Inleiding
Sinds Carl Gustav Jung het
archetype ‘De Schaduw’ introduceerde als begrip in de analytische
psychologie, is er erg veel over dit onderwerp geschreven. Wat me
hierbij opvalt, is dat vrijwel alle auteurs zich beperken tot
uitvoerige beschrijvingen van en beschouwingen over de schaduw, maar
dat niemand zich lijkt te durven uitspreken over wat we ermee moeten
aanvangen. Nergens ben ik zelfs maar op tips gestoten omtrent hoe we
met onze schaduw kunnen leren omgaan.
Er wordt ook nauwelijks
ingegaan op hoe de schaduw ontstaat. Hij lijkt te ontstaan als
restproduct van de opvoeding, op basis van al wat ons verboden wordt
en onder sociale taboes terechtkomt en er verder gewoon te zijn.
Daar moeten we het dan maar mee doen.
De teneur van de meeste
verhandelingen over de schaduw is er een van ontzag, zelfs van vrees,
waardoor we niet verder dreigen te geraken dan inzicht in het vaak
mensonwaardig gedrag waartoe de schaduw ons kan aanzetten.
Dit heeft bij mij tot het
besef geleid dat het dringend nodig is dit fenomeen genuanceerder en
vanuit een andere richting te benaderen. De invalshoek van ‘De
Integratie van de Schaduw’
omvat zowel een pragmatische benadering als een theoretische
herkadering. Bij dat laatste speelt de achtergrondtheorie van de
reïncarnatiepsychologie (of karmische psychologie) een belangrijke
rol. Deze levert namelijk verfrissende inzichten op. Cruciaal
hierbij is dat het begrip ‘onsterfelijke
ziel’ – die
hierna ‘het wezen’
wordt genoemd – via het reïncarnatiedenken een concrete invulling
krijgt. Wat het ego of de ik-persoonlijkheid is voor het huidige
leven, is het wezen voor het geheel van de opeenvolgende wezens. Het
ego is het resultaat van alle leerprocessen en invloeden die we vanaf
onze prilste kindertijd hebben ondergaan. Deze ik-persoonlijkheid is
wie we nu zijn in relatie tot de sociale omstandigheden waarin we nu
leven. Het wezen is het resultaat van alle invloeden en
leerprocessen die we tijdens de opeenvolgende reïncarnaties hebben
ondergaan in geïntegreerd. Deze persoonlijkheidsfactor is niet
zozeer aangepast aan de levensomstandigheden waarin we nu verkeren,
maar omvat anderzijds wel alle wijsheid en menselijke vaardigheden
die we doorheen de levens hebben verzameld en opgebouwd.
Om te beginnen lijkt het
geheel van de psychische schaduw uiteen te vallen in verschillende
aspecten, al naargelang van het bewustzijnsniveau van waaruit men
naar de schaduw kijkt. De schaduw van ons wezen is bv niet identiek
aan de schaduw van onze ik-persoonlijkheid.
De inhouden van de schaduw
kunnen van mens tot mens en van cultuur tot cultuur sterk
verschillen. Inzicht krijgen in hoe de schaduw opgebouwd wordt en
vanuit welke achterliggende drijfveren, is wel degelijk mogelijk.
Via het identificeren van de
positieve intentie die achter elk aspect van de menselijke schaduw
schuil gaat, is het ten slotte mogelijk om de inhouden van deze
schaduw een zinvolle plaats te geven in wie we zijn en hoe we
functioneren. Veel hiervan kan zelfs volledig worden geïntegreerd,
in die zin dat het uit de schaduw kan verlost worden en in een
andere, aan de maatschappelijke realiteit aangepaste vorm in het
bewuste belevingsniveau kan worden opgenomen.
De
integratie van de voormalige ik-persoonlijkheid na een
bijna-doodervaring
Wie na
een bijna-doodervaring terugkeert in het leven, is veranderd.
Weliswaar heeft men het stervensproces maar gedeeltelijk doorgemaakt,
toch heeft het reeds in zekere mate gezorgd voor de desintegratie van
de ik-persoonlijkheid. Gedeeltelijk, niet totaal. Indien een
stervensproces normaal verloopt, vloeit het ego als het ware samen
met het wezen. Het wezen neemt de inhouden van het ego in zich op,
waarna de structuur van het ego leeg achter blijft en tenslotte
ontbonden wordt. Al wat men op persoonlijk niveau heeft geleerd en
dat nieuw is voor het wezen, zorgt voor een verrijking van het wezen.
Het wezen krijgt er bij wijze van spreken een groeischeut door.
Tijdens
een bijna-dood wordt er een aanvang gemaakt met dit proces, maar het
geschiedt niet volledig. Er is een intense uitwisseling van
informatie tussen wezen en persoon. Het ego ervaart dit onder de
vorm van de terugblik op het voorbije leven, waarbij het op een zeer
rechtstreekse manier feedback krijgt met betrekking tot de
belangrijke keuzes die het heeft gemaakt. Door die feedback wordt er
intens gemorreld aan de structuur van de persoonlijkheid: onder meer
sociale conditioneringen en ingesleten reactiepatronen worden
uitgewist. Er verandert veel, maar ook niet alles. De leerprocessen
die afgewerkt zijn, worden in het wezen geïntegreerd. Deze die niet
afgewerkt zijn, worden in de schaduw opgeslagen. Als de
ik-persoonlijkheid terugkeert naar het aardse leven, is dit met een
veel intenser wezenscontact dan voorheen. Het wezenlijke bewustzijn
heeft het oude ik-bewustzijn grotendeels vervangen. Wat echter nog
overblijft van het vroegere ego – namelijk die
persoonlijkheidskenmerken die gerelateerd zijn aan onafgewerkte
leerprocessen – vormt nu een onbewuste schaduwdeelpersoonlijkheid.
