zaterdag 24 augustus 2024

Verwarring tussen autisme en traumatisering

 

Een veel voorkomende verwarring tussen autisme en traumatisering


Autisme is een syndroom, een andere manier van functioneren van de hersenen, met een onderliggende genetische basis. Wie autisme heeft, heeft dit voor de rest van zijn leven. Dit betekent niet dat alle gevolgen van autisme een heel leven lang even sterk moeten blijven doorwegen. Via mentale training kan iemand met autisme heel wat inzicht krijgen in zichzelf en in de verschillen tussen het eigen functioneren en die van ‘neurotypicals’. De symptomen die gepaard gaan met het autisme kunnen daardoor vaak in sterke mate gecompenseerd worden. Hierbij gaat het vooral om de communicatie met de buitenwereld die sterk kan verbeteren, het vermogen om zich in een ander te verplaatsen dat weliswaar nooit vanzelf zal gaan maar waar men een mentale versie van kan aanleren en het leren omgaan met gevoelens en emoties die niet langer uit de weg gegaan worden maar bespreekbaar worden, zij het met veel mentale controle. Maar dit is niet elke autist gegeven: hoe hoger de intelligentie en hoe veiliger de hechting met de ouders en de directe sociale omgeving, hoe meer compensatie voor de symptomen van het autisme men kan aanleren. Iemand met autisme is en blijft echter altijd en overal autistisch, ongeacht hoe groot zijn mentaal gestuurd aanpassingsvermogen is geworden.

Dat de gevolgen van heftige traumatisering heel sterk kunnen lijken op autisme weten we sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw toen er in Roemenië na de val van dictator Ceausescur staatsweeshuizen ontdekt werden met extreem verwaarloosde kinderen die ogenschijnlijk aan een uitgesproken vorm van autisme leden. Nadat deze kinderen enkele maanden aan een stuk voor het eerst in hun leven een liefdevolle verzorging kregen en de warmte van menselijk contact mochten ervaren, verdwenen bij vele onder hen het grootste deel van hun autiforme gedragspatronen zoals repetitief zitten wiegen en contactvermijding.

De gevolgen van traumatisering in de kindertijd zijn echter niet altijd zo uitgesproken van karakter dat ze de totale persoonlijkheid overheersen. In de regel manifesteren ze zich vooral in die situaties die door het kind geassocieerd worden met deze waarin de traumatisering ontstaan is. Nog vaker gebeurt het dat dit de enige situatie is waarin autiforme gedragspatronen voorkomen, al zeker wanneer de traumatiserende situatie blijft voortbestaan.

De duidelijkste voorbeelden hiervan zijn kinderen die ernstig getraumatiseerd zijn doordat ze op school gepest werden of worden. Ze ontwikkelen allerlei ontwijkingstrategieën ten opzichte van sociaal contact, verdringen hun emoties en maken deze onbespreekbaar, krijgen als gevolg daarvan heel heftige emotionele uitbarstingen die echter nooit opluchting brengen en communiceren steeds minder. Hun schoolresultaten kelderen meestal en als uitgezocht wordt waaraan dat ligt, eindigen ze met een diagnose van een ‘autisme spectrum stoornis (ASS), niet zelden in combinatie met ADD (een aandachtsstoornis) en dyslexie en/of dyscalculie.

Wat er echter aan de hand is, is dat ze getraumatiseerd zijn in een schoolcontext en dat deze context blijft bestaan, waardoor ze zich zowel fysiek als emotioneel gevangen voelen in een situatie waaruit geen ontsnapping mogelijk is. De dyslexie of de dyscalculie waren meestal mede de oorzaak van het moeilijk mee kunnen en het gepest worden. De ADD kan diezelfde rol gespeeld hebben, kan versterkt zijn door de traumatisering of kan erdoor zijn ontstaan.

In elk geval hebben dergelijke kinderen geen baat bij de diagnose autisme. Hiermee krijgen ze een label opgeplakt dat om te beginnen niet klopt, dit label houdt tevens in dat ze maar moeten leren leven met hun anders functioneren. Maar vooral gaat dit label voorbij aan de oorzaak van hun probleem, waardoor het tevens niet aangepakt wordt. Van traumatisering kan men wel degelijk genezen! Een eerste voorwaarde hiertoe is dat de traumatiserende situatie wordt stopgezet en een tweede voorwaarde is dat men de mogelijkheid tot effectieve traumatherapie aangereikt krijgt. In het geval van op school gepeste kinderen betekent dit dat ze ofwel de kans moeten krijgen naar een kleinschalige, veilige vorm van onderwijs over te stappen of tijdelijk thuisonderwijs moeten krijgen en dit in combinatie met aangepaste therapie. Hun sociale en emotionele problemen zullen hierdoor hanteerbaar worden en op termijn zelfs verdwijnen. Gebeurt dit niet en gaan ze geloven in hun ‘autisme’, dan is de kans groot dat ze voor de rest van hun leven blijven worstelen met hun uitbarstingen van autiforme reactiepatronen, ook al zijn deze er niet altijd en overal.

Enkele voorbeelden:

  • Een hooggevoelig meisje dat jarenlang werd gepest omwille van haar emotionele kwetsbaarheid en haar volwassen interesses, voelde zich steeds minder thuis op school als gevolg van de sociale uitsluiting die ze er dagelijks ervoer. Dit resulteerde op den duur in een totaal onvermogen om nog met haar leeftijdsgenoten te communiceren of samen te werken. In de klas trok ze zich steeds meer terug uit angst en uit schaamte. Het Centrum voor Leerlingen Begeleiding (CLB) diagnosticeerde haar als leidend aan een autisme spectrum stoornis (ASS). In elke privécontext waarin ze zich emotioneel veilig voelde gedroeg ze zich echter uitermate sociaal en emotioneel betrokken en bleek ze in staat om diepgaand te communiceren over wat er in haar omging. Van haar ‘autisme’ was in dergelijke situaties plots geen spoor meer te bekennen!

  • Een ander meisje vertoonde tot ongeveer de leeftijd van tien jaar geen enkel gedragspatroon dat op autisme wees. Op school lag ze goed in de groep, ze had vriendinnen en praatte met haar moeder over wat er in haar omging. Ze liep echter een ernstig trauma op in de omgang met haar vader van wie ze meestal gescheiden leefde maar bij wie ze regelmatig enkele dagen verbleef. Ze werd door hem totaal niet begrepen in haar behoeften en elke poging van haar kant om aandacht van hem te krijgen voor elementaire zaken zoals honger of dorst hebben, te koud of te warm hebben of voor minder banale zoals zich niet veilig voelen in de situaties waarin hij haar meenam, eindigden in ellenlange monologen van zijn kant waarin hij haar overtuigde dat haar noden, onzekerheden of angsten niet juist konden zijn. Als gevolg daarvan vermeed ze het op den duur om nog te communiceren met hem en trok ze dit traumatische gedragspatroon naar steeds meer mensen door, onder meer in de context van school. Haar trauma was gelokaliseerd op het thema praten. Ze kreeg echter het label ASS opgeplakt, waardoor er geen aandacht werd gegeven aan de traumatiserende relatie met haar vader en waardoor ze al zeker geen traumatherapie hiervoor kreeg. Dit was nefast voor haar sociaal zelfbeeld al gaf de weigering om nog ooit een woord tegen haar vader te zeggen haar de kracht om in zichzelf te blijven geloven, mits ze elk gesprek over wat er in haar omging uit de weg bleef gaan tenminste, behalve met haar moeder omdat ze zich door haar begrepen wist.

  • Een volwassen man met het label ASS had als kind een reeks traumatiserende gebeurtenissen meegemaakt waaraan nooit helende aandacht was gegeven. Door de tomeloze ambities van zijn ouders was hij al heel vroeg emotioneel aan zijn lot overgelaten en daarenboven had hij meermaals meegemaakt dat er over zijn hoofd heen over zijn lot werd beslist, waardoor hij onder meer plots werd geconfronteerd met een verhuis die heel wat verlies van veiligheid en ondersteunende contacten met zich meebracht. Telkens hij geconfronteerd werd met situaties waar hij geen controle over had, kon hij uitgesproken autistisch reageren, maar in andere situaties reageerde hij spontaan erg empathisch en had hij geen moeide met het communiceren over en vanuit zijn emoties. Toen hij op zijn werk crashte met een burnout als gevolg van allerlei onverwachte veranderingen in de manier van werken die voor hem te veel associaties met zijn traumatische kindertijd opwekten, kreeg hij de diagnose ASS opgeplakt in plaats van doorverwezen te worden naar een traumatherapeut die hem zou kunnen helpen om de gevolgen van zijn jeugdtrauma’s hanteerbaarder te maken.


Het is echter niet altijd even duidelijk of de oorzaak van autiforme reactiepatronen wortelt in aangeboren autisme of het gevolg is van traumatisering. Het kan ook een combinatie van beiden zijn, getuige het volgende voorbeeld:

Een jonge vrouw met een ASS diagnose, had een vader met autisme wat de diagnose als vanzelfsprekend maakte gezien haar onvermogen tot het aangaan van vriendschappen en haar moeilijkheden om zich in het standpunt van anderen te verplaatsen. Op vierjarige leeftijd was haar moeder echter plots uit het gezin verdwenen waarna ze haar nooit meer had terug gezien. Tot haar vier jaar was ze het lievelingskind van haar moeder geweest en was ze onderhevig geweest aan de nooit aflatende (en soms verstikkende) aandacht van haar. De hechtingsstoornis die het gevolg was van de abrupte scheiding tussen moeder en dochter kan op zich reeds voldoende verklaren waarom ze zoveel moeite had met zich openen voor contacten. Het autisme van haar vader en de emotioneel afstandelijke sfeer in het gezin, waren evenmin bevorderlijk voor het ontwikkelen van ‘normaal’ sociaal gedrag. Het kan dus zijn dat al haar sociale en emotionele problemen het gevolg waren van haar hechtingstrauma of het kan om een combinatie gaan met aangeboren autisme. Hoe dan ook is het label autisme alleen niet voldoende om haar manier van functioneren te verklaren en gaat dit gepaard met onvoldoende aandacht aan de onderliggende traumatisering, waardoor ook niet de focus gelegd wordt op nood aan traumatherapie. Indien dit wel zou gebeuren, zou in haar geval nagegaan kunnen worden of het ‘autisme’ zou blijven bestaan of zou verdwijnen naargelang de gevolgen van haar hechtingstrauma aangepakt worden. Met enkel autismecoaching wordt deze kans om te genezen niet gezien, laat staan gegrepen.

Zo lang de gevolgen van trauma’s, die erg kunnen lijken op de reactiepatronen van mensen met autisme, verward blijven worden met wat autisme echt is, zullen er mensen zijn die niet geholpen worden om van hun trauma’s te herstellen maar onterecht de boodschap krijgen dat ze ‘anders zijn’ en daarmee in zekere mate kunnen leren omgaan. In het geval van schoolkinderen die getraumatiseerd zijn door wat ze dagelijks op school meemaken, hebben we daarenboven te maken met een huizenhoog taboe: het is ondenkbaar dat kinderen niet naar school gaan want onpraktisch voor de ouders en een smet op het blazoen van de samenleving. Dus kan het niet de schoolcontext zijn die traumatiserend werkt en moet het wel aan het kind zelf liggen. Niet dus. 

*******************************************************************************

 Deze tekst is een aanvulling op mijn boek 'Autisme en Vorige Levens' ISBN 9789077101148

Geen opmerkingen:

Een reactie posten