Synchroniciteit en totemdieren
Als twee gebeurtenissen gelijktijdig voorvallen, een opvallende
symbolische parallel vertonen, maar verder geen causaal verband
houden met elkaar (het een is niet het oorzaak van het ander), dan
spreken we van synchroniciteit. Dit begrip werd in de
analytische psychologie geïntroduceerd door Carl Gustav Jung, in
reactie op heel wat dergelijke voorvallen in zijn praktijk als
psychiater. Een voorbeeld uit mijn eigen kennissenkring:
Er loopt een kat onder de wielen van de auto van een vrouw. Het is
onmogelijk voor haar om het dier te ontwijken zonder een ongeval te
veroorzaken en zelf tegen een boom of een tegenligger te rijden.
Diezelfde dag heeft ze de samenwerking met een zakenpartner, die al
vele jaren een vriendin was, moeten stopzetten omwille van het niet
naleven van financiële afspraken. Ze weet dat die vrouw daar
financieel onder zal komen te lijden, maar als ze niet ingrijpt,
wordt ze zelf de dupe. Beide pijnlijke voorvallen zou ze koste wat
kost vermijden indien ze dat zou kunnen zonder zichzelf in gevaar te
brengen. Het zakelijk bedrog van haar vriendin is er niet de oorzaak
van dat de kat onder haar wielen loopt en de kat is niet de oorzaak
van het financieel bedrog. Maar het voorval met de kat symboliseert
wel wat er gebeurt tussen haar en die andere vrouw. Het vertelt haar
tevens dat ze zich niet schuldig hoeft te voelen, dat het niet te
vermijden was wat ze heeft gedaan, tenzij ze haar eigen
overlevingskansen had willen ondermijnen.
Synchroniciteit is als een symbolisch geladen droom die zich in de
fysieke werkelijkheid afspeelt, net op het ogenblik dat er zich een
belangrijk feit in je leven voordoet dat aan die symboliek
beantwoordt.
In sjamanistische levensgemeenschappen was men altijd zeer alert op
dergelijke gebeurtenissen. Uiteraard werd de hoofdrol in hun geval
vrijwel altijd gespeeld door een natuurelement of een dier. Ook in
onze eigen volkscultuur zijn er nog sporen terug te vinden van de
sjamanistische preoccupatie met synchroniciteit. In de traditionele
kruidengeneeskunde werd van generatie op generatie de wijsheid
doorgegeven dat men voor de bestrijding van een kwaal dient te kijken
naar de kruiden die spontaan in de eigen tuin komen te groeien.
Zo zijn paardenbloembladeren bv uitstekend om een overbelaste lever
te zuiveren. Ze duiken in elke tuin op indien ze niet systematisch
dood gesproeid worden. Maar wie heeft geen overbelaste lever in onze
suiker- en oververzadigde vettencultuur?
Een frappanter voorbeeld van dit principe herinner ik me uit mijn
jeugd:
De buurvrouw had zwaar astma. In haar tuin dook spontaan Doornappel
op, een giftige plant weliswaar, maar in een juiste dosering is het
gedroogde blad een uitstekende astmaremmer. Er werden in de
traditionele kruidengeneeskunde sigaren van gerold die opgerookt
werden als medicijn tegen astma.
Van sommige sjamanistische culturen is redelijk veel traditionele
kennis bewaard gebleven, onder meer over de betekenis die gehecht
wordt aan symbolische ontmoetingen met dieren. Zo staat het
Amerikaanse stekelvarken bv symbool voor zachtmoedigheid van binnen,
in combinatie met zelfbescherming langs buiten. De vos als symbool
voor sluwheid, wordt in West-Europa tot op de dag van vandaag in ere
gehouden. De middeleeuwse fabel ‘Van den vos Reynaerde’ bouwde
wat dat betreft wellicht verder op een eeuwenoude traditie die terug
te brengen is tot sjamanistische samenlevingen uit de prehistorie.
Er bestaan massa’s populaire boekjes en kaartenreeksen met
afbeeldingen van de meest tot de verbeelding sprekende dieren en hun
symboolwaarde. Deze zijn gebaseerd op overgeleverde kennis uit
vergane sjamanistische samenlevingen. Bij gebrek aan natuur en echte
wilde dieren om ons heen, vallen veel mensen hierop terug in hun
zoektocht naar synchroniciteit. Maar wat heeft dit nog te maken met
sjamanisme? Het gaat in de praktijk vrijwel altijd om diersoorten die in onze
streken niet of niet meer voorkomen of zelfs nooit hebben geleefd
(beer, bizon, stekelvarken, wapitihert…) of die zodanig zeldzaam
zijn dat we ze vrijwel zeker nooit tegen het lijf zullen lopen (wolf,
lynx…).
Het is perfect mogelijk om interessante inzichten te verkrijgen met
betrekking tot jezelf of je levenssituatie, met de hulp van
dergelijke kaarten. Maar met sjamanisme op zich heeft dit niets meer
van doen. Er is immers geen verband met het stukje van de levende
aarde waarop we nu leven, noch met het andere leven om ons heen.
Nochtans is er ook in het leven van de moderne mens in zijn
verstedelijkte omgeving voldoende synchroniciteit aanwezig waarin de
natuur haar rol speelt. Een voorbeeld:
Een man toonde me een foto die hij had genomen vanuit het raam op de
eerste verdieping van het pand waarin hij woonde. Op het platte dak
onder dat raam, zat een roofvogel met felle gele ogen een duif kaal
te plukken, op enkele meters van hem vandaan. Het ging om een havik,
één van de drie inheemse roofvogels die op duiven jagen (de andere
twee zijn de slechtvalk en occasioneel ook de vrouwtjessperwer). Als
amateurornitholoog klopt je hart enkele tellen lang te snel als je
een havik van zo dichtbij te zien krijgt. Ze zijn redelijk zeldzaam,
maar vooral erg schuw, in tegenstelling tot bv de torenvalk.
De fotograaf in kwestie was geen vogelliefhebber. Hij worstelde met
een slachtofferdeelpersoonlijkheid en met verdrongen agressie.
Bewust klampte hij zich vast aan een vredelievende, vergevingsgezinde
ingesteldheid. Onbewust zaten zijn levensenergie en wilskracht
opgesloten in zijn agressieve schaduwkant. Het tafereel toonde hem
dat de havik in hem, de duif aan het verslinden was. Zijn agressie
liet zich niet langer verdringen. Dit was logisch, daar hij al een
tijdje via therapeutische weg op zoek was naar zijn levenswil, in een
poging zijn levensmoeheid te overwinnen. Het tafereel toonde hem ook
de weg: hij moest de havik in hem de kans geven zich te tonen, in al
zijn trots en waardigheid. Dit zou het beginpunt kunnen zijn van de
integratie van zijn schaduw.
In een sjamanistische cultuur zou hem op dat punt mogelijk verteld
zijn door de sjamaan, dat de Havik vanaf nu zijn totemdier zou zijn
en dat het zijn levenstaak zou zijn om de bekwaamheden van de Havik
in zichzelf te ontwikkelen: felheid in de strijd, snelheid en
wendbaarheid, een scherp oog voor details, alertheid. Dit zou ook
effectief bijdragen tot de integratie van wat we nu zijn schaduw
noemen.
Er is pas sprake van een totemdier als de symbolische kwaliteiten die
dit dier toekomen, op een logische manier aansluiten bij een
leerproces in jezelf.
Vanuit de sjamanistische logica bekeken, is een totemdier altijd een
soort uit jouw eigen leefwereld, een dier dat in de omgeving waar je
zelf leeft, leeft of opduikt. Het komt er voor ons dus op aan de
natuur om ons heen te leren kennen en te verkennen, zodat we de
symboolwaarde van de soorten die hier en nu leven kunnen leren
doorgronden en zodat we de kans krijgen deze soorten te ontmoeten.
We moeten ons hierbij overigens niet beperken tot het dierenrijk.
Planten kunnen ons via symboliek evenveel leren over onszelf. De
synchroniciteit heeft immers veel materiaal tot zijn beschikking om
ons te begeleiden in ons individuatieproces.
Enkele
voorbeelden van inheemse dieren en de symboliek die je hen op een
logische manier kunt toebedelen:
-
De groene specht was in mijn kindertijd een zeldzame en schuwe bosvogel die je zelden te zien kreeg. Halfweg de jaren tachtig van de vorige eeuw, begon deze soort zich aan te passen aan de mens en kwam hij steeds meer voor in lanen en tuinen met oude bomen.