Net zoals alle schaduwdeelpersoonlijkheden, laat deze zich op tijd en
stond gelden. Voor de buitenwereld komt het dan over alsof de oude
vertrouwde persoonlijkheid van voor de bijna-doodervaring, plots weer
even
terug is.
Een voorbeeld:
Een
vrouw leidde een zeer sociaal leven, waarbij ze bijna permanent bezig
was met andere mensen te helpen. Enerzijds lenigde ze heel wat
noden, anderzijds was ze vaak opdringerig en bemoeizuchtig in haar
drang om hulp te bieden. Voor zichzelf zorgen deed ze amper. Na een
bijna-doodervaring stelde ze zich veel empathischer op in haar
neiging hulp te bieden: ze voelde veel meer aan wanneer haar inbreng
gewenst was en wanneer niet. Ze respecteerde andermans grenzen
hierin. Ook leerde ze meer voor zichzelf te zorgen, uit noodzaak.
Haar
drang om zich met andermans leven in te laten en hierbij zowel over
haar eigen grenzen te gaan als die van andere mensen, stak echter
regelmatig nog de kop op. Het was nu echter voldoende dat ze een
signaal kreeg van de buitenwereld om haar attitude terug om te
draaien.
Naarmate
er meer tijd voorbij gaat na de bijna-doodervaring, wordt men meer en
meer geconfronteerd met de vroegere ik-persoonlijkheid die tot
schaduw is verworden. De noodzaak ontstaat om de positieve intentie
uit deze schaduw te verwerkelijken. Twee voorbeelden:
-
Een vrouw had op zeer jonge leeftijd een bijna-doodervaring ondergaan tijdens een zeer zware longinfectie. Haar prille ego was tot dan toe gevormd onder invloed van twee ouders die allebei sterk narcistische trekjes hadden. Na haar terugkeer in het leven, ontwikkelde ze zich tot een hypergevoelig kind dat een en al gericht was op het uitdrukken van verbondenheid. Vanaf haar puberteit echter, kwam ze in aanraking met narcistische persoonlijkheidstrekjes. De positieve intentie van die drang om gezien en bewonderd te worden, was dat het een stimulans betekende om haar creativiteit te ontwikkelen en hiermee naar buiten te komen. Ze had heel haar verdere leven nodig om een evenwicht te vinden tussen het individualisme dat met haar creativiteit samen hing en haar drang naar verbondenheid. Dit deed ze onder meer door creatieve workshops met kinderen te organiseren.
-
Een andere vrouw had een bijna-doodervaring tijdens haar adolescentie. Haar ego had zich gevormd in relatie tot onbetrouwbare familieleden van wie ze nooit zeker was hoe ze haar zouden behandelen. De persoonlijkheid van voor haar BDE had dan ook heel wat borderlinekenmerken1, zoals de neiging heel naïef de verkeerde mensen te vertrouwen, de tegenovergestelde neiging om alles en iedereen te wantrouwen (ongeacht de eerlijkheid van haar medemensen) en het vermogen om onaangename ervaringen uit het verleden volledig uit haar geheugen te wissen. Na haar bijna-dood, werd ze heel wezenlijk, streefde ze voortdurend naar zelfontwikkeling en ging ze zeer intensief in verbondenheid met mensen en situaties. Ze zette zich volledig af tegen het materialisme waarmee ze was opgevoed. Haar oude borderlinepersoonlijkheid leefde echter verder in haar onbewuste, onder de vorm van een innerlijke schaduw. Naarmate ze onder druk van de omstandigheden meer en meer gedwongen werd om zich dag in dag uit met haar financiën bezig te houden, nam deze schaduwdeelpersoonlijkheid steeds vaker haar bewustzijn over. Uiteindelijk resulteerde dit in een veranderingsproces waarbij ze leerde de juiste mensen te vertrouwen en de mensen die niet te vertrouwen waren uit haar leven te bannen. Ze leerde tevens om in materieel opzicht duidelijke grenzen neer te zetten naar anderen toe en voor zichzelf op te komen op dat vlak. De positieve intentie van haar schaduw was het doorbreken van een zelfgekozen wezenlijke naïviteit die erin bestond geen schaduwkanten van andere mensen te willen zien.
Over het
algemeen zijn het de meer aardse, materialistische en egocentrische
persoonlijkheidskenmerken die na een bijna-doodervaring zijn
vervangen door een wezenlijke ingesteldheid waarin verbondenheid en
altruïsme voorop staan. Ook de conditioneringen die ervoor zorgen
dat we ons aanpassen aan de plaats- en tijdsgebonden normen en
waarden zijn meestal naar de schaduw verbannen. Door deze schaduw te
integreren in de nieuwe ik-persoonlijkheid, wordt de overlevende van
een BDE echter vollediger als mens en keert vooral het vermogen terug
om te functioneren in de maatschappij waarin nu wordt geleefd.
*****
Deze tekst is een voorpublicatie uit Karmische Psychologie Deel 4 - Aarde en Schaduw, Hoofdstuk II: De Integratie van de Schaduw.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten