie - Hoe het begon + Een overzicht

 

Hoe ‘Karmische Psychologie ‘ geboren werd

Over reïncarnatiepsychologie kan je niet schrijven zonder automatisch bij het begrip ‘karma’ uit te komen, karma als aandrijvende motor van het individuatieproces. De logische samenhang tussen de keuzes die we maken, de gevolgen ervan en de ‘dwingende keuzes’ die daar weer uit voortvloeien, kan immers moeilijk genegeerd worden door wie de opeenvolging van incarnaties bestudeert. Deze dynamiek leidt automatisch tot een proces van groeien en heel worden dat doorheen de opeenvolging van levens en tussenlevens blijvend verder loopt en waar alleen de naam ‘individuatieproces’ eer aan doet.

Al lang leefde in mij de behoefte om de tijdloze inzichten van Carl Gustav Jung – wiens levenswerk het was om de collectieve, archetypische samenhang en de dynamiek van de menselijke psychologie in kaart te brengen - verder uit te werken in het licht van alle eerlijk uitgevoerd onderzoek naar reïncarnatie, bijna-doodervaringen en tussenlevenservaringen. Op een dag in 1996 begon ik te schrijven, zonder te beseffen dat dit werk mogelijk pas dertig jaar later min of meer voltooid zou zijn. Inzichten die voortvloeiden uit de therapeutische toepassingen van intuïtieve ontwikkeling en psycho-energetica, vonden hun weg in dit weefsel.

Van Karmische Psychologie zijn anno 2022 twee delen verschenen:

Deel 1: In Dialoog met het Onbewuste (ISBN 978-90-77101-117) omvat een introductie tot de aura-chakrapsychologie, een uitgebreide bespreking van de psycho-energetica, een hoofdstuk over de aard, de zin en de betekenis van dromen, een visie vanuit de reïncarnatiepsychologie op karma, trauma’s, het oertrauma en de menselijke persoonlijkheid in het algemeen.

Deel 2: Individuatie en Healing (ISBN 9789077101025) behandelt het individuatieproces doorheen de levens, de reïncarnatiecyclus en bevat heel wat informatie over healingmethodes en regressietherapie.

In voorbereiding:

Deel 3: Relaties, Seksualiteit en Opvoeding bespreekt deze drie onderwerpen in het licht van de reïncarnatiepsychologie en het individuatieproces doorheen de levens en bevat tevens een uitgebreid hoofdstuk over afscheid en rouwprocessen.

Deel 4: Aarde en Schaduw gaat dieper in op de aardse, instinctieve aspecten van onze menselijke persoonlijkheid en bespreekt hoe we met de schaduwzijde van onze persoonlijkheid kunnen omgaan om deze ten slotte te integreren. Deel vier bevat tevens een uitgebreid hoofdstuk over narcisme en psychopathie en een hedendaagse visie op sjamanisme.

Delen 1 en 2 van Karmische Psychologie werden in hun geheel uitgegeven met respectievelijk acht en zes grote hoofdstukken die even goed elk als afzonderlijke boeken kunnen beschouwd worden. Voor de delen 3 en 4 van Karmische Psychologie wordt gekozen voor een andere aanpak: de samenstellende delen worden als afzonderlijke boeken uitgegeven. Deel 3 : Relaties, Seksualiteit & Opvoeding wordt opgesplitst in zes boeken. Voor Deel 4: Aarde en Schaduw worden dat er vijf.

Deel 3: Relaties, Seksualiteit en Opvoeding

Boek 1 – Opgroeien en opvoeden (verschijnt ergens tussen 2025 en 2030)

Boek 2 – Moeilijk in de omgang (verschijnt ergens tussen 2025 en 2030)

Boek 3 – Relaties (verschijnt ergens tussen 2025 en 2030)

Boek 4 – Seksualiteit (verschijnt ergens tussen 2025 en 2030)

Boek 5 – Afscheid en Rouw (verschijnt ergens tussen 2025 en 2030)

Boek 6 – Relaties op Wezensniveau (verschijnt ergens tussen 2025 en 2030)


Deel 4: Aarde en Schaduw

Boek 1 – Onze erfenis van Moeder Aarde (verschijnt in 2024)

Boek 2 – De integratie van de Schaduw (verschenen in november 2023; ISBN 9789077101 )

Boek 3 – Psychopathie en Narcisme (verschijnt in 2024)

Boek 4 – Aliens (verschijnt ergens tussen 2025 en 2030)

Boek 5 - Sjamanisme hier en nu (verschijnt ergens tussen 2025 en 2030)


Karmische Psychologie – Aanvullingen op de reeds verschenen delen

(verschijnt ergens tussen 2025 en 2030)

Enkele onderwerpen die oorspronkelijk bedoeld waren als hoofdstukken van Karmische Psychologie, leiden intussen een eigen leven als afzonderlijk boek:

Autisme en Vorige Levens (ISBN 978 90 77101 148; derde herziene druk), waarin het verband wordt geschetst tussen Autisme, ons overlevingsinstinct en vorige-levenstrauma’s. Er wordt ook ingegaan op de autistische deelpersoonlijkheid die in elk mens leeft.

Hoogsensitief – Anders Bekeken (ISBN 978 90 77101 124 , tweede herziene druk)

Dit boek handelt over wat hoogsensitiviteit in het dagelijks leven inhoudt en hoe je als hoogsensitief mens met jezelf en met het leven kan omgaan. De verschillende types en gradaties van hoogsensitiviteit komen aan uitgebreid aan bod. Voordelen en nadelen, mogelijkheden en beperkingen, oorzaken en gevolgen, het wezenlijke en de schaduwzijde van hoogsensitiviteit worden benoemd en besproken.

De Pijn van het Opperwezen (ISBN 978 90 77101 049)

Als ‘God’ het ‘Grote Geheel van Alles’ is, dan omhelst dit ook al het negatieve en destructieve dat tot de Schaduw van de Aarde en de Mensheid behoort. De zoektocht naar een geïntegreerd godsbeeld levert verrassende inzichten op.

Wat gebeurt er als ik dood ga? (ISBN 978 90 77101 070)

In dit boekje wordt op een bevattelijke manier geschetst hoe het is om over te gaan van het lichamelijke leven naar een onstoffelijk bestaan, op basis van wat we weten uit bijna-doodervaringen. Het werd speciaal geschreven voor kinderen die met de dood geconfronteerd worden en die behoefte hebben om zich hiervan een beeld van te kunnen maar het wordt ook geapprecieerd door volwassenen die op zoek zijn naar informatie over sterven en wat er na de dood gebeurt.



zaterdag 23 september 2023

Tijdelijke Schaduw, Chronische Schaduw en Slaapproblemen

 

Tijdelijke Schaduw en Chronische Schaduw


Daar waar de Persoonlijke Schaduw, de Wezenlijke Schaduw en de Culturele Schaduw integraal deel uitmaken van iemands persoonlijkheid, is dat niet noodzakelijk zo met de Tijdelijke Schaduw. Deze laatste wordt in het leven geroepen door tijdelijke levensomstandigheden en verdwijnt in de regel van zodra deze voorbij zijn. Het gaat hierbij om menselijke eigenschappen en vaardigheden die men wel heeft geïntegreerd, maar waaraan men om concrete redenen een tijdlang niet toekomt. Enkele voorbeelden:

  • Op een drukke dag, waarbij je de ene persoon na de andere ziet en je geen tijd hebt om tussendoor even tot jezelf te komen, krijg je ook niet de tijd om je emoties de ruimte te geven waar ze om vragen. Ook al heb je niet de gewoonte om je emoties en je emotionele behoeften weg te cijferen, toch moet je ze opzij zetten want er is eenvoudigweg geen gelegenheid om te doorleven wat er op emotioneel vlak in je omgaat. De ruimte hiervoor ontstaat pas als je terug thuis bent en een uurtje op jezelf kan terugvallen. Dan komen alle emotionele reacties waar je je gedurende de dag maar amper bewust van was, terug uit de Tijdelijke Schaduw je bewustzijn ingeslopen.

  • Een man had op zijn werk een collega tot wie hij zich seksueel aangetrokken voelde. Maar net zoals bij de meeste mensen die een vaste relatie hebben, was het toegeven hieraan naar zijn Persoonlijke Schaduw verbannen. Het kunnen genieten van seks was echter een geïntegreerd aspect van zijn persoonlijkheid. De onderdrukte seksuele opwinding die zich gedurende zijn werkdag had opgebouwd en bijgevolg in zijn Tijdelijke Schaduw werd opgeborgen, ontlaadde zich ’s avonds in het contact met zijn eigen partner.


Wanneer de beperkende levensomstandigheden echter lang duren en ze maar af en toe en met mondjesmaat gelegenheid laten om aan datgene toe te komen dat door die omstandigheden naar de Schaduw is verbannen, ontstaat er een Chronische Schaduw. Daar waar een Tijdelijke Schaduw weliswaar lastig kan zijn om mee om te gaan, maar geen traumatische schade aanricht, kan dit met een Chronische Schaduw wel het geval zijn. Enkele voorbeelden:

  • Een kleuterleidster met een fulltime job had zelf ook drie kinderen. Gedurende haar werkweek moest ze steevast haar eigen emotionele behoeftes opzij zetten. Tijdens die werkuren kwamen de kleuters uit haar klasje op de eerste plaats en ’s avonds de behoeften en noden van haar eigen kinderen. Enkel tijdens het weekend kreeg ze voldoende tijd en ruimte om aan haar eigen emotionele behoeften toe te komen. Wat begon met het verbannen van haar emoties naar een Tijdelijke Schaduw verwerd na verloop van tijd tot een gevecht met een Chronische Schaduw. Nochtans had ze er geen enkele moeite mee om haar emoties de ruimte te geven en in te gaan op haar emotionele behoeften tijdens haar vrije dagen.

  • Het bekendste voorbeeld van een Chronische Schaduw is wellicht deze die ontstaat door niet toe te komen aan voldoende rust en ontspanning als gevolg van de hectiek van het dagelijkse leven waarbij werk en gezin tezamen meer tijd van je opeisen dan je feitelijk tot je beschikking hebt. Dit overkomt heel wat mensen die hier absoluut niet bewust voor kiezen en voor wie het vermogen om zich te ontspannen gewoon deel uitmaakt van hun bewust gekoesterde vaardigheden. Het vermogen om te genieten van het leven, te ontstressen behoort niet tot hun Persoonlijke Schaduw en evenmin tot hun Wezenlijke Schaduw. Ze komen er enkel en alleen niet aan toe als gevolg van de levensomstandigheden die hen vanuit de maatschappij worden opgedrongen. Deze zijn weliswaar ten dele het gevolg van keuzes die ze gemaakt hebben, maar de consequenties die deze keuzes met zich meegebracht hebben, hadden ze niet voorzien. De meest voorkomende combinatie hierbij is het hebben van een fulltime job, kinderen en een huis dat afbetaald moet worden. Hierdoor komen veel mensen langdurig niet toe aan voldoende ontspanning en uren slaap.

Chronische vermoeidheid is hier niet het enige gevolg van. In de Chronische Schaduw vormt er zich na verloop van tijd een schaduwdeelpersoonlijkheid wiens enige intentie het is om rust te mogen ervaren door niets te moeten doen en aan alle verplichtingen te ontsnappen. Dit leidt tot het welbekende fenomeen van eindelijk vakantie nemen en op reis gaan, maar tijdens de eerste week aan niets anders toekomen dan lanterfanten en slapen. Korte vakantiereizen zijn wat dat betreft louter geldverspilling. Thuis blijven en niets doen, leidt tot meer herstel.


Uiteraard zijn er heel wat mensen bij wie een dergelijke Chronische Schaduw overlapt met hun Wezenlijke Schaduw.

In het kader van voorgaand voorbeeld gaat het dan om mensen die in hun ik-persoonlijkheid wel waarde hechten aan ontspanning en rust, maar die er bv in Wezen van overtuigd zijn dat dit tijdverspilling is.


Als we ergens niet voor kiezen – noch in Wezen, noch in persoon - en het komt toch quasi onvermijdelijk op ons pad, dan hebben we in de regel te maken met het aantrekken van een karmisch leerproces. Een Tijdelijke Schaduw die onder druk van de omstandigheden is uitgegroeid tot een Chronische Schaduw waaronder men lijdt, verbergt dan ook vaak een achterliggend karmisch patroon. Terug naar ons laatste voorbeeld:

Het klakkeloos overnemen van de normen en waarden uit de samenleving waarvan we deel uitmaken, leidt maar al te vaak tot het blijven bestaan van wantoestanden. De onleefbare druk waaraan veel westerse mensen onderhevig zijn om aan een mensonwaardig tempo te leven, is iets waarin verandering dient te komen, zo niet zadelen we onszelf met steeds nieuwe trauma’s op die tijdens volgende levens aangepakt moeten worden. In dit geval hebben we te maken met een collectief karmisch leerproces. Elk individu die niet kritiekloos aan de ratrace meedoet, maar er een alternatief voor weet te formuleren, levert niet alleen een bijdrage aan zijn eigen karmisch leerproces, maar tevens aan dat van het collectief van de mensheid.


Een ander herkenbaar voorbeeld:

Het hebben van kinderen kan zowel tot een Tijdelijke Schaduw leiden als tot een Chronische Schaduw. Door de noodzaak om heel wat van je eigen behoeften opzij te zetten in functie van het beschermen, voeden en opvoeden van je kinderen, komen deze behoeften in de Schaduw terecht, ongeacht of deze voordien tot de Persoonlijke of Wezenlijke Schaduw behoorden of niet. Er zijn echter hele generaties vrouwen (en in mindere mate ook mannen) die een heel leven lang niet aan hun eigen behoeften zijn toegekomen doordat ze onder druk van de samenleving ‘kozen’ voor een groot gezin. De emotioneel noodzakelijke behoeften waarvoor ze geen ruimte konden maken, kwamen eerst in een Tijdelijke Schaduw terecht, die na de tweede bevalling een Chronische Schaduw bleek te zijn en nog enkele zwangerschappen en bevallingen later een permanente Persoonlijke Schaduw. De nood om ook een leven te hebben waarin hun behoeften en ambities aan bod komen, heeft bij velen onder hen geleid tot het ontstaan van egoïstische en hardvochtige schaduwdeelpersoonlijkheden waaronder ze niet alleen zelf hebben geleden, maar vooral ook hun kinderen.

Opnieuw hebben we hier te maken met een karmisch leerproces van collectieve aard. We hebben immers niet alleen het recht, maar tevens de plicht om grondig na te denken of we al dan niet kinderen willen en hoeveel draagkracht we hiervoor hebben in onze concrete levensomstandigheden. Als het gaat over een kinderwens of indien er druk vanuit de samenleving bestaat om een gezin te stichten, wordt er vaak schromelijk weinig rekening gehouden met de kinderen zelf. Het resultaat is dat er een uitgebreide categorie aan menselijke trauma’s bestaat die gerelateerd zijn aan ongewenst zijn als kind, doordat een of beide ouders er emotioneel niet klaar voor waren, of omdat ze zelfs helemaal geen kinderen wilden, maar dit niet aan zichzelf of aan de buitenwereld mochten toegeven. Als gevolg hiervan lopen er heel wat mensen rond die als kind hechtingsstoornissen hebben opgelopen en/of het slachtoffer zijn geworden van emotionele verwaarlozing en maar al te vaak ook van fysieke mishandeling en fysieke verwaarlozing




Schaduw en slaapproblemen


Veel van onze slaapproblemen zijn het gevolg van de Schaduw. Datgene waar we overdag niet aan toe komen maar wel behoefte aan hebben en vooral de behoeften die we niet willen hebben maar die desondanks deel uitmaken van onze persoonlijkheid, eisen hun aandacht op van zodra de bewustzijnsenergie van de ik-persoonlijkheid is opgebruikt. Als we moe zijn dus. En dat is vooral ’s avonds als het tijd is om ons bed op te zoeken. De inhouden van onze Schaduw verstoren tijdens de laatste fase van de dag de gemoedsrust die we nodig hebben om onbezorgd in slaap te kunnen vallen. Bij velen begint deze verstoring reeds voordat ze hun bed opzoeken.

Het meest voorkomende voorbeeld hiervan zijn de vele mensen die als gevolg van de hectiek van hun dagelijks leven onvoldoende aan rustmomenten toekomen. Hun behoefte aan tijd om eens gewoon niets te doen zit in opgeladen toestand te duwen in hun Tijdelijke Schaduw die vaak reeds tot een Chronische Schaduw is uitgegroeid. Als gevolg hiervan stellen ze het uur waarop ze gaan slapen uit om eerst nog wezenloos voor de televisie te hangen, om weinig bevredigende boodschappen op sociale media te lezen en uit te wisselen en dergelijke meer. Het resultaat hiervan is dat het praktisch gezien reeds onmogelijk wordt om nog voldoende uren slaap te krijgen voordat de wekker weer afgaat.

Maar eens ze zich te rusten hebben gelegd, komen er weer andere schaduwinhouden de kop op steken. Alle emoties en gevoelens waarvoor ze gedurende de dag geen tijd hebben gehad of genomen om ze voldoende te doorleven, vragen nu hun aandacht. Het gevolg hiervan is gepieker en chronische slapeloosheid.


Het gaat uiteraard niet altijd om de inhouden van een Tijdelijke of een Chronische Schaduw, maar vaak ook om deze van een permanente Persoonlijke en/of Wezenlijke Schaduw. Een veelvoorkomend voorbeeld:

Veel mensen duwen hun problemen en trauma’s weg door zoveel mogelijk bezig te zijn en hun aandacht bewust op andere zaken te focussen. Hierdoor stellen ze niet alleen het uur uit waarop ze gaan slapen tot ze zich daar uitgeput genoeg voor voelen, tevens ontwikkelen ze in hun Schaduw een schaduwdeelpersoonlijkheid die zich enkel en alleen bewust is van de trauma’s in kwestie en de vele triggers die tot herbeleving leiden. Deze schaduwdeelpersoonlijkheid neemt het bewustzijn over van zodra het bewuste ik te moe is om nog aanwezig te blijven. Meestal valt men in slaap om na een korte diepe slaap terug wakker te worden, waarbij het bewustzijn wordt overheerst door de schaduwdeelpersoonlijkheid en zijn herinneringen aan alles wat ooit is misgelopen. Maar al te vaak gaat dit gepaard met het optreden van nachtmerries tijdens die eerste slaapfase, angstdromen die verwijzen naar de uit het bewustzijn gebannen trauma’s. Bijgevolg ontwikkelt men bovenop het uitstelgedrag en het nachtelijke gepieker ook nog eens de angst om in slaap te vallen.


Een ander regelmatig opduikend patroon is dat een bepaalde emotie principieel niet toegelaten wordt, waardoor er een schaduwdeelpersoonlijkheid ontstaat met die specifieke emotie als kern.

Een voorbeeld hiervan was een vrouw die in Wezen angst en weerstand had tegen het neerzetten van grenzen en consequent hiermee nooit kwaad kon of durfde te worden. Kwaadheid heeft immers als positieve intentie het terug neerzetten van grenzen, daar waar er overheen is gegaan. Het vermogen om kwaad te worden en respect voor haar grenzen op te eisen, behoorde zowel tot haar Wezenlijke als tot haar Persoonlijke Schaduw. Voor haar huwelijkspartner kwam zijn job op de eerste plaats en zijn gezin pas op de tweede plaats. Dit resulteerde regelmatig in egocentrisch gedrag ten opzichte van vrouw en kinderen, waarin bovendien een duidelijke ondertoon van respectloosheid aanwezig was. De kwaadheid hierover, die de vrouw overdag zo weinig mogelijk in haar bewustzijn toeliet – laat staan deze te uiten - overspoelde haar op den duur zowat elke nacht. Hierdoor kon ze niet slapen en zwierf ze ’s nachts in huis rond. Meestal eindigde dit met het schrijven van kwade brieven naar haar echtgenoot. Tegenaan de ochtend verscheurde ze die en gooide ze de snippers in de vuilbak, waarna er weer een dag volgde waarin ze veel over zich heen liet gaan waartegen ze eigenlijk had moeten reageren.

Door haar kwaadheid ’s nachts van zich af te schrijven, ontlaadde ze weliswaar haar Schaduw, maar door er geen lessen uit te trekken, bleef die Schaduw bestaan in plaats van geïntegreerd te geraken.


Het gaat overigens niet altijd om autonome schaduwdeelpersoonlijkheden waaraan nog veel werk is alvorens ze te kunnen integreren.

Zo was er bv een gepassioneerd muzikant met een fulltime job die niets met muziek te maken had. Elke avond van elke werkdag was zijn Tijdelijke Schaduw opgeladen met de onbevredigde behoefte om met muziek bezig te zijn. Hoe uitgeput hij soms ook was, elke avond eindigde hij met urenlang muziek beluisteren en met zelf muziek spelen. Dit resulteerde systematisch in erg korte nachten, maar hij viel ten minste wel elke nacht met een bevredigd gevoel in slaap.


Dit alles leidt tot de conclusie dat het integreren van de Schaduw noodzakelijk is om slaapstoornissen aan te pakken. Het volgende voorbeeld illustreert dit:

Een vrouw had een aantal hectische jaren achter de rug, met onder meer twee verhuizingen in evenveel jaren tijd, problemen op haar werk en daar bovenop enkele lastig te genezen gezondheidsklachten. Aan het verwerken van al deze gebeurtenissen die gezamenlijk een traumatiserend karakter hadden, kwam ze niet toe doordat haar leven te druk bleef. Ondanks dat ze de kwaliteiten om moeilijkheden te verwerken had ontwikkeld en tevens bewust koesterde, verdwenen deze in haar Tijdelijke Schaduw. Toen dit steeds vaker in slaapproblemen resulteerde, besloot ze de slapeloze uren nuttig te gebruiken en alle problemen van de voorbije jaren ’s nachts van zich af te schrijven. Het resultaat hiervan was dat haar vermogen om te verwerken terug deel begon uit te maken van haar bewuste ik-persoonlijkheid en dat haar slaapproblemen na verloop van tijd als vanzelf verdwenen. 


**********************************************************************************

Deze tekst vormt een hoofdstuk uit mijn boek 'De Integratie van de Schaduw'  (Karmische Psychologie, Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek II; verschijnt ergens in 2023)

 

woensdag 16 augustus 2023

Hoe intuïtie in de Schaduw terechtkomt en er weer uit kan bevrijd worden

 

Hoe intuïtie in de Schaduw terechtkomt en er weer uit kan bevrijd worden


Intuïtie is een psychologische basisvaardigheid die in oorsprong bij alle mensen aanwezig is. Zonder het vermogen om intuïtief te denken en inzichten te ontvangen, was de mens nooit geëvolueerd tot de dominante diersoort op aarde. Met rationeel denken alleen, komen we immers regelmatig in de problemen. Wie hier voorbeelden van zoekt, moet zich maar verdiepen in de waslijst aan milieuproblemen die zijn ontstaan door louter te vertrouwen op rationele kennis in onze omgang met de aarde. Intuïtie vormt hiervoor het tegengewicht. Wat rationeel een goeie keuze lijkt, maar het om de een of andere reden toch niet is, kan door middel van een intuïtief aanvoelen doorprikt worden. Vaak komt daar nog een inzicht bij ‘uit de lucht vallen’ dat aangeeft waarom de ratio zich heeft vergist.

Hoe intuïtie werkt is niet zo eenvoudig om uit te leggen, al weet iedereen die heeft leren vertrouwen op zijn intuïtie hoe het aanvoelt. Onze intuïtie laat ons toe om alle relevante gegevens die uit verschillende bronnen komen, samen te voegen en in rekening te brengen om tot een besluit te komen waaruit een handeling voortvloeit.

Die verschillende bronnen zijn:

  • Kennis en ervaring die we in het verleden hebben opgedaan

  • Zintuiglijke indrukken die we al dan niet bewust registreren

  • Rationele kennis en redeneringen

  • Empathische indrukken, zoals datgene wat we aanvoelen dat in anderen omgaat

  • Andere buitenzintuiglijke informatie en flitsen van inzicht


Onze ratio alleen kan in de meeste gevallen louter rekening houden met wat uit zijn eigen bron komt en wat we bewust zintuiglijk ervaren. Al het andere wordt niet in rekening gebracht om tot een conclusie te komen.

Een intuïtieve inschatting die iedereen uit ervaring kent, is het gooien met een bal, een stok of een steen naar een bepaald doel, of met een prop papier naar de vuilnisbak. Rationeel weten we in de regel niet hoeveel ons projectiel weegt; we kunnen hooguit de afstand inschatten die het projectiel moet afleggen en het is louter de ervaring van vorige worpen die ons helpt om de kracht waarmee we gooien en de boog die we het projectiel laten afleggen in te schatten. Dit is hoe intuïtie werkt.

Mensen hebben miljoenen jaren moeten overleven in moeilijke en gevaarlijke omstandigheden. Onze intuïtie is samen met ons rationeel verstand van generatie op generatie verder ontwikkeld. In vergelijking met het gooien met een projectiel, hebben we keuzes moeten leren maken waarbij met nog veel meer factoren rekening moet gehouden worden dan het gewicht van een steen en de afstand tot een opdringerig dier dat we met die steen willen wegjagen.

Hoe schat je in of een bergroute veilig is of niet? Dit is afhankelijk van hoe het weer nu is en van het weer dat er nog aankomt, van de conditie van diegenen die de berg willen over geraken en van nog zoveel meer. Hoe groot is de kans om op een bepaalde plek voldoende voedsel te vinden en/of een veilige kampeerplek? Als je een groep vreemdelingen ziet aankomen, hoe veilig is het om hen te ontmoeten? Of is het beter hen te vermijden? Vaak genoeg moesten dergelijke beslissingen snel genomen worden en hingen leven en welzijn ervan af. Hoe beter de intuïtie, hoe meer kans op een veilige beslissing.


Een werkzame intuïtie behoeft wezenscontact. Via ons Wezen zijn we immers verbonden met de collectieve kennis die gezamenlijk is opgebouwd door alle mensen die ooit ervaring hebben opgedaan met leven en overleven op aarde. Anderzijds speelt de lengte van de reïncarnatiecyclus een belangrijke rol. Hoe langer iemand reeds aan het reïncarneren is, hoe zekerder die persoon nog steeds over de oorspronkelijke intuïtieve vermogens beschikt, waarbij de intuïtie nauw verweven is en nauw samenwerkt met het overlevingsinstinct. Indien Wezens die pas recent als mens op aarde zijn beginnen incarneren, terechtkomen in culturen waaruit intuïtie verdwenen blijkt te zijn, kunnen ze niet terugvallen op dat soort wezenlijke ervaring vanuit vroegere incarnaties.

Intuïtie kan overigens ook bestaan zonder contact met het overlevingsinstinct, alleen heb je daar in de praktijk niet zo veel aan. Je kan dan wel veel aanvoelen en veel inzichten hebben, maar indien deze je niet helpen om praktisch te overleven en om zinvolle keuzes te maken, dan is het nut ervan erg beperkt.

Elk mens die over voldoende wezenscontact beschikt en die via een voldoende lange reïncarnatiecyclus geworteld is in het aardse bestaan, beschikt in aanleg dus over een werkzame intuïtie die gekoppeld is aan het overlevingsinstinct.

Van hoe meer informatiebronnen de intuïtie gebruik maakt, hoe meer kans er ontstaat op een zinvolle keuze. Vandaar dat ook het wezenscontact en het vermogen om vanuit het tijdloze het tijdsgebondene te overzien zo belangrijk zijn. Daar komen die flitsen van inzicht vandaan die niet louter op zintuiglijke, rationele en ervaringsgebonden informatie gebaseerd zijn, maar die een zeer wezenlijk verschil uitmaken voor de te maken keuzes en de gevolgen die hieruit voortvloeien.

Een voorbeeld hiervan werd me verteld door een vrouw die door een samenloop van omstandigheden samen met een man afgezonderd geraakte van een grote groep met wie ze op stap waren. Ze maakten een lange wandeling door een afgelegen bos en waren nog een heel eind verwijderd van hun eindbestemming. De vrouw voelde zich zeer onveilig omdat ze intuïtief aanvoelde dat die man gevaarlijk was. Ze kreeg echter ook het inzicht om geen angst aan hem te tonen. Achteraf bleek dat de man in kwestie een seriemoordenaar was die meerdere vrouwen om het leven had gebracht en dat ze dus effectief aan een macaber lot was ontsnapt. Tijdens een gesprek dat ze met hem had toen ze hem later in de gevangenis opzocht, vertrouwde hij haar toe dat hij tijdens die wandeling had geweten dat ze hem doorhad, maar dat hij haar niets had aangedaan omdat hij haar moed en haar inzicht had geapprecieerd.

De intuïtie van die vrouw was gebaseerd op zijn lichaamstaal zowel als op de emotionele reacties die ze innerlijk had ervaren (maar niet had getoond). Daar bovenop kwam een wezenlijk inzicht met betrekking tot hoe ze zich moest gedragen om zoveel mogelijk kans te maken om de dans te ontspringen. Dit inzicht was mogelijk gebaseerd op vorige-levenservaringen of op wat ze via empathische weg oppikte met betrekking tot hoe die man zijn denkwereld functioneerde.


We worden echter collectief opgevoed om onze intuïtie te leren negeren, waardoor onze intuïtieve inzichten en kennis dezelfde weg afleggen als onze onderdrukte emotionele behoeften. Deze komen als het waren van achter het muurtje van bewuste censuur in het bewustzijn binnen sluipen en nemen de vorm aan van projecties of van psychosomatische klachten. Als intuïtie verplicht wordt diezelfde sluipweg te nemen, geraken intuïtieve inzichten vermengd met verdrongen emoties. Het gevolg hiervan is dat ‘een gevoel’ dat zich vanuit het onbewuste opdringt aan het bewustzijn, zowel een intuïtief inzicht kan bevatten, als een projectie van onderdrukte angsten of verlangens.

Om onze intuïtie de kans te geven zich opnieuw te ontplooien, is het leren maken van het onderscheid tussen inzichten enerzijds en verlangens en angsten anderzijds, een eerste voorwaarde. Hiervoor moeten we simpelweg onze zelfkennis in alle eerlijkheid uitbreiden tot niets van onze emotionele verlangens, behoeften en angsten ons nog vreemd is. Dan scheiden zich de wegen van intuïtie en projectie opnieuw en kunnen beide hun eigen herkenbare route naar het bewustzijn krijgen.


Voor wie van de eigen intuïtie is vervreemd, is het een belangrijke stap om de intuïtie van anderen te leren herkennen. Als twee mensen een verschillend gevoel krijgen over een ander mens, over een keuze of over een situatie, zijn er meerdere mogelijkheden:

1/ Beiden projecteren hun emotionele behoeften en geen van beiden heeft toegang tot zijn intuïtie.

2/ Eén van beiden heeft een intuïtieve indruk die achteraf juist blijkt te zijn en de ander zit ernaast wegens een emotionele projectie.

3/ Beiden hebben een intuïtieve indruk, maar pikken slechts een deel van een complexe realiteit op.


Wie van de eigen intuïtie is vervreemd, komt vaak met de tweede mogelijkheid in aanraking. Indien je in dat geval verkeert en je regelmatig contact hebt met iemand wiens intuïtieve indrukken keer op keer raak blijken te zijn, dan kan dit je helpen de stem van je eigen intuïtie te leren herkennen door je eigen ‘gevoel’ hieraan te toetsen. Vaak was er immers eerst een flits van intuïtie die echter bliksemsnel werd weggeredeneerd. Door dergelijke introspectie kan je tevens ontdekken welke route je gedachten afleggen in de ontkenning van de intuïtieve stem in jezelf.

Het is daarenboven nodig om uit te vissen waarom je bang of afkerig bent geworden van je intuïtieve indrukken. Meestal zit het antwoord op deze vraag verborgen in de thuissituatie waarin je bent opgegroeid en de waarden waarmee je bent opgevoed. Enkele voorbeelden:

  • Als je opgroeit in een emotioneel onveilig gezin, dan kan het als kind zodanig kwellend worden om telkens een voorgevoel te krijgen van de onredelijkheid die op je afkomt, dat je op den duur de intuïtieve indrukken die jou hiervoor waarschuwen zoveel mogelijk negeert.

Een copingstrategie die nog verder gaat is het systematisch verdringen van de herinneringen aan zowel de voorgevoelens als de daaropvolgende traumatische gebeurtenissen zelf. Dit gebeurt indien het in emotioneel opzicht totaal onleefbaar wordt om in het permanente besef te verkeren van het emotionele wespennest of de emotionele gevangenis waarin je opgroeit.

Het hebben van één of twee ouders op wie je niet kan rekenen en die uitblinken door een gebrek aan emotionele en/of materiële zorgzaamheid, staat vrijwel garant voor het systematisch uitbannen van zowel intuïtie als herinneringen, kort nadat de gebeurtenissen zich hebben voorgedaan.

In al deze gevallen verhuist het intuïtieve vermogen naar een innerlijke schaduwdeelpersoonlijkheid. Dit is niet zelden het archetypische Schaduwkind.

  • Een andere veelvoorkomende reden is dat een kind zijn intuïtie ontkent uit loyaliteit naar de ouders door wie het opgevoed wordt, indien deze ouders zelf bang zijn van hun intuïtie en louter en alleen op rationele keuzes vertrouwen.

Soms moet er een lange weg moet afgelegd worden, met veel zoeken en evenveel therapeutische verwerking, alvorens de intuïtieve vermogens terug een bewust inzetbare psychische vaardigheid worden. Dit gaat vrijwel altijd hand in hand met het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en het bijbehorende zelfvertrouwen. Dit is immers nodig om te durven luisteren naar de stem van de intuïtie.


**********************************************************************************

Deze tekst vormt een hoofdstuk uit mijn boek 'De Integratie van de Schaduw'  (Karmische Psychologie, Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek II; verschijnt ergens in 2023)

 

De Archetypische Schaduw herbekeken

Diverse invalshoeken om de Schaduw te begrijpen


In Jungs visie met betrekking tot de Schaduw ging het om een archetype, een gegeven dat alle mensen gemeenschappelijk hebben en dat ook los van het individueel menselijk bewustzijn bestaat. Archetypes huizen in het ‘Collectief Onbewuste’, in dat deel van ons onbewuste dat alle mensen met elkaar verbindt en dat we dus gemeenschappelijk hebben. Zijn theoretische beschouwingen omtrent de Schaduw vloeiden voort uit de observatie dat dit psychische gegeven bij elk mens voorkomt en dat er universele kenmerken zijn die het individu en de cultuur overstijgen. Vandaar dat hij het een archetype noemde.

Wat hij over de Archetypische Schaduw schreef, ging in wezen over wat ik verderop de ‘Schaduw van de Mensheid’ zal noemen. Dit is het geheel van alle potentiële en bestaande menselijke kenmerken of eigenschappen die door het collectief van de mensheid afgekeurd worden en in de mate van het mogelijke ook worden uitgebannen, zowel uit ons gedrag als uit ons bewustzijn. Zijn beschouwingen over de Archetypische Schaduw waren voor Jung het vertrekpunt om na te gaan hoe deze zich bij individuele mensen manifesteerde.

In wat hierna volgt, kijken we in de andere richting: we vertrekken van de individuele mens en de individuele verschillen en werken toe naar de collectieve eigenschappen van de Schaduw.


Om te beginnen bekijken we de Schaduw op het niveau van de individuele mens. Elk individu heeft twee verschillende Individuele Schaduwen, die zich op verschillende zijnsniveaus presenteren.

De Persoonlijke Schaduw ontstaat tijdens de opvoeding. Alle gedragspatronen en uitingen van emoties die ongewenst zijn in de cultuur waarin jouw opvoeders je opvoeden, leer je te onderdrukken. Dit leidt tot het ontstaan van taboes die niet zelden in strijd zijn met onze instinctieve reflexen. Maar van cultuur tot cultuur - en zelfs van gezin tot gezin - kunnen hierbij sterke verschillen optreden. Agressie, liegen en stelen worden in de meeste gevallen taboe verklaard, maar niet altijd en overal. Het uiten van emoties en gevoelens kan als wenselijk beschouwd worden of belachelijk gemaakt worden. Spirituele waarden en intuïtie kunnen gecultiveerd worden of afgewezen worden. Religieuze waarden en normen worden nu eens hoog in het vaandel gedragen, dan weer tot onzin verklaard. Het hangt er dus maar vanaf in welk gezin je incarneert en door wie je opgevoed wordt en dit kan tot heel verschillende inhouden van de Persoonlijk Schaduw kan leiden. Ook trauma’s hebben hier hun invloed op omdat angstaanjagende ervaringen tot gevolg hebben dat gedragspatronen die niet noodzakelijk door de opvoeding afgewezen worden, toch in de Schaduw terecht kunnen komen omdat deze met het trauma worden geassocieerd.


De Schaduw op wezensniveau of Wezenlijke Schaduw omvat alle kenmerken die iemand tijdens zijn of haar opeenvolgende incarnaties heeft ontwikkeld maar die door het eigen Wezen afgewezen worden. Dit zijn de ‘resten' die achterblijven nadat het Wezen uit de ik-persoonlijkheid alles heeft geïntegreerd waarmee het zich wenst te verbinden. Deze selectie gebeurt in de regel tijdens het sterven, waarbij het ego ontbindt en zijn informatie en kwaliteiten beschikbaar stelt voor het Wezen. Hierbij kunnen van mens tot mens grote verschillen optreden. Wat het ene Wezen integreert, kan immers door een ander Wezen afgewezen worden.

Een veelvoorkomend voorbeeld hiervan heeft betrekking op de dualiteit man-vrouw. Er zijn menselijke Wezens die deze tweedeling accepteren als een onvermijdelijkheid die samenhangt met incarneren op aarde (wat het overigens ook is) en die bijgevolg een sterke dualiteit in zichzelf ontwikkelen, met het ontstaan van een mannelijke ontwikkelingslijn en een vrouwelijke ontwikkelingslijn tot gevolg, die doorheen de opeenvolgende incarnaties min of meer onafhankelijk van elkaar evolueren. In dit geval is er geen verband tussen de man-vrouwdualiteit en de Wezenlijke Schaduw.

Andere Wezens daarentegen verwerpen de man-vrouwdualiteit en alle aardse persoonlijkheidsontwikkelingen die hierbij horen. Deze Wezens integreren enkel die menselijke eigenschappen en accepteren enkel deze leerprocessen die het man zijn of het vrouw zijn overstijgen en ze ontwikkelen een Schaduw die alle typische menselijke beperkingen bevat die het gevolg zijn van ofwel man, ofwel vrouw te zijn op aarde.

Er zijn ook mensen wiens Wezen ofwel het vrouw zijn naar de Schaduw verbant, ofwel het man zijn. Dit is een reactie op opeenvolgende negatieve ervaringen tijdens incarnaties als vrouw of als man.


De individuele Wezenlijke Schaduw kan daarnaast ook sterk afwijken van de collectieve Schaduw van de Mensheid.

Net zoals in het eerste voorbeeld behoort de man-vrouwdualiteit niet tot de Schaduw van de Mensheid. De Akashakronieken bevatten heel veel nuttige inzichten met betrekking tot hoe we via de afwisseling van mannelijke en vrouwelijke levens kunnen evolueren.


Maar niet alles wat door het Wezen wordt afgewezen, wordt tevens door de ik-persoonlijkheid van diezelfde mens afgestoten. Wat dat betreft kunnen er ernstige innerlijke conflicten ontstaan tussen de opvattingen van het Wezen (voelbaar in het hart) en deze van het ik of ego (voelbaar in hoofd en/of onderbuik). De Persoonlijke Schaduw is in dat geval ook beduidend anders dan de Wezenlijke Schaduw. Een voorbeeld:

De verbondenheid tussen mensen vertaalt zich in de praktijk in solidariteit, opofferingsgezindheid en altruïsme. In wezen zijn alle mensen met elkaar verbonden, wat leidt tot een gemeenschappelijk bewustzijn dat we hier het Akasha-bewustzijn hebben genoemd. Alles wat met verbondenheid te maken heeft, behoort dus per definitie tot de Akasha’s en niet tot de Schaduw van de Mensheid. Alhoewel elk menselijk Wezen bijgevolg de verbondenheid opzoekt en omarmt, is niet iedereen even tuk op bv opofferingsgezindheid. Bij veel mensen behoort opofferingsgezindheid dan ook tot hun individuele Wezenlijke Schaduw. Hier zien we een verschil tussen de Wezenlijke Schaduw van sommige individuele mensen en de Schaduw Akasha’s.

Een Wezen dat weliswaar niet bereid is over zijn eigen grenzen te gaan om een ander te helpen, kan toch erg goed in staat zijn om de verbondenheid met anderen te laten stromen en zich altruïstisch op te stellen, zolang het niet ten koste van zichzelf is. Maar dat betekent niet automatisch dat de ik-persoonlijkheid die bij datzelfde Wezen hoort, dezelfde ingesteldheid heeft. Het kan zijn dat dit ego veel egocentrischer van aard is dan zijn eigen Wezen en er in de praktijk van het dagelijks leven helemaal niet aan denkt zich altruïstisch op te stellen, ook al zou hij zich dit kunnen permitteren zonder zichzelf pijn te doen. Dit komt bv voor bij mensen die in een harde, zakelijke omgeving opgevoed worden en die als basiswaarde het streven naar persoonlijk succes meekrijgen. Altruïstisch gedrag behoort in dit geval tot de Persoonlijke Schaduw, ook al behoort dit kenmerk niet tot hun Wezenlijke Schaduw.

Dergelijke ongerijmdheden binnen één persoonlijkheidscomplex leiden tot innerlijke conflicten tussen wat men in het hart voelt te moeten doen (vanuit de wezenlijke ingesteldheid) en wat men vanuit het hoofd beslist om te doen (persoonlijke ingesteldheid).


In het voorbeeld hierboven vinden we overigens een thema terug dat ons reeds een eerste inzicht heeft in de evolutie van het Wezen van de Mensheid, van de mensheid als geheel dus. Naarmate er meer individuele menselijke wezens opofferingsgezindheid ten koste van zichzelf verwerpen, wordt dit aspect ook meer en meer naar de Collectieve Schaduw van de Mensheid verwezen en verdwijnt het langzaam maar zeker als basiskenmerk van de wezenlijke mens. Hierop komen we later terug.


Het geheel van de mensheid kunnen we op twee niveaus beschouwen, twee bewustzijns- en belevingsniveaus die gelijktijdig bestaan en die elkaar voortdurend beïnvloeden. Beide niveaus hebben hun eigen Schaduw. Deze schaduwen zijn echter niet identiek aan elkaar.

Het eerste bewustzijnsniveau is dat van de op aarde geïncarneerde deel van de mensheid. Een belangrijk aspect van dit belevingsniveau is dat de geïncarneerde mens onderhevig is aan aardse wetten en aan de noden en behoeften van een fysiek lichaam, en dit alles binnen een welbepaalde cultuur. Het tweede niveau is dat van het wezenlijke bewustzijn, het belevingsniveau van de ongeïncarneerde mens, die los van de aarde en los van alle lichamelijke en materiële beslommeringen blijft bestaan, over de incarnaties heen, zowel tijdens levens als tijdens tussenlevens.


Op het aardse belevingsniveau is er niet echt sprake van één collectieve Schaduw voor de ganse mensheid, maar wel van meerdere collectieve Culturele Schaduwen.

Van cultuur tot cultuur verschilt de inhoud van wat collectief naar de Schaduw wordt verbannen. Binnen eenzelfde cultuur geldt dit tevens voor de verschillende culturele stromingen. De Culturele Schaduw van de ene groep mensen kan daarbij precies de tegenovergestelde menselijke neigingen bevatten dan die van een andere groep.

Een voorbeeld hiervan vinden we binnen onze eigen dominante westerse cultuur. Er is een sterke stroming die stelt dat we enkel die kennis ernstig mogen nemen die door strikt wetenschappelijk onderzoek als bewezen wordt geacht. De Culturele Schaduw van deze stroming bevat dan ook alle kennis die via intuïtieve weg kan verkregen worden, evenals het de intuïtie zelf. Er bestaat echter een even sterkt tegencultuur die de wetenschappelijke manier van kennis verzamelen verwerpt als hopeloos kortzichtig en die zweert bij de louter intuïtieve benadering. Het rationeel wetenschappelijk denken wordt in hun geval naar de Culturele Schaduw verwezen.


De Culturele Schaduw heeft een grote invloed op de Persoonlijke Schaduw, maar doordat er binnen elke cultuur toch ook grote verschillen bestaan met betrekking tot was wenselijk is en wat taboe wordt verklaard, is de Persoonlijke Schaduw nooit identiek met die van de cultuur waarin men leeft.


Vanuit het wezenlijke belevingsniveau bekeken omvat de Schaduw alle menselijke kenmerken en kennis die door het Akashabewustzijn worden afgewezen. Dit is de Schaduw van het Wezen van de Mensheid, een Schaduw op collectief, wezenlijk niveau die niet louter met de ervaringen van de mensheid op aarde heeft te maken. Het menselijke Wezen doet immers ook ervaringen op tijdens tussenlevens en velen onder ons hebben een Wezen dat zich reeds ontwikkeld had in andere (onstoffelijke) belevingssferen voordat het tot incarnaties op aarde overging. Gemakshalve kunnen we ook spreken van de Schaduw Akasha’s. Hier zijn we overigens aangeland bij de Archetypische Schaduw uit het Jungiaanse denken.

De collectieve Schaduw van de op aarde geïncarneerde mensheid is inhoudelijk niet noodzakelijk identiek aan de Schaduw Akasha’s, al is ze even archetypisch. Deze is - zoals alles hier op aarde - tijdsgebonden en veranderlijk en afhankelijk van de verschillen in cultuur. Wat collectief aanvaard wordt of gemeenschappelijk wordt afgewezen, is immers sterk afhankelijk van de tijdsgeest. Het zijn niet noodzakelijk altijd wezenlijke waarden die collectief aanvaard worden en niet alles wat wezensvreemd is, wordt altijd en overal afgewezen.

Anderzijds zijn er aspecten van het menselijk functioneren die in vrijwel alle culturen naar de Schaduw verwezen worden. Deze zijn dus niet cultuurgebonden, maar wel typisch voor de op aarde geïncarneerde mens. Naast de Culturele Schaduwen hebben we op aarde feitelijk ook een collectieve Aardse Schaduw van de Mensheid.

Het volgende vergelijkende voorbeeld kan dit alles verduidelijken:

Tot de collectieve (en dus ook archetypische) Aardse Schaduw van de Mensheid behoort onder meer het plegen van incest. De logica hierachter is dat dit vanuit genetisch oogpunt tot degeneratie leidt, meer bepaald via erfelijke afwijkingen die ongunstig zijn om als individu te overleven. Tot de al even archetypische Schaduw van het Wezen van de Mensheid behoort onder meer het schenden van vertrouwen. Het plegen van incest is in de praktijk vrijwel altijd een daad van vertrouwensschending. In die zin overlappen beide Schaduwen elkaar. Maar de wezenlijke intieme band tussen twee mensen kan tijdens opeenvolgende incarnaties verschillende vormen aannemen. Zo kunnen twee mensen tijdens hun huidige incarnatie een broer-zus relatie hebben, terwijl ze tijdens een vorige incarnatie geliefden waren. Dit laatste kan doorwerken tijdens het huidige leven en voor een sterke emotionele verwarring zorgen, waarbij eventueel een incestueuze relatie tussen beiden ontstaat, zonder dat hierbij sprake is van dwang, manipulatie of het schenden van vertrouwen. Hierbij wordt een aards taboe geschonden en vallen ze ten prooi aan de collectieve Aardse Schaduw van de Mensheid, maar tezelfdertijd wordt er geen enkel taboe van het Wezen van de Mensheid doorbroken. Hun liefde voor elkaar is niet iets dat door het Wezen van de Mensheid naar de Schaduw is verwezen.

Er hebben culturen bestaan waarin het huwelijk tussen broer en zus was toegestaan, onder meer in bepaalde dynastieën van het oude Egypte. Hier zien we een culturele omkering van het aardse incesttaboe. Incest behoort in dit geval niet tot de Culturele Schaduw, al blijft het wel tot de archetypische Aardse Schaduw van de Mensheid behoren.


Het voorbeeld hierboven verklaart overigens een fenomeen dat vaak voorkomt: vrouwen die hun vader nooit hebben gekend, maar hem pas leren kennen als ze al geruime tijd volwassen zijn, worden heel vaak verliefd op hun vader en vice versa, waarbij de facto een van de meest taboeë incestueuze relaties ontstaat die we ons maar kunnen indenken. Maar in wezen is deze liefde in de regel zuiver. Een ander voorbeeld van dit ‘schaduwdilemma’ las ik in 2015 in de krant:

Een koppel met een kinderwens liet zich checken op eventuele genetisch overdraagbare afwijkingen. Beiden hadden ze een vergelijkbaar genetisch defect en beiden waren ze als kind verwekt met donorsperma. Na vergelijking van hun genetisch materiaal bleken ze verwekt te zijn met het zaad van dezelfde donor (in casu de behandelende fertiliteitsarts). Vanuit de geaarde mens bekeken waren ze dus onbewust ten prooi gevallen aan de Schaduw en beleefden ze een incestueuze broer-zusrelatie. Vanuit het gezichtspunt van de wezenlijke, ongeïncarneerde mens, beleefden ze een liefdesrelatie die op wezenlijke verbondenheid was gestoeld.


Vervolgens kunnen we de Schaduw bekijken vanuit het standpunt van het Aardewezen. Alle levende wezens op aarde zijn aan gelijkaardige natuurwetten onderhevig, niet alleen de mens dus. Sommige van deze natuurwetten, die we als persoonlijkheidseigenschappen van de Levende Aarde kunnen beschouwen, sluiten aan bij de wezenlijke waarden van de Mensheid, andere staan er lijnrecht tegenover. Enkele voorbeelden:

  • Mensen zijn van nature erg territoriaal, net zoals de meeste levensvormen op aarde. Planten concurreren om licht en palmen hun territorium in door sneller te groeien dan de concurrentie, al dan niet in combinatie met chemische oorlogsvoering door via de wortels stoffen af te scheiden die giftig zijn voor andere plantensoorten. Diersoorten uit alle geledingen van het dierenrijk bekampen elkaar om leefruimte en voedsel. De verliezers van een dergelijke strijd, trekken weg of gaan ten onder. Bij mensen ging het er het grootste deel van de tijd dat we op aarde bestaan gelijkaardig aan toe. Het Aardewezen zet ons bijgevolg aan tot gedragspatronen die vaak lijnrecht ingaan tegen de waarden van het Wezen van de Mensheid. Op dit niveau streven we immers naar het op aarde neerzetten van de verbondenheid die we in ongeïncarneerde toestand zo gemakkelijk kunnen ervaren. Aarde en Mensheid zijn wat dit betreft elkaars Schaduw.

  • Anderzijds is er op aarde een intense verwevenheid binnen stabiele ecosystemen, waarbij elke soort elkaar helpt om te overleven. Ondergrondse netwerken van mycelia (schimmels) verbinden alle samen levende plantensoorten met elkaar en via deze weg worden voedingsstoffen uitgewisseld. Insecten en hoger ontwikkelde dieren worden gevoed met overvloedig geproduceerde vruchten en verspreiden op hun beurt de zaden van planten wiens vruchten ze plukken. Andere insecten staan in voor de bevruchting van bloemen waaruit die zaden en vruchten kunnen ontstaan. Kortom, het leven is verweven over de grenzen van soorten heen, ondanks de concurrentie tussen soorten en zelfs tussen individuen van dezelfde soort. Hier zien we een overlapping tussen de kwaliteiten van het Aardewezen en die van het Wezen van de Mensheid. Beiden streven naar het neerzetten van verwevenheid en verbondenheid. Voor beiden is het zich afkeren van deze verwevenheid een aspect van de Schaduw. Zowel het Aardewezen als het Wezen van de Mensheid lijden bijgevolg actueel onder de teloorgang van de biodiversiteit en de geïntegreerde ecosystemen, wat het gevolg is van menselijke industriële activiteiten.


Op het geheel van de kenmerken van het Aardewezen en de Schaduw die hieruit voortvloeit, gaan we in een later hoofdstuk dieper in. Het Aardewezen vormt de voornaamste bron van hoe de mensheid op aarde functioneert en dit heeft een grote invloed op de Schaduw Akasha’s. Er kunnen immers gemakkelijk conflicten ontstaan tussen waar het Wezen van de Mensheid naar streeft en wat voor het Aardewezen wenselijk is.

Enerzijds zijn veel van de vervuilende menselijke activiteiten gericht op het verdelen van welstand over grote bevolkingsgroepen en vloeien ze dus voort uit het streven naar wezenlijke verbondenheid. In dit geval behoort wat wezenlijk is voor de mensheid tot de Schaduw vanuit het gezichtspunt van het Aardewezen. Maar veel vervuilende activiteiten vloeien ook louter voort uit egoïstisch winstbejag. In dit geval zien we een overlapping tussen de Schaduw van de Mensheid en die van het Aardewezen.


Is het ingewikkeld? Ja, tenminste indien we in theorie alle mogelijke invalshoeken van waaruit we de Schaduw kunnen benaderen op een rijtje zetten. Maar op het niveau van de individuele mens, waarbij we op zoek gaan naar hoe de Schaduw zich bij een concreet persoon manifesteert, bieden al die invalshoeken de mogelijkheid om vrij nauwkeurig uit te vissen waar de inhouden van iemands Schaduw vandaan komen en hoe we het moeten aanpakken om de innerlijke conflicten die hier het gevolg van zijn, kunnen aanpakken en oplossen. In de praktijk is het overigens meestal voldoende om vanuit één invalshoek per keer te werken, op basis van een concreet emotioneel probleem.


**********************************************************************************

Deze tekst vormt een hoofdstuk uit mijn boek 'De Integratie van de Schaduw'  (Karmische Psychologie, Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek II; verschijnt ergens in 2023)