Sinds ongeveer twee decennia is de groene specht een constante in
mijn leven. Vanuit een sjamanistisch perspectief bekeken, zou je
kunnen zeggen dat het mijn totemdier is. Bij elke rit van en naar
huis, begeleidt er me wel eentje met zijn typische golvende vlucht
van boom tot boom. Als ik bij vrienden op bezoek ga, verschijnt er
vaak een groene specht. ’s Winters zoeken deze mooie vogels naar
slakken en mieren in de wei voor het raam. Hun lachende alarmroep
klinkt me intussen even vertrouwd in de oren als het kraaien van de
haan.
Net als de groene specht heb ik in de loop der jaren geleerd me
wezenlijk aan te passen aan de moderne maatschappij en zijn
mogelijkheden. De omslagperiode, waarbij ik langzaam maar zeker
afscheid begon te nemen van een oeroud wezenlijk verlangen om in de
relatieve eenzaamheid van ongerepte, harmonische natuur te leven, was
dezelfde periode waarin de groene specht afscheid nam van zijn
statuut van exclusieve bosvogel. Voor hem gaven de bomen in parken,
tuinen en lanen de doorslag, voor mij was dat een cursus intuïtieve
ontwikkeling, aikido en een musiceren. Maar net als de groene
specht, heb ik tot op de dag van vandaag nog steeds oude bomen om me
heen nodig om me te kunnen aarden. De behoefte om ons voor de
mensheid te verbergen, hebben we beiden achter ons gelaten.
-
De rosse eekhoorn, onze inheemse eekhoorn, duikt net als de spechten steeds vaker op in oude tuinen met hoge bomen. Het is een diertje dat het voor zijn zelfbescherming moet hebben van alertheid en snelheid. Hij beschikt niet over wapens om een rechtstreeks gevecht aan te gaan. Op de grond is hij minder veilig dan hoog in de bomen. Hij is niet alleen alert en snel, maar tevens onvoorspelbaar. Je zal hem zelden twee dagen na elkaar op het zelfde tijdstip op dezelfde plaats vinden.Ook de eekhoorn past zich steeds meer aan de moderne maatschappij aan. Hij zoekt zijn weg en zijn wintervoorraad in tuinen waar notenbomen, hazelaars en vruchten te vinden zijn. Maar net als de groene specht voelt hij zich nog lang niet echt veilig in de moderne wereld.
De eekhoorn lijkt op mensen die het vooral van hun wezenlijke eigenschappen moeten hebben, die zich niet veilig weten als ze zuiver en alleen op hun ik-persoonlijkheid moeten terug vallen. Hun primitieve overlevingsinstinct hebben ze vervangen door of aangevuld met wezenlijke intuïtie. Door hun alertheid zijn ze in staat conflicten te vermijden. Ze zijn niet gewapend om harde confrontaties met hun medemensen aan te gaan. Ze vinden in onze huidige tijd steeds beter hun weg in de moderne maatschappij, maar voelen zich er nog steeds niet echt in thuis. -
De egel is een typisch dier van de begane grond. Het duister vormt zijn bescherming, zijn scherpe neus is zijn belangrijkste zintuig. Zijn zelfbescherming rust op zeer primitieve reflexen en op een instinctief vertrouwen op zijn scherpe stekels. Qua symboliek is de egel het tegendeel van de eekhoorn. Hij lijkt op mensen die het vooral van hun ik-persoonlijkheid en hun instinctieve functies moeten hebben om te overleven op aarde. Ze hebben duidelijke grenzen en vertrouwen daar blind op. Maar als ze met complexe bedreigingen geconfronteerd worden, zijn ze niet in staat om een wezenlijk aangepast intuïtief gedrag aan de dag te leggen. Ze vertrouwen ten onrechte op hun primitieve reflexen en worden door de omstandigheden platgewalst, zoals ook de egels onder de wielen van auto’s verdwijnen, omdat ze zich tot een stekelige bal oprollen.
*****Deze tekst vormt een hoofdstukje uit 'Sjamanisme Hier en Nu', een nog onafgewerkt en onuitgegeven manuscript.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten