Karm
Psych 4 I: Onze Erfenis van Moeder Aarde (52)
Reputatiegevoeligheid
en roddels
In
de oorspronkelijke menselijke samenlevingen, kwam het overleven als
groep op de eerste plaats. Dit bleef zo gedurende bijna
driehonderdduizend jaar en het zit dan ook ingebed in ons sociaal
overlevingsinstinct. Geïntegreerd zijn in een groep was voor elk
individu een basisvoorwaarde om te kunnen overleven. Eveneens
ingebed in ons aards overlevingsinstinct en consequent hiermee zit de
behoefte om gewaardeerd te worden door de andere groepsleden en deze
appreciatie koste wat kost niet kwijt te spelen. De mate waarin een
individu waardering kreeg, was afhankelijk van zijn reputatie. Een
positieve reputatie kon je opbouwen door te delen, iets waardevols
aan de groep bij te dragen, te streven naar harmonie en vooral door
jezelf niet boven of buiten de groep te plaatsen door eigen behoeften
op het groepsbelang te laten voorgaan. Vanuit die biologische,
instinctieve achtergrond zijn we allemaal nog steeds enorm
reputatiegevoelig. In reactie op een negatieve reputatie dreigde
immers altijd uitsluiting, met sociaal isolement en eenzaamheid als
gevolg en uiteindelijk in de meeste situaties ook de dood.
Een
ontaarde vorm van het opbouwen van een positieve reputatie door gul
te geven, is nog springlevend in de cafécultuur. In stamcafés waar
dezelfde gasten elkaar steeds weer ontmoeten, ontstaan spontaan
groepjes die elkaar trakteren. Wie daaraan niet meedoet, wordt al
rap met de nek aangekeken. De populariteit van zij die het vaakst
trakteren kan steile hoogtes bereiken. Het wrange hieraan is, dat de
populairste drinkebroers thuis vaak losse handjes hebben, als ze al
niet systematisch hun ganse maandloon erdoor jagen en hun gezin in
armoede dompelen. En dat terwijl die neiging tot geven en delen net
ontstaan is om de familiegroep en al zeker de eigen partner en
kinderen te helpen overleven.
De
positieve intentie van roddelen – wat in essentie niets anders is
dan het doorgeven van weetjes over andere groepsleden aan elkaar –
was om de reputatie van onze medemensen te evalueren. Roddelen in de
zin van kwaad spreken over een ander, is een relatief recent
fenomeen. In de kleinschalige samenlevingen van weleer, konden
feiten gemakkelijk gecheckt worden en leugens werden al snel ontdekt
en weerlegd. In de modernere samenlevingen waarin lang niet iedereen
elkaar kent, laat staan dat we allemaal van elkaar weten wat we
wanneer doen, faalt dit natuurlijk controlesysteem. Het gevolg
hiervan is dat onze instinctieve neiging tot roddelen maar al te vaak
gekaapt wordt door het doorvertellen van leugens. Eens een leugen
met succes is gelanceerd, kan hij zich maar al te gemakkelijk
verspreiden. Gevolg: onterechte reputatieschade voor diegene over
wie geroddeld wordt.
Nu
zijn er weinig dingen waaraan we ons instinctief zo sterk ergeren als
aan leugenachtige roddels. Logisch ook, als je beseft waartoe deze
kunnen leiden. De energie die we bijgevolg steken in het proberen
rechtzetten van leugens die via de roddelmolen zijn verspreid, is
vaak totaal niet in verhouding tot de mate waarin onze reputatie
erdoor wordt geschaad en tot de concrete gevolgen van deze
reputatieschade. Maar ons sociaal overlevingsinstinct gebiedt ons er
alles aan te doen om onze reputatie te herstellen, omwille van de
potentieel dodelijke gevolgen die een slechte reputatie in
oorspronkelijke samenlevingen had.
Anderzijds,
ook in onze huidige samenleving kunnen leugenachtige roddels nog zeer
ernstige gevolgen hebben, al leiden ze zelden tot totale uitsluiting
en de dood. Narcisten en psychopaten maken handig gebruik van deze
zwak geworden schakel in ons sociaal overlevingssysteem om reputaties
te beschadigen en hier zelf voordeel uit te halen. Zelf zijn ze maar
om één ding bezorgd: hun eigen reputatie zo hoog mogelijk houden,
ongeacht hoeveel leugens ze hier desnoods voor dienen te verspreiden.
De handigste manipulatieve leugenaars zijn degenen die roddels
verspreiden die onmogelijk gecontroleerd kunnen worden, of die
aansluiten bij eerder gelanceerde roddels. Tezelfdertijd zorgen ze
ervoor dat de buitenwereld zo weinig mogelijk over henzelf te weten
komt, zodat ze hun eigen reputatie zorgvuldig kunnen opbouwen op
basis van door henzelf bedachte fictie.
Als
er iets is waaraan we ons instinctief evenveel ergeren als aan
onterechte reputatieschade, is het wel aan positieve imago’s die
evenzeer op leugens en manipulatie zijn gebaseerd en die hiervoor
misbruik maken van de menselijke neiging tot roddelen.
Het
onder controle krijgen van onze instinctieve drang om met elkaar te
praten over derden en op basis daarvan iemands reputatie te
evalueren, is erg moeilijk. We hebben een zeer wezenlijk besef nodig
van hoe moeilijk het is om waarheid en leugen van elkaar te
onderscheiden in een leefwereld waar we vaak weinig tot niets van
elkaar weten. Een even wezenlijk besef van de mogelijke negatieve
gevolgen van ongecontroleerde roddels kan ons al een flink stuk op
weg helpen om onze neiging tot praten over elkaar in te tomen. Maar
dat dit niet binnen ieders bereik ligt wordt geïllustreerd door het
volgende voorbeeld:
Een jonge vrouw had net het kind van haar ex op de wereld gezet.
Twee maanden nadat ze bij haar partner weg was, bleek ze zwanger te
zijn van hem. Ze vroeg zich af waarom ze dit bizarre lot aantrok.
Een reading op de vorige-levensgeschiedenis die ze met hem deelde,
bracht een vorige-levenstrauma aan het licht dat hierop meer licht
wierp. In een streng patriarchale samenleving van pakweg tweeduizend
jaar geleden waren ze eveneens man en vrouw geweest. Ook toen was ze
zwanger geweest van een kind van hem, maar de roddels gingen de ronde
dat ze het met een andere man had aangelegd en dat het kind dat ze
droeg van haar minnaar was en niet van haar echtgenoot. Toen ze
hoogzwanger was, werd ze door haar echtgenoot om die reden vermoord.
Het kind kwam echter nog ter wereld, weliswaar levenloos, maar
duidelijk herkenbaar als een kind van haar echtgenoot. Vanwege het
onrecht dat hij haar op die manier had aangedaan, had ze als het
ware nog een kind van hem te goed, het kind dat ze in haar huidige
leven samen met hem verwekt had, vlak voor ze besloot bij hem weg te
gaan.
Ondanks dat deze vrouw tijdens een vorige leven het slachtoffer was
geworden van leugenachtige roddels die haar reputatie onterecht
hadden beschadigd, ondanks dus dat ze in wezen die herinnering met
zich meedroeg, ontpopte ze zich in haar huidige leven zelf tot een
niemand ontziende roddelaarster en besmeurde ze de reputatie van heel
wat mensen uit haar sociale omgeving.
De
extreme tegenreactie die veel mensen vertonen door per definitie
niets te geloven van wat ze via anderen over iemand te weten te
komen, in combinatie met een principiële ingesteldheid van ‘niet
mogen oordelen’, werkt evenmin. We hebben ons instinctief
beoordelingsvermogen nodig om in te schatten hoe andere mensen in
elkaar zitten en in welke mate we elkaar kunnen vertrouwen. Wie zich
principieel geen oordeel mag vormen over een ander, zet de deur
wagenwijd open voor mensen die daar misbruik van maken, met name
narcisten en psychopaten.
In
plaats van blind op roddels te vertrouwen die steeds weer herhaald
worden en in plaats van deze even blind te verwerpen en je geen
oordeel over een ander mogen vormen, is het noodzakelijk dat we onze
wezenlijke intuïtie laten samenwerken met ons rationeel
denkvermogen, om zo goed als mogelijk in te schatten hoe de mensen
met wie we omgaan en moeten samenwerken in elkaar zitten. Hierbij
mogen we absoluut niet blind zijn voor elkaars schaduwkanten en voor
de impact die deze hebben op ons functioneren. Maar we mogen ons
evenmin overgeven aan het instinctief toekennen van een reputatie op
basis van roddels.
Rechtvaardigheidsbewustzijn
Zoals
alle sociale diersoorten beschikt ook de mens over een instinctief
rechtvaardigheidsbesef. Aangezien voedsel delen en elkaar wederzijds
beschermen basisvoorwaarden zijn om als groep te kunnen overleven,
zijn we genetisch voorgeprogrammeerd om inbreuken op deze
basisprincipes te registreren en hier vervolgens tegen in te gaan. Op
egoïstisch gedrag wordt dan ook van nature heftig gereageerd. Wie
zich bezondigt aan zich keer op keer herhalend zelfzuchtig gedrag,
kan rekenen op ernstige terechtwijzingen (reputatiebeschadiging!) en
ten slotte op uitgestoten worden.
Met
betrekking tot autoriteit en leiderschap ligt het iets subtieler. We
kunnen een ander autoriteit toedichten op basis van diens kwaliteiten
en levenservaring, maar niemand mag zich zomaar opwerpen als leider,
door te pretenderen beter te zijn en op basis van die pretenties
autoriteit op te leggen aan de groep. Daartegen komen we
instinctief in opstand.
De
stelselmatige achterstelling en onderdrukking van vrouwen tegenover
mannen, is een relatief recent fenomeen. Het is pas ontstaan na het
op grote schaal invoeren van landbouw en privébezit, tijdens de
laatste vijf- à tienduizend jaar van onze geschiedenis. Tijdens de
ongeveer driehonderdduizend jaar menselijk bestaan dat daaraan is
voorafgegaan, bestond dit niet. Mannen en vrouwen waren
gelijkwaardig, want beide geslachten waren afhankelijk van elkaar.
Vandaar ook dat geen enkele vrouw zich zomaar schikt in een
onderdanig lot, of zich daar minstens niet emotioneel goed bij voelt.
Bij sociale diersoorten waarin het normaal is dat de groep
overheerst wordt door één of enkele dominante mannetjes, voelen de
vrouwelijke dieren zich comfortabel in hun rol. Niet zo bij mensen
dus. Ook dat is het gevolg van ons instinctief
rechtvaardigheidsbewustzijn.
Over
roddels en leugens die onterechte reputatieschade veroorzaken hebben
we het reeds in het vorige hoofdstukje gehad, evenals over lege
schijn en holle imago’s die opgebouwd worden ter verheerlijking van
zichzelf, zonder dat daaraan waardevolle menselijke kwaliteiten ten
grondslag liggen. Ons instinctief rechtvaardigheidsbewustzijn
steigert bij het ontdekken van dergelijke leugens.
Ons
rechtvaardigheidsbewustzijn is de motor achter elke revolutie, groot
of klein. Het is de drijfveer die de mensheid als geheel aanzet tot
pionierswerk ter verbetering van ons gezamenlijk lot. Ons
instinctief rechtvaardigheidsbewustzijn is tevens de aardse,
instinctieve factor die het nauwst aansluit bij ons wezenlijk
verbondenheidsbesef. Het belangrijkste verschil tussen de
solidariteit die voortvloeit vanuit het wezenlijk besef dat alle
mensen verweven zijn met elkaar en deel uitmaken van een
overkoepelende Eenheid en de solidariteit die het resultaat is van
ons instinctief rechtvaardigheidsbewustzijn, is dat dit laatste van
nature beperkt is tot de eigen groep. Zijn wezenlijke tegenpool
omvat de gehele mensheid en bij uitbreiding alle leven op aarde. Hoe
meer wezenlijk bewustzijn iemand heeft, hoe spontaner de instinctieve
zorgzaamheid voor de eigen groep zich uitbreidt tot ver buiten de
grenzen van die groep.
Geen
instinctief besef van persoonlijk bezit
In
onze oorspronkelijke manieren van leven was geen plaats voor
privébezit. Voor nomaden en halfnomaden is het nu eenmaal niet
bepaald handig om bij elke verhuis vanalles en nog wat mee te moeten
zeulen. In verhouding tot de driehonderdduizend jaar geschiedenis
van Homo sapiens, dateren vervoersmiddelen zoals paarden, karren of
ossenwagens uit vrij recente tijden. Deze lieten wel al wat meer toe
om bezittingen mee te nemen tijdens verplaatsingen, maar in grote
lijnen was de mens nog steeds wars van privébezit. Er bestonden van
nature wel groepsterritoria waarbinnen een bepaalde clan zich
verplaatste om voedsel te verzamelen en tijdelijk te verblijven, maar
dat land werd nooit beschouwd als het bezit van de stam. Het idee
dat men persoonlijk eigenaar kan zijn van een stuk grond is een
concept dat pas is uitgedacht nadat de landbouw quasi overal zijn
intrede had gedaan.
Kleine
kinderen vertonen tal van instinctieve handelingen die voortkomen uit
ons overlevingsinstinct. Het oprapen en verzamelen van takken en
stukjes hout is er één van. Dit sluit aan bij onze afhankelijkheid
van hout om vuur te maken en tijdelijke onderkomens te bouwen. Maar
zorgvuldig omgaan met bezit, zit van nature in geen enkel kind,
evenmin als het respecteren van andermans bezit. Zulke dingen moeten
met veel moeite en herhaling aan elk kind aangeleerd worden. Het
kunnen omgaan met het concept privé-eigendom is een culturele
verworvenheid, waar we onszelf en anderen permanent moeten aan
herinneren. In tegenstelling tot het delen van voedsel bv, behoort
het respecteren van andermans bezit niet tot onze instinctieve
reflexen. Vandaar dat we in dat verband zoveel wetten en regels in
het leven roepen, evenals strenge controlemechanismen en
–instellingen. Van zodra deze laatste wegvallen, neigen we ertoe
om spontaan te gebruiken of mee te nemen wat op ons pad komt en lopen
we waar we willen zonder ons iets aan te trekken van afsluitingen of
verbodsbordjes. Het zit simpelweg niet in onze eerste natuur.
Wat
wel in onze natuur zit, is het zorgvuldig bewaken en bewaren van
kleine bezittingen waaraan we onze identiteit ontlenen. Bij
natuurvolkeren waren dit de wapens, werktuigen, amuletten en sieraden
die men altijd bij zich had en nooit ergens achterliet. Het respect
voor dergelijke symboolgeladen kleinoden, hoort wel bij onze oeroude
reflexen. In onze huidige tijd vertaalt dit zich niet langer in
wapens en niet enkel in persoonlijke juwelen, maar in een handtas met
persoonlijke spulletjes zoals autosleutels, een portefeuille met
geld, creditcards en identiteitskaart en een smartphone. Voor velen
hoort de auto hier ook bij. Hier gaan we dan weer op een
neurotisch-zorgzame manier mee om. Deze neiging zien we al bij zeer
kleine kinderen: bijna elke peuter heeft een fopspeen, een
lievelingsknuffel, een knuffeldekentje of zelfs een of ander banaal
voorwerp waarvan hij onafscheidelijk is.
Het
etaleren van deze kleinoden refereert eveneens aan oeroud gedrag:
hiermee leggen we een claim op de omgeving waarin we ons bevinden,
net zoals jagers-verzamelaars een tijdelijke claim konden leggen op
een rijk voedselgebied. Dit verklaart waarom veel mensen hun
portefeuille en hun autosleutels duidelijk zichtbaar op een kast of
een tafel leggen van zodra ze ergens toekomen.
Doordat
in ons instinctief gedrag geen programmatie aanwezig is met
betrekking tot het omgaan met bezit, loopt ons gedrag op dat vlak
maar al te gemakkelijk uit de hand. Het meest voorkomende gevolg
hiervan is het verzamelen en oppotten van veel te veel bezittingen,
tot op het punt dat we eronder gebukt gaan van de stress. We moeten
immers voor al onze bezittingen zorgen, wat niet alleen gepaard gaat
met veel kopzorgen, maar wat tevens veel energie kost. Die energie
kunnen we nu niet spenderen aan het beleven van ons leven.
De
tegenreactie komt ook voor en wordt niet zelden ingeleid door een
psychose of door een religieuze verlichtingservaring: alle
persoonlijk bezit wordt afgezworen. Hiermee keren we terug naar het
beginpunt van de menselijke ervaring op aarde, naar een oeroude
emotionele comfortzone. Maar intussen is onze cultuur zodanig
geëvolueerd dat er in de praktijk geen terugkeer meer mogelijk is
naar de oeringesteldheid ten opzichte van privébezit, naar de
afwezigheid ervan dus.
Een voorbeeld hiervan betreft een man die in reactie op enkele
persoonlijke trauma’s terechtkwam in wat we een religieuze psychose
kunnen noemen. Tijdens een ervaring van spirituele verbondenheid die
ontstond na een periode van extreem slaapgebrek in combinatie met
vluchtneigingen ten opzichte van de realiteit van zijn leven, trof
hem het inzicht dat privébezit een cultureel waanbeeld is en dus
niet echt bestaat. In reactie hierop stelde hij zijn huis open voor
iedereen die er gebruik van wilde maken en betaalde hij geen facturen
meer voor elektriciteit of water. Ook dat was immers vrij voor
iedereen om naar believen gebruik van te maken. Een jaar later
hadden de schulden zich zodanig hoog opgestapeld, dat alles wat hij
bezat dreigde in beslag genomen te worden. Van dit lot werd hij
gered door zijn financieel daadkrachtige vader.
In
een wereld waarin een groot deel van de sociale organisatie is
opgebouwd rond het concept privébezit, is het onmogelijk om zich als
individu of zelfs als kleine groep aan deze overheersende cultuur te
onttrekken. Je hoort er simpelweg niet meer bij, wat leidt tot
instinctieve angst- en onveiligheidsgevoelens. Buitengesloten worden
is nog steeds het ergste lot dat een mens kan overkomen. Ook is er
om ons heen een overdaad aan potentieel bezit, wat gepaard gaat met
onmogelijk te negeren verleidingen. De mens is nu eenmaal
ongeëvenaard nieuwsgierig en wordt steeds weer getriggerd door
nieuwe ervaringen, simpelweg omdat ze mogelijk zijn. In onze huidige
tijd worden nieuwe ervaringen systematisch mogelijk gemaakt in
combinatie met het verwerven van nieuwe bezittingen. Voor alles is
immers geld nodig en /of de aanschaf van nieuwe apparaten.
Het
leren omgaan met bezit is wellicht een van de grootste uitdagingen
die op ons af zijn gekomen gedurende onze recente geschiedenis. Het
belangrijkste houvast hierbij is volgens mij dat enkel die
bezittingen van werkelijke waarde zijn die ten dienste staan van de
mogelijkheid onszelf te ontwikkelen. Bezit en individuatie dienen
hand in hand te gaan. Daarbij inbegrepen is alle basiscomfort dat
ons ruimte en vrije tijd bezorgt om andere leerprocessen aan te gaan.
Van zodra dit basiscomfort deze vrijheid beperkt, hebben we er
duidelijk te veel van. Hoeveel en welke bezittingen een positieve
bijdrage leveren aan onze mogelijkheden tot zelfontwikkeling, is
afhankelijk van mens tot mens en dit kan in elke levensfase anders
liggen.
Tijdens de adolescentie zijn heel wat mensen gebaat met een minimum
aan bezittingen en verantwoordelijkheden, omdat dit hen de kans geeft
al reizend belangrijke levenservaringen op te doen. Tijdens latere
levensfasen kan net het bezitten van een huis, een auto en alle
bijkomende comfort voor diezelfde mensen van belang zijn omdat dit
andere groeiprocessen mogelijk maakt.
Bezit
dat voor de één een hoop ballast vormt waaraan tijd en energie
verloren gaat, kan voor de ander waardevol zijn in functie van zijn
individuatieproces.
Een verzamelaar van violen bv, die zelf geen muziek kan spelen, stopt
heel veel tijd, geld en energie in iets waar hij in wezen niets mee
is. Diezelfde verzameling muziekinstrumenten kan voor een
amateurinstrumentenbouwer een bron van creatieve zelfontwikkeling
vormen, waarbij dit hem niet alleen de kans geeft instrumenten te
leren herstellen en bespelen, maar tevens de mogelijkheid biedt om
andere mensen te ontmoeten die bv op zoek zijn naar een betaalbaar
instrument. Die mensen kunnen nu door hem gesteund worden in hun
zelfontplooiing.
**********************************************************************************
Deze teksten maken deel uit van een nog te verschijnen boek, getiteld
Karmsiche Psychologie Deel 4 - Aarde en Schaduw, Hoofdstuk I: Onze Erfenis van Moeder Aarde
Van Karmische
Psychologie zijn reeds twee delen verschenen:
Deel 1- In
Dialoog met het Onbewuste omvat een introductie tot de
aura-chakrapsychologie, een uitgebreide bespreking van de
psycho-energetica, een hoofdstuk over de aard, de zin en de betekenis
van dromen, een visie vanuit de reïncarnatiepsychologie op karma,
trauma’s, het oertrauma en de menselijke persoonlijkheid in het
algemeen.
Deel 2 -
Individuatie en Healing
behandelt het individuatieproces doorheen de levens, de
reïncarnatiecyclus en bevat heel wat informatie over healingmethodes
en regressietherapie.
Van
Karmische Psychologie
zijn er ook nog twee delen in voorbereiding:
Deel 3 - Relaties,
Seksualiteit en Opvoeding
bespreekt deze drie onderwerpen in het licht van de
reïncarnatiepsychologie en het individuatieproces doorheen de levens
en bevat tevens een
uitgebreid hoofdstuk over afscheid en rouwprocessen.
Deel 4 - Aarde en
Schaduw gaat dieper in op de
aardse, instinctieve aspecten van onze menselijke persoonlijkheid en
bespreekt hoe we met de schaduwzijde van onze persoonlijkheid kunnen
omgaan om deze ten slotte te integreren. Deel vier bevat tevens een
uitgebreid hoofdstuk over narcisme en psychopathie en een hedendaagse
visie op sjamanisme.
Enkele
onderwerpen die oorspronkelijk bedoeld waren als hoofdstukken uit
deel 3, leiden intussen een eigen leven als afzonderlijk boek
namelijk Autisme en Vorige Levens
en Hoogsensitief – Anders Bekeken., Het
kan zijn dat enkele (of misschien zelfs alle?) hoofdstukken uit delen
3 en 4 dezelfde weg op gaan en als afzonderlijke boeken worden
uitgegeven. De tijd zal het uitwijzen.
Twee
andere boeken, Wat gebeurt er als ik dood ga?
en De Pijn van het Opperwezen,
sluiten qua onderwerp en inhoud naadloos aan bij Karmische
Psychologie.
Meer informatie over mijn boeken vind je op www.henkcoudenys.be en op https://www.facebook.com/karmischepsychologie