maandag 28 augustus 2017

Wat gebeurt er als ik dood ga? Inleiding voor de volwassen lezer

Wat gebeurt er als ik dood ga?

ISBN 978-90-77101-070


Inleiding voor de volwassen lezer

Ik heb een jongentje gekend die, toen hij drie jaar oud was, steeds weer opnieuw vroeg wat er gebeurt als je dood gaat. Waar ga je heen? Wat gebeurt er met je? Doet het pijn om dood te gaan? Hij wilde het echt weten, vanuit een ietwat angstige, onzekere nieuwsgierigheid. De aanleiding, als ik me goed herinner, was een gestorven konijn.
Er zijn heel wat kinderen die zich door een veel dwingender aanleiding dezelfde vragen beginnen te stellen: de dood van een broer of zus of van één van hun ouders, het overlijden van een vriend of familielid, of nog pijnlijker: er zijn ook kinderen die aan een ongeneeslijke ziekte leiden en zelf de dood in de ogen kijken.

Wat vertel je dan als volwassene?

De meeste kinderen stellen zich vroeg of laat dergelijke vragen, ook al is er slechts een banale aanleiding of ogenschijnlijk zelfs helemaal geen. Sommige kinderen zijn er extreem vroeg mee. Maar of een kind nu drie jaar is, zeven, negen, twaalf of ouder, ze hebben recht op een zinnig antwoord.

Maar wat is een zinnig antwoord? Wat weten we?

De meeste kinderen laten dit soort lastige vragen ogenschijnlijk snel weer los. Meestal krijgen ze geen bevredigend antwoord of worden ze afgewimpeld. Dus stoppen ze met vragen. Maar een kind dat die vragen niet langer onder woorden brengt, blijft meestal wel nog bezig met het onderwerp.
De kinderen die niet de kans krijgen om te vergeten dat er zoiets als de dood bestaat, omdat ze er te nadrukkelijk mee worden geconfronteerd, blijven zich sowieso vragen stellen. Hoe zou je die lege stoel aan tafel, die je elke dag weer ziet, ook kunnen vergeten?

Wat vertellen we hen? Mama is ergens in de lucht? Broertje is in de hemel? In een kist onder de grond? Bij God?

‘Hoe ziet die hemel eruit?’ vragen kinderen zich af.
‘Als ik maar niet naar de hel ga…’
‘En als God bestaat, waarom neemt hij me dan mijn oma af?’

Het lichaam van een overledene wordt gekist en daarna begraven of verbrand, gereduceerd tot gebleekte beenderen die later misschien weer opgegraven worden of tot een potje vol as. Ook dat weten ze. Voor veel kinderen zit iemand die gestorven is dan ook in een kist in de koude grond. Of er blijft niets meer van hem of haar over.
Dit leidt bij veel kinderen tot angst voor de dood, tot angst voor het leven, want de dood kan op elk onverwacht moment komen: een auto om de hoek, kanker, een gek met een mes… En daarna blijft er niets meer van je over. Of je ligt in een kist onder een koude grafsteen.

Wat kunnen we hen als alternatief bieden voor dergelijke pijnlijke ideeën?

Als we hen geen denkbeelden over de dood aanreiken, dan bouwen ze uit zichzelf een beeld op over de dood. Vaak is dat een angstbeeld, zoals hierboven.
Bieden we hen geen alternatief aan voor een met angst doortrokken beeld van de dood, dan is er veel kans dat ze opgroeien tot volwassenen die bang zijn om te leven, omdat ze bang zijn voor de dood. Ze worden mensen die misschien alleen maar zo veel mogelijk willen ‘profiteren van het leven’ omdat het allemaal zo snel voorbij kan zijn.
Leven zonder veel verantwoordelijkheidsgevoel, zonder de drang om iets duurzaams op te bouwen, haastig soms, met een onderliggend gevoel van zinloosheid: dat is wat kinderen leren die zeker weten dat er na de dood niets meer komt.

Moeten we dan maar terugvallen op wat de grote religies ons vertellen?
De wereldreligies bieden ons een mengelmoesje van tijdloze levenswijsheden, gedragsregels die ten tijde van hun ontstaan een praktische betekenis hadden maar die nu veelal gedateerd zijn en stellingen die regelrecht ten dienste staan van de willekeurige macht van enkelingen over de grote massa.
Sommige mensen vinden hier geen graten in maar wel troost en houvast. Maar kritisch denkende mensen krijgen het vroeg of laat moeilijk met dat allegaartje van inzichten en boerenbedrog.
Wat dat betreft mogen we onze kinderen nooit onderschatten: ze zijn kritischer en ze denken kritischer dan we hen meestal toedichten. En sommigen blijven zo, ook als ze uitgegroeid zijn tot volwassen mensen.

Volgens strikt wetenschappelijke opvattingen kunnen we nooit enige zekerheid hebben omtrent wat er na de dood gebeurt. Maar wil dat ook zeggen dat we echt niets weten?
Vragen over leven en dood zijn te belangrijk om ze onbeantwoord te laten, zeker voor kinderen. De antwoorden die we hen geven of niet geven, bepalen immers in sterke mate wie ze later worden.

Over wat er gebeurt als we sterven, weten we intussen wel degelijk het een en ander, ook al is het niet met een zekerheid die op de resultaten van wetenschappelijke experimenten berust.
Honderdduizenden mensen zijn bijna dood geweest en hebben hun ervaringen mee teruggebracht naar het leven. Talloze mensen hebben in dromen of visioenen contact gehad met iemand die was overleden. Anderen hebben vreemde dingen beleefd, zoals uit hun lichaam treden. Dit lijkt op sterven. Nog anderen herinneren zich gebeurtenissen uit een vroeger leven, een leven dat zich op een andere tijd en een andere plaats afspeelde, meestal ook in een andere cultuur.
De meeste wetenschapsmensen doen dit alles af als onzin. Sommige wetenschappers hebben desondanks de moed gehad om al die vreemde verhalen te onderzoeken. Zo is er de voorbije jaren heel wat wetenschappelijk onderzoek gedaan naar bewustzijnservaringen tijdens een klinische dood. Het begrip ‘bijna-doodervaringen’ is hierdoor ontstaan en intussen gemeengoed geworden.
Het is ook mogelijk om al die vreemde ervaringen te beschouwen als vertrekbasis, een basis waaruit we ons een beeld kunnen vormen over wat er gebeurt als een mens sterft en daarna. Dit boekje is op die manier ontstaan.

Heel wat mensen zullen terecht aanvoeren dat veel van wat hier geschreven staat weliswaar teruggevonden kan worden in de verslagen van bijna-doodervaringen, maar dat er helemaal geen bewijs is dat we hetzelfde meemaken als we echt definitief sterven. Hebben we dus wel het recht om kinderen op te zadelen met misschien wel de valse hoop dat ons bewustzijn verder leeft na de dood? Dat we na de dood verder leven in een aangename wereld?
Dat recht hebben we. De kans dat bijna-doodervaringen wel een accuraat beeld geven van wat een mens die sterft doormaakt, is minstens even groot als de kans dat het niet zo is.
Wat is trouwens het alternatief? De vaagheden en schijnzekerheden die de grote religies ons voorspiegelen? Vagevuur, hemel of hel? Nirvana? Een strenge God die ons verdoemen of verlossen kan? Of de grauwe opvatting van het humanistische materialisme: na de dood is er niets meer. We leven hooguit verder in de herinnering van anderen tot iedereen ons is vergeten. Zijn dit de ideeën over de dood waarmee we onszelf tevreden moeten stellen en onze kinderen moeten opvoeden? Geen wonder dat de dood doodgezwegen wordt. De vraag of een bijna-doodervaring identiek is aan een definitieve stervenservaring kan nooit met wetenschappelijke zekerheid beantwoord worden, maar de kans lijkt me groot dat het wel zo is.

Meer begrip kan ik opbrengen voor kritiek op de opvattingen over reïncarnatie die ik in dit boek verwerkt heb. Het betreft een denkpiste waarvoor veel positieve argumenten bestaan maar geen wetenschappelijke zekerheden. In de bibliografie staan heel wat titels opgenomen die in dat verband het lezen waard zijn. Het zijn pogingen tot wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar verschijnselen die op reïncarnatie kunnen wijzen. Elk kan er zijn eigen conclusies uit trekken: aanvaarden of verwerpen. Ik heb ze aanvaard. Mijn wereldbeeld is er alleen maar rijker door geworden.
Bijna-doodervaringen daarentegen zijn vanuit wetenschappelijke hoek intussen heel grondig onderzocht. Aan hun bestaan kan niet meer getwijfeld worden. Ook het feit dat bewustzijn onafhankelijk van het lichaam kan bestaan is zonder meer aangetoond. Wie hier nog aan twijfelt na het kritisch doorlezen van de studies hierover, toont zich geen kritisch wetenschapper maar stelt zich op als een geloofsfanaat. Wetenschap als geloofsdoctrine, is jammer genoeg een algemeen verschijnsel.

Als het over reïncarnatie gaat, over vorige levens en tussenlevens, dan begeven we ons op een terrein dat vanuit de methodische wetenschap bekeken alleen maar onzekerheden bevat.
Maar de wetenschappelijke methodes zijn verre van perfect. Mensen zijn nu eenmaal in staat om dingen te ervaren die niet met de bestaande methodes kunnen onderzocht worden op hun echtheid. Mensen die zichzelf wetenschapper noemen maken dan meestal de keuze om ze niet te onderzoeken en om de ervaringen in kwestie gewoon te verwerpen. Het zou wetenschappelijker zijn om te streven naar nieuwe onderzoeksmethodes die het wel mogelijk maken om dit soort ervaringen op een wetenschappelijke wijze te benaderen.
De herinnering aan een vorig leven bijvoorbeeld, kan soms geverifieerd worden: soms blijken namen van mensen en gebeurtenissen uit een regressieverhaal bijvoorbeeld te kloppen met wat in archieven of in de kleine lettertjes van de geschiedschrijving kan teruggevonden worden. Maar wil dat ook zeggen dat vorige levens bestaan en dus ook toekomstige incarnaties? Levens na dit leven?
Het gros van de wetenschappers meent dat dit niets bewijst. Men kan zich onbewust dingen herinneren die men bewust is vergeten, feiten die men ooit heeft gehoord of heeft gelezen. En als dit argument echt niet van toepassing is, kan men er nog altijd vanuit gaan dat er zoiets is als een collectief onbewuste, een soort verzamelbak van alle ervaringen van alle mensen, waaruit we soms informatie putten.
Maar bewijst deze redenering dan dat reïncarnatie, vorige levens en toekomstige levens niet bestaan? Hoegenaamd niet! We hebben de keuze tussen enerzijds een argument dat is gebaseerd op een bepaalde manier van wetenschap bedrijven die niet perfect is en anderzijds een enorme hoeveelheid individuele ervaringen van mensen die zich vorige levens menen te herinneren, tussenlevenservaringen, uittredingen en dergelijke meer en die zichzelf hierdoor beter hebben leren begrijpen, die hierdoor angsten hebben overwonnen en gelukkiger zijn geworden in hun leven. We weten alleen niet met wetenschappelijke zekerheid of hun ervaringen waar zijn. Ik verkies ze desondanks ernstig te nemen.

‘Wat gebeurt er als ik dood ga?’ is geschreven voor lezers van 10 tot 100 jaar.

*****

boek bestellen? http://www.henkcoudenys.be/psychologie.php 

1 opmerking:

  1. Uitstekende uiteenzetting. Een open mind kan velen de angst voor dood gaan ontnemen, mits men er open voor wil staan. Ik heb het allemaal aanvaard en moet zeggen dat ik veel bewuster in het leven sta. Bewust van wat hierna kom, maar ook zelfbewuster, met meer zelfvertrouwen.

    BeantwoordenVerwijderen