dinsdag 3 december 2024

Empathisch Contact - Intiem Contact? (Hoogsensitief - Anders Bekeken - Aanvulling 27)

 

Karmische Psychologie 3III – Relaties (49): Empathisch contact – Intiem contact?

(Empathisch contact houdt in dat men niet alleen rekening houdt met de emoties van een ander, maar deze tevens in zekere mate meebeleeft. Bij empathisch contact tussen twee mensen is er niet alleen aandacht en begrip voor elkaar maar is het begrip gebaseerd op elkaars emoties, gevoelens en motieven aanvoelen en begrijpen. Empathisch contact is dus alles behalve oppervlakkig.

Afhankelijk van de context waarin empathisch contact tussen twee mensen ontstaat, kan het gaan om ofwel eenrichtingsverkeer, ofwel om een wederkerig contact waarbij beide partijen elkaar even intens aanvoelen en zich even sterk in de ander inleven.

In het eerste geval is er sprake van een vorm van therapeutisch contact, ook al speelt dit zich niet noodzakelijk af in een therapeutische context. Er zijn immers heel wat mensen die zeer empathisch aangelegd zijn (hoogsensitieve personen), bij wie anderen hun verhaal komen doen. Het feit dat de een niet alleen luistert maar ook meebeleeft en daardoor begrijpt, leidt er bij de ander toe dat die zich begrepen voelt. Heel wat kappers hebben bv deze rol ten opzichte van hun klanten.

Dit soort contacten houden altijd een zekere mate van intimiteit in dat voor beiden voelbaar is. Indien de ‘ontvanger’ van het empathisch contact op relationeel vlak een groot gemis ervaart, kan dit gemakkelijk leiden tot projecties op de tegenpartij. Hierdoor kunnen asymmetrische relaties ontstaan waarbij de een zich op den duur leeg geeft en de ontvanger zich steeds emotioneel afhankelijker opstelt.

Indien dit zich in een therapeutische context afspeelt, is het aan de therapeut om de cliënt te helpen deze afhankelijkheid om te buigen tot een innerlijk groeiproces. In andere situaties kan het zeer lastig worden voor de hooggevoelige persoon die tegen wil en dank de rol toebedeeld krijgt van immer beschikbare moeder- of vaderfiguur. Dit leidt voor beiden tot een leerproces waarin het neerzetten en aanvaarden van grenzen ten opzichte van elkaar een erg belangrijke rol speelt. Zo niet volgt er vroeg of laat een onvermijdelijke breuk.

Indien het gemis van de ontvanger niet zozeer voortvloeit uit de behoefte aan iemand die emotionele veiligheid biedt – veel mensen lijden immers aan een hechtingstrauma omdat de band met hun eigen moeder en/of vader in emotionele zin onveilig was – maar uit het gemis aan een vaste partner, leidt eenzijdig empathisch contact er vaak toe dat de ontvanger verliefd wordt op de tegenpartij. Verliefdheid is in een dergelijke context echter niets meer dan een projectie van de eigen noden, behoeften en verlangens op iemand die zich alleen maar begrijpend opstelt en meelevend open stelt. Dergelijke projecties zijn zowel in een therapeutische context als in andere situaties lastig voor het doelwit van de verliefde.

Een therapeut moet in dit geval niet alleen de grenzen duidelijk neerzetten maar tevens begrip opbrengen voor het feit dat dit gebeurt. Via de projecties komt er immers een onderliggend trauma aan de oppervlakte dat om begeleide verwerking vraagt. Gebeurt iets dergelijks buiten een therapeutische context om, dan is het belangrijk dat de hooggevoelige aandachtsgever duidelijke grenzen neerzet en gas terugneemt wat het empathisch contact betreft. Zijn die grenzen er niet, dan wordt de ontvanger hoe dan ook gestimuleerd in het blijven hopen op wederkerige verliefdheid.

Er zijn heel wat hoogsensitieve mensen die zich op den duur toch open stellen voor een relatie met iemand voor wie ze weliswaar veel zorgzaamheid en begrip hebben, maar die voor henzelf niet als de juiste partner voor een intieme relatie aanvoelt. Dit komt vooral voor indien de ontvanger niet tot rede te brengen is en tezelfdertijd over enig manipulatief talent beschikt, terwijl de gever niet in staat is de eigen grenzen duidelijk neer te zetten en te handhaven. Dit leidt dit tot een verwarrende vermenging van emoties, waarbij deze laatste op den duur zodanig aan zichzelf gaat twijfelen dat hij of zij denkt toch ook verliefd te zijn. Al snel blijkt echter dat ze in een zorgrelatie terecht gekomen zijn waarbij ze maar blijven geven en zelf niet aan hun behoeften toe komen. Hooggevoelige mensen zijn erg kwetsbaar voor deze valkuil.

Wat hierbij ook een rol speelt is dat veel hoogsensitieve mensen moeite met oppervlakkige contacten. Ofwel gaan ze een diepgaand, empathisch contact aan, ofwel liever geen. Het gevolg is dat ze meer dan gemiddeld in de gevende rol terecht komen waarbij de empathie vooral uit eenrichtingsverkeer bestaat.

De moeilijkste situaties ontstaan indien de ontvanger van empathisch eenrichtingsverkeer iemand is met een borderlinepatroon. Borderline is een lelijk woord voor de gevolgen van een ernstig hechtingstrauma, meestal opgelopen in de prille jeugd. Deze mensen hebben als kind niet de nodige afstemming van hun moeder – en bij uitbreiding van hun voornaamste opvoeders – ervaren, waarbij ze zodanig weinig erkenning en ruimte kregen voor hun emotionele behoeften dat ze zich hun hele jeugd lang onveilig en onbegrepen hebben gevoeld.

Indien dit trauma niet wordt behandeld, blijft het hen voor de rest van hun leven parten spelen. Een van de negatieve gevolgen hiervan is dat als ze contact krijgen met een empathisch persoon die hen begrijpt, aanvoelt en daarbij een grote emotionele zorgzaamheid aan de dag legt, hun hechtingstrauma volledig gereactiveerd wordt. Dit leidt tot ernstige emotionele verwarring: enerzijds willen ze voortdurend die emotionele zorgzaamheid ontvangen omdat dit eindelijk de pijnlijke leegte invult waar ze al hun hele leven onder lijden, anderzijds is het zodanig moeilijk om te vertrouwen dat het waar is wat ze ervaren, dat ze voortdurend heen en weer geslingerd worden tussen wantrouwen en hoop. Het gedragspatroon dat hieruit voortvloeit houdt in dat ze hun wantrouwen steeds opnieuw projecteren op de empathische gever, voortdurend bevestiging vragen (en ten slotte eisen) en zich in een onmogelijke emotionele afhankelijkheidsrelatie manoeuvreren. In de regel eindigt dit doordat de tegenpartij zich steeds meer beklemd, gestalkt en mis begrepen voelt en ten slotte alle banden verbreekt. En daardoor gaat voor de diep gekwetste ontvanger ook de helende werking van het empathisch contact verloren.

Dergelijke emotionele afhankelijkheidsrelaties met het bijbehorende duw- en trekwerk dat voortvloeit uit a priori wantrouwen, zijn vaak tezelfdertijd intieme relaties. In deze context wordt de partner van iemand met een borderlinepatroon zonder uitzondering het slachtoffer van extreme jaloezie die meestal nergens op gebaseerd is. Elke vorm van appreciatie of affectie voor een ander wordt geïnterpreteerd als mogelijke ontrouw en vooral als afwijzing. Dat dit een bom vormt onder de partnerrelatie, is een understatement. Iedereen heeft immers naast zijn vaste partner ook behoefte aan andere vertrouwenspersonen en aan vrienden met wie iets gedeeld kan worden dat niet in de partnerrelatie aan bod komt.

Het is belangrijk dat kinderen met een hechtingstrauma al op jonge leeftijd therapeutisch begeleid worden opdat ze niet in een dergelijk zelfdestructief borderlinepatroon gevangen komen te zitten. Want eens dit patroon zich heeft vast gezet, is het maar moeilijk meer te doorbreken.

Indien het empathisch contact wel wederkerig is, ontstaat de mogelijkheid dat dit uitgroeit tot een intieme band en uiteindelijk - indien de context het toelaat – tot een intieme partnerrelatie. Indien een partnerrelatie ontstaat zonder een dergelijk wederzijds begrip, aanvoelen en invoelen, dan is deze en emotionele zin niet veilig genoeg om er een duurzame relatie op te bouwen. Door gebrek aan wederzijdsz begrip ontstaat er al snel heel wat frictie tussen beide partners. Dergelijke relaties drijven op de tijdelijke brandstof van verliefdheid en seksuele aantrekking en verzanden meestal in afstandelijkheid naar elkaar toe en een vorm van samenleven dat aan elkaar hangt van de compromissen. Zonder wederzijds empathisch contact blijven koppels zelden langdurig bij elkaar en indien ze dat toch doen zijn ze niet gelukkig met elkaar.

Wederzijds empathisch contact is weliswaar een voorwaarde voor het ontstaan van een duurzame intieme relatie, maar het betekent geenszins dat elk empathisch contact een uitnodiging vormt om een intieme relatie te beginnen.

**************************************************************************************

Deze tekst is een aanvulling op mijn boek 'Hoogsensitief- Anders Bekeken' (ISBN 9789077101124)

Tevens is het een voorpublicatie uit 'Karmische Psychologie Deel 3: Relaties, Seksualiteit en Opvoeding, Boek IV: Relaties.

zaterdag 30 november 2024

Libido en de biologische klok - Aanvulling 3 bij Onze Erfenis van Moeder Aarde

 Libido en de biologische klok

Een van de meest essentiële kenmerken van onze aardse natuur is ons voortplantingsinstinct. Dit vertaalt zich vanaf de puberteit in een drang om seks te hebben. Sinds Sigmund Freud zijn grondslagen voor de psychoanalyse ontwikkelde, wordt deze drang ‘libido’ genoemd. Hoe jonger en gezonder we zijn, hoe sterker ons libido gemiddeld genomen is. Uiteraard zijn er tal van factoren die hierop invloed uitoefenen en waardoor er heel wat fluctuaties ontstaan binnen een mensenleven en heel wat verschillen tussen mensen. In de regel neemt het libido sterk af naarmate we ouder worden, al kunnen de onderlinge verschillen tussen mensen op dat vlak zeer groot zijn en geldt dit voor vrouwen in sterkere mate dan voor mannen. Vanuit het voortplantingsinstinct bekeken is dit laatste zeer logisch: mannen blijven in principe hun hele leven vruchtbaar, vrouwen niet. Maar zonder zoiets als het libido zou er niet veel kans bestaan dat we ons hier op aarde blijven handhaven.

Een ander aspect van ons voortplantingsinstinct is wat we ‘de biologische klok’ zijn gaan noemen. In tegenstelling tot het libido is dit geen permanent aanwezig gegeven. Het gevoel geen tijd meer op overschot te hebben om een kind op de wereld te zetten, oefent pas vanaf een zekere leeftijd zijn invloed uit op het bewustzijn. Bij kinderloze vrouwen is dit gemiddeld vanaf de leeftijd van dertig en deze dwingende kinderwens kan tien tot vijftien jaar lang het bewustzijn blijven overheersen. Die leeftijd is niet willekeurig: een vrouw van dertig leeft gemiddeld nog lang genoeg om haar kind volwassen te helpen worden. Met ‘volwassen’ wordt door moeder natuur ‘het bereiken van de vruchtbare leeftijd’ bedoeld en ‘lang genoeg leven’ moeten we zien in de context van de oorspronkelijke levensomstandigheden van de mens. Deze verschillen qua levensverwachting nogal sterk van wat we tegenwoordig gewoon zijn.

Bij mannen is de leeftijdsfactor minder dominant met betrekking tot een kinderwens. Ook dit is een logisch gevolg van de menselijke biologie, namelijk het feit dat mannen hun leven lang vruchtbaar blijven en het absoluut geen onnatuurlijk gegeven is dat ze zich met jongere vrouwen verbinden. Hierdoor is ‘de biologische klok’ in de mannelijke natuur minder dwingend van aard. Maar bij iedereen die deze klok genadeloos voelt voort tikken, krijgt het libido een sterke boost. Bij vrouwen die enkel op andere vrouwen vallen, kan dit zelfs tijdelijk gepaard gaan met zich seksueel aangetrokken voelen tot mannen.

Bij veel vrouwen leidt de alarmbel van de biologische klok tot een obsessieve focus op zwanger worden. Hun voortplantingsinstinct geeft hen in dat hun leven zo niet zinloos, dan toch minstens onvolledig is indien ze geen moeder worden. In dat geval wordt alles geprobeerd wat maar voor handen is zoals zo vaak mogelijk seks hebben tijdens hun vruchtbare dagen tot en met de meest geavanceerde fertiliteitsbehandelingen. Ook een scheve schaats rijden wordt in dit geval verleidelijker dan voordien. Zwanger worden in ongunstige omstandigheden en/of door een onbetrouwbare partner komt in deze levensfase vaker voor dan gemiddeld.

Deze preoccupatie kan sterk beïnvloed en verkleurd worden door ervaringen uit vorige levens, levens waarin een vrouw het risico liep verstoten en sociaal achtergesteld te worden indien ze haar man (en de samenleving) zou teleurstellen op dat vlak. Bij vrouwen die dergelijke vorige-levenstrauma’s met zich meezeulen, gaat het opgejaagd worden door hun biologische klok gepaard met angstige stress en een gevoel dat ze door onrechtvaardig benadeeld worden door het leven (of door ‘God’)..

Er zijn anderzijds ook heel wat vrouwen die geen nestdrang voelen en absoluut geen verlangen hebben om moeder te worden, maar integendeel hun vrijheid en onafhankelijkheid prefereren. Bij velen is het niet zomaar een voorkeur maar een basisvoorwaarde om levensvreugde en zingeving in hun leven te blijven ervaren, in tegenstelling tot vrouwen voor wie de zin van het leven (al dan niet tijdelijk) gelijkgesteld wordt met het verwekken van een kind.

Vrouwen van boven de dertig zonder voortplantingsdrang voelen weliswaar geen aandrang om hun menopauze voor te zijn en vooralsnog zwanger te worden, bij velen onder hen reageert hun lichaam desondanks op de biologische klok met een sterk verhoogd libido. Het voortplantingsinstinct heeft dit zo geregeld omdat in dat geval de kans op een ongewenste zwangerschap door seksueel risicogedrag groter wordt.

Moeder Aarde heeft bij wijze van spreken haar eigen agenda wat onze seksualiteit betreft en voert deze agenda uit via die functies van het menselijk lichaam die gemakkelijk aan onze mentale controle ontsnappen, zoals het libido. Onze lichamen zijn immers een onvervreemdbaar deel van Hare Majesteit de Aarde.

 *******************************************************************************

Deze tekst is tezelfdertijd een voorpublicatie uit Karmische Psychologie 3: Relaties, Seksualiteit en Opvoeding - Boek 4: Seksualiteit en een aanvulling om mijn boek Onze Erfenis van Moeder Aarde 

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek I: Onze Erfenis van Moeder Aarde 
(Te koop in elke boekhandel en online-boekhandel)

Onze Erfenis van Moeder Aarde gaat over het spanningsveld tussen de het Wezenlijke in de mens en onze instinctieve drijfveren en reflexen. Wat het lichaam wil, als gevolg van miljoenen jaren evolutie, komt vaak in conflict met waar we vanuit onze mentale en spirituele ingesteldheid naar streven. De emoties die voortkomen uit onze instinctieve reflexen doen ons vaak denken, voelen en handelen op een manier die tegengesteld is aan waar we naar streven. Hoe kunnen we meer harmonie scheppen tussen deze innerlijke tegenpolen? En welke plaats neemt deze innerlijke zoektocht in, in ons groeiproces als mens op aarde?

Dit boek telt 466 pagina’s  ISBN-nummer: 978-90-77101-19-3

 

woensdag 20 november 2024

Competitiviteit - Aanvulling 2 bij 'Onze Erfenis van Moeder Aarde'

 

Competitiviteit

Een van de instinctieve gedragspatronen waar Moeder Aarde de mens van heeft voorzien, is een competitieve ingesteldheid. In de natuurlijke omstandigheden waarin de mens is geëvolueerd leidde dit tot een systematische verbetering van onze overlevingskansen. Competitie draaide van nature immers om vaardigheden die met leven en overleven te maken hebben zoals uithoudingsvermogen, voedsel zoeken en vinden, spoorzoeken, raak kunnen gooien met stenen, stokken of speren, raak kunnen schieten met een boog, vanop grote afstand situaties kunnen inschatten, geluiden herkennen van dieren, mensen en natuurfenomenen en oriëntatievermogen. Minder voor de hand liggend maar minstens even belangrijk waren het vermogen om diplomatisch om te gaan met conflicten, genuanceerde oordelen te vellen, verzoening te bewerkstelligen en dromen interpreteren. Ook hierin bestond er een vorm van competitiviteit.

Een derde categorie behelst theoretische en praktische kennis. Weten welke planten eetbaar zijn of een genezende werking hebben was zowel onmiddellijk praktisch toepasbaar als voor in noodgevallen. Wat wel eetbaar is maar niet lekker wordt gemakkelijk vergeten, behalve door oudere mensen die ooit hongersnood hebben meegemaakt en nog weten wat ze toen uit noodzaak aten om het te overleven.

Het kennen van de geschiedenis en de ontstaansmythes van het eigen volk is een totaal ander soort kennis dat meestal hand in hand ging met het vermogen hierover te kunnen vertellen. Wie hier bekwaam in was, kon altijd op bijval en een zekere status rekenen.


Wie ergens de beste in bleek te zijn, kreeg in oorspronkelijke samenlevingen automatisch een vorm van leiderschap. De beste spoorzoeker werd gevolgd bij het zoeken naar prooidieren, de beste schutter mocht de eerste pijl afvuren op het jachtwild, wie het beste oriëntatievermogen had leidde de groep naar nieuwe leefgebieden en wie het best was in conflicten beslechten op een manier waar iedereen zich in kon schikken werd het vaakst om een oordeel gevraagd. Zo ging het er hoogstwaarschijnlijk tijdens het grootste deel van het bestaan van de Homo sapiens aan toe.

Dit alles veranderde drastisch na de opkomst van hiërarchisch gelaagde samenlevingen. Om in een leiderspositie terecht te komen was het nu niet meer noodzakelijk om uit te blinken op het domein waarin men leiding gaf. Dit was immers vastgelegd in wetten en regels, waarbij afkomst en sociale klasse – en vooral de machtspositie die daaruit voortvloeit - meer gewicht in de weegschaal legden dan kennis, ervaring en vaardigheid. En zo is het tot op de dag van vandaag gebleven.

Dit betekent echter niet dat ons instinctief beoordelingssysteem dat zegt dat de beste leiding moet geven, volledig is lamgelegd. Ook binnen leidinggevende klassen speelt dit nog steeds een rol, maar de sociale controle die ertoe leidde dat onbekwame leiders al snel opzij werden gezet is niet langer werkzaam. Naar protesten tegen leidinggevenden die er een potje van maken, wordt niet gauw geluisterd, tenzij deze komen uit de hoek van andere mensen met macht. Het tegendeel is eerder regel dan uitzondering: protesten worden weggewuifd of onderdrukt vanuit de psychopate reflex waaraan machtshebbers zich maar al te gemakkelijk overgeven en die louter ten dienste staat van het behouden van hun macht.

Als het gaat om kennis die ten dienste staat van het algemeen belang zoals toepasbare wetenschappelijke kennis, bestaat er nog steeds een gezonde competitie met een gereguleerde vorm van sociale controle, maar binnen een hiërarchisch systeem bestaat er ook veel corruptie die oogluikend toegelaten of toegedekt wordt door diegenen die in een machtspositie staan. Als wetenschap verkochte leugens zijn immers zeer handig om macht en invloed te consolideren.

Twee bekende voorbeelden hiervan zijn de agro-industrie en de farmaceutische industrie. Wat deze laatste betreft is het vooral in de sector van de psychoactieve medicatie dat onderzoeksresultaten creatief bijgewerkt worden om ogenschijnlijk positieve resultaten te kunnen presenteren en medicijnen goedgekeurd en verkocht te krijgen. De agro-industrie pretendeert dan weer de enige manier om voldoende voedsel te produceren te stimuleren, maar ziet maar al te graag over het hoofd dat hun systeem op lange termijn niet alleen boeren doet failliet gaan maar de landbouwgrond zelf laat degenereren tot een niveau dat deze onbruikbaar wordt. Wat beide voorbeelden gemeen hebben is dat de schijn gewekt wordt dat ze zich inzetten voor het algemeen belang, maar dat uit hun handelswijzen blijkt dat ze louter uit zijn op winstbejag.

Onze instinctieve drang tot competitiviteit is zich in een hiërarchische samenleving blijven manifesteren maar heeft sterk aan overlevingswaarde ingeboet, met uitzondering dus van de concurrentie op wetenschappelijk vlak. Onze competitiviteitsdrang staat tegenwoordig vooral ten dienste van het opklimmen op de sociale ladder in functie van het eigen voordeel. Superieure capaciteiten komen niet meer automatisch ten goede aan de samenlevingsgroep waartoe men behoort. Competitiviteit is steeds meer in de klauwen terecht gekomen van een narcistische cultuur. De voorbeelden hiervan liggen voor het oprapen.

  • In de culturele sector worden competities georganiseerd waarin ‘de beste1’ wordt verkozen op basis van het criterium ‘wie of wat heeft het meest verkocht’.

  • Hetzelfde gebeurt in de commerciële sector met verkiezingen zoals van de beste manager of het beste reclamebureau.

  • In vrijwel elke sportieve discipline is de overlevingswaarde zeer ver te zoeken en topsport beoefenen is daarenboven nog ongezond ook:

Wat is bv de overlevingswaarde van over twee meter te kunnen springen of nog een centimetertje hoger? Of van een marathon lopen in twee uur tijd? Laat staan van hard en raak tegen een bal te kunnen schoppen of diezelfde bal met een zweefsprong uit de winkelhaak te kunnen duwen? Hoe komt dit de samenleving potentieel ten goede? Toch wekken dergelijke prestaties in ruime kring bewondering op.

Niet alleen krijgen topsporters, acteurs en zangers overmatig veel waardering voor wat ze maar bijdragen aan het reilen en zeilen in de maatschappij, ze krijgen automatisch ook een podium om hun mening over allerlei maatschappelijk belangrijke kwesties te ventileren. En er wordt nog naar hen geluisterd ook.

Het is niet moeilijk om in dat laatste feit terug de hand van ons oorspronkelijk instinct te herkennen: wie de beste is, krijgt de voorkeur als leider. Jammer genoeg zijn kwaliteiten en leiderschap intussen zodanig losgekoppeld van elkaar dat dit nergens meer op slaat. Wie goed is in een basketbal dunken, heeft niet automatisch de kwaliteiten om de gezondheidszorg te beoordelen en wie de ene hit na de andere scoort heeft daarom nog geen goed zicht op de internationale politiek. En toch wordt er aan topsporters, gevierde acteurs en auteurs wiens boeken veel verkopen bovenproportioneel vaak een podium gegeven waarop ze hun mening kunnen ventileren over politieke en maatschappelijke thema’s alsof hun creatieve en sportieve kwaliteiten van hen ook automatisch goede leiders of maatschappelijke adviseurs zouden maken.

Conclusie: in een samenleving waarin op narcisme gebaseerde spelregels de dienst uitmaken, is competitiviteit een doel op zich geworden, grotendeels losgekoppeld van het vermogen om als soort te groeien in de bekwaamheden van leven en overleven.

1 Vul in naar believen: film, acteur, zanger, theaterproductie, tv-programma, presentator, reclamebureau, fotograaf, krantendesign…

************************************************************************************

Deze tekst is een aanvulling om mijn boek Onze Erfenis van Moeder Aarde of voluit:

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek I: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Onze Erfenis van Moeder Aarde gaat over het spanningsveld tussen de het Wezenlijke in de mens en onze instinctieve drijfveren en reflexen. Wat het lichaam wil, als gevolg van miljoenen jaren evolutie, komt vaak in conflict met waar we vanuit onze mentale en spirituele ingesteldheid naar streven. De emoties die voortkomen uit onze instinctieve reflexen doen ons vaak denken, voelen en handelen op een manier die tegengesteld is aan waar we naar streven. Hoe kunnen we meer harmonie scheppen tussen deze innerlijke tegenpolen? En welke plaats neemt deze innerlijke zoektocht in, in ons groeiproces als mens op aarde?

Dit boek telt 466 pagina’s en bevat een bondige inleiding tot de reïncarnatiepsychologie. ISBN-nummer: 978-90-77101-19-3

 

donderdag 31 oktober 2024

Oud worden - Een aanvulling op 'Onze Erfenis van Moeder Aarde'

 

Oud Worden (Onze Erfenis van Moeder Aarde – Aanvulling 1)

Doorheen de eeuwen zijn er altijd en overal mensen geweest die ouder werden dan hun gemiddelde medemens, maar zij waren de uitzonderingen. Onze menselijke natuur is niet van die aard dat ons lichaam is aangepast aan leeftijden die ver boven de vijftig jaar uitklimmen. Daarvoor was het leven van de mens al van sinds zijn ontstaan te vol van risico’s en gevaren. De menopauze bij de vrouw is daar het duidelijkste voorbeeld van. Het toenemende risico op hart-en vaatziektes en op diabetes type 2 vanaf de middelbare leeftijd van veertig à vijftig jaar zijn daar eveneens getuigen van.

Door onze steeds toenemende intelligentie, culturele overdracht van kennis, vermogen om samen te werken en aanpassingsvermogen in het algemeen, is onze levensverwachting intussen toegenomen tot ver boven wat de natuur duizenden jaren lang voor ons in petto had. In tijden van voorspoed en vrede althans. Het kan immers snel verkeren.

Hoe dan ook wordt de doorsnee mens in tal van culturen over de hele wereld intussen geconfronteerd met een nieuw algemeen voorkomend fenomeen: ouder worden. Het gevolg hiervan is dat we moeten leren omgaan met een langzaam aftakelend lichaam, met levensfuncties die het beetje bij beetje en een voor een laten afweten.

Op esthetisch vlak krijgen we te maken met een slapper wordende huid, grijs worden en / of haaruitval en een toenemend onvermogen om rechtop te lopen. Hoe traumatiserend dat ook moge zijn op sociaal vlak, dit zijn nog de minst problematische gevolgen.

Onze zintuigen die achteruit gaan, vooral dan onze ogen en oren, zouden ons in andere tijden groot nadeel berokkend hebben om te overleven. Jagers-verzamelaars die niet scherp meer zien en horen, komen maar moeilijk aan de kost. Diegenen die toegang hebben tot degelijke zorgsystemen kunnen dit counteren met brillen en hoorapparaten. Voor wie in armoede leeft, is dit minder evident, maar hieraan sterven doen we tegenwoordig nog niet zo gauw.

Met pijn krijgen we allemaal te maken wanneer we ouder worden: rugpijn, gewrichtspijn, aftakelende tanden en tandvlees, spierpijn, zenuwpijnen en in zeurderige tot scherpe pijn in onze overbelaste interne organen. Maag, lever en darmen kunnen ons helse dagen en slapeloze nachten bezorgen. Ondanks het bestaan van pijnstillers slapen we naarmate we ouder worden hoe langer hoe slechter door alle pijntjes hier en pijntjes daar. Bijgevolg slapen we onvoldoende lang en onvoldoende diep, waardoor er een vicieuze cirkel ontstaat: die lange, diepe slaap hebben we immers nodig om ons immuunsysteem zijn herstellende werkzaamheden te laten verrichten.

Ziekteverwekkers die zich in ons lichaam nestelen en ons chronisch last bezorgen, zo zijn er heel wat. Ik denk hierbij bv aan het Epstein-bar virus dat (chronische) klierkoorts veroorzaakt of de bacteries van het geslacht Borellia die ons de Ziekte van Lyme bezorgen. In tropische streken zitten veel mensen opgescheept met Malaria en met tal van darmparasieten. Hoe langer we leven, hoe meer van dergelijke kwalen we verzamelen, met chronische ziekte, vermoeidheid, pijntjes en slaapgebrek tot gevolg.

De gevolgen van ooit opgelopen kwetsuren laten zich ook steeds meer voelen met het toenemen van de ouderdom.

En tenslotte is er de toenemende kans op het ontwikkelen van aftakelingsziektes zoals de Ziekte van Parkinson, Kankers en allerlei vormen van dementie.

Kortom, in lichamelijk opzicht is ouder worden geen pretje.

Het menselijke pionierswerk dat aan dit alles iets wil verhelpen, draait dan ook op volle toeren. Bij sommigen leidt dit tot fantasieën over een eeuwige jeugd en nog maar eens een verdubbeling van onze levensverwachting, maar in de realiteit is het vooral een strijd tegen de spreekwoordelijke bierkaai. Voor elke ziekte of kwaal die de medische wetenschap weet te bedwingen of te verzachten, duikt er wel een nieuwe op die niet onder controle kan worden gebracht.

Stel echter dat we onze lichamelijke aftakeling sterk zouden kunnen vertragen, zouden we het in dat geval wel aankunnen om nog veel ouder te worden? In emotionele zin is onze capaciteit om intense en traumatiserende gebeurtenissen te verwerken weliswaar best wel groot, maar zeker niet oneindig. Iedereen die een lang en intens leven achter de rug heeft, voelt niet alleen zijn lichaam steeds meer tegensputteren, maar ook zijn emotionele weerbaarheid afnemen. Wanneer het genoeg is geweest, wanneer ons de moed om na een zoveelste val terug op te staan in de schoenen zakt, wanneer we geen energie meer hebben om nog maar eens een uitdaging aan te gaan, verschilt sterk van mens tot mens. Dit neemt niet weg dat de rek er voor iedereen op een bepaald moment wel uit is.

Wat hierbij een niet onbelangrijke rol speelt, is dat we allemaal onze basispersoonlijkheid opbouwen tijdens onze jeugd, in relatie tot en in wisselwerking met onze culturele omgeving. Naarmate we ouder worden verandert deze culturele omgeving steeds sterker. Ons individueel aanpassingsvermogen aan die veranderingen verschilt van mens tot mens, maar wordt bij iedereen beperkt door de basis die tijdens de jeugd werd opgebouwd. Ouder worden leidt bijgevolg ook tot een toenemende vervreemding ten opzichte van de wereld waarin we leven.


Als we het reïncarnatieverhaal erbij nemen wordt het nog complexer:

Degenen onder ons die al een behoorlijk aantal levens meedraaien op hier aarde, hebben in Wezen herinneringen aan hoe lang – en vooral hoe kort – de meeste van hun vorige incarnaties waren. Dit kan tot verschillende impulsen leiden, die vanuit het hart vertrekken. Het hartchakra is immers het bewustzijnscentrum waarin zich het contact met ons Oudere Zelf of Wezen manifesteert. Dit brengt opvattingen en drijfveren mee die met diepe, oude gevoelens gepaard gaan en die niet zelden tegen de bewuste mentale ingesteldheid indruisen. Een voorbeeld hiervan:

Bij veel jonge mensen leeft een dwingend gevoel dat ze zich moeten haasten met het realiseren van de belangrijke doelstellingen in hun leven. Ze zijn ervan overtuigd dat hun leven te kort zal zijn om alles te verwezenlijken wat hen een gevoel van zingeving kan bezorgen. In de regel is dit het gevolg van recente vorige levens waarin men jong en vol onvervulde ambities is gestorven.

Andere mogelijke gevolgen zijn een fatalistische overtuiging dat het toch geen zin heeft aan een langdurig project te beginnen omdat het toch nooit tot een goed einde kan worden gebracht.

Het meest in het oog springende en meest algemene gevolg van onze toegenomen levensverwachting is echter de zogenaamde ‘midlifecrisis’. Dit komt erop neer dat men de leeftijd heeft bereikt waarop men tijdens de meeste vorige levens het einde zag naderen en de balans begon op te maken. Tegenwoordig gebeurt dit ongeveer in het midden van het leven, maar dat komt enkel doordat we gemiddeld dubbel zo lang leven dan in vroegere tijden.

Kortom: ons vermogen om mentaal en emotioneel om te gaan met een lang leven wordt al even sterk op de proef gesteld als het prestatievermogen van onze ouder wordende lichamen.

Er is echter ook een anderzijds.

Veel mensen kijken op hun jeugd terug zonder de gebruikelijke nostalgie. Eens ze de middelbare leeftijd bereikt hebben, heel wat van hun jeugdtrauma’s hebben verwerkt en zich losgemaakt hebben van de beperkende opvattingen die ze van thuis uit hebben meegekregen, zouden ze wel terug jong willen zijn, maar dan met de levenswijsheid die ze nu hebben. Zomaar terugkeren naar hun jeugd, met alle bijbehorende naïviteit en gebrek aan levenservaring zouden ze absoluut niet willen.

Hoe langer we leven, hoe meer levenservaring en wijsheid we kunnen opbouwen en hoe meer we kunnen groeien als mens. Oud worden biedt ons de mogelijkheid om zowel qua zelfinzicht als op het vlak van wereldwijsheid veel meer te groeien dan tijdens de kortere levens uit voorbije tijden. Dit maakt het voor de Wezenlijke mens niet alleen aanvaardbaar dat ouder worden zoveel moeilijkheden met zich mee brengt, het wordt desondanks voor velen een fel begeerd doel. Pas als we zowel op persoonlijk als op Wezenlijk niveau de ervaring hebben dat ons leven zinvol is geweest, zijn we volkomen bereid om het leven en het bijbehorende versleten lichaam los te laten. Als die ervaring er niet is, ervaart elke stervende dit als een spijtig gemis. Hoe langer we leven, hoe meer kans we maken om met een voldaan gevoel de overgang naar een volgend tussenleven aan te vangen. 

************************************************************************************

Deze tekst is een aanvulling om mijn boek Onze Erfenis van Moeder Aarde of voluit:

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek I: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Onze Erfenis van Moeder Aarde gaat over het spanningsveld tussen de het Wezenlijke in de mens en onze instinctieve drijfveren en reflexen. Wat het lichaam wil, als gevolg van miljoenen jaren evolutie, komt vaak in conflict met waar we vanuit onze mentale en spirituele ingesteldheid naar streven. De emoties die voortkomen uit onze instinctieve reflexen doen ons vaak denken, voelen en handelen op een manier die tegengesteld is aan waar we naar streven. Hoe kunnen we meer harmonie scheppen tussen deze innerlijke tegenpolen? En welke plaats neemt deze innerlijke zoektocht in, in ons groeiproces als mens op aarde?

Dit boek telt 466 pagina’s en bevat een bondige inleiding tot de reïncarnatiepsychologie. ISBN-nummer: 978-90-77101-19-3


 

donderdag 19 september 2024

Moeder Aarde

 

De uitdrukking ‘Moeder Aarde’ heeft niets te maken met een eventueel vrouwelijk karakter van het Aardewezen. Het Aardewezen is noch mannelijk, noch vrouwelijk. Beide tegenpolen maken deel uit van zijn/haar overkoepelend bewustzijn

.Het is echter zo dat de relatie die een mens heeft ten opzichte van de aarde nog het meest lijkt op deze van een kind ten opzichte van een moeder: we zijn afhankelijk van de aarde voor onze voeding en verzorgin, via het aardse in de mens - meer bepaald de baarmoeder van een vrouwenlichaam - komen we op aarde terecht en het is de aarde die ons een plek geeft om te leven. Of niet.

Maar ook geeft de aarde ons bij wijze van spreken een schop onder de kont van zodra we oud genoeg zijn om op eigen benen te staan, zoals een moeder die haar eigen grenzen bewaakt doet bij haar ouder wordende kinderen.

En net zoals een gewetensvolle moeder haar kwetsbaardere kinderen beschermt tegen de brutalere leden van haar kroost, kan de aarde ons streng straffen indien we het de andere levende wezens om moeilijk blijven maken.

Het is de afhankelijkheidsrelatie van het menselijke Wezen op aarde, ten opzichte van het Aardewezen die ons ertoe aanzet onze levende planeet als een Moeder Aarde te benaderen.

                                                                    ****************

'Onze Erfenis van Moeder Aarde' verschijnt eind oktober 2024 in druk.  Het gaat over de soms moeizame, maar steeds dwingende relatie die we als menselijke Wezens hebben met onze aardse, lichamelijke natuur, meer bepaald met onze instinctieve behoeften en reflexen, onze persoonlijke emoties en noden en onze afhankelijkheid van een goed functionerend menselijk lichaam.

De volledige titel van het boek luidt: Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

zaterdag 24 augustus 2024

Verwarring tussen autisme en traumatisering

 

Een veel voorkomende verwarring tussen autisme en traumatisering


Autisme is een syndroom, een andere manier van functioneren van de hersenen, met een onderliggende genetische basis. Wie autisme heeft, heeft dit voor de rest van zijn leven. Dit betekent niet dat alle gevolgen van autisme een heel leven lang even sterk moeten blijven doorwegen. Via mentale training kan iemand met autisme heel wat inzicht krijgen in zichzelf en in de verschillen tussen het eigen functioneren en die van ‘neurotypicals’. De symptomen die gepaard gaan met het autisme kunnen daardoor vaak in sterke mate gecompenseerd worden. Hierbij gaat het vooral om de communicatie met de buitenwereld die sterk kan verbeteren, het vermogen om zich in een ander te verplaatsen dat weliswaar nooit vanzelf zal gaan maar waar men een mentale versie van kan aanleren en het leren omgaan met gevoelens en emoties die niet langer uit de weg gegaan worden maar bespreekbaar worden, zij het met veel mentale controle. Maar dit is niet elke autist gegeven: hoe hoger de intelligentie en hoe veiliger de hechting met de ouders en de directe sociale omgeving, hoe meer compensatie voor de symptomen van het autisme men kan aanleren. Iemand met autisme is en blijft echter altijd en overal autistisch, ongeacht hoe groot zijn mentaal gestuurd aanpassingsvermogen is geworden.

Dat de gevolgen van heftige traumatisering heel sterk kunnen lijken op autisme weten we sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw toen er in Roemenië na de val van dictator Ceausescur staatsweeshuizen ontdekt werden met extreem verwaarloosde kinderen die ogenschijnlijk aan een uitgesproken vorm van autisme leden. Nadat deze kinderen enkele maanden aan een stuk voor het eerst in hun leven een liefdevolle verzorging kregen en de warmte van menselijk contact mochten ervaren, verdwenen bij vele onder hen het grootste deel van hun autiforme gedragspatronen zoals repetitief zitten wiegen en contactvermijding.

De gevolgen van traumatisering in de kindertijd zijn echter niet altijd zo uitgesproken van karakter dat ze de totale persoonlijkheid overheersen. In de regel manifesteren ze zich vooral in die situaties die door het kind geassocieerd worden met deze waarin de traumatisering ontstaan is. Nog vaker gebeurt het dat dit de enige situatie is waarin autiforme gedragspatronen voorkomen, al zeker wanneer de traumatiserende situatie blijft voortbestaan.

De duidelijkste voorbeelden hiervan zijn kinderen die ernstig getraumatiseerd zijn doordat ze op school gepest werden of worden. Ze ontwikkelen allerlei ontwijkingstrategieën ten opzichte van sociaal contact, verdringen hun emoties en maken deze onbespreekbaar, krijgen als gevolg daarvan heel heftige emotionele uitbarstingen die echter nooit opluchting brengen en communiceren steeds minder. Hun schoolresultaten kelderen meestal en als uitgezocht wordt waaraan dat ligt, eindigen ze met een diagnose van een ‘autisme spectrum stoornis (ASS), niet zelden in combinatie met ADD (een aandachtsstoornis) en dyslexie en/of dyscalculie.

Wat er echter aan de hand is, is dat ze getraumatiseerd zijn in een schoolcontext en dat deze context blijft bestaan, waardoor ze zich zowel fysiek als emotioneel gevangen voelen in een situatie waaruit geen ontsnapping mogelijk is. De dyslexie of de dyscalculie waren meestal mede de oorzaak van het moeilijk mee kunnen en het gepest worden. De ADD kan diezelfde rol gespeeld hebben, kan versterkt zijn door de traumatisering of kan erdoor zijn ontstaan.

In elk geval hebben dergelijke kinderen geen baat bij de diagnose autisme. Hiermee krijgen ze een label opgeplakt dat om te beginnen niet klopt, dit label houdt tevens in dat ze maar moeten leren leven met hun anders functioneren. Maar vooral gaat dit label voorbij aan de oorzaak van hun probleem, waardoor het tevens niet aangepakt wordt. Van traumatisering kan men wel degelijk genezen! Een eerste voorwaarde hiertoe is dat de traumatiserende situatie wordt stopgezet en een tweede voorwaarde is dat men de mogelijkheid tot effectieve traumatherapie aangereikt krijgt. In het geval van op school gepeste kinderen betekent dit dat ze ofwel de kans moeten krijgen naar een kleinschalige, veilige vorm van onderwijs over te stappen of tijdelijk thuisonderwijs moeten krijgen en dit in combinatie met aangepaste therapie. Hun sociale en emotionele problemen zullen hierdoor hanteerbaar worden en op termijn zelfs verdwijnen. Gebeurt dit niet en gaan ze geloven in hun ‘autisme’, dan is de kans groot dat ze voor de rest van hun leven blijven worstelen met hun uitbarstingen van autiforme reactiepatronen, ook al zijn deze er niet altijd en overal.

Enkele voorbeelden:

  • Een hooggevoelig meisje dat jarenlang werd gepest omwille van haar emotionele kwetsbaarheid en haar volwassen interesses, voelde zich steeds minder thuis op school als gevolg van de sociale uitsluiting die ze er dagelijks ervoer. Dit resulteerde op den duur in een totaal onvermogen om nog met haar leeftijdsgenoten te communiceren of samen te werken. In de klas trok ze zich steeds meer terug uit angst en uit schaamte. Het Centrum voor Leerlingen Begeleiding (CLB) diagnosticeerde haar als leidend aan een autisme spectrum stoornis (ASS). In elke privécontext waarin ze zich emotioneel veilig voelde gedroeg ze zich echter uitermate sociaal en emotioneel betrokken en bleek ze in staat om diepgaand te communiceren over wat er in haar omging. Van haar ‘autisme’ was in dergelijke situaties plots geen spoor meer te bekennen!

  • Een ander meisje vertoonde tot ongeveer de leeftijd van tien jaar geen enkel gedragspatroon dat op autisme wees. Op school lag ze goed in de groep, ze had vriendinnen en praatte met haar moeder over wat er in haar omging. Ze liep echter een ernstig trauma op in de omgang met haar vader van wie ze meestal gescheiden leefde maar bij wie ze regelmatig enkele dagen verbleef. Ze werd door hem totaal niet begrepen in haar behoeften en elke poging van haar kant om aandacht van hem te krijgen voor elementaire zaken zoals honger of dorst hebben, te koud of te warm hebben of voor minder banale zoals zich niet veilig voelen in de situaties waarin hij haar meenam, eindigden in ellenlange monologen van zijn kant waarin hij haar overtuigde dat haar noden, onzekerheden of angsten niet juist konden zijn. Als gevolg daarvan vermeed ze het op den duur om nog te communiceren met hem en trok ze dit traumatische gedragspatroon naar steeds meer mensen door, onder meer in de context van school. Haar trauma was gelokaliseerd op het thema praten. Ze kreeg echter het label ASS opgeplakt, waardoor er geen aandacht werd gegeven aan de traumatiserende relatie met haar vader en waardoor ze al zeker geen traumatherapie hiervoor kreeg. Dit was nefast voor haar sociaal zelfbeeld al gaf de weigering om nog ooit een woord tegen haar vader te zeggen haar de kracht om in zichzelf te blijven geloven, mits ze elk gesprek over wat er in haar omging uit de weg bleef gaan tenminste, behalve met haar moeder omdat ze zich door haar begrepen wist.

  • Een volwassen man met het label ASS had als kind een reeks traumatiserende gebeurtenissen meegemaakt waaraan nooit helende aandacht was gegeven. Door de tomeloze ambities van zijn ouders was hij al heel vroeg emotioneel aan zijn lot overgelaten en daarenboven had hij meermaals meegemaakt dat er over zijn hoofd heen over zijn lot werd beslist, waardoor hij onder meer plots werd geconfronteerd met een verhuis die heel wat verlies van veiligheid en ondersteunende contacten met zich meebracht. Telkens hij geconfronteerd werd met situaties waar hij geen controle over had, kon hij uitgesproken autistisch reageren, maar in andere situaties reageerde hij spontaan erg empathisch en had hij geen moeide met het communiceren over en vanuit zijn emoties. Toen hij op zijn werk crashte met een burnout als gevolg van allerlei onverwachte veranderingen in de manier van werken die voor hem te veel associaties met zijn traumatische kindertijd opwekten, kreeg hij de diagnose ASS opgeplakt in plaats van doorverwezen te worden naar een traumatherapeut die hem zou kunnen helpen om de gevolgen van zijn jeugdtrauma’s hanteerbaarder te maken.


Het is echter niet altijd even duidelijk of de oorzaak van autiforme reactiepatronen wortelt in aangeboren autisme of het gevolg is van traumatisering. Het kan ook een combinatie van beiden zijn, getuige het volgende voorbeeld:

Een jonge vrouw met een ASS diagnose, had een vader met autisme wat de diagnose als vanzelfsprekend maakte gezien haar onvermogen tot het aangaan van vriendschappen en haar moeilijkheden om zich in het standpunt van anderen te verplaatsen. Op vierjarige leeftijd was haar moeder echter plots uit het gezin verdwenen waarna ze haar nooit meer had terug gezien. Tot haar vier jaar was ze het lievelingskind van haar moeder geweest en was ze onderhevig geweest aan de nooit aflatende (en soms verstikkende) aandacht van haar. De hechtingsstoornis die het gevolg was van de abrupte scheiding tussen moeder en dochter kan op zich reeds voldoende verklaren waarom ze zoveel moeite had met zich openen voor contacten. Het autisme van haar vader en de emotioneel afstandelijke sfeer in het gezin, waren evenmin bevorderlijk voor het ontwikkelen van ‘normaal’ sociaal gedrag. Het kan dus zijn dat al haar sociale en emotionele problemen het gevolg waren van haar hechtingstrauma of het kan om een combinatie gaan met aangeboren autisme. Hoe dan ook is het label autisme alleen niet voldoende om haar manier van functioneren te verklaren en gaat dit gepaard met onvoldoende aandacht aan de onderliggende traumatisering, waardoor ook niet de focus gelegd wordt op nood aan traumatherapie. Indien dit wel zou gebeuren, zou in haar geval nagegaan kunnen worden of het ‘autisme’ zou blijven bestaan of zou verdwijnen naargelang de gevolgen van haar hechtingstrauma aangepakt worden. Met enkel autismecoaching wordt deze kans om te genezen niet gezien, laat staan gegrepen.

Zo lang de gevolgen van trauma’s, die erg kunnen lijken op de reactiepatronen van mensen met autisme, verward blijven worden met wat autisme echt is, zullen er mensen zijn die niet geholpen worden om van hun trauma’s te herstellen maar onterecht de boodschap krijgen dat ze ‘anders zijn’ en daarmee in zekere mate kunnen leren omgaan. In het geval van schoolkinderen die getraumatiseerd zijn door wat ze dagelijks op school meemaken, hebben we daarenboven te maken met een huizenhoog taboe: het is ondenkbaar dat kinderen niet naar school gaan want onpraktisch voor de ouders en een smet op het blazoen van de samenleving. Dus kan het niet de schoolcontext zijn die traumatiserend werkt en moet het wel aan het kind zelf liggen. Niet dus. 

*******************************************************************************

 Deze tekst is een aanvulling op mijn boek 'Autisme en Vorige Levens' ISBN 9789077101148

donderdag 11 juli 2024

Waarom honger onrustig maakt en afvallen zo moeilijk is

 

Waarom honger onrustig maakt en afvallen zo moeilijk is


Met uitzondering van af en toe een periode in de recentere geschiedenis van de mens, was hoogwaardig voedsel niet zozeer zeldzaam, maar wel alles behalve gemakkelijk te verkrijgen. Het gevolg is dat we lichamelijk zijn aangepast aan leven met honger, aan overleven op het randje vaak van de hongerdood. Van andere sociale roofdieren die in groep leven en jagen (zoals ook de Homo sapiens het grootste deel van zijn bestaan heeft gedaan)  is dit ook gekend: wolven bv, leven voortdurend op de rand van ondervoeding en gaan pas op jacht als de honger knaagt en het dringend tijd wordt om hun energiereserves aan te vullen.

Honger is dan ook het signaal bij uitstek om in actie te komen en prioriteit te geven aan het zoeken naar eten. Al de rest is bijkomstig totdat de honger is gestild. Als er voedsel beschikbaar is, moet het zo snel mogelijk en zo veel mogelijk worden opgegeten. Zo’n buitenkans mag je niet laten liggen, dicteert ons overlevingsinstinct. De kunst om eten te bewaren voor de toekomst is immers een recente verworvenheid in het licht van honderdduizenden jaren menselijke aanwezigheid op aarde. De meest oorspronkelijke manier om voedsel te bewaren, is onder de vorm van ons eigen lichaamsvet. Een degelijke vetreserve opbouwen wordt door ons overlevingsinstinct toegejuicht. We voelen er ons instinctief goed bij.

Het gevolg is intussen welbekend: in onze huidige tijd van overvloed zijn we niet in staat om te matigen met zetmeel, suikers, vetten en vlees. We worden dik en krijgen te maken met welvaartsziektes en allerlei ongemakken. Als gevolg van medische inzichten die gebaseerd zijn op degelijk wetenschappelijk onderzoek, ontwikkelen we een nieuwe en noodzakelijke moraal die onder meer stelt dat we moeten matigen met calorierijk voedsel, verzadigde vetten, rood vlees en dergelijke en dat we moeten afvallen als we ongezond dik worden.

Maar ons instinct ondersteunt deze nieuwe regels niet. Ze druisen immers regelrecht in tegen de natuurlijke normen van ons overlevingsinstinct. Het gevolg is dat we ons slecht voelen als ons lichaam gewicht begint te verliezen. We worden gekweld door een innerlijke onrust waardoor we slecht slapen en ons moeilijk kunnen concentreren indien we het beschikbare voedsel in de kast en de koelkast laten liggen. We worden beloond met een zalig verzadigd gevoel indien we ‘zondigen’ tegen de nieuwe normen die we onszelf noodzakelijkerwijs opleggen.

Wat we kunnen proberen om dit probleem op te lossen, is een dialoog aangaan met het overlevingsinstinct dat deel uitmaakt van ons lichaamsbewustzijn. We kunnen ons hier een visuele voorstelling van maken als was het een personage op zich. Deze deelpersoonlijkheid moeten we omzichtig benaderen, niet met rationaliteit maar met geruststellende beelden. Indien we honger hebben, kunnen we ons bv keer op keer een voorstelling maken van alle voedzame dingen die we reeds hebben gegeten de voorbije dag, ter geruststelling van het gealarmeerde overlevingsinstinct. Tevens kunnen we ons een beeld vormen van wat we de volgende dag zullen eten, wat een belofte inhoudt dat er morgen weer eten zal zijn. Deze zekerheid heeft het overlevingsinstinct nodig.

Het is eveneens belangrijk om niet met honger te gaan winkelen, maar dat pas te doen nadat we een maaltijd hebben genuttigd. En niets in huis te halen dat we niet willen opeten in het kader van de restricties die we ons omwille van onze gezondheid opleggen.

Verder is het noodzakelijk om gewoon te accepteren dat wat dikker zijn helemaal geen probleem hoeft te zijn, zolang het gepaard gaat met een verder gezonde levensstijl waarin buitenlucht, beweging en gezonde voeding een ereplaats innemen. 

**********************************************************************************

Deze tekst vormt een hoofdstuk in voorpublicatie van het boek

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be

 



vrijdag 21 juni 2024

De rol van hoogsensitiviteit in de ontwikkeling van de mensheid

 

De rol van hoogsensitiviteit in de ontwikkeling van de mensheid


De geschiedenis van de mens op aarde wordt gekenmerkt door sprongsgewijze evoluties. Veranderingen in levenswijze en de bijbehorende ontwikkeling van nieuwe mogelijkheden komen er meestal vrij plots, als gevolg van ontdekkingen, van nieuwe manieren van omgaan met elementen uit onze leefwereld.

Belangrijke sprongen zijn het domesticeren van allerlei diersoorten geweest. Wolven evolueerden tot honden en bijgevolg tot beschermers en helpers bij de jacht in plaats van concurrerende en bedreigende roofdieren. Paarden werden krachtige metgezellen in tijden van oorlog en vrede in plaats van moeilijk te verschalken prooien. Jachtwild werd mak vee, meestal in overvloed aanwezig.

De eerste stap in een domesticatieproces is het temmen van individuele exemplaren. Om dieren te temmen heb je meer nodig dan alleen het geduld om hun gedrag te observeren en rationeel te bestuderen. Er is vooral inlevingsvermogen nodig, wat in dit geval neerkomt op de kunst om de eigen manier van functioneren los te laten en zich in die van een andere diersoort te kunnen verplaatsen. Kortom, er is nood aan een fikse dosis empathie om dit voor elkaar te krijgen. Waarschijnlijk zijn het dan ook systematisch de meest hooggevoelige individuen geweest die er in het verleden in slaagden een vertrouwensband met wilde dieren op te bouwen. Hoogsensitieve mensen zijn in staat te leren samenleven met andere soorten, hun gedrag en communicatie intuïtief te doorgronden en een vorm van wederzijds respect op te bouwen waardoor de andere soort zich niet langer opgejaagd wild, felbevochten vijand of concurrent voelt.

De verdere domesticatie houdt een langzaam proces in van kweken en selecteren op karakterkenmerken zoals volgzaamheid en zachtaardigheid. Eens een soort hierdoor in genetisch opzicht voldoende is veranderd, kunnen nu ook de niet-hoogsensitieve mensen ermee samenleven en leren samenwerken.

Hooggevoeligheid draagt nog op andere manieren bij tot vernieuwingen in de samenleving. Het hoogsensitieve bewustzijn is in staat inspiratie te ontvangen die in essentie niet uit deze wereld afkomstig is.

Waar we in onze huidige tijd toe in staat zijn met al onze digitale, computergestuurde en satellietgeleide systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling, lijkt bv heel erg op de overdracht zonder woorden van kennis en informatie zoals die tijdens uittredingen en bijna-doodervaringen kan beleefd worden en dit is op zich een afspiegeling van hoe het er tijdens tussenlevens en in niet-aardse belevingswerelden aan toe gaat. De drang om iets gelijkaardigs te creëren in onze fysieke leefwereld lijkt me geïnspireerd op dit soort ervaringen.

Daarnaast zijn er uiteraard de vernieuwingen die tot stand komen als gevolg van de langzame opbouw van rationele kennis en de groei in wetenschappelijke inzichten. Maar ook op dat vlak spelen intuïtie en Wezenlijke inspiratie niet zelden een cruciale rol. Er zijn tal van anekdotes bekend met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek waarbij wetenschappers plots inzichten kregen via dromen of op mystieke visioenen lijkende ervaringen, inzichten die hebben geleid tot grote doorbraken. Het lijkt er sterk op dat in dit geval de hooggevoeligheid van de wetenschappers in kwestie een even belangrijke rol speelde als hun rationele vakkennis. De innerlijke samenwerking tussen persoonlijke, aardse rationaliteit en Wezenlijke intuïtieve inspiratie, is immers het sterkst bij hoogsensitieve mensen.

Pionierswerk uit het verleden heeft ons stap voor stap meer levenscomfort gebracht, waardoor er steeds meer mogelijkheden zijn ontstaan om de Wezenlijke kant van onze persoonlijkheid tot ontwikkeling te brengen. Sommige aspecten hiervan zijn intussen zo banaal dat we er niet meer bij stil staan.

Dankzij het bestaan van schoeisel en kledij is bv onze huid zodanig gevoelig geworden dat we ons extreem sensueel en creatief kunnen uitdrukken via onze tastzin. Veel mensen hoeven daarenboven niet meer of nauwelijks nog met hun handen werken, waardoor de gevoeligheid van handpalmen en vingertoppen eveneens groter wordt.

Door de overvloed aan voedsel en door de sterke organisatie van onze maatschappij krijgen steeds meer mensen de kans om een groot deel van hun tijd aan de ontwikkeling van hun creativiteit en hun spiritualiteit te wijden. Creativiteit hoeft daarbij niet langer louter ten dienste te staan van het praktisch nut, terwijl dit in de pionierstijd van de mens op aarde wel nog het geval was.

De medische wetenschap heeft een zeer grote bijdrage geleverd tot onze langere levensverwachting. Niet alleen is de mogelijkheid enorm gestegen om te genezen van ziektes en letsels, ook weten we steeds beter hoe we deze moeten vermijden. Hoe langer we leven, hoe meer we ons kunnen ontwikkelen op allerlei vlakken. Zelfontwikkeling gebeurt immers door kennis en vaardigheden te accumuleren en te verfijnen. Hoe ouder we kunnen worden, hoe meer subtiliteit hierin kan komen.

De keuze om volop in te zetten op geneeskundig onderzoek kan afkomstig zijn uit tussenlevenservaringen: bij elke periode tussen twee incarnaties in, ervaren we immers dat we kunnen genezen van onze fysieke en emotionele kwetsuren. Ik kan me inbeelden dat dit veel menselijke Wezens inspireert om hun volgende incarnaties op aarde hieraan te wijden.. Hoogsensitieve mensen hebben in de regel meer voeling met hun voorbije tussenlevens dan gemiddeld, dus ook hier is een belangrijke rol weggelegd voor de hooggevoeligen onder ons.

Psychotherapie is nog zoiets. Tijdens bijna-doodervaringen gebeurt het vaak spontaan dat de terugblik op het voorbije leven het karakter van een therapeutisch verwerkingsproces aanneemt. Ik vermoed dat dit de inspiratiebron geweest voor het ontstaan van psychotherapeutische technieken en hoogstwaarschijnlijk zijn het opnieuw hoogsensitieve mensen die deze inspiratiebron als eersten hebben weten te aarden.

Anderzijds is het pas mogelijk dat grote aantallen mensen zich bekwamen in zelfonderzoek en zelfinzicht indien er voldoende lange periodes van vrede en welstand zijn. Pionierswerk dat tot materiële voordelen leidt, kan zodoende hand in hand gaan met pionierswerk dat tot emotionele en spirituele groei leidt.

Pionierswerk in het heden draait steeds meer om het leren invullen van de vrijgekomen tijd en de ontstane mogelijkheden. Een gevoel van zingeving vinden, is hierbij het voornaamste streefdoel. Elke bezigheid die leidt tot een besef van innerlijke verbondenheid en/of de ervaring van onderlinge verbondenheid, genereert het gevoel dat iets zinnig is. Hoe hooggevoeliger een mens is, hoe gemakkelijker hij toegang heeft tot deze ervaringen. Hoogsensitieven zijn bijgevolg het best geplaatst om de rest van de mensheid te inspireren bij het ontdekken van zingeving.

***********************************************************************************

Deze tekst vormt een hoofdstuk in voorpublicatie van het boek

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be

vrijdag 17 mei 2024

De Cyclus van eten en gegeten worden

 

De cyclus van eten en gegeten worden


Alles in het heelal is voordurend in verandering. We kunnen dit ook anders uitdrukken: het Opperwezen – het Grote Geheel van Alles - is voortdurend onderhevig aan een innerlijk transformatieproces. Op aarde neemt dit echter een speciale vorm aan. Niet alleen verandert heel eenvoudige materie in heel complexe materie (uit elementaire mineralen ontstaan - via enorm lange kettingen van veranderingsprocessen – levende wezens), de complexere materiële vormen (de lichamen van levende wezens) slokken elkaar voortdurend op, ontleden elkaar tot minder complexe brokjes en gebruiken deze als bouwstenen voor hun verdere groei terwijl ze daarenboven levensenergie onttrekken aan deze processen.

In alledaags taalgebruik: niet alleen is er de spontane evolutie die tot het ontstaan van enorm veel verschillende complexe levende wezens heeft geleid, deze eten elkaar ook nog eens voortdurend op. Wie opgegeten wordt, wordt verteerd en zodoende herleid tot elementaire bouwstenen voor het opbouwen en het in stand houden van het lichaam van diegene die eet. Met de energie die daarbij vrij komt, leeft deze verder, tot hij zelf opgegeten wordt.

Er is geen enkele aardse levensvorm die kan gedijen zonder de dood van andere levensvormen. Het gaat hierbij lang niet altijd om de ene soort die de andere dood maakt alvorens hem op te eten. Op enkele uitzonderingen na leven planten van mineralen die ze tezamen met het grondwater opnemen en van koolzuurgas die ze uit de lucht halen. Dit gas wordt onder invloed van licht omgezet in suikers. Behalve die enkele soorten vleesetende planten die hun dieet aanvullen met de stikstof die ze uit de insecten halen die ze vangen en verteren, eet geen enkele plant een ander levend wezen rechtstreeks op. Maar ze zijn wel afhankelijk van de voedingsstoffen die in de bodem terecht komen als gevolg van het feit dat andere levende wezens sterven, door schimmels, bacteriën en dieren verteerd worden en daardoor afgebroken worden tot minerale substanties.

Maar planten vermoorden wel degelijk andere levende wezens, ook al eten ze hen niet. In hun concurrentie om plaats, water, voedingsstoffen en vooral licht, verstikken ze elkaar en verhinderen de soorten die het best aangepast zijn aan een bepaalde plek dat andere planten er kunnen gedijen. Als het hen lukt, doden ze ook insecten en andere dieren die hen proberen op te eten met behulp van de giftige stoffen die ze speciaal daarvoor aanmaken in hun cellen.

Parallel hiermee gebruiken mensen en veel andere levensvormen weer andere dieren en planten voor allerlei andere doeleinden dan hun voeding. We hakken bv bomen om omwille van brand en timmerhout. Kippen krabben plantjes uit de grond omdat ze in de bodem eronder naar zaden en insecten willen zoeken, apen kraken takken van bomen af om hun nesten te bouwen… de natuur staat bol van dergelijke voorbeelden.

Als we de aarde als een levend wezen beschouwen, dan vormt die ganse ketting van transformatieprocessen het metabolisme van de aarde, net zoals er binnenin een menselijk lichaam een metabolisme bestaat waardoor we alle materie die we in ons opnemen, omzetten in de energie die we verbruiken, in bouwstenen voor ons lichaam en in een restje afval dat we weer uitscheiden.

Dit is uiteraard nog niet het hele verhaal: de levende wezens in kwestie zijn daarenboven bezield. Ze beschikken over emoties, gevoelens en gedachten – de een al wat meer dan de ander – en lijden hierdoor (fysiek en psychisch) telkens ze gegeten, vernield of beschadigd worden of telkens er de dreiging is dat ze vernietigd kunnen worden. In dat laatste geval gaat het om emotioneel lijden.

Doordat we als mensen op aarde incarneren en ons hierdoor verbinden met een fysiek lichaam dat de aarde toebehoort, komen we terecht midden in deze cyclus van eten en gegeten worden. Al sinds ons ontstaan, zoeken we hier onze zijn plaats in. Dit leidt tot conflicten tussen de Wezenlijke waarden van de mensheid enerzijds en de noodzaak zich over te geven aan het aardse instinct anderzijds. Dat laatste spoort ons aan de lichamen van andere levensvormen te eten en te gebruiken voor alle doeleinden die ertoe bijdragen dat we zo lang mogelijk in leven blijven op aarde.

Deze innerlijke conflicten leiden tot de transformatie van zowel de individuele menselijke Wezens die aan deze incarnaties deelnemen, als van de mensheid in zijn geheel. Maar ook het Wezen van de levende planeet aarde – het Aardewezen - ondergaat een langzame transformatie als gevolg van de spanningen die het binnen de mensheid veroorzaakt. Uiteraard is de mensheid niet als enige verantwoordelijk voor dit individuatieproces van het Aardewezen, maar het speelt hier wellicht toch een cruciale rol in.

***********************************************************************************

Deze tekst vormt een hoofdstuk in voorpublicatie van het boek

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be

 

zaterdag 13 april 2024

Waarover gaat 'De Integratie van de Schaduw'?

 De Integratie van de Schaduw - Waarover gaat dit boek?     

 De schaduwdelen in onszelf, iedereen heeft ze en elk van ons krijgt ermee te maken.  Allemaal maken we mee dat we in stressvolle of volkomen onverwachte situaties totaal anders kunnen reageren, voelen en denken dan we van onszelf gewoon zijn.  Plots komt er agressie in ons boven terwijl we normaal gezien beheerst of vriendelijk reageren, of gedragen we ons als gevolg van paniek erg onverantwoord of egoïstisch terwijl we onszelf kennen als verantwoordelijk en rationeel.  Achteraf zeggen we hierover: 'Ik was mezelf niet', of: 'Ik weet niet wat me overkwam, ik herkende mezelf niet meer.'

Een ander vaak voorkomend voorbeeld wordt ervaren door mensen die zelfbewust en assertief zijn en duidelijk hun grenzen weten neer te zetten, maar eens ze zich open stellen voor een intieme relatie is hun besef van grenzen al heel snel zoek en worden ze gemakkelijk het slachtoffer van manipulaties en laten ze van zich profiteren.  Pas als ze zich los weten te maken uit die relatie 'vinden ze zichzelf terug'. 

Dat zijn voorbeelden van situaties waar we geconfronteerd worden met onze innerlijke Schaduw.  Als ons bewustzijn overgenomen wordt door een schaduwdeelpersoonlijkheid, dan lijken we eventjes iemand anders te worden, voelen we ons vervreemd van onszelf. Daarna kunnen we ons schuldig voelen en ons voornemen om in het vervolg terug 'normaal' te reageren, of het voorval zo snel mogelijk vergeten.  Totdat er weer zoiets gebeurt en we opnieuw overvallen worden door reactiepatronen in onszelf waarmee we ons niet wensen te identificeren.

Hierover gaat het in 'De Integratie van de Schaduw'.  Hoe ontstaan dergelijke schaduwdelen van onze persoonlijkheid?  Hoe kunnen we ermee leren omgaan?  Wat willen ze ons vertellen?  Hoe kunnen we leren samenwerken met onze schaduwdeelpersoonlijkheden?  En hoe en in welke mate kunnen we onze Schaduw integreren, in plaats van er telkens weer een angstig gevecht mee te leveren?  Op dergelijke praktische vragen worden antwoorden geformuleerd.

En verder wordt het ontstaan van onze innerlijke Schaduw in een ruim theoretisch kader geplaatst, een kader waarin niet alleen plaats is voor de ontwikkelingen uit onze kindertijd, maar ook voor de invloeden uit onze reïncarnatiegeschiedenis.  De link met de psychologie van Jung wordt eveneens uitgewerkt.


**********************************************************************************

 'De Integratie van de Schaduw'  (Karmische Psychologie, Deel 4: Aarde en Schaduw - Boek II) verscheen in december 2023.  ISBN: 9789077101179 en kan in elke boekhandel besteld worden.  Prijs: 26,50 €

 


zaterdag 30 maart 2024

Het bevrijden van spiritualiteit uit de klauwen van religies

 

Het bevrijden van spiritualiteit uit de klauwen van religies

In speciale situaties is ons bewustzijn in staat zich uit te breiden tot ver buiten de grenzen van de persoonlijke belevingswereld. Visioenen, uittredingen, bijna-doodervaringen en aanverwante spirituele ervaringen kunnen ons overvallen als we zwaar ziek zijn, uitgeput zijn, drugs gebruiken of de dood in de ogen kijken. Telkens weer gaat het om ervaringen die, als we ze met anderen delen, onze gemeenschappelijke opvattingen over leven en dood vorm geven. Soms blijft het hierbij, maar af en toe ontstaan er hieruit spirituele bewegingen. Deze brengen mensen samen, in een gemeenschappelijke overtuiging omtrent de aard en de zin van het leven en dit geeft dan weer aanleiding tot gemeenschappelijke normen en waarden die omgezet worden in een manier van leven, van omgaan met elkaar en met de wereld om ons heen.

Het is een feit dat er op die manier telkens weer spirituele stromingen ontstaan. We mogen dit beschouwen als iets wat inherent is aan de menselijke natuur, even normaal als onze behoeftes aan sociaal contact en een dak boven ons hoofd. De onderlinge verbondenheid die hierdoor ontstaat, versterkt het sociaal overlevingsinstinct. Het overstijgt de familiebanden, waardoor we ook door het vuur zouden gaan voor mensen met wie we geen nauwe genetische verwantschap vertonen. Wie dezelfde spirituele waarden aanhangt, wordt wat dat betreft gelijkgesteld aan familie.

In de kleinschalige levensgemeenschappen van vroegere tijden leverde dit dus alleen maar voordelen op. Naast het verstevigen van de interne banden zorgde een gemeenschappelijke spiritualiteit tevens voor een belangrijke bijdrage tot de groepsidentiteit. Maar in recentere tijden, na het algemeen worden van de landbouw en de enorme bevolkingstoenames ontwikkelden er zich overal patriarchale, hiërarchisch georganiseerde samenlevingen. Dit ging gepaard met het ontstaan van een gelaagde maatschappelijke organisatie en een heersende kaste waarin hoofdzakelijk mannen de dienst uitmaken. In combinatie met veroveringsoorlogen leidde dit tot veel grotere mensengroepen die met elkaar moesten zien samen te leven, ondanks hun oorspronkelijke culturele verschillen.

De natuurlijke neiging van een volk om zich rond een gemeenschappelijke spiritueel concept te organiseren wordt sindsdien door de machtshebbers systematisch misbruikt om een kunstmatige vorm van grootschalige samenhorigheid af te dwingen.. Spirituele stromingen werden en worden omgevormd tot staatsreligies. Deze hoeven niet eens op echte spirituele ervaringen gebaseerd te zijn, maar daar waar ze bestaan worden ze ofwel bestreden ofwel ingelijfd.

Gefingeerde en ingebeelde spirituele ervaringen zijn in dit proces van groot belang. De gemiddelde mens is immers erg vatbaar voor toneelspel dat lijkt op het delen van echte mystieke ervaringen. Hiervan werd in het verleden dankbaar misbruik gemaakt door machtshebbers om religies uit de grond te stampen waarbij zij zichzelf een goddelijke status toe lieten schrijven.

Soms beperken machtshebbers zich tot het installeren van een stelsel van morele normen en waarden zoals die ook ontstaan in het kader van religies, zonder dat er sprake is van een spiritueel of pseudospiritueel opstapje. Het communisme van de vorige eeuw was daar een voorbeeld van. De mechanismen waarmee mensen met dit hulpmiddel onderdanig worden gehouden en gedwongen worden massaal in de pas te marcheren, zijn echter dezelfde als onder pakweg de dictatuur van Islamitische Staat.

Er zijn enkele fenomenen die in de loop van de menselijke geschiedenis telkens terugkeren.

Het eerste is het ontstaan van authentieke spirituele bewegingen binnen de grote religies, wat elke keer weer tot de nodige conflicten en schisma’s leidt binnen de kerken.  Tijdens de Europese middeleeuwen leidde dit bv tot het buiten de kerk plaatsen van de Albigenzen - die beter bekend zijn onder hun geuzennaam Katharen – en tot een georganiseerde genocide op de aanhangers van deze spirituele beweging.

Het tweede is het inlijven of het ‘verkerkelijken’ van spirituele systemen die buiten een grote religie om zijn ontstaan. Het vroege Christendom is hier een voorbeeld van. Het ontstond als een spirituele beweging die zich afzette tegen het officiële Jodendom en het werd enkele eeuwen later als staatsgodsdienst geïnstalleerd door een Romeinse keizer.

Het derde is het ontstaan van een machtsstrijd tussen de wereldlijke gezagsdragers die dankzij het gebruik van een religie hun positie wisten te verkrijgen en/of te consolideren en hun concurrenten binnen de religies. Hierbij wisselen beide antagonisten gemakkelijk van positie. Denk maar aan de vele pausen die de concurrentie aangingen met de koningen en keizers die ze zelf hadden ingezegend en die vaak zelfs persoonlijk hun oorlogstroepen gingen aanvoeren.  Anderzijds waren er steevast koningen en keizers die de leiding over de kerk opeisten.

Het delen van mystieke ervaringen zoals uittredingen en bijna-doodervaringen, helpt eenieder die hierover hoort om zijn angst voor de dood te overwinnen. Het geloof in een hiernamaals en / of reïncarnatie draagt hier eveneens zijn steentje toe bij. Indien dit wordt aangevuld met leefregels die zogenaamd door ‘God’ of welke hogere macht dan ook zijn gedicteerd en indien hieraan de belofte gekoppeld wordt dat er een beloning volgt in het hiernamaals of tijdens een volgende incarnatie indien deze regels rigoureus gevolgd worden, dan heb je als machthebber een enorme hefboom om grote mensenmassa’s op de been te krijgen en hen aan te zetten tot opofferingen die ze van nature niet zouden opbrengen, zoals bereid zijn om te sterven in een oorlog. Het concrete middel hiervoor is het opportunistisch invullen van de door ‘God’ gedicteerde leefregels. De machthebbers worden tot ‘Zijn’ vertegenwoordigers gebombardeerd en oorlog voeren, buurvolkeren onderwerpen, tegenstanders martelen en vermoorden, worden gepresenteerd als ‘Zijn’ instructies. Koppel dit aan een machtsapparaat dat alle dissidente stemmen hardhandig het zwijgen oplegt en je hebt een efficiënte staatsreligie.

Dit houdt tevens een misbruik in van een andere natuurlijke menselijke neiging: zich aaneensluiten om gezamenlijk op te komen tegen een bedreiging, met als doel de groep te laten overleven, desnoods door het leven van individuen binnen de groep op te offeren. Bij natuurvolkeren schoot dit mechanisme in gang als het nodig was om tijdelijk oorlog te voeren tegen een invasief buurvolk, een gevaarlijke gemeenschappelijke jacht op grote prooien uit te voeren, of om het in gang zetten van een risicovolle migratie, op zoek naar een betere omgeving die meer overlevingskansen bood. Staatsreligies misbruiken deze neiging om grote groepen mensen aan te zetten tot zelfopofferende dienstbaarheid en oorlog.

Het is een van de grootste uitdagingen van de mensheid om de natuurlijke behoefte aan spiritualiteit te bevrijden uit de klauwen van religies en vooral om deze te vrijwaren van het uitgroeien tot nieuwe religies. Dit kan enkel maar door spiritualiteit individueel te beleven of, indien ze in groep wordt beleefd, nooit een spirituele stroming tot een hiërarchische organisatie uit te bouwen. Van zodra er postjes worden gecreëerd, ontstaat immers de voedingsbodem voor machtsmisbruik. Losse, open organisaties zonder vaste uitvalsbasis en zonder geschreven leefregels zijn wat dat betreft de hoogst haalbare organisatievormen waarbinnen een gemeenschappelijke beleving van spiritualiteit mogelijk is zonder dat dit hoeft te ontaarden in een kleine of grote religie, die vroeg of laat gekaapt kan worden door de een of andere groep machtshebbers om er een staatsreligie van te maken.

De ontwikkeling van een evenwichtige spiritualiteit

die ons stimuleert om te leven en ons tevens helpt om onze sterfelijkheid en de dood te aanvaarden.

Elk mens heeft bruikbare spirituele waarden nodig om zijn motieven en keuzes aan af te wegen. Als tegengewicht voor de confrontaties en uitdagingen van het leven, hebben we nood aan een visie op de aard van het leven, aan antwoorden op de belangrijkste levensvragen (‘Wat is de zin van het leven?’; ‘Wat gebeurt er als we dood gaan?’; ‘Wat is ons ontwikkelingsdoel?’) die op zijn minst logisch aanvoelen en plausibel zijn. Alle spirituele gedachtegoed vormt een schakeltje in een nooit eindigende zoektocht naar de waarheid achter die vragen, zonder dat we ooit zeker kunnen zijn dat de antwoorden hierop definitief en volkomen juist zijn. Wat na verloop van tijd wel duidelijk wordt, is welke antwoorden uit het verleden hun doel voorbij blijken te schieten. Telkens een oud antwoord - en dus ook een oud spiritueel idee - wordt ontkracht, ontstaat er een zoektocht naar nieuwe antwoorden, naar alternatieve spirituele waarden ter vervanging van de oude. Met een spirituele leegte kunnen we immers niet leven.

Het wordt hoe langer hoe duidelijker dat spirituele systemen die de waarde van het aardse leven bagatelliseren en afdoen als een illusie waar we vanaf moeten zien te geraken (bv het Boeddhisme) of als een negatieve plek vol negatieve verlangens waarvan we dienen los te komen (bv het middeleeuwse christendom) ons meer kwaad dan goed doen. Al wie zich van het aardse aspect van het leven afkeert of het negeert, krijgt vroeg of laat af te rekenen met een terugslag.

Anderzijds zijn de waarden van het wetenschappelijk rationalisme (wat we eveneens als een spiritueel systeem kunnen beschouwen) al even extreem in de tegenovergestelde richting doorgeschoten. Enkel en alleen in functie van het aardse hier en nu leven, in de veronderstelling van een totale afwezigheid van andere belevingswerelden, reïncarnatie, een leven na de dood en ontwikkelingsprocessen die dit ene leven overstijgen, is even vernietigend voor ons geestelijk welzijn als het afwijzen van de aarde.

In het ene uiterste worden we gestimuleerd om ons enkel te richten op een zijnstoestand na de dood, in het andere uiterste om ons zo lang mogelijk vast te klampen aan het zogenaamd enige aardse leven dat we hebben. Het eerste leidt tot een onvermogen om het leven in al zijn intensiteit te beleven, het tweede tot angst voor de dood en een obsessie met onze sterfelijkheid.

Om als mens een evenwichtig leven te leiden, periodes van geluk te kennen en over het algemeen te kunnen voelen dat het leven zin heeft, hebben we zowel nood aan het aardse leven beleven via wat ons lichaam ons te bieden heeft, als aan een ruimer perspectief waarin het voortbestaan na de dood wordt erkend. Zonder dat laatste valt elk mens vroeg of laat ten prooi aan nihilisme, vertwijfeling of doodsangst. Spirituele waarden die ons het vertrouwen geven dat wat we nu leren en beleven zinnig is, die uitgaan van een continuïteit van ons bewustzijn en onze ontwikkelingsprocessen over de grenzen van de dood heen, geven ons tevens ruimte om onze levens te leven en te beleven, soms met vallen en opstaan, vaak met pijn en lijden, maar evengoed met hoop, voldoening, genot en levensvreugde.

De ontwikkeling van evenwichtige spirituele waarden die ons helpen om zowel het leven als de dood te aanvaarden, vormt m.i. een van de belangrijkste pionierswerken van de mensheid. Ik hoop dat mijn werk hiertoe een blijvende bijdrage kan vormen.

***********************************************************************************

Deze hoofdstukjes vormen een voorpublicatie uit 

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be

vrijdag 23 februari 2024

Darwin en Karma - Is er een verband tussen de evolutieleer en het concept karma?

 

Darwin en karma

Is er een verband tussen de evolutieleer en het concept karma?

Van zodra de naam Darwin genoemd wordt, weet iedereen dat het over de evolutietheorie gaat. Het volgende zinnetje dat door ieders hoofd gaat is ‘the survival of the fittest’, wat niet zelden vertaald wordt als ‘de wet van de sterkste’. Charles Darwin had het oorspronkelijk over ‘the survival of the best fitting’ waarmee hij bedoelde dat wie het best was aangepast aan de heersende of de veranderende levensomstandigheden, het meest kans had om te overleven. Een invloedrijke tijdgenoot van hem verbasterde dit tot ‘the survival of the fittest’ daarmee suggererend dat de meest fitte en sterke exemplaren van een soort het meest kans maakten om te overleven. En dit opende de weg voor nog meer misvattingen, zoals de legitimatie van theorieën over rassen- en klassensuperioriteit.

Nochtans had Darwin het bij het rechte eind met zijn oorspronkelijke formulering: de kern van de evolutieleer draait om aanpassingsvermogen, niet om de mate van kracht of vitaliteit op zich. Een zeer plastisch voorbeeld hiervan zien we in totalitaire samenlevingen:

Samenlevingen die geregeerd worden door een dictatoriale alleenheerser en zijn acolieten, worden gekenmerkt door een heersende klasse die vooral uitblinkt in agressie, corruptie en gebrek aan empathie. Zij maken het meest kans om te overleven, zolang hun alleenheerschappij overeind blijft tenminste. Maar zijn dat de meest vitale mensen in hun samenleving? Zijn zij de sterksten? Het gaat vrijwel altijd om mensen met een psychische handicap (gebrek aan empathie!) en ernstige persoonlijkheidsstoornissen zoals paranoia, grootheidswaanzin en psychopate neigingen. Dit alles gaat zeer vaak gepaard met een decadente levensstijl en alle bijbehorende lichamelijke kwalen en zwakheden. Door hun manier van zijn, zijn ze echter het best aangepast aan functioneren aan de top van een repressief systeem.

Diezelfde samenlevingen worden gekenmerkt door een groot percentage aan volgzame mensen die zich aanpassen aan en neerleggen bij het onrecht. Daardoor maken ze het meest kans om te overleven. Ook zij zijn niet de sterkste en de meest fitte elementen uit die samenleving maar de best aangepaste.

De sterkste en meest vitale onderdanen van een dictatoriaal regime, zijn diegenen die intelligent en moedig genoeg zijn om het onrecht aan te klagen en die fit genoeg zijn om hier ook fysiek tegen in opstand te komen. Zij maken echter weinig kans om te overleven, want ze worden systematisch vervolgd door de heersende klasse. Enkel in de zeldzame gevallen dat een dergelijk regime omver wordt geworpen, maken de sterke en geestelijk fitte mensen die de revolutie overleven meer kans om te overleven en nakomelingen op de wereld te zetten. Op dat ogenblik zijn zij het best aangepast aan de nieuwe situatie, daar waar ze voordien de minst aangepasten waren met de kleinste overlevingskans.

Als we het hier over Darwiniaanse evolutie hebben, dan gaat het wel degelijk over het aanpassingsvermogen van de mens, niet over zijn fysieke kracht, agressie en /of vitaliteit. Dat een agressieve menselijke ingesteldheid tot evolutionair voordeel zou leiden, is een grove misvatting. Elk voordeel op korte termijn dat hier soms het gevolg van is, is de voorbode van gigantische nadelen op lange termijn. Belangrijk hierbij dat een duurtijd van enkele eeuwen binnen het begrip ‘korte termijn’ valt als we het over de evolutie van langlevende soorten hebben. Met lange termijn wordt hier op minstens enkele duizenden jaren bedoeld. Met deze opmerking in gedachten kunnen we helderder kijken naar wat er de voorbije paar duizend jaar is in gang gezet, namelijk het ontstaan van imperialistische, kapitalistische, patriarchaal geleide samenlevingen die zowel de andere menselijke samenlevingsvormen onmogelijk maken als het met respect samenleven met de andere levensvormen op aarde. Resultaat: de mensheid loopt het risico zichzelf te vernietigen en in zijn val het gros van al het andere leven op aarde mee te sleuren. Voorbeelden hiervan zijn:

  • De oorlogen die steeds vernietigender van karakter worden, met als apocalyptisch beeld bij uitstek het gebruik van kernwapens, waardoor de wereld op slag onleefbaar zou worden voor de meeste soorten die nu bestaan, de mens inbegrepen.

  • De extreme wereldwijde milieuvervuiling en habitatvernietiging waarmee we het onszelf onmogelijk dreigen te maken om op lange termijn als soort te blijven floreren.

De mensheid is even goed onderhevig aan natuurlijke selectie als alle andere levensvormen op aarde, Tezelfdertijd speelt de mens ten opzichte van veel van de andere levende wezens in onze huidige tijd een erg bepalende rol: zij die zich het best weten aan te passen aan hoe wij de wereld inrichten, maken momenteel immers de meeste kans om te overleven. Wat dat betreft is de mens uitgegroeid van een klein radertje tot een groot tandwiel in het functioneringsmechanisme van het Aardewezen.

Maar als het over evolutie en selectie gaat binnen de menselijke populatie, dan gaat het al lang niet enkel meer over louter lichamelijke kenmerken en de achterliggende genetica. De selectieve druk ligt bij ons vooral op gedragskenmerken en ingesteldheid, op cultuurelementen dus. De genetische basis hiervoor is hierbij niet de meest bepalende factor omdat deze bij de meeste mensen zodanig breed is dat er een zeer breed spectrum aan mogelijke gedragspatronen tot uitdrukking kunnen komen, zowel deze die op een egoïstische en asociale ingesteldheid gebaseerd zijn als deze die respect, solidariteit en altruïsme als basis hebben. Wat tot uitdrukking komt en wat niet, wordt grotendeels bepaald door de cultuur waarin men opgroeit en de individuele ervaringen die men opdoet.

Dit wil overigens niet zeggen dat er geen genetische kenmerken zouden zijn waarop natuurlijke selectie van toepassing zou zijn. Ik denk hier bv aan autisme, hoogsensitiviteit en aan psychopathie. Deze extreme vormen van anders functioneren dan de gemiddelde mens, hebben wel degelijk een genetische basis en hierop weegt de natuurlijke selectie.

Op korte termijn (pakweg de voorbije tienduizend jaar) heeft de natuurlijke selectie in het voordeel gespeeld van psychopathie en in het nadeel van hoogsensitiviteit. Hiërarchisch georganiseerde patriarchale maatschappijvormen worden in veel gevallen geleid door mensen met een psychopate persoonlijkheidsstructuur. Zij kennen zichzelf allerlei voordelen toe variërend van exclusieve materiële welstand tot het alleenrecht op voortplanting. Maar op lange termijn wordt hierdoor het sociale weefsel zodanig ontwricht dat samenleven en samenwerken onmogelijk dreigt te worden en er terug dringend nood is aan empathie om als groep te kunnen overleven. Komt daarbovenop nog het gebrek aan respect voor het leefmilieu en de andere levensvormen die eigen is aan psychopathie en dan zien we dat dit leidt tot een gigantisch evolutionair nadeel op lange termijn1.

Wat hoogsensitiviteit betreft zien we de tegenovergestelde dynamiek: honderdduizenden jaren lang was deze menselijke eigenschap evolutionair voordelig. Hooggevoeligen zijn immers beter in staat om samen te werken en om intuïtief contact te houden met groepsleden die zich op verre afstand bevinden dan de gemiddelde mens. Onder de patriarchale régimes van de laatste tienduizend jaar, vormt de ingesteldheid van hoogsensitieve mensen echter een bedreiging voor de gevestigde hiërarchieën en het bijbehorende korte-termijndenken dat tot uitputting van de aardse hulpbronnen leidt naast nog heel wat andere negatieve gevolgen. Bijgevolg komen hoogsensitieven vaak in de hoek te staan waar de klappen vallen. Recent is er echter een tendens die weer in de omgekeerde richting gaat, omdat hoogsensitiviteit nu eenmaal een voordeel is bij het oplossen van de wereldwijde problemen die veroorzaakt zijn door de dominantie van door psychopaten geleide culturen.

Het is ook niet zo dat de natuurlijke selectie gebeurt ten opzichte van ofwel cultureel bepaalde patronen ofwel genetische aanleg. Er is een grote interactie tussen de twee. Twee voorbeelden:

  • Mensen met autisme zijn genetisch in de onmogelijkheid om met heftige emoties om te gaan. Ze ontwikkelen daardoor allerlei strategieën om emotionele confrontaties te vermijden en installeren als het ware een emotie-afschermende cocon. Hierdoor kunnen ze blijven functioneren in situaties waarin andere mensen door hun emoties overmand zouden worden.2 Naarmate een samenleving meer niches creëert waarin deze manier van functioneren een voordeel is, halen meer autisten voordeel uit hun afwijkende functionaliteit. Typische sociale niches die hen voordeel bieden zijn het leger, waar ze het houvast van starre regels krijgen, administratieve jobs waarbij even starre regels gevolgd moeten worden, wetenschappelijk onderzoek en topchirurgie. Bij de laatste twee zijn emoties ongewenst omdat ze de rationele denkprocessen verstoren en in beide gevallen is er daarenboven waardering voor obsessieve interesses in een erg afgebakend vakgebied.

  • In de oorspronkelijke kleinschalige samenlevingen waar iedereen elkaar kende en nodig had, werd psychopathie niet geduld. Mensen die met deze eigenschap geboren werden, pasten zich noodgedwongen aan de heersende normen en waarden aan, zo niet werden ze uitgestoten. Hierdoor kwam hun psychopathie ook minder tot uitdrukking.

Mijn persoonlijke definitie van karma is: je trekt datgene aan wat je nodig hebt om te blijven evolueren. Dit kan gaan over stimulansen en kansen, om mogelijkheden die jou de kans bieden iets nieuws bij te leren of je ergens verder in te bekwamen. Maar even goed gaat het om het aantrekken van confrontaties waardoor je genoodzaakt wordt om de draad terug op te pikken van leerprocessen waarop je geblokkeerd was. Karma zorgt ervoor dat we niet kunnen blijven stilstaan en voortdurend blijven evolueren. Hierbij gaat het zowel om louter aardse thema’s zoals leren met het lichaam omgaan en het overlevingsinstinct ontwikkelen, als om zeer Wezenlijke thema’s zoals de ontplooien van de intuïtie, het ontwikkelen van creativiteit en het opbouwen van kennis.

Wat de mensheid als geheel vanuit karmisch oogpunt aantrekt is de kans en de stimulans om ontwikkelingen door te maken op aarde. De aarde biedt ons kansen van diverse aard: de louter aardegebonden kwaliteiten die we hier kunnen ontwikkelen zijn voor heel veel Wezens nieuw en vormen dus een karmische uitdaging; de mogelijkheid om Wezenlijke kwaliteiten neer te zetten op aarde, geeft een nieuwe dimensie aan wat we in Wezen reeds aan vaardigheden en kennis hadden ontwikkeld voordat we ons met de aarde verbonden. Creativiteit is hierbij de drijvende kracht. Ook het ontwikkelen van die creativiteit vormt een karmische uitdaging. De karmisch gestuurde groeiprocessen van individuele mensen, vormen de motor achter de evolutie van de mensheid als geheel.

Terug naar Darwin. Welke mensentypes hebben het meest persoonlijk succes en geven dus het gemakkelijkst hun genen en hun cultuur door aan de volgende generaties? Een eerste categorie zijn de mensen die beantwoorden aan de van cultuur tot cultuur verschillende normen voor schoonheid en vitaliteit. Een tweede categorie zijn diegenen die in staat zijn om leiding te geven in moeilijke omstandigheden of die een imago creëren waar een uitstraling van kracht, superioriteit en macht aan vast hangt. Zij hoeven er niet eens goed uit te zie (al is dat ook een pluspunt), als ze de schijn maar kunnen ophouden van rijkdom, macht en invloed, komen ze wel aan de bak. Dat laatste is een typisch fenomeen van recente tijden. En tenslotte heb je de mensen die uitblinken in Wezenlijke ontwikkeling op creatief, sociaal en/of intellectueel vlak. Bij deze categorie verdwijnen de uiterlijke kenmerken soms helemaal op de achtergrond zonder dat dit afbreuk doet aan hun aantrekkelijkheid als partner, al geldt ook voor hen dat conform zijn aan de heersende schoonheidsnormen een pluspunt is.

De natuurlijke selectie ondersteunt op lange termijn de karmische leerprocessen die van zuiver aardse aard zijn. Schoonheidsnormen zijn weliswaar lang niet altijd identiek aan deze voor gezondheid en lichamelijke vitaliteit, maar dat wordt er wel onbewust op geprojecteerd. Deze normen evolueren overigens mee met de mate waarin onze kennis over lichamelijke gezondheid groeit.

Het middeleeuwse schoonheidsideaal van een bleke huid – wat wees op voldoende welstand om niet in de zon te hoeven werken – is bv al lang verlaten, evenals het ideaal van de extreem magere vrouw uit de vorige eeuw. De huidige normen komen dichter bij deze die op gezondheid wijzen: een slanke, gespierde lichaamsbouw met een huidskleur die duidt op voldoende tijd die in de buitenlucht wordt doorgebracht.

Mensen met leidinggevende kwaliteiten zijn vaak de trekkers van maatschappelijke evoluties die ieders ontwikkelingskansen ten goede komen.

Narcisten, machiavellisten en psychopaten die een schijn van kracht en leiderschap neerzetten (ondanks vaak erg weinig inhoud) kunnen op korte termijn bogen op een groot voortplantingssucces en ook hun ingesteldheid gaat er op grote schaal in als zoete koek. Op lange termijn echter dragen ze slechts bij tot de potentiële zelfvernietiging van de mensheid. Vanuit de karmische wetmatigheden bekeken gaat hun korte-termijnsucces hand in hand met het karmisch aantrekken van confronterende leerprocessen. Een voorbeeld:

Een veelvoorkomend karmisch leerproces dat louter met de integratie van onze aardse kant te maken heeft, is het leren accepteren van en omgaan met grenzen. Elk menselijk en ander Wezen heeft in oorsprong de ervaring gehad een deel te zijn van een Groot Geheel en heeft daarbij een verweven bewustzijn ervaren waarin geen sprake was van grenzen. Als mens op aarde functioneren, is daarentegen een erg moeizame bedoening indien je niet over een besef van eigen grenzen beschikt. Het karmisch aantrekken van een levenssituatie waarin je gedomineerd wordt door een narcist die jouw grenzen niet respecteert, staat ten dienste van het aanpakken van dit groeiproces. Een narcist is iemand die tijdens vorige incarnaties evenmin voldoende besef van zijn eigen grenzen had en daardoor zodanig vaak aan de slachtofferkant van de samenleving terechtkwam dat hij een schaduwdeelpersoonlijkheid heeft opgebouwd die nu zelf wil domineren. De positieve intentie van deze Schaduw is het slachtofferschap te doorbreken. In zijn huidige incarnatie maakt hij deze positieve intentie waar door zelf te domineren. Maar daarmee lost hij zijn probleem nog niet op; dat kan immers pas als hij zijn karmisch leerproces aangaat en op een verantwoorde manier met zijn eigen grenzen en die van anderen leert omgaan. Dit leerproces houdt een traject in dat meerdere opeenvolgende levens in beslag kan nemen. Zowel de narcist als zijn slachtoffer worden door de confrontatie met elkaar met hetzelfde leerthema geconfronteerd. Het feit dat ze elkaar aantrekken is in die zin karmisch.

Ook bij karma geldt in het bovenstaande geval dat wat op korte termijn voordelen lijkt op te leveren, leidt tot problemen op lange termijn. En deze problemen moeten vroeg of laat aangepakt worden. Om de link met de evolutietheorie nog duidelijker te maken, kunnen we ons voorbeeld meer in detail uitwerken:

De narcist was in dit geval een garagist en verkoper van tweedehandse auto’s. Zijn jeugdvriend kwam uit een kansarm gezin en werkte occasioneel voor hem. Door zijn onzekerheid op sociaal vlak, was hij maar moeilijk in staat om contacten te leggen en al helemaal niet met vrouwen. Hij bleef dan ook lang vrijgezel, terwijl zijn tegenpool (de garagist) al op jonge leeftijd huwde en kinderen had. Diens partner was een hoogsensitieve vrouw. Zoals zo vaak gebeurt, voelen narcisten zich sterk aangetrokken tot partners met een goed ontwikkeld empathisch vermogen. Als kind hebben ze geleden onder een gebrek aan emotionele betrokkenheid en dit moet gecompenseerd worden met onbegrensde aandacht voor hun persoon. En wie is beter in het aanvoelen van hun noden dan een hoogsensitief persoon?

Het huwelijk liep na verloop van tijd spaak en de vrouw zocht begrip en steun bij de verlegen jeugdvriend van haar man. Ze herkende in de verhouding tussen hem en haar man dezelfde scheefgroei als in haar eigen relatie. De gesprekken met haar waren voor de jeugdvriend de aanzet om therapeutische hulp te zoeken en stap voor stap zijn eigenwaarde op te bouwen en zijn eigen grenzen te leren respecteren. Ook tussen hem en de garagist kwam het hierdoor uiteindelijk tot een breuk.

Later nam de zoon de zaak van zijn vader over, maar hij verwierp het gebrek aan moraal waarmee zijn vader geld verdiende door zijn klanten op subtiele en minder subtiele manieren te bedriegen. Hij zette het bedrijf met succes verder vanuit een respectvolle ingesteldheid en zonder gesjoemel.

Wat we in dit voorbeeld zien, is een selectiemechanisme dat in het voordeel werkt van integere, Wezenlijke gedragspatronen. Op lange termijn geeft dit de mensheid het meeste kans om succesvol te blijven overleven op aarde. In dit voorbeeld gaat het niet om een genetische selectie, maar om een selectief voordeel voor een louter cultureel bepaalde ingesteldheid.

Vanuit een primitieve, instinctieve reflex worden mensen gemakkelijk aangetrokken tot zelfzekere persoonlijkheden die op een ontspannen manier leiderschapskwaliteiten aan de dag leggen. Of dit pretenderen. In kleinschalige samenlevingen vallen degenen die enkel maar de schijn hoog houden al snel door de mand, maar in een hiërarchisch georganiseerde grootschalige samenleving kan dit lang duren. Wanneer de ballon dan toch eindelijk doorprikt wordt, kunnen dergelijke figuren vaak niet zo snel van hun troon worden gestoten. Dus lijken ze een evolutionair voordeel te hebben: ze kunnen zich een comfortabel leven permitteren en trekken veel kansen aan om nakomelingen op de wereld achter te laten en om hun gedragspatronen aan de volgende generaties door te geven.

Maar naarmate meer mensen hun bedrog doorzien, groeit de groep die een Wezenlijke aversie voelt tegenover hun gedragspatronen. Zij worden net afgestoten door de lege schijn van rustig leiderschap en voelen walging in plaats van aantrekking. Op die manier groeit de groep van mensen die steun verlenen aan en zich aangetrokken voelen tot integere en bescheiden medemensen met leidinggevende kwaliteiten, bij wie deze kwaliteiten gebaseerd zijn op verantwoordelijkheidsbesef, bekwaamheid en empathie. Hierdoor ontstaat er langzaam maar zeker een verschuiving wat betreft het evolutionair voordeel en komen de narcisten en aanverwanten in de hoek terecht van de verstotelingen, terwijl integere en gewetensvolle mensen steeds betere overlevingskansen krijgen en hun invloed op de volgende generaties laten gelden.

Tegenovergestelde voorbeelden zijn nog steeds legio in onze kapitalistische maatschappij, waarbij op egoïsme gestoelde gedragspatronen doorgegeven worden. Op korte termijn lijken deze tot meer overlevingssucces te leiden, maar op lange termijn worden hierdoor de overlevingskansen van de mensheid als geheel ondergraven. De tegenreacties hierop komen er onder impuls van Wezenlijk inzicht in hoe het leven op aarde zichzelf heeft georganiseerd en onder invloed van karmische leerprocessen. Via Wezenlijke keuzes evolueert op lange termijn ook het menselijk instinct en komt het meer en meer in harmonie met onze Wezenlijke waarden. Mensheid en Aardewezen groeien zodoende naar elkaar toe.

Zoals gezegd gaat het bij de evolutie van de mens al lang niet meer om louter genetische variatie waarop geselecteerd wordt, maar om een selectie van culturele waarden en de bijbehorende gedragspatronen. Darwiniaanse selectie leidt bij menselijke populaties tot een voordeel op lange termijn voor die culturele ingesteldheid die de mensheid niet alleen nu maar ook in de verre toekomst de meeste overlevingskansen biedt. Wie een levenssteil ontwikkelt die gebaseerd is op degelijke inzichten in de ecologische samenhang op aarde en bijdraagt tot een cultuur die ernaar streeft om in evenwicht te leven met de andere levensvormen op aarde, draagt bij tot de aanpassing van de mensheid aan de aarde. Hieruit vloeien meer overlevingskansen uit voort én meer Wezenlijke ontwikkelingskansen. Op de lange termijn werken evolutie en karma dus in dezelfde richting.

Er is echter nog een onderbelicht aspect aan de evolutietheorie omdat hier in de tijd van Darwin nog weinig over geweten was, namelijk hoe de subtiele vormen van samenwerking tussen uiteenlopende levensvormen, de evolutie voortstuwen. Deze manifesteren zich vooral in stabiele ecosystemen, maar we vinden dit principe ook terug in een groep van de oudste en eenvoudigste landorganismen: de korstmossen.

  • Voorbeelden hiervan zijn oude bossen: in de wortelzone bevinden zich tal van mycelia (schimmelnetwerken) die de wortels van alle soorten bomen, struiken en kruiden die hier van nature samenleven met elkaar verbinden. Via dat netwerk worden voedingsstoffen en water verdeeld, van het ene individu naar het andere overgeheveld en onder verschillende soorten verdeeld. Waar de ene soort veel van heeft, wordt aan andere soorten doorgegeven die er weinig van hebben. Vergelijkbare voorbeelden vinden we in oude graslanden, heidegebieden en wellicht in nog veel andere ecosystemen.

  • Korstmossen zijn niet wat ze op het eerste zicht lijken te zijn. Eigenlijk zijn het een soort mini-ecosysteempjes waarin een laagje ééncellige groenwieren ingebed zit tussen twee lagen schimmeldraden. De wieren en de schimmels kunnen kunstmatig uit elkaar gehaald worden en elk afzonderlijk in leven blijven en zich voortplanten, maar gezamenlijk doen ze het beter. Hun samenwerking zorgt voor betere overlevingskansen want korstmossen zijn uitzonderlijk taai en tegen heel wat extreme omstandigheden bestand. Wat bij korstmossen op kleine schaal gebeurt, gebeurt in stabiele ecosystemen op grote schaal.

  • In dit rijtje horen nog andere samenwerkingsverbanden thuis zoals onze darmflora en onze huidflora. Hier gaat het om samenlevingsverbanden van bacteriën die in onze darmen ons eten helpen verteren en ons helpen gezond te houden. Op onze huid zorgen ze voor een beschermlaag. Zowel wij als de bacterieculturen zijn hierdoor beter aangepast aan het overleven op aarde.

  • We hebben het in een van de eerste hoofdstukken ook reeds gehad over het belang van de samenwerking tussen mensen en honden voor de evolutie van de mens. Ook dit is een voorbeeld van hetzelfde principe dat in de biologie symbiose wordt genoemd, een samenlevingsverband tussen verschillende organismen waar alle betrokken partners beter van worden.

Wat we hier dus zien is dat samenwerking over de grenzen van soorten heen voor alle betrokken organismen voordelig is, zowel om te overleven als om zich voort te planten en zich te verspreiden. Ecosystemen die op die manier functioneren, zijn veel flexibeler om verandering op te vangen dan de afzonderlijke soorten en dit komt de overlevingskansen op lange termijn van alle samenstellende soorten ten goede. Deze symbiotische samenwerking is een van de sterkste krachten die de evolutie voortstuwt. Daar waar de concurrentie van soorten onder elkaar en het individuele aanpassingsvermogen van soorten aan hun omgeving de stuwende kracht vormen achter de evolutie in jonge ecosystemen, wordt het belang van de symbiotische samenwerking tussen grote aantallen organismen steeds belangrijker naarmate de situatie ingewikkelder wordt en er steeds meer mogelijkheden tot samenwerking ontstaan. Hoe langer de aarde bestaat, hoe diverser het leven op aarde wordt en hoe groter het belang van deze tweede evolutiekracht wordt.

Dergelijke verregaande vormen van symbiotische samenwerking vertonen duidelijke parallellen met traditionele karma-opvattingen. Deze gaan er namelijk van uit dat karma de menselijke groei in de richting stuurt van samenwerking tussen alle mensen op basis van spirituele verbondenheid en empathie. In de biologische evolutietheorie gaat het om het in harmonie samen leven tussen organismen van verschillend pluimage, bij karma gaat het om het in verbondenheid en harmonie samenleven van mensen van verschillende culturen, rassen en standen. De logica hierachter is dat de aarde voor steeds meer mensen een verschrikkelijke plek wordt indien empathie uit onze samenlevingen verdwijnt. Empathische samenwerking daarentegen leidt tot het ontstaan van samenlevingen waarin mensen zich goed voelen. Bijgevolg blijven de betrokken Wezens gemotiveerd om te blijven reïncarneren en daardoor blijven ze ook evolueren. In het tegenovergestelde geval geraken menselijke Wezens gedemotiveerd en proberen ze hun verdere reïncarnatiecyclus te ontlopen, waardoor ook hun door de aarde gestimuleerde groeiprocessen stilvallen.

Hier komt nog bij dat mensen zich het best aarden en thuis voelen indien hun samenlevingen geïntegreerd zijn in een aards ecosysteem, waardoor er ze dus deel uitmaken van de symbiotische samenleving tussen alle levensvormen in het ecosysteem.


We kunnen de link tussen de evolutietheorie en karma ook vanuit een filosofisch oogpunt benaderen. Het uitgangspunt hierbij is dat het geheel van alles wat bestaat - dat we voor het gemak ‘het Opperwezen’ noemen - voortdurend in verandering is. Het innerlijke transformatieproces van dit allesomvattende geheel leidt automatisch tot even intense transformaties binnen de kleinere gehelen die er deel van uitmaken. Zowel mensheid als aarde zijn kleinere eenheden binnen dat oneindig grote geheel. Opbouw- en afbouwprocessen, voortdurende beweging en transformatie, zijn een absolute voorwaarde voor het ontstaan en in stand houden van bewustzijn. Zonder veranderingen vervaagt bewustzijn onherroepelijk tot het uitdooft. En dat is blijkbaar niet de richting waar het Grote Geheel voor kiest3. Het kiest duidelijk voor een voortdurende verversing van het bestaande bewustzijn onder invloed van diversifiëring, groei en transformatie. Bijgevolg ontstaan er wetmatigheden (evolutie en karma) waaraan de kleinere gehelen (Aarde en Mensheid ) onderhevig zijn en die een logisch uitvloeisel zijn van die keuze. Karma leidt tot een aanpassing van de mensheid aan de keuze van het Opperwezen om voortdurend te blijven evolueren. Darwiniaanse evolutie is de vertaling van diezelfde keuze met betrekking hoe het leven op aarde zich ontwikkelt.

Wat karma betekent voor de mensheid, betekenen de evolutiewetten voor de levende planeet aarde.

1 Meer hierover lees je in Karmische Psychologie 4, Boek III: Narcisme en Psychopathie

2 Zie mijn boek Autisme en Vorige Levens (ISBN 9789077101148)

3 Zie Henk Coudenys: ‘De Pijn van het Opperwezen’ (ISBN 9789077101 049)

***********************************************************************************

Deze tekst is een voorpublicatie uit 

Karmische Psychologie Deel 4: Aarde en Schaduw, Boek 1: Onze Erfenis van Moeder Aarde

Een overzicht van mijn gepubliceerde boeken vind je op www.henkcoudenys.be