woensdag 20 november 2024

Competitiviteit - Aanvulling 2 bij 'Onze Erfenis van Moeder Aarde'

 

Competitiviteit

Een van de instinctieve gedragspatronen waar Moeder Aarde de mens van heeft voorzien, is een competitieve ingesteldheid. In de natuurlijke omstandigheden waarin de mens is geëvolueerd leidde dit tot een systematische verbetering van onze overlevingskansen. Competitie draaide van nature immers om vaardigheden die met leven en overleven te maken hebben zoals uithoudingsvermogen, voedsel zoeken en vinden, spoorzoeken, raak kunnen gooien met stenen, stokken of speren, raak kunnen schieten met een boog, vanop grote afstand situaties kunnen inschatten, geluiden herkennen van dieren, mensen en natuurfenomenen en oriëntatievermogen. Minder voor de hand liggend maar minstens even belangrijk waren het vermogen om diplomatisch om te gaan met conflicten, genuanceerde oordelen te vellen, verzoening te bewerkstelligen en dromen interpreteren. Ook hierin bestond er een vorm van competitiviteit.

Een derde categorie behelst theoretische en praktische kennis. Weten welke planten eetbaar zijn of een genezende werking hebben was zowel onmiddellijk praktisch toepasbaar als voor in noodgevallen. Wat wel eetbaar is maar niet lekker wordt gemakkelijk vergeten, behalve door oudere mensen die ooit hongersnood hebben meegemaakt en nog weten wat ze toen uit noodzaak aten om het te overleven.

Het kennen van de geschiedenis en de ontstaansmythes van het eigen volk is een totaal ander soort kennis dat meestal hand in hand ging met het vermogen hierover te kunnen vertellen. Wie hier bekwaam in was, kon altijd op bijval en een zekere status rekenen.


Wie ergens de beste in bleek te zijn, kreeg in oorspronkelijke samenlevingen automatisch een vorm van leiderschap. De beste spoorzoeker werd gevolgd bij het zoeken naar prooidieren, de beste schutter mocht de eerste pijl afvuren op het jachtwild, wie het beste oriëntatievermogen had leidde de groep naar nieuwe leefgebieden en wie het best was in conflicten beslechten op een manier waar iedereen zich in kon schikken werd het vaakst om een oordeel gevraagd. Zo ging het er hoogstwaarschijnlijk tijdens het grootste deel van het bestaan van de Homo sapiens aan toe.

Dit alles veranderde drastisch na de opkomst van hiërarchisch gelaagde samenlevingen. Om in een leiderspositie terecht te komen was het nu niet meer noodzakelijk om uit te blinken op het domein waarin men leiding gaf. Dit was immers vastgelegd in wetten en regels, waarbij afkomst en sociale klasse – en vooral de machtspositie die daaruit voortvloeit - meer gewicht in de weegschaal legden dan kennis, ervaring en vaardigheid. En zo is het tot op de dag van vandaag gebleven.

Dit betekent echter niet dat ons instinctief beoordelingssysteem dat zegt dat de beste leiding moet geven, volledig is lamgelegd. Ook binnen leidinggevende klassen speelt dit nog steeds een rol, maar de sociale controle die ertoe leidde dat onbekwame leiders al snel opzij werden gezet is niet langer werkzaam. Naar protesten tegen leidinggevenden die er een potje van maken, wordt niet gauw geluisterd, tenzij deze komen uit de hoek van andere mensen met macht. Het tegendeel is eerder regel dan uitzondering: protesten worden weggewuifd of onderdrukt vanuit de psychopate reflex waaraan machtshebbers zich maar al te gemakkelijk overgeven en die louter ten dienste staat van het behouden van hun macht.

Als het gaat om kennis die ten dienste staat van het algemeen belang zoals toepasbare wetenschappelijke kennis, bestaat er nog steeds een gezonde competitie met een gereguleerde vorm van sociale controle, maar binnen een hiërarchisch systeem bestaat er ook veel corruptie die oogluikend toegelaten of toegedekt wordt door diegenen die in een machtspositie staan. Als wetenschap verkochte leugens zijn immers zeer handig om macht en invloed te consolideren.

Twee bekende voorbeelden hiervan zijn de agro-industrie en de farmaceutische industrie. Wat deze laatste betreft is het vooral in de sector van de psychoactieve medicatie dat onderzoeksresultaten creatief bijgewerkt worden om ogenschijnlijk positieve resultaten te kunnen presenteren en medicijnen goedgekeurd en verkocht te krijgen. De agro-industrie pretendeert dan weer de enige manier om voldoende voedsel te produceren te stimuleren, maar ziet maar al te graag over het hoofd dat hun systeem op lange termijn niet alleen boeren doet failliet gaan maar de landbouwgrond zelf laat degenereren tot een niveau dat deze onbruikbaar wordt. Wat beide voorbeelden gemeen hebben is dat de schijn gewekt wordt dat ze zich inzetten voor het algemeen belang, maar dat uit hun handelswijzen blijkt dat ze louter uit zijn op winstbejag.

Onze instinctieve drang tot competitiviteit is zich in een hiërarchische samenleving blijven manifesteren maar heeft sterk aan overlevingswaarde ingeboet, met uitzondering dus van de concurrentie op wetenschappelijk vlak. Onze competitiviteitsdrang staat tegenwoordig vooral ten dienste van het opklimmen op de sociale ladder in functie van het eigen voordeel. Superieure capaciteiten komen niet meer automatisch ten goede aan de samenlevingsgroep waartoe men behoort. Competitiviteit is steeds meer in de klauwen terecht gekomen van een narcistische cultuur. De voorbeelden hiervan liggen voor het oprapen.

  • In de culturele sector worden competities georganiseerd waarin ‘de beste1’ wordt verkozen op basis van het criterium ‘wie of wat heeft het meest verkocht’.

  • Hetzelfde gebeurt in de commerciële sector met verkiezingen zoals van de beste manager of het beste reclamebureau.

  • In vrijwel elke sportieve discipline is de overlevingswaarde zeer ver te zoeken en topsport beoefenen is daarenboven nog ongezond ook:

Wat is bv de overlevingswaarde van over twee meter te kunnen springen of nog een centimetertje hoger? Of van een marathon lopen in twee uur tijd? Laat staan van hard en raak tegen een bal te kunnen schoppen of diezelfde bal met een zweefsprong uit de winkelhaak te kunnen duwen? Hoe komt dit de samenleving potentieel ten goede? Toch wekken dergelijke prestaties in ruime kring bewondering op.

Niet alleen krijgen topsporters, acteurs en zangers overmatig veel waardering voor wat ze maar bijdragen aan het reilen en zeilen in de maatschappij, ze krijgen automatisch ook een podium om hun mening over allerlei maatschappelijk belangrijke kwesties te ventileren. En er wordt nog naar hen geluisterd ook.

Het is niet moeilijk om in dat laatste feit terug de hand van ons oorspronkelijk instinct te herkennen: wie de beste is, krijgt de voorkeur als leider. Jammer genoeg zijn kwaliteiten en leiderschap intussen zodanig losgekoppeld van elkaar dat dit nergens meer op slaat. Wie goed is in een basketbal dunken, heeft niet automatisch de kwaliteiten om de gezondheidszorg te beoordelen en wie de ene hit na de andere scoort heeft daarom nog geen goed zicht op de internationale politiek. En toch wordt er aan topsporters, gevierde acteurs en auteurs wiens boeken veel verkopen bovenproportioneel vaak een podium gegeven waarop ze hun mening kunnen ventileren over politieke en maatschappelijke thema’s alsof hun creatieve en sportieve kwaliteiten van hen ook automatisch goede leiders of maatschappelijke adviseurs zouden maken.

Conclusie: in een samenleving waarin op narcisme gebaseerde spelregels de dienst uitmaken, is competitiviteit een doel op zich geworden, grotendeels losgekoppeld van het vermogen om als soort te groeien in de bekwaamheden van leven en overleven.

1 Vul in naar believen: film, acteur, zanger, theaterproductie, tv-programma, presentator, reclamebureau, fotograaf, krantendesign…

************************************************************************************

Deze tekst is een aanvulling om mijn boek Onze Erfenis van Moeder Aarde of voluit:

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek I: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Onze Erfenis van Moeder Aarde gaat over het spanningsveld tussen de het Wezenlijke in de mens en onze instinctieve drijfveren en reflexen. Wat het lichaam wil, als gevolg van miljoenen jaren evolutie, komt vaak in conflict met waar we vanuit onze mentale en spirituele ingesteldheid naar streven. De emoties die voortkomen uit onze instinctieve reflexen doen ons vaak denken, voelen en handelen op een manier die tegengesteld is aan waar we naar streven. Hoe kunnen we meer harmonie scheppen tussen deze innerlijke tegenpolen? En welke plaats neemt deze innerlijke zoektocht in, in ons groeiproces als mens op aarde?

Dit boek telt 466 pagina’s en bevat een bondige inleiding tot de reïncarnatiepsychologie. ISBN-nummer: 978-90-77101-19-3

 

donderdag 31 oktober 2024

Oud worden - Een aanvulling op 'Onze Erfenis van Moeder Aarde'

 

Oud Worden (Onze Erfenis van Moeder Aarde – Aanvulling 1)

Doorheen de eeuwen zijn er altijd en overal mensen geweest die ouder werden dan hun gemiddelde medemens, maar zij waren de uitzonderingen. Onze menselijke natuur is niet van die aard dat ons lichaam is aangepast aan leeftijden die ver boven de vijftig jaar uitklimmen. Daarvoor was het leven van de mens al van sinds zijn ontstaan te vol van risico’s en gevaren. De menopauze bij de vrouw is daar het duidelijkste voorbeeld van. Het toenemende risico op hart-en vaatziektes en op diabetes type 2 vanaf de middelbare leeftijd van veertig à vijftig jaar zijn daar eveneens getuigen van.

Door onze steeds toenemende intelligentie, culturele overdracht van kennis, vermogen om samen te werken en aanpassingsvermogen in het algemeen, is onze levensverwachting intussen toegenomen tot ver boven wat de natuur duizenden jaren lang voor ons in petto had. In tijden van voorspoed en vrede althans. Het kan immers snel verkeren.

Hoe dan ook wordt de doorsnee mens in tal van culturen over de hele wereld intussen geconfronteerd met een nieuw algemeen voorkomend fenomeen: ouder worden. Het gevolg hiervan is dat we moeten leren omgaan met een langzaam aftakelend lichaam, met levensfuncties die het beetje bij beetje en een voor een laten afweten.

Op esthetisch vlak krijgen we te maken met een slapper wordende huid, grijs worden en / of haaruitval en een toenemend onvermogen om rechtop te lopen. Hoe traumatiserend dat ook moge zijn op sociaal vlak, dit zijn nog de minst problematische gevolgen.

Onze zintuigen die achteruit gaan, vooral dan onze ogen en oren, zouden ons in andere tijden groot nadeel berokkend hebben om te overleven. Jagers-verzamelaars die niet scherp meer zien en horen, komen maar moeilijk aan de kost. Diegenen die toegang hebben tot degelijke zorgsystemen kunnen dit counteren met brillen en hoorapparaten. Voor wie in armoede leeft, is dit minder evident, maar hieraan sterven doen we tegenwoordig nog niet zo gauw.

Met pijn krijgen we allemaal te maken wanneer we ouder worden: rugpijn, gewrichtspijn, aftakelende tanden en tandvlees, spierpijn, zenuwpijnen en in zeurderige tot scherpe pijn in onze overbelaste interne organen. Maag, lever en darmen kunnen ons helse dagen en slapeloze nachten bezorgen. Ondanks het bestaan van pijnstillers slapen we naarmate we ouder worden hoe langer hoe slechter door alle pijntjes hier en pijntjes daar. Bijgevolg slapen we onvoldoende lang en onvoldoende diep, waardoor er een vicieuze cirkel ontstaat: die lange, diepe slaap hebben we immers nodig om ons immuunsysteem zijn herstellende werkzaamheden te laten verrichten.

Ziekteverwekkers die zich in ons lichaam nestelen en ons chronisch last bezorgen, zo zijn er heel wat. Ik denk hierbij bv aan het Epstein-bar virus dat (chronische) klierkoorts veroorzaakt of de bacteries van het geslacht Borellia die ons de Ziekte van Lyme bezorgen. In tropische streken zitten veel mensen opgescheept met Malaria en met tal van darmparasieten. Hoe langer we leven, hoe meer van dergelijke kwalen we verzamelen, met chronische ziekte, vermoeidheid, pijntjes en slaapgebrek tot gevolg.

De gevolgen van ooit opgelopen kwetsuren laten zich ook steeds meer voelen met het toenemen van de ouderdom.

En tenslotte is er de toenemende kans op het ontwikkelen van aftakelingsziektes zoals de Ziekte van Parkinson, Kankers en allerlei vormen van dementie.

Kortom, in lichamelijk opzicht is ouder worden geen pretje.

Het menselijke pionierswerk dat aan dit alles iets wil verhelpen, draait dan ook op volle toeren. Bij sommigen leidt dit tot fantasieën over een eeuwige jeugd en nog maar eens een verdubbeling van onze levensverwachting, maar in de realiteit is het vooral een strijd tegen de spreekwoordelijke bierkaai. Voor elke ziekte of kwaal die de medische wetenschap weet te bedwingen of te verzachten, duikt er wel een nieuwe op die niet onder controle kan worden gebracht.

Stel echter dat we onze lichamelijke aftakeling sterk zouden kunnen vertragen, zouden we het in dat geval wel aankunnen om nog veel ouder te worden? In emotionele zin is onze capaciteit om intense en traumatiserende gebeurtenissen te verwerken weliswaar best wel groot, maar zeker niet oneindig. Iedereen die een lang en intens leven achter de rug heeft, voelt niet alleen zijn lichaam steeds meer tegensputteren, maar ook zijn emotionele weerbaarheid afnemen. Wanneer het genoeg is geweest, wanneer ons de moed om na een zoveelste val terug op te staan in de schoenen zakt, wanneer we geen energie meer hebben om nog maar eens een uitdaging aan te gaan, verschilt sterk van mens tot mens. Dit neemt niet weg dat de rek er voor iedereen op een bepaald moment wel uit is.

Wat hierbij een niet onbelangrijke rol speelt, is dat we allemaal onze basispersoonlijkheid opbouwen tijdens onze jeugd, in relatie tot en in wisselwerking met onze culturele omgeving. Naarmate we ouder worden verandert deze culturele omgeving steeds sterker. Ons individueel aanpassingsvermogen aan die veranderingen verschilt van mens tot mens, maar wordt bij iedereen beperkt door de basis die tijdens de jeugd werd opgebouwd. Ouder worden leidt bijgevolg ook tot een toenemende vervreemding ten opzichte van de wereld waarin we leven.


Als we het reïncarnatieverhaal erbij nemen wordt het nog complexer:

Degenen onder ons die al een behoorlijk aantal levens meedraaien op hier aarde, hebben in Wezen herinneringen aan hoe lang – en vooral hoe kort – de meeste van hun vorige incarnaties waren. Dit kan tot verschillende impulsen leiden, die vanuit het hart vertrekken. Het hartchakra is immers het bewustzijnscentrum waarin zich het contact met ons Oudere Zelf of Wezen manifesteert. Dit brengt opvattingen en drijfveren mee die met diepe, oude gevoelens gepaard gaan en die niet zelden tegen de bewuste mentale ingesteldheid indruisen. Een voorbeeld hiervan:

Bij veel jonge mensen leeft een dwingend gevoel dat ze zich moeten haasten met het realiseren van de belangrijke doelstellingen in hun leven. Ze zijn ervan overtuigd dat hun leven te kort zal zijn om alles te verwezenlijken wat hen een gevoel van zingeving kan bezorgen. In de regel is dit het gevolg van recente vorige levens waarin men jong en vol onvervulde ambities is gestorven.

Andere mogelijke gevolgen zijn een fatalistische overtuiging dat het toch geen zin heeft aan een langdurig project te beginnen omdat het toch nooit tot een goed einde kan worden gebracht.

Het meest in het oog springende en meest algemene gevolg van onze toegenomen levensverwachting is echter de zogenaamde ‘midlifecrisis’. Dit komt erop neer dat men de leeftijd heeft bereikt waarop men tijdens de meeste vorige levens het einde zag naderen en de balans begon op te maken. Tegenwoordig gebeurt dit ongeveer in het midden van het leven, maar dat komt enkel doordat we gemiddeld dubbel zo lang leven dan in vroegere tijden.

Kortom: ons vermogen om mentaal en emotioneel om te gaan met een lang leven wordt al even sterk op de proef gesteld als het prestatievermogen van onze ouder wordende lichamen.

Er is echter ook een anderzijds.

Veel mensen kijken op hun jeugd terug zonder de gebruikelijke nostalgie. Eens ze de middelbare leeftijd bereikt hebben, heel wat van hun jeugdtrauma’s hebben verwerkt en zich losgemaakt hebben van de beperkende opvattingen die ze van thuis uit hebben meegekregen, zouden ze wel terug jong willen zijn, maar dan met de levenswijsheid die ze nu hebben. Zomaar terugkeren naar hun jeugd, met alle bijbehorende naïviteit en gebrek aan levenservaring zouden ze absoluut niet willen.

Hoe langer we leven, hoe meer levenservaring en wijsheid we kunnen opbouwen en hoe meer we kunnen groeien als mens. Oud worden biedt ons de mogelijkheid om zowel qua zelfinzicht als op het vlak van wereldwijsheid veel meer te groeien dan tijdens de kortere levens uit voorbije tijden. Dit maakt het voor de Wezenlijke mens niet alleen aanvaardbaar dat ouder worden zoveel moeilijkheden met zich mee brengt, het wordt desondanks voor velen een fel begeerd doel. Pas als we zowel op persoonlijk als op Wezenlijk niveau de ervaring hebben dat ons leven zinvol is geweest, zijn we volkomen bereid om het leven en het bijbehorende versleten lichaam los te laten. Als die ervaring er niet is, ervaart elke stervende dit als een spijtig gemis. Hoe langer we leven, hoe meer kans we maken om met een voldaan gevoel de overgang naar een volgend tussenleven aan te vangen. 

************************************************************************************

Deze tekst is een aanvulling om mijn boek Onze Erfenis van Moeder Aarde of voluit:

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek I: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Onze Erfenis van Moeder Aarde gaat over het spanningsveld tussen de het Wezenlijke in de mens en onze instinctieve drijfveren en reflexen. Wat het lichaam wil, als gevolg van miljoenen jaren evolutie, komt vaak in conflict met waar we vanuit onze mentale en spirituele ingesteldheid naar streven. De emoties die voortkomen uit onze instinctieve reflexen doen ons vaak denken, voelen en handelen op een manier die tegengesteld is aan waar we naar streven. Hoe kunnen we meer harmonie scheppen tussen deze innerlijke tegenpolen? En welke plaats neemt deze innerlijke zoektocht in, in ons groeiproces als mens op aarde?

Dit boek telt 466 pagina’s en bevat een bondige inleiding tot de reïncarnatiepsychologie. ISBN-nummer: 978-90-77101-19-3


 

donderdag 19 september 2024

Moeder Aarde

 

De uitdrukking ‘Moeder Aarde’ heeft niets te maken met een eventueel vrouwelijk karakter van het Aardewezen. Het Aardewezen is noch mannelijk, noch vrouwelijk. Beide tegenpolen maken deel uit van zijn/haar overkoepelend bewustzijn

.Het is echter zo dat de relatie die een mens heeft ten opzichte van de aarde nog het meest lijkt op deze van een kind ten opzichte van een moeder: we zijn afhankelijk van de aarde voor onze voeding en verzorgin, via het aardse in de mens - meer bepaald de baarmoeder van een vrouwenlichaam - komen we op aarde terecht en het is de aarde die ons een plek geeft om te leven. Of niet.

Maar ook geeft de aarde ons bij wijze van spreken een schop onder de kont van zodra we oud genoeg zijn om op eigen benen te staan, zoals een moeder die haar eigen grenzen bewaakt doet bij haar ouder wordende kinderen.

En net zoals een gewetensvolle moeder haar kwetsbaardere kinderen beschermt tegen de brutalere leden van haar kroost, kan de aarde ons streng straffen indien we het de andere levende wezens om moeilijk blijven maken.

Het is de afhankelijkheidsrelatie van het menselijke Wezen op aarde, ten opzichte van het Aardewezen die ons ertoe aanzet onze levende planeet als een Moeder Aarde te benaderen.

                                                                    ****************

'Onze Erfenis van Moeder Aarde' verschijnt eind oktober 2024 in druk.  Het gaat over de soms moeizame, maar steeds dwingende relatie die we als menselijke Wezens hebben met onze aardse, lichamelijke natuur, meer bepaald met onze instinctieve behoeften en reflexen, onze persoonlijke emoties en noden en onze afhankelijkheid van een goed functionerend menselijk lichaam.

De volledige titel van het boek luidt: Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

zaterdag 24 augustus 2024

Verwarring tussen autisme en traumatisering

 

Een veel voorkomende verwarring tussen autisme en traumatisering


Autisme is een syndroom, een andere manier van functioneren van de hersenen, met een onderliggende genetische basis. Wie autisme heeft, heeft dit voor de rest van zijn leven. Dit betekent niet dat alle gevolgen van autisme een heel leven lang even sterk moeten blijven doorwegen. Via mentale training kan iemand met autisme heel wat inzicht krijgen in zichzelf en in de verschillen tussen het eigen functioneren en die van ‘neurotypicals’. De symptomen die gepaard gaan met het autisme kunnen daardoor vaak in sterke mate gecompenseerd worden. Hierbij gaat het vooral om de communicatie met de buitenwereld die sterk kan verbeteren, het vermogen om zich in een ander te verplaatsen dat weliswaar nooit vanzelf zal gaan maar waar men een mentale versie van kan aanleren en het leren omgaan met gevoelens en emoties die niet langer uit de weg gegaan worden maar bespreekbaar worden, zij het met veel mentale controle. Maar dit is niet elke autist gegeven: hoe hoger de intelligentie en hoe veiliger de hechting met de ouders en de directe sociale omgeving, hoe meer compensatie voor de symptomen van het autisme men kan aanleren. Iemand met autisme is en blijft echter altijd en overal autistisch, ongeacht hoe groot zijn mentaal gestuurd aanpassingsvermogen is geworden.

Dat de gevolgen van heftige traumatisering heel sterk kunnen lijken op autisme weten we sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw toen er in Roemenië na de val van dictator Ceausescur staatsweeshuizen ontdekt werden met extreem verwaarloosde kinderen die ogenschijnlijk aan een uitgesproken vorm van autisme leden. Nadat deze kinderen enkele maanden aan een stuk voor het eerst in hun leven een liefdevolle verzorging kregen en de warmte van menselijk contact mochten ervaren, verdwenen bij vele onder hen het grootste deel van hun autiforme gedragspatronen zoals repetitief zitten wiegen en contactvermijding.

De gevolgen van traumatisering in de kindertijd zijn echter niet altijd zo uitgesproken van karakter dat ze de totale persoonlijkheid overheersen. In de regel manifesteren ze zich vooral in die situaties die door het kind geassocieerd worden met deze waarin de traumatisering ontstaan is. Nog vaker gebeurt het dat dit de enige situatie is waarin autiforme gedragspatronen voorkomen, al zeker wanneer de traumatiserende situatie blijft voortbestaan.

De duidelijkste voorbeelden hiervan zijn kinderen die ernstig getraumatiseerd zijn doordat ze op school gepest werden of worden. Ze ontwikkelen allerlei ontwijkingstrategieën ten opzichte van sociaal contact, verdringen hun emoties en maken deze onbespreekbaar, krijgen als gevolg daarvan heel heftige emotionele uitbarstingen die echter nooit opluchting brengen en communiceren steeds minder. Hun schoolresultaten kelderen meestal en als uitgezocht wordt waaraan dat ligt, eindigen ze met een diagnose van een ‘autisme spectrum stoornis (ASS), niet zelden in combinatie met ADD (een aandachtsstoornis) en dyslexie en/of dyscalculie.

Wat er echter aan de hand is, is dat ze getraumatiseerd zijn in een schoolcontext en dat deze context blijft bestaan, waardoor ze zich zowel fysiek als emotioneel gevangen voelen in een situatie waaruit geen ontsnapping mogelijk is. De dyslexie of de dyscalculie waren meestal mede de oorzaak van het moeilijk mee kunnen en het gepest worden. De ADD kan diezelfde rol gespeeld hebben, kan versterkt zijn door de traumatisering of kan erdoor zijn ontstaan.

In elk geval hebben dergelijke kinderen geen baat bij de diagnose autisme. Hiermee krijgen ze een label opgeplakt dat om te beginnen niet klopt, dit label houdt tevens in dat ze maar moeten leren leven met hun anders functioneren. Maar vooral gaat dit label voorbij aan de oorzaak van hun probleem, waardoor het tevens niet aangepakt wordt. Van traumatisering kan men wel degelijk genezen! Een eerste voorwaarde hiertoe is dat de traumatiserende situatie wordt stopgezet en een tweede voorwaarde is dat men de mogelijkheid tot effectieve traumatherapie aangereikt krijgt. In het geval van op school gepeste kinderen betekent dit dat ze ofwel de kans moeten krijgen naar een kleinschalige, veilige vorm van onderwijs over te stappen of tijdelijk thuisonderwijs moeten krijgen en dit in combinatie met aangepaste therapie. Hun sociale en emotionele problemen zullen hierdoor hanteerbaar worden en op termijn zelfs verdwijnen. Gebeurt dit niet en gaan ze geloven in hun ‘autisme’, dan is de kans groot dat ze voor de rest van hun leven blijven worstelen met hun uitbarstingen van autiforme reactiepatronen, ook al zijn deze er niet altijd en overal.

Enkele voorbeelden:

  • Een hooggevoelig meisje dat jarenlang werd gepest omwille van haar emotionele kwetsbaarheid en haar volwassen interesses, voelde zich steeds minder thuis op school als gevolg van de sociale uitsluiting die ze er dagelijks ervoer. Dit resulteerde op den duur in een totaal onvermogen om nog met haar leeftijdsgenoten te communiceren of samen te werken. In de klas trok ze zich steeds meer terug uit angst en uit schaamte. Het Centrum voor Leerlingen Begeleiding (CLB) diagnosticeerde haar als leidend aan een autisme spectrum stoornis (ASS). In elke privécontext waarin ze zich emotioneel veilig voelde gedroeg ze zich echter uitermate sociaal en emotioneel betrokken en bleek ze in staat om diepgaand te communiceren over wat er in haar omging. Van haar ‘autisme’ was in dergelijke situaties plots geen spoor meer te bekennen!

  • Een ander meisje vertoonde tot ongeveer de leeftijd van tien jaar geen enkel gedragspatroon dat op autisme wees. Op school lag ze goed in de groep, ze had vriendinnen en praatte met haar moeder over wat er in haar omging. Ze liep echter een ernstig trauma op in de omgang met haar vader van wie ze meestal gescheiden leefde maar bij wie ze regelmatig enkele dagen verbleef. Ze werd door hem totaal niet begrepen in haar behoeften en elke poging van haar kant om aandacht van hem te krijgen voor elementaire zaken zoals honger of dorst hebben, te koud of te warm hebben of voor minder banale zoals zich niet veilig voelen in de situaties waarin hij haar meenam, eindigden in ellenlange monologen van zijn kant waarin hij haar overtuigde dat haar noden, onzekerheden of angsten niet juist konden zijn. Als gevolg daarvan vermeed ze het op den duur om nog te communiceren met hem en trok ze dit traumatische gedragspatroon naar steeds meer mensen door, onder meer in de context van school. Haar trauma was gelokaliseerd op het thema praten. Ze kreeg echter het label ASS opgeplakt, waardoor er geen aandacht werd gegeven aan de traumatiserende relatie met haar vader en waardoor ze al zeker geen traumatherapie hiervoor kreeg. Dit was nefast voor haar sociaal zelfbeeld al gaf de weigering om nog ooit een woord tegen haar vader te zeggen haar de kracht om in zichzelf te blijven geloven, mits ze elk gesprek over wat er in haar omging uit de weg bleef gaan tenminste, behalve met haar moeder omdat ze zich door haar begrepen wist.

  • Een volwassen man met het label ASS had als kind een reeks traumatiserende gebeurtenissen meegemaakt waaraan nooit helende aandacht was gegeven. Door de tomeloze ambities van zijn ouders was hij al heel vroeg emotioneel aan zijn lot overgelaten en daarenboven had hij meermaals meegemaakt dat er over zijn hoofd heen over zijn lot werd beslist, waardoor hij onder meer plots werd geconfronteerd met een verhuis die heel wat verlies van veiligheid en ondersteunende contacten met zich meebracht. Telkens hij geconfronteerd werd met situaties waar hij geen controle over had, kon hij uitgesproken autistisch reageren, maar in andere situaties reageerde hij spontaan erg empathisch en had hij geen moeide met het communiceren over en vanuit zijn emoties. Toen hij op zijn werk crashte met een burnout als gevolg van allerlei onverwachte veranderingen in de manier van werken die voor hem te veel associaties met zijn traumatische kindertijd opwekten, kreeg hij de diagnose ASS opgeplakt in plaats van doorverwezen te worden naar een traumatherapeut die hem zou kunnen helpen om de gevolgen van zijn jeugdtrauma’s hanteerbaarder te maken.


Het is echter niet altijd even duidelijk of de oorzaak van autiforme reactiepatronen wortelt in aangeboren autisme of het gevolg is van traumatisering. Het kan ook een combinatie van beiden zijn, getuige het volgende voorbeeld:

Een jonge vrouw met een ASS diagnose, had een vader met autisme wat de diagnose als vanzelfsprekend maakte gezien haar onvermogen tot het aangaan van vriendschappen en haar moeilijkheden om zich in het standpunt van anderen te verplaatsen. Op vierjarige leeftijd was haar moeder echter plots uit het gezin verdwenen waarna ze haar nooit meer had terug gezien. Tot haar vier jaar was ze het lievelingskind van haar moeder geweest en was ze onderhevig geweest aan de nooit aflatende (en soms verstikkende) aandacht van haar. De hechtingsstoornis die het gevolg was van de abrupte scheiding tussen moeder en dochter kan op zich reeds voldoende verklaren waarom ze zoveel moeite had met zich openen voor contacten. Het autisme van haar vader en de emotioneel afstandelijke sfeer in het gezin, waren evenmin bevorderlijk voor het ontwikkelen van ‘normaal’ sociaal gedrag. Het kan dus zijn dat al haar sociale en emotionele problemen het gevolg waren van haar hechtingstrauma of het kan om een combinatie gaan met aangeboren autisme. Hoe dan ook is het label autisme alleen niet voldoende om haar manier van functioneren te verklaren en gaat dit gepaard met onvoldoende aandacht aan de onderliggende traumatisering, waardoor ook niet de focus gelegd wordt op nood aan traumatherapie. Indien dit wel zou gebeuren, zou in haar geval nagegaan kunnen worden of het ‘autisme’ zou blijven bestaan of zou verdwijnen naargelang de gevolgen van haar hechtingstrauma aangepakt worden. Met enkel autismecoaching wordt deze kans om te genezen niet gezien, laat staan gegrepen.

Zo lang de gevolgen van trauma’s, die erg kunnen lijken op de reactiepatronen van mensen met autisme, verward blijven worden met wat autisme echt is, zullen er mensen zijn die niet geholpen worden om van hun trauma’s te herstellen maar onterecht de boodschap krijgen dat ze ‘anders zijn’ en daarmee in zekere mate kunnen leren omgaan. In het geval van schoolkinderen die getraumatiseerd zijn door wat ze dagelijks op school meemaken, hebben we daarenboven te maken met een huizenhoog taboe: het is ondenkbaar dat kinderen niet naar school gaan want onpraktisch voor de ouders en een smet op het blazoen van de samenleving. Dus kan het niet de schoolcontext zijn die traumatiserend werkt en moet het wel aan het kind zelf liggen. Niet dus. 

*******************************************************************************

 Deze tekst is een aanvulling op mijn boek 'Autisme en Vorige Levens' ISBN 9789077101148

donderdag 11 juli 2024

Waarom honger onrustig maakt en afvallen zo moeilijk is

 

Waarom honger onrustig maakt en afvallen zo moeilijk is


Met uitzondering van af en toe een periode in de recentere geschiedenis van de mens, was hoogwaardig voedsel niet zozeer zeldzaam, maar wel alles behalve gemakkelijk te verkrijgen. Het gevolg is dat we lichamelijk zijn aangepast aan leven met honger, aan overleven op het randje vaak van de hongerdood. Van andere sociale roofdieren die in groep leven en jagen (zoals ook de Homo sapiens het grootste deel van zijn bestaan heeft gedaan)  is dit ook gekend: wolven bv, leven voortdurend op de rand van ondervoeding en gaan pas op jacht als de honger knaagt en het dringend tijd wordt om hun energiereserves aan te vullen.

Honger is dan ook het signaal bij uitstek om in actie te komen en prioriteit te geven aan het zoeken naar eten. Al de rest is bijkomstig totdat de honger is gestild. Als er voedsel beschikbaar is, moet het zo snel mogelijk en zo veel mogelijk worden opgegeten. Zo’n buitenkans mag je niet laten liggen, dicteert ons overlevingsinstinct. De kunst om eten te bewaren voor de toekomst is immers een recente verworvenheid in het licht van honderdduizenden jaren menselijke aanwezigheid op aarde. De meest oorspronkelijke manier om voedsel te bewaren, is onder de vorm van ons eigen lichaamsvet. Een degelijke vetreserve opbouwen wordt door ons overlevingsinstinct toegejuicht. We voelen er ons instinctief goed bij.

Het gevolg is intussen welbekend: in onze huidige tijd van overvloed zijn we niet in staat om te matigen met zetmeel, suikers, vetten en vlees. We worden dik en krijgen te maken met welvaartsziektes en allerlei ongemakken. Als gevolg van medische inzichten die gebaseerd zijn op degelijk wetenschappelijk onderzoek, ontwikkelen we een nieuwe en noodzakelijke moraal die onder meer stelt dat we moeten matigen met calorierijk voedsel, verzadigde vetten, rood vlees en dergelijke en dat we moeten afvallen als we ongezond dik worden.

Maar ons instinct ondersteunt deze nieuwe regels niet. Ze druisen immers regelrecht in tegen de natuurlijke normen van ons overlevingsinstinct. Het gevolg is dat we ons slecht voelen als ons lichaam gewicht begint te verliezen. We worden gekweld door een innerlijke onrust waardoor we slecht slapen en ons moeilijk kunnen concentreren indien we het beschikbare voedsel in de kast en de koelkast laten liggen. We worden beloond met een zalig verzadigd gevoel indien we ‘zondigen’ tegen de nieuwe normen die we onszelf noodzakelijkerwijs opleggen.

Wat we kunnen proberen om dit probleem op te lossen, is een dialoog aangaan met het overlevingsinstinct dat deel uitmaakt van ons lichaamsbewustzijn. We kunnen ons hier een visuele voorstelling van maken als was het een personage op zich. Deze deelpersoonlijkheid moeten we omzichtig benaderen, niet met rationaliteit maar met geruststellende beelden. Indien we honger hebben, kunnen we ons bv keer op keer een voorstelling maken van alle voedzame dingen die we reeds hebben gegeten de voorbije dag, ter geruststelling van het gealarmeerde overlevingsinstinct. Tevens kunnen we ons een beeld vormen van wat we de volgende dag zullen eten, wat een belofte inhoudt dat er morgen weer eten zal zijn. Deze zekerheid heeft het overlevingsinstinct nodig.

Het is eveneens belangrijk om niet met honger te gaan winkelen, maar dat pas te doen nadat we een maaltijd hebben genuttigd. En niets in huis te halen dat we niet willen opeten in het kader van de restricties die we ons omwille van onze gezondheid opleggen.

Verder is het noodzakelijk om gewoon te accepteren dat wat dikker zijn helemaal geen probleem hoeft te zijn, zolang het gepaard gaat met een verder gezonde levensstijl waarin buitenlucht, beweging en gezonde voeding een ereplaats innemen. 

**********************************************************************************

Deze tekst vormt een hoofdstuk in voorpublicatie van het boek

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be

 



vrijdag 21 juni 2024

De rol van hoogsensitiviteit in de ontwikkeling van de mensheid

 

De rol van hoogsensitiviteit in de ontwikkeling van de mensheid


De geschiedenis van de mens op aarde wordt gekenmerkt door sprongsgewijze evoluties. Veranderingen in levenswijze en de bijbehorende ontwikkeling van nieuwe mogelijkheden komen er meestal vrij plots, als gevolg van ontdekkingen, van nieuwe manieren van omgaan met elementen uit onze leefwereld.

Belangrijke sprongen zijn het domesticeren van allerlei diersoorten geweest. Wolven evolueerden tot honden en bijgevolg tot beschermers en helpers bij de jacht in plaats van concurrerende en bedreigende roofdieren. Paarden werden krachtige metgezellen in tijden van oorlog en vrede in plaats van moeilijk te verschalken prooien. Jachtwild werd mak vee, meestal in overvloed aanwezig.

De eerste stap in een domesticatieproces is het temmen van individuele exemplaren. Om dieren te temmen heb je meer nodig dan alleen het geduld om hun gedrag te observeren en rationeel te bestuderen. Er is vooral inlevingsvermogen nodig, wat in dit geval neerkomt op de kunst om de eigen manier van functioneren los te laten en zich in die van een andere diersoort te kunnen verplaatsen. Kortom, er is nood aan een fikse dosis empathie om dit voor elkaar te krijgen. Waarschijnlijk zijn het dan ook systematisch de meest hooggevoelige individuen geweest die er in het verleden in slaagden een vertrouwensband met wilde dieren op te bouwen. Hoogsensitieve mensen zijn in staat te leren samenleven met andere soorten, hun gedrag en communicatie intuïtief te doorgronden en een vorm van wederzijds respect op te bouwen waardoor de andere soort zich niet langer opgejaagd wild, felbevochten vijand of concurrent voelt.

De verdere domesticatie houdt een langzaam proces in van kweken en selecteren op karakterkenmerken zoals volgzaamheid en zachtaardigheid. Eens een soort hierdoor in genetisch opzicht voldoende is veranderd, kunnen nu ook de niet-hoogsensitieve mensen ermee samenleven en leren samenwerken.

Hooggevoeligheid draagt nog op andere manieren bij tot vernieuwingen in de samenleving. Het hoogsensitieve bewustzijn is in staat inspiratie te ontvangen die in essentie niet uit deze wereld afkomstig is.

Waar we in onze huidige tijd toe in staat zijn met al onze digitale, computergestuurde en satellietgeleide systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling, lijkt bv heel erg op de overdracht zonder woorden van kennis en informatie zoals die tijdens uittredingen en bijna-doodervaringen kan beleefd worden en dit is op zich een afspiegeling van hoe het er tijdens tussenlevens en in niet-aardse belevingswerelden aan toe gaat. De drang om iets gelijkaardigs te creëren in onze fysieke leefwereld lijkt me geïnspireerd op dit soort ervaringen.

Daarnaast zijn er uiteraard de vernieuwingen die tot stand komen als gevolg van de langzame opbouw van rationele kennis en de groei in wetenschappelijke inzichten. Maar ook op dat vlak spelen intuïtie en Wezenlijke inspiratie niet zelden een cruciale rol. Er zijn tal van anekdotes bekend met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek waarbij wetenschappers plots inzichten kregen via dromen of op mystieke visioenen lijkende ervaringen, inzichten die hebben geleid tot grote doorbraken. Het lijkt er sterk op dat in dit geval de hooggevoeligheid van de wetenschappers in kwestie een even belangrijke rol speelde als hun rationele vakkennis. De innerlijke samenwerking tussen persoonlijke, aardse rationaliteit en Wezenlijke intuïtieve inspiratie, is immers het sterkst bij hoogsensitieve mensen.

Pionierswerk uit het verleden heeft ons stap voor stap meer levenscomfort gebracht, waardoor er steeds meer mogelijkheden zijn ontstaan om de Wezenlijke kant van onze persoonlijkheid tot ontwikkeling te brengen. Sommige aspecten hiervan zijn intussen zo banaal dat we er niet meer bij stil staan.

Dankzij het bestaan van schoeisel en kledij is bv onze huid zodanig gevoelig geworden dat we ons extreem sensueel en creatief kunnen uitdrukken via onze tastzin. Veel mensen hoeven daarenboven niet meer of nauwelijks nog met hun handen werken, waardoor de gevoeligheid van handpalmen en vingertoppen eveneens groter wordt.

Door de overvloed aan voedsel en door de sterke organisatie van onze maatschappij krijgen steeds meer mensen de kans om een groot deel van hun tijd aan de ontwikkeling van hun creativiteit en hun spiritualiteit te wijden. Creativiteit hoeft daarbij niet langer louter ten dienste te staan van het praktisch nut, terwijl dit in de pionierstijd van de mens op aarde wel nog het geval was.

De medische wetenschap heeft een zeer grote bijdrage geleverd tot onze langere levensverwachting. Niet alleen is de mogelijkheid enorm gestegen om te genezen van ziektes en letsels, ook weten we steeds beter hoe we deze moeten vermijden. Hoe langer we leven, hoe meer we ons kunnen ontwikkelen op allerlei vlakken. Zelfontwikkeling gebeurt immers door kennis en vaardigheden te accumuleren en te verfijnen. Hoe ouder we kunnen worden, hoe meer subtiliteit hierin kan komen.

De keuze om volop in te zetten op geneeskundig onderzoek kan afkomstig zijn uit tussenlevenservaringen: bij elke periode tussen twee incarnaties in, ervaren we immers dat we kunnen genezen van onze fysieke en emotionele kwetsuren. Ik kan me inbeelden dat dit veel menselijke Wezens inspireert om hun volgende incarnaties op aarde hieraan te wijden.. Hoogsensitieve mensen hebben in de regel meer voeling met hun voorbije tussenlevens dan gemiddeld, dus ook hier is een belangrijke rol weggelegd voor de hooggevoeligen onder ons.

Psychotherapie is nog zoiets. Tijdens bijna-doodervaringen gebeurt het vaak spontaan dat de terugblik op het voorbije leven het karakter van een therapeutisch verwerkingsproces aanneemt. Ik vermoed dat dit de inspiratiebron geweest voor het ontstaan van psychotherapeutische technieken en hoogstwaarschijnlijk zijn het opnieuw hoogsensitieve mensen die deze inspiratiebron als eersten hebben weten te aarden.

Anderzijds is het pas mogelijk dat grote aantallen mensen zich bekwamen in zelfonderzoek en zelfinzicht indien er voldoende lange periodes van vrede en welstand zijn. Pionierswerk dat tot materiële voordelen leidt, kan zodoende hand in hand gaan met pionierswerk dat tot emotionele en spirituele groei leidt.

Pionierswerk in het heden draait steeds meer om het leren invullen van de vrijgekomen tijd en de ontstane mogelijkheden. Een gevoel van zingeving vinden, is hierbij het voornaamste streefdoel. Elke bezigheid die leidt tot een besef van innerlijke verbondenheid en/of de ervaring van onderlinge verbondenheid, genereert het gevoel dat iets zinnig is. Hoe hooggevoeliger een mens is, hoe gemakkelijker hij toegang heeft tot deze ervaringen. Hoogsensitieven zijn bijgevolg het best geplaatst om de rest van de mensheid te inspireren bij het ontdekken van zingeving.

***********************************************************************************

Deze tekst vormt een hoofdstuk in voorpublicatie van het boek

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be

vrijdag 17 mei 2024

De Cyclus van eten en gegeten worden

 

De cyclus van eten en gegeten worden


Alles in het heelal is voordurend in verandering. We kunnen dit ook anders uitdrukken: het Opperwezen – het Grote Geheel van Alles - is voortdurend onderhevig aan een innerlijk transformatieproces. Op aarde neemt dit echter een speciale vorm aan. Niet alleen verandert heel eenvoudige materie in heel complexe materie (uit elementaire mineralen ontstaan - via enorm lange kettingen van veranderingsprocessen – levende wezens), de complexere materiële vormen (de lichamen van levende wezens) slokken elkaar voortdurend op, ontleden elkaar tot minder complexe brokjes en gebruiken deze als bouwstenen voor hun verdere groei terwijl ze daarenboven levensenergie onttrekken aan deze processen.

In alledaags taalgebruik: niet alleen is er de spontane evolutie die tot het ontstaan van enorm veel verschillende complexe levende wezens heeft geleid, deze eten elkaar ook nog eens voortdurend op. Wie opgegeten wordt, wordt verteerd en zodoende herleid tot elementaire bouwstenen voor het opbouwen en het in stand houden van het lichaam van diegene die eet. Met de energie die daarbij vrij komt, leeft deze verder, tot hij zelf opgegeten wordt.

Er is geen enkele aardse levensvorm die kan gedijen zonder de dood van andere levensvormen. Het gaat hierbij lang niet altijd om de ene soort die de andere dood maakt alvorens hem op te eten. Op enkele uitzonderingen na leven planten van mineralen die ze tezamen met het grondwater opnemen en van koolzuurgas die ze uit de lucht halen. Dit gas wordt onder invloed van licht omgezet in suikers. Behalve die enkele soorten vleesetende planten die hun dieet aanvullen met de stikstof die ze uit de insecten halen die ze vangen en verteren, eet geen enkele plant een ander levend wezen rechtstreeks op. Maar ze zijn wel afhankelijk van de voedingsstoffen die in de bodem terecht komen als gevolg van het feit dat andere levende wezens sterven, door schimmels, bacteriën en dieren verteerd worden en daardoor afgebroken worden tot minerale substanties.

Maar planten vermoorden wel degelijk andere levende wezens, ook al eten ze hen niet. In hun concurrentie om plaats, water, voedingsstoffen en vooral licht, verstikken ze elkaar en verhinderen de soorten die het best aangepast zijn aan een bepaalde plek dat andere planten er kunnen gedijen. Als het hen lukt, doden ze ook insecten en andere dieren die hen proberen op te eten met behulp van de giftige stoffen die ze speciaal daarvoor aanmaken in hun cellen.

Parallel hiermee gebruiken mensen en veel andere levensvormen weer andere dieren en planten voor allerlei andere doeleinden dan hun voeding. We hakken bv bomen om omwille van brand en timmerhout. Kippen krabben plantjes uit de grond omdat ze in de bodem eronder naar zaden en insecten willen zoeken, apen kraken takken van bomen af om hun nesten te bouwen… de natuur staat bol van dergelijke voorbeelden.

Als we de aarde als een levend wezen beschouwen, dan vormt die ganse ketting van transformatieprocessen het metabolisme van de aarde, net zoals er binnenin een menselijk lichaam een metabolisme bestaat waardoor we alle materie die we in ons opnemen, omzetten in de energie die we verbruiken, in bouwstenen voor ons lichaam en in een restje afval dat we weer uitscheiden.

Dit is uiteraard nog niet het hele verhaal: de levende wezens in kwestie zijn daarenboven bezield. Ze beschikken over emoties, gevoelens en gedachten – de een al wat meer dan de ander – en lijden hierdoor (fysiek en psychisch) telkens ze gegeten, vernield of beschadigd worden of telkens er de dreiging is dat ze vernietigd kunnen worden. In dat laatste geval gaat het om emotioneel lijden.

Doordat we als mensen op aarde incarneren en ons hierdoor verbinden met een fysiek lichaam dat de aarde toebehoort, komen we terecht midden in deze cyclus van eten en gegeten worden. Al sinds ons ontstaan, zoeken we hier onze zijn plaats in. Dit leidt tot conflicten tussen de Wezenlijke waarden van de mensheid enerzijds en de noodzaak zich over te geven aan het aardse instinct anderzijds. Dat laatste spoort ons aan de lichamen van andere levensvormen te eten en te gebruiken voor alle doeleinden die ertoe bijdragen dat we zo lang mogelijk in leven blijven op aarde.

Deze innerlijke conflicten leiden tot de transformatie van zowel de individuele menselijke Wezens die aan deze incarnaties deelnemen, als van de mensheid in zijn geheel. Maar ook het Wezen van de levende planeet aarde – het Aardewezen - ondergaat een langzame transformatie als gevolg van de spanningen die het binnen de mensheid veroorzaakt. Uiteraard is de mensheid niet als enige verantwoordelijk voor dit individuatieproces van het Aardewezen, maar het speelt hier wellicht toch een cruciale rol in.

***********************************************************************************

Deze tekst vormt een hoofdstuk in voorpublicatie van het boek

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